Allach

Inhoud

- KZ Allach, het vergeten concentratiekamp nabij Dachau

-

Kamp Allach was een buitenkamp van kamp Dachau. Het was vanaf 19 maart 1943 in gebruik. In het werkkamp werd het Allach-porselein gemaakt. Er was een smederij waar zwaarden en dolken werden gefabriceerd. Verder leverde het kamp arbeiders aan de nabij gelegen BMW-fabriek die zich bezighield met de productie en reparatie van vliegtuigmachines.Het kamp werd op 30 april 1945 bevrijd.

KZ Allach, het vergeten concentratiekamp nabij Dachau.

 

Vanaf 1935 vestigde de Bayerischen-Motorenwerke AG op ongeveer 10 kilometer ten noorden van München, aan de noordelijke rand van het Allacher Forst, een nieuwe, op de wapenindustrie gerichte fabriek onder de naam van BMW-Werk Allach of BMW- Flugmotorenbau GmbH.

In 1943 had BMW al plannen een deel van de wapenindustrie ondergronds te brengen naast de bestaande productiehallen. Dit gebeurde naar aanleiding van een bombardement op een vestiging van BMW in München in het voorjaar van 1943.

Al sinds 1934 werkte BMW voor de Nazi’s.

De ondergrondse productiehallen waren in wezen bunkers met 9 tot 15 meter dikke muren. De SS zorgde voor de dwangarbeiders, die aanvankelijk werden aangevoerd vanuit het hoofdkamp KZ Dachau.

De SS richtte meestal een kamp op in de nabijheid van een fabriekscomplex. Dit gebeurde ook in de buurt van de BMW-vestiging Allach. Hier werd met medewerking van BMW AG begonnen vanaf 1942 met het oprichten van een buitencommando van KZ Dachau. De bewijzen hiervoor zijn terug te vinden in het Stadsarchief in München.

Het kamp was door een brug over het door BMW verlegde Schwabenbächl via een corridor van prikkeldraad en een houten brug over de Dachauerstrasse met de BMW-fabriek verbonden. De gevangenen werden door deze prikkeldraadcorridor naar hun arbeidsplaatsen gedreven. Op het terrein van BMW-Flugmotorenbau GmbH was ook een kleine gevangenis aanwezig. De bouw van de ondergrondse fabriekshallen is nooit helemaal klaargekomen.

In 1944 is KZ Allach uitgebreid met OT-Lager Karlsfeld tot 30 woonbarakken. Het KZ Allach bestond uit 18 omgebouwde, sterk vervuilde paardenstallen. Ook na de verbouwing van de paardenstallen bleven het primitieve onderkomens.

In het Stadsarchief in München zijn aanvragen en plannen van BMW AG tot in het jaar 1942 terug te vinden voor het aanbrengen van riolering in KZ- Aussenlager Allach, dat aanvankelijk door de eigenaar BMW werd aangeduid als Russenkamp.

De woonbarakken van de gevangenen werden weliswaar niet aangesloten op de riolering, maar wel enige wc en sanitaire barakken en de keukenbarak. Daarnaast werden ook de barakken van de SS-bewakers aangesloten op de riolering. Zo ontstond het grootste buitencommando van de ongeveer 180 “Arbeitslager” van KZ Dachau.

Op 19 maart 1943 is het kamp in gebruik genomen. Toen in 1944 het kampcomplex werd uitgebreid tot OT-Lager Karlsfeld werd er ook een stenen WC- en een sanitaire barak gebouwd. Deze is nu de laatst overgebleven barak en één van de weinige overblijfselen van het concentratiekampen Allach-Karlsfeld.

 

De dwangarbeiders, 4000 man tot 5000 man, werden voor het grootste deel tewerkgesteld bij BMW in de bouw of in de productiehallen. In de fabriekshallen werden vliegtuigmotoren voor de Junckers verkeersvliegtuigen en militaire vliegtuigen geproduceerd. In Allach werden in 1945 zelfs raketonderdelen gemaakt.

 

De SS-leiding ontving van BMW ongeveer 6 RM per dag voor het werk van een dwang- arbeider. Dit was ongeveer de helft van het toen normaal geldende loon van een werknemer. Hier ging nog 0.30 RM af voor het middageten (1 liter soep). In het begin kregen de gevangenen om 9.00 uur nog 150 gram brood per persoon en tegen het einde van de oorlog was dit nog maar 65 gram brood. Het avondeten in het kamp bestond uit 1 liter soep en 200 gram brood.

 

Andere “werkgevers” van de dwangarbeiders waren de bouwfirma’s Dyckerhoff en Organisation Todt.

De totale afmeting van het concentratie-kampterrein bedroeg 300 meter bij 300 meter. Het kamp was berekend op 6000 gevangenen maar op een zeker moment waren er, tussen 1944 en 1945, 22.000 uitgemergelde gevangenen ondergebracht met in totaal 23 verschillende nationaliteiten.

Van de gewoonlijk ongeveer 5000 gevangenen hadden ongeveer 2500 gevangenen de Franse nationaliteit en verder waren er veel Duitsers, Polen, Russen, Oekraïners, Tsjechen, Belgen, Nederlanders en Joegoslaven. De meeste gevangenen waren mannelijke, politieke gevangenen. Er waren relatief weinig Joodse gevangenen, maar wel veel krijgsgevangenen. De werktijden bij BMW waren van 6.00 uur tot 12.00 uur en ‘s middags van 13.00 uur tot 18.30 uur. De gevangenen stonden normaal om 4.00 uur op, gevolgd om 5.15 uur door het ochtendappel. In de winter werden de gevangenen om 5.00 uur gewekt. Om 21.30 uur ging het licht uit in de barakken. Het wemelde daar van de luizen. Tenminste iedere zondag waren de gevangenen bezig met het ontluizen.

 

De bewaking van het kamp was in handen van ongeveer 800 SS ers, de “Totenkopf”-eenheid. Voor het merendeel waren deze SS ers afkomstig uit Duitsland. Maar er waren ook SS ers met de Hongaarse, Roemeense en Kroatische nationaliteit. De Kampcommandant was SS-Obersturmführer (1e luitenant) Josef Jarolin en zijn plaatsvervanger was SS-Hauptscharführer (sergeant-majoor) Sebastian Eberl. Jarolin werd samen met 35 anderen oorlogsmisdadigers in het Dachauer Hauptprozess in december 1945 ter dood veroordeeld. In mei 1946 is het vonnis voltrokken.

Eberl wist aanvankelijk de dans te ontspringen door de ziekte MS voor te wenden in zijn Nazi-tijd. Er liepen meerdere onderzoekprocedures tegen Eberl, die allemaal zijn stopgezet. Het laatste onderzoek dateert uit 1976. De onderzoekingen leverden veel getuigenverklaringen op, waarvan de laatste verklaringen opgenomen zijn rond 1970 en bewaard worden in het Staatsarchief in München. Eberl werd voor zijn gruweldaden nooit veroordeeld en is in 1982 overleden.

 

In de morgen van 30 april 1945 zijn ongeveer 10.000 gevangenen, waaronder ongeveer 1000 vrouwen, bevrijd door de 42e Rainbow-divisie van het 7e Amerikaanse leger. Omdat er besmettelijke ziekten heersten stelden de Amerikanen een quarantaine in. Pas eind mei 1945 mochten de meeste gevangenen weer naar huis.

 

Enig wat bekend is dat in barak Block 5 veel Nederlandse gevangenen  waren ondergebracht.