Inhoud
-
- Aardewerk
- Glas
- Gres / steengoed
- Porselein
- Plateel
- Keramiek
Onze collectie Aardewerk en Glas.
bevat steengoed zgn Keuls aardewerk
glas
Aardewerk
Aardewerk is een verzamelnaam voor bij temperaturen tot ongeveer 1100 graden Celsius uit klei gebakken keramiek, zoals vaatwerk, potten, schalen, drinkbekers, kruiken en tegels.
Aardewerk is zachter en minder duurzaam dan steengoed en porselein, maar het is veel gemakkelijker en goedkoper te maken. Vanwege de poreusheid van aardewerk dient het vrijwel altijd geglazuurd te worden. Keramiek wordt pas steengoed genoemd als het op een temperatuur van meer dan 1200 graden Celsius is gebakken. Goede klei voor deze producten is kaolien (China-clay), een fijne witbakkende kleisoort.
Onder aardewerk in eenvoudige vorm worden voorwerpen verstaan die gemaakt zijn van leem of klei, veelal gehaald langs rivieren. Deze worden na droging gebakken en daardoor hard. Door de hoge temperatuur bij het bakken zijn de kleideeltjes aan elkaar geklit of gesinterd. Het materiaal zal dan meestal niet meer door water worden verweekt en uiteenvallen, maar bijvoorbeeld het zwarte aardewerk uit de omgeving van Mohács is zonder nabehandeling niet watervast.
Bij gebruik van mindere soort klei kan men niet met hoge temperaturen bakken en blijft het werkstuk poreus. Deze moet dan met een glazuurlaag worden bedekt om waterdicht te worden. Voor glazuur, een glassoort, gebruikt men lood- of tinglazuur. Deze smelt bij niet te hoge temperatuur en vloeit over het oppervlak van het product. Deze glazuur kan transparant of dekkend van kleur zijn. Tevens worden glazuren gebruikt om het aardewerk van diverse kleuren te kunnen voorzien.
Aardewerk voor bouwkundige doeleinden wordt wel aangeduid met bouw- of woonkeramiek.
Verschillende vormen en functie van aardewerk:
-
pot, bedoeld als bewaarplaats voor losse goederen of vloeistof.
-
kookpot, gemaakt om voedsel in te bereiden.
-
kruik, met een nauwe, afsluitbare opening, bedoeld als bewaarplaats voor vloeistof.
-
kan, met een schenktuit, bedoeld om vloeistoffen in te bewaren en uit te schenken.
-
beker, gemaakt om uit te drinken.
-
schaal, gemaakt om iets op te presenteren.
-
kom, gemaakt om in de hand te houden en uit te eten of te drinken.
-
schotel, gemaakt als onderlegger.
-
römertopf, Romeinse stoofpot bestaande uit een poreuze, aardewerken schaal met deksel.
-
vaas, een object dat vloeistof bevat
-
tegels, als bouwmateriaal voor tegelkachels en ter waterdichte bedekking van vloeren of wanden, bijvoorbeeld van keukens of badkamers
Glas
Glas is een amorfe (niet-kristallijne) vaste stof. De bekendste verschijningsvorm is het kleurloze glas zoals het voor vensterglas en drinkglazen wordt gebruikt. Dit glas bestaat voornamelijk uit de stof silica of siliciumdioxide (SiO2).
Hoewel glas geen kristalstructuur heeft is het, net als veel kristallen, doorzichtig en treedt er in glas, net als in kristal, lichtbreking op. Een bekende glassoort, voor gebruiks- en (vooral) siervoorwerpen, wordt kristalglas of kortweg kristal genoemd. Het verschil tussen glas en kristal is gedefinieerd op basis van het loodgehalte (glas met minder dan 4% loodoxide heeft de commerciële benaming "glas"). Het taalgebruik houdt zich niet altijd aan formele definities: het Spaanse cristal bijvoorbeeld, betekent (evenals vidrio) gewoon glas.
Glas is een amorfe (niet-kristallijne) vaste stof. De bekendste verschijningsvorm is het kleurloze glas zoals het voor vensterglas en drinkglazen wordt gebruikt. Dit glas bestaat voornamelijk uit de stof silica of siliciumdioxide (SiO2).
Hoewel glas geen kristalstructuur heeft is het, net als veel kristallen, doorzichtig en treedt er in glas, net als in kristal, lichtbreking op. Glas is opgebouwd uit ongeordende moleculen, die een isotrope, amorfe vaste stof vormen. Oftewel het tegenovergestelde van kristallijn of kristal. De benaming kristalliseren als synoniem voor het stollen van glas is daarmee ook niet juist. Dit leidt wel tot verwarring, want het taalgebruik houdt zich niet altijd aan formele definities.
Glas komt in de natuur voor als lavaglas (obsidiaan) en werd in die vorm al in de steentijd gebruikt voor dezelfde toepassingen als vuursteen. De vroegste sporen van glasfabricage zijn te vinden in Egypte rond 1500 voor Christus, waar glas als glazuur op aardewerk wordt aangetroffen. In de eerste eeuw voor Christus is de glasblaastechniek ontwikkeld en werden glazen gebruiksvoorwerpen, die daarvóór uiterst schaars waren, meer algemeen.
De bekendste vorm van glas, in gebruik voor ramen, flessen, (drink)glazen, vazen e.d. is een mengsel van silicaten. De belangrijkste grondstof daarvoor is kwarts of silica (SiO2) meestal gewonnen uit zand. Silica is een zuur oxide, dat met water kiezelzuur kan vormen.
Kwartsglas (chemische structuur). Ieder siliciumatoom is omringd door vier zuurstofatomen, waarvan er op de afbeelding drie zichtbaar zijn; het vierde zuurstofatoom ligt steeds boven of onder het siliciumatoom.
In pure vorm kan van silica ook een glas gemaakt worden. Dit type glas is kwartsglas. In verhouding met andere soorten glas is kwartsglas moeilijk te bewerken en dus duurder. Het heeft een hoog en vrij abrupt smeltpunt, boven 1700 °C. Kwartsglas wordt alleen voor speciale doeleinden toegepast, bijvoorbeeld in cuvetten die UV-licht doorlaten en voor ampullen die hoge temperaturen moeten kunnen doorstaan.
Een bekende glassoort, voor gebruiks- en (vooral) siervoorwerpen, wordt kristalglas of kortweg kristal genoemd. Het is echter een glas. Het verschil tussen gewoon glas en kristalglas is gedefinieerd op basis van het loodgehalte (glas met minder dan 4% loodoxide heeft de commerciële benaming "glas"). Het Spaanse cristal betekent (evenals vidrio) gewoon glas.
Bergkristal (chemische structuur). Ieder siliciumatoom is omringd door vier zuurstofatomen, waarvan er op de afbeelding drie zichtbaar zijn; het vierde zuurstofatoom ligt steeds boven of onder het siliciumatoom.
Net als kwartsglas bestaat bergkristal uit zuiver silica. Door de lange tijd die het kristalrooster heeft gekregen om zich te vormen, is het (quasi) volmaakt gekristalliseerd: het rooster bestaat uit regelmatige SiO4-tetraëders, die in een driedimensionaal patroon gerangschikt zijn. Het is daarmee een kristallijne vaste stof en niet een glas. Van buitenaf is dat verschil niet goed te zien, maar in het Röntgendiffractiepatroon is het verschil erg groot.
Wegens de hoge verwerkingstemperatuur en de bijbehorende hoge verwerkingskosten, worden bij commerciële glassoorten verzachters toegevoegd zoals CaCO3 en Na2CO3. Deze gaan bij het smelten over in respectievelijk CaO en Na2O onder vorming van kooldioxide. De vermindering van het aantal dwarsverbindingen maakt het glas zachter en vermindert de glastemperatuur.
Gewoon glas bestaat uit slechts 70% SiO2 en veel zachtmakers (10% CaO, 15% Na2O) en wordt verwerkt op 700 °C. Wegens zijn samenstelling noemt men het ook natronkalkglas. Het heeft een hoge thermische uitzetting en is daardoor niet geschikt voor laboratoriumtoepassingen. Daar wordt een glas met een bijzondere samenstelling (borosilicaatglas) of het veel duurdere kwartsglas gebruikt. Die materialen zijn goed tegen snelle temperatuursveranderingen opgewassen.
Commercieel glas wordt in drie grote groepen verdeeld:
het vlakglas (ramen, autoruiten, spiegelglas, draadglas, ...). Autoruiten, met name de voor- en achterruit, zijn gemaakt van gelaagd glas. Dit bestaat uit twee op elkaar geplakte ruiten met daartussen een laag polyvinylbutyral (PVB).
het verpakkingsglas – ook holglas genoemd – (flessen, (drink)glazen, vazen, gloeilampen, ...)
het technisch glas (glasvezel, glaswol, ...)
Voor het produceren van verpakkingsglas worden de volgende drie methodes gebruikt in glasfabrieken:
Blaas/blaasproductie
Pers/blaasproductie
Persproductie
Het meeste glas wordt gefabriceerd door aan het zure SiO2 basische verbindingen, zoals natrium- of kaliumhoudende carbonaten, toe te voegen. Ook zware metalen zoals lood (in kristalglas) worden toegepast. Glas is chemisch gezien dus een mengsel van silicaten Na-K-Ca-Mg-...-Si-O. Afhankelijk van de precieze samenstelling heeft het glas verschillende eigenschappen, bijvoorbeeld een ander smeltpunt, een andere brekingsindex, dispersie of een andere uitzettingscoëfficiënt. Omdat bij verwarming een glazen voorwerp door uitzetting kan springen, maakt men glas met een speciale samenstelling (boriumsilicaat), waar dit soort problemen minimaal zijn. Voor toepassingen in de optica, met name voor speciaal gecorrigeerde objectieven, worden glassoorten met zeldzame aarden of fluoriet gebruikt die een extreem lage dispersie hebben.
Blazers laten een bol van glas verwarmen aan het einde van een riet (holle metalen buis), en blazen in dit riet om het glas te laten uitzetten en aldus een bolvormig element uit glas te bekomen.[1] Naderhand rekt men deze bolvorm uit (tot een cilindervorm), en snijdt men die cilinder overlangs. Dan kan men de cilinder platdrukken, en heeft men een plat glasoppervlak. Deze productiemethode heet glasblazen en wordt ook gebruikt voor de massaproductie van flessen, bokalen en lampen in geautomatiseerde glasfabrieken.
Het glas wordt geblazen bij een temperatuur tussen 870 en 1040 °C. Soda-calciumglas kan nog geblazen worden bij een temperatuur van 730 °C. Nadien wordt het glas in een andere oven geplaatst van 500 °C. Dit gebeurt om het glas niet te snel te laten afkoelen waardoor het zou springen.
Men maakt een bad van gesmolten glas, plaatst een (rechte) staaf horizontaal in de vloeistof, en trekt deze staaf omhoog. Het glas is zo viskeus dat het de staaf zal meevolgen. Op deze manier wordt snel een plat glasoppervlak verkregen, hoewel dit niet perfect is. Oude ramen zijn vaak nog opgebouwd uit platen getrokken glas, dit is te zien door de zogenoemde trekstrepen: het glas is plaatselijk dikker en dunner, waardoor de ruit een vertekend beeld geeft. In Nederland werd in 1979 de laatste fabriek volgens dit procedé gesloten.
De float glass-methode werd in 1952 uitgevonden door Alastair Pilkington: men giet het gesmolten glas boven op een bad van gesmolten tin. Het glas is lichter dan het tin, waardoor het erbovenop blijft drijven. Gesmolten metalen hebben een perfect vlak oppervlak en op deze manier is ook (de onderkant van) het glas perfect vlak. De oppervlaktespanning van het glas zelf zorgt voor een perfect gladde bovenkant. Het gegoten glas geeft een temperatuur van 1000 °C terwijl het smeltpunt van tin rond de 232 °C ligt. De floatglasmethode wordt vooral gebruikt voor het maken van grote glasplaten (6,0 × 3,21 m). Het wordt toegepast in een continu gietproces: aan één kant wordt het vloeibare glas op het vloeibare tin gegoten, aan de andere kant wordt de gestolde glasplaat verder afgekoeld en in gewenste afmetingen gesneden. Men kan naar wens de dikte van de glasplaat variëren tussen 0,4 en 25 mm.
Momenteel wordt zo'n 90% van alle glas volgens deze methode gemaakt. De enige Nederlandse floatglasfabriek was in Tiel. Hier produceerde men tot 2012 ruim 50 000 m² glas per dag, teruggerekend naar een dikte van 4 mm.
België heeft meerdere floatglasfabrieken: een in Mol in de Kempen (40 000 m² per dag), vier in Moustier-sur-Sambre (280 000 m² per dag) en twee in Jemeppe-sur-Sambre (120 000 m² per dag), alles teruggerekend naar 4 mm dikte.
Vaak worden gekleurd en wit glas gescheiden ingezameld
Als de levensduur van een glazen voorwerp ten einde is, kan het glas worden hergebruikt. Glasafval wordt ingezameld door middel van glasbakken. Vaak dient glas op kleur gesorteerd ingeleverd te worden. Wit glas dat met gekleurd glas is vermengd kan niet meer als wit glas worden gebruikt. In Nederland verschilt per gemeente of er ook nog een verschil tussen groen en bruin glas is. In de EU wordt anno 2021 zo'n 70% van het containerglas gerecycled, wereldwijd is dit 32%.
Niet al het glas kan zo worden gerecycleerd. Kristalglas en boriumsilicaatglas (Pyrex) hebben bijvoorbeeld een ander smeltpunt en verstoren het recyclageproces.
Bewerkingsmogelijkheden
frezen
snijden met een glassnijder
waterstraal snijden
graveren
etsen
decoreren
brandschilderen
glasblazen
glasbranden, ook wel flamework of lampwork genoemd.
Silicaten zijn zeker niet de enige materialen die een glasovergang ondergaan. We hoeven maar in de moderne huiskamer om ons heen te kijken. Veel van de kunststoffen die we daar aantreffen worden ook in de glasvorm toegepast. De kristallijne vorm is bij polymere kunststoffen zelfs eerder uitzondering dan regel.
Het is zelfs mogelijk om metaalglazen te maken. Daartoe moet de smelt echter wel zeer snel afgekoeld worden, omdat glasvorming vooral gemakkelijk optreedt wanneer de smelt viskeus (stroperig) is en dat is bij metalen niet zo. De benodigde ultrasnelle afkoeling wordt bereikt door een dun straaltje gesmolten metaal op een trommel te schieten die snel ronddraait en van binnen uit sterk gekoeld wordt. Het zo gevormde materiaal heeft allerlei interessante eigenschappen maar kan slechts op kleine schaal en in dunne lagen vervaardigd worden
Er wordt daarom naarstig gezocht naar legeringen waarvan de glasvorming wat minder moeizaam is en er zijn nu inderdaad een aantal materialen bekend waarvan ook in grotere massa metaalglazen te vervaardigen zijn.
Eigenschappen van glazen
Een groot voordeel van glazen is dat het isotrope materialen zijn, die geen korrelgrenzen vertonen. De isotropie en de relatief gemakkelijke vormbaarheid van een glas maakt het mogelijk om glasheldere doorzichtige voorwerpen te maken. Ook andere eigenschappen zoals sterkte en hardheid zijn vaak erg goed en bovendien te regelen door de samenstelling te veranderen. Daarnaast kan glas goed tegen bijtende stoffen. Een nadeel is dat glas erg breekbaar is. Voor polymere glazen is dat ook het geval, maar het is mogelijk om materialen te maken die zowel glasachtige delen en rubberachtige delen bevatten, waardoor men het beste van twee werelden kan verkrijgen, zowel de hardheid van het glas en de taaiheid van de rubber. Een goed voorbeeld daarvan is HIPS (High-Impact Polystyrene).
Wanneer een vloeistof voldoende snel wordt afgekoeld, ontbreekt vaak de mogelijkheid om te kristalliseren, doordat het materiaal de gelegenheid niet krijgt om groeikernen voor de kristalgroei te vormen. Bij het glaspunt of glastemperatuur, een temperatuur die meestal veel lager ligt dan het kristallijne smeltpunt ondergaat het materiaal dan een ander soort stollingsproces: een glasovergang. Bij beide vormen van stolling (glaspunt en vriespunt) gaan veel vrijheidsgraden van beweging verloren en kunnen de atomen van het materiaal niet meer vrij bewegen, maar alleen nog om een evenwichtspunt trillen. Het verschil tussen de twee overgangen is dat bij het vriespunt ook een ordening van de structurele eenheden van de stof plaatsvindt, wat bij een glasovergang achterwege blijft. Onder het glaspunt is het systeem een amorfe vaste stof, erboven een onderkoelde vloeistof. Het smeltpunt voor gewoon glas ligt rond de 520–600 °C.
Er werd vroeger wel gezegd dat glas eigenlijk een vloeistof is die zeer langzaam stroomt. Dit zou te meten zijn door in oude ruiten de dikte van de onderkant te vergelijken met die van de bovenkant.[6] Dat verhaal, dat ook op scholen werd onderwezen, is echter onjuist. Volgens een berekening van Edgar Dutra Zanotto van de Universiteit van São Carlos in Brazilië in het American Journal of Physics zou zelfs glas met een lage viscositeit er 1032 jaar over doen om merkbaar te vervormen.[7] Aangezien dit vele malen langer zou duren dan de leeftijd van het heelal kan men bij kamertemperatuur moeilijk enige vloeiverschijnselen waarnemen. De dikteverschillen in oude ruiten zijn te verklaren uit fabricagemethoden die in het verleden werden gebruikt. Glasplaten werden gemaakt door het dikvloeibare glas rond te draaien. De buitenste rand werd daarbij dikker. Bij het plaatsen van de rechthoekig gesneden ruit, plaatste men de dikste kant aan de onderzijde, vanwege de stabiliteit.
Er zijn wel stroperige vloeistoffen die eruitzien als een vaste stof, maar waarvan duidelijk is aangetoond dat het om een vloeistof gaat met een zeer hoge viscositeit, bijvoorbeeld pek of bitumen bij het pekdruppelexperiment. Daarbij gaat het om materialen waarvan het glaspunt veel dichter bij kamertemperatuur ligt (glasovergang).
Volgens een andere benadering zou een glas een onderkoelde vloeistof zijn. Deze benadering gaat ervan uit dat een vloeistof bij afkoeling een vloeistof blijft, zolang ze niet kristalliseert tot een kristallijne vaste stof. Aangezien glas niet uit kristallen is opgebouwd, zou het geen vaste stof zijn. Een praktischer definitie noemt een stof een vloeistof als ze een homogene stof is die kan vloeien, of het nu kristallijn of amorf is. Ook glas is volgens die definitie duidelijk een vaste stof.
In het algemeen is er duidelijk een temperatuur aan te wijzen waarbij een glas smelt en overgaat in een stroperige vloeistof en daarom worden in de wetenschap glazen in het algemeen onderscheiden van onderkoelde vloeistoffen. Ook volgens deze definitie is het antwoord op de vraag of een glas een vloeistof is dus negatief: een glas is iets anders dan een onderkoelde vloeistof.
Een voorname bron van verwarring daarbij is dat het overgangspunt afhankelijk is van de frequentie van de temperatuurfluctuatie waarmee men het fenomeen bestudeert. Bij hogere frequentie is het punt wat hoger. Wanneer men een materiaal neemt waarvan het glaspunt vlak bij kamertemperatuur ligt is het dus goed mogelijk dat het breekt als een glazen vaste stof als men het snel op de grond gooit, maar vloeit als een vloeistof als men op een veel grotere tijdschaal bekijkt. Men spreekt van het tijd-temperatuur-superpositieprincipe om aan te duiden dat de tijdschaal en de temperatuurschaal gedeeltelijk uitwisselbaar zijn. De verschuiving van de glastemperatuur (Tg) met de tijdschaal is echter niet groot en dat verklaart ook waarom ver beneden het glaspunt (zoals voor vensterglas bij kamertemperatuur) geen vloeistofgedrag meer te verwachten is.
Voor veel polymeren ligt dat wat anders. Dat zijn vaak glazen met een glastemperatuur die slechts 100-200 °C beloopt in plaats van 700-1000 °C voor silicaten. Hoewel vloei ook voor deze materialen nauwelijks een rol speelt is er soms wel sprake van veroudering (aging) waarbij na verloop van jaren de mechanische eigenschappen van het polymeer geleidelijk veranderen. Dit is vooral een zaak waarmee men rekening moet houden als men de kunststof in een constructie wil toepassen. Ook deze veroudering is een gevolg van de nabijheid van het glaspunt.
Gres of steengoed
Gres of steengoed is een keramisch materiaal dat gemaakt is van een kleisoort die tegen hoge temperaturen bestand is. De eigenschappen van gres zitten in tussen die van aardewerk en porselein. Het wordt gebakken bij 1150 tot 1350 °C, waarbij het versintert, waardoor het niet-poreus is en ondoordringbaar wordt voor de meeste vloeistoffen. Het is ook goed bestand tegen zuren.
Reeds in de 13e eeuw werd in het gebied rondom Keulen steengoed geproduceerd. Vanaf de 14e eeuw werd dit 'Keuls aardewerk', vooral bekend door de Keulse pot. Steengoed of gres kan van een zoutglazuur worden voorzien (riool- of gresbuizen).
Door zijn grote slijtvastheid is steengoed ook een bijzonder geschikt materiaal voor vloertegels, traptreden en vensterbanktegels.
Steengoed wordt al meer dan 100 jaar gebruikt om rioolbuizen van te maken. Riolering moet bestand zijn tegen een hoge zuurgraad, en daar kan steengoed goed aan voldoen. Het heeft een grote duurzaamheid en is vormvast. Door het broze karakter van het materiaal heeft het echter een beperkte weerstand tegen mechanische belastingen.
In Belgisch en Nederlands Limburg zitten vanouds veel fabrikanten van steengoedbuizen, zoals bij Tegelen, Belfeld, Beesel, Swalmen Hasselt
Porselein
Porselein is een specifieke vorm van keramiek, samengesteld uit kaolien (een weerbarstige, witte kleisoort), kwarts en een veldspaat, en gebakken op een hoge temperatuur. Porselein wordt daardoor hard, doorschijnend, niet poreus en klinkt helder, anders dan bijvoorbeeld aardewerk.
Porselein is een Chinese uitvinding. Het is reuk- en smaakloos en verkleurt nauwelijks, ook niet als het bijvoorbeeld enkele eeuwen in een scheepswrak op de bodem van de zee heeft gelegen. Het wordt vooral gebruikt om borden, kommen, bekers en ander vaatwerk te produceren dat dienstdoet bij het opdienen en nuttigen van voedsel en drank. Ovenvast porselein dient in de eerste plaats voor het bereiden van voedsel in een oven, en kan een temperatuur tot 250 °C à 300 °C verdragen.
Daarnaast heeft porselein, net als zilver en kristal, een functie als interieurdecoratie, zoals in het geval van vazen, kandelaars, decoratieve deurknoppen, cache-pots, menselijke of dierfiguren enz. Porseleinen serviezen worden meestal in gespecialiseerde winkels verkocht. In deze shops is ook bestek, glas of kristal te koop.
Porselein is veel gebruikt als materiaal voor het vervaardigen van isolatoren omdat het stevig, duurzaam, weers- en hittebestendig is en elektriciteit niet geleidt. Ook werd porselein toegepast in tandtechnische laboratoria voor het vervaardigen van kronen en bruggen. Ten slotte is porselein gebruikt om poppenkoppen te vervaardigen en wordt het veel toegepast bij het maken van voorwerpen met een functie in het sanitair, bijvoorbeeld een toilet of een wasbekken.
Productieproces
Voor het maken van porselein is klei vereist. Klei heeft de eigenschap dat het gekneed kan worden als het materiaal nat is. De klei wordt enige maanden in donkere kelders of putten opgeslagen om te rotten. Vele kleien zijn te vet om zonder toevoeging te kunnen worden verwerkt. Om porselein te maken voegt men aan de zo wit mogelijke klei, kaolien genoemd, zilverzand (kwarts) toe om de massa minder vet en bij verhitting glasachtig te laten worden. Het bijzondere van porselein is dat aan de klei een verpulverde steen wordt toegevoegd, veldspaat (of graniet), om de baktemperatuur te verlagen. De verhouding tussen de drie verschillende ingrediënten bedraagt 2:1:1. Vervolgens wordt het water uit de massa geperst en is het "deeg" klaar voor verdere bereiding.
Na de vorming van het voorwerp met behulp van een draaischijf en mallen volgt een droogproces van drie maanden. Vervolgens wordt het Europese porselein tweemaal gebakken. De eerste keer bij 900 °C, waarna het zgn. biscuit ontstaat. Vervolgens wordt het glazuur (een waterig mengsel van porseleinaarde, vermengd met tin of lood) aangebracht. Het gladbakken gebeurt bij circa 1400 °C en duurt anderhalve dag. Bij het bakken is de krimp een probleem: ongeveer 10% van de massa is verdampt.
Als de oven is uitgebrand en afgekoeld wordt het porselein beoordeeld op kwaliteit. In de 18e eeuw moest soms de helft van de productie worden weggegooid (de zogenaamde misbaksels), door een te lage of te hoge baktemperatuur. Veel porseleinfabrieken hielden het dan ook niet lang vol en gingen failliet. Meestal wordt het voorwerp in verfijnde kleuren beschilderd, waarna de decoraties worden gemoffeld in een oven bij 600-900 °C. Oorspronkelijk werden de ovens gestookt met hout, thans met gas.
Vroege geschiedenis
De bakermat van het porselein ligt in het oude Chinese keizerrijk, waar het werd gebruikt bij de rituelen rond de voorouderverering en voor het opdienen van voedsel. Porselein werd tussen de 7e en de 9e eeuw n.Chr. ten tijde van de Tang-dynastie ontwikkeld om het dure groene jade en het witte jaspis te imiteren. Het aardewerk heeft een edele eenvoud. Soms wordt de ontwikkeling van porselein 500 jaar eerder gelegd, ten tijde van de Han-dynastie, toen het aardewerk voor het eerst werd geglazuurd. Door de oven plotseling te doven, verkreeg men porselein met een craquelédecor.
Nadat de Chinezen kennis hadden gemaakt met het Perzische keramiek, werd uit dat land kobalt ingevoerd om het zo beroemde blauw-witte porselein te fabriceren. In de 14e eeuw werd het schilderen van een decor steeds belangrijker dan de tot dan toe meestal sombere soms ook fascinerende glazuur. Dat was een revolutionaire ontwikkeling en het porselein kreeg veel meer aandacht.
In Europa was het dunne, glanzende en doorschijnende porselein onbekend tot in de 13e eeuw. De ontdekkingsreiziger Marco Polo maakte er als een van de eerste Europeanen kennis met porseleinen eetgerei. Volgens hem werd de klei uit de omgeving van Jingdezhen dertig tot veertig jaar blootgesteld aan zon, wind en regen en konden de vruchten eerst worden geoogst door de volgende generatie. Hij vergeleek het glanzende eindproduct met de tere roze schelp van een zeeslak (familie van de Cypraeidae), dat in de Italiaanse volksmond porcella (varkentje) werd genoemd en gaf het de naam porcellana.
Aanvankelijk werd het porselein via de zijderoute aangevoerd. In Istanboel, in het Topkapi-paleis is een oude en belangwekkende, Chinese collectie te zien. De Chinezen produceerden ook voor de Arabische markt, voorwerpen zonder menselijke afbeeldingen, met een diep soort (Mohammedaans) blauw. In Turkije werd het İznik-keramiek geproduceerd, steeds meer beïnvloed door het Chinese porselein. Pas toen de Portugezen rond 1517 de zeeroute naar China ontdekten, werd het porselein ook in Europa populair. In 1520 noteerde Albrecht Dürer dat hij in Antwerpen drie stuks "porcolona" had gekregen van een Portugees. Filips II bezat 3.000 stuks Ming porselein en in Lissabon waren in 1585 al tien porseleinwinkels.
Geschiedenis van het porselein na 1600
In Nederland werd porselein bekend, toen in 1602 het Portugese schip San Jago door een vloot van Nederlandse schepen werd overmeesterd. De lading hiervan werd naar Amsterdam vervoerd en geveild. Ook werd eind februari 1603 een Portugese kraak gekaapt in de Straat van Malakka door admiraal Jacob van Heemskerck, beladen met zijde en 100.000 stuks porselein. Op de veilingen van de VOC bracht het zogenaamde kraakporselein, enkele miljoenen op. Iedereen raakte in de ban van het exotische product. Johannes Isacus Pontanus vermeldt dat in 1611 porselein alledaagse, maar prijzige voorwerpen waren.
De term kraakporselein vindt zijn oorsprong in de naam van de Portugese schepen caraques of kraken, waarmee de lading naar Europa werd vervoerd. Het kraakporselein was goedkoop, grof en ongesigneerd. Het was speciaal voor de Europese markt bedoeld en werd vaak door de VOC als ballast onder in het schip geladen. In de Nederlandse huishoudens diende het Chinese porselein aanvankelijk als siervoorwerp. Het werd te pronk gezet op kasten, op speciale richels en op de schoorsteenmantel. De pottenbakkers in Delft werden beïnvloed door het blauw-witte Chinese porselein. Ze gingen over tot het produceren een blauw-wit faience, veelal met Chinese Wanlimotieven.
Toen de Nederlanders vanwege een burgeroorlog tussen de Zuidelijke Ming en de Mantsjoes in de periode tussen 1650 en 1680 moeilijk aan Chinees porselein konden komen, bovendien bij de overgave van Fort Zeelandia aan Coxinga in februari 1662 het eiland Formosa moesten opgeven, gingen de VOC-schepen vaker naar Japan om porselein aan te schaffen. De productie van Imari in Arita (Japan) was opgestart door Koreanen rond het jaar 1600. Vanaf 1640 probeerde Japan autarkisch te zijn en stimuleerde de productie van porselein. Vanaf 1646 produceerde Arita ook voor de export naar Europa. In december 1659 liet Zacharias Wagener 40 kisten met porselein naar Batavia verschepen.[1] Wagener had steengoed uit Westerwald als voorbeeld laten gebruiken, toen de goedkeuring uit Amsterdam op zich liet wachten. Er lag nog een grote order gereed van meer dan 21.000 stuks voor Mokka.[4] Het Japanse porselein was evenwel twee keer zo duur als het Chinese porselein. Pas toen de Hollanders, onder anderen Joan Nieuhof en Joan van Hoorn, de Chinese keizer de nodige eer bezorgden, werd het opnieuw toegestaan met regelmaat de Chinese havens aan te doen. De aanvoerproblemen vanuit China waren voor de pottenbakkers in Delft, Gouda, Harlingen en Makkum niet ongunstig.
Pater d' Entrecolles, een Franse jezuïet heeft de productiemethoden in China in een aantal beroemd geworden brieven beschreven. Na 1730 komt er vooral gekleurd porselein uit China. Bij de ontwikkeling van het procedé hadden de Chinezen hulp van een deskundige jezuïet. De kleur roze of rood was rond 1685 ontwikkeld door de Leidse, Potsdammer of Hamburgse (?) arts, chemicus of glazenier Andreas Cassius en in het begin van de 18e eeuw geïntroduceerd in China.
Ondertussen plaatsten de Nederlanders opdrachten in China, het zogenaamde Chine de commande, gekenmerkt door de Europese taferelen, familiewapens, landschapjes, beroemde personen, provinciewapens, en actuele gebeurtenissen. Daarnaast werd in China Imari porselein besteld, als gevolg van de hoge prijzen in Japan. Cornelis Pronck tekende tussen 1734-1737 en in opdracht van de VOC vijf verschillende Chinese motieven, waaronder de dame met de parasol, de drie doktoren en het prieel. De VOC bemoeide zich steeds minder met de invoer van porselein, en liet de handel over aan particulieren.
Uitvinding van Europees porselein
De Chinezen wisten het procedé om porselein te maken ongeveer duizend jaar geheim te houden. In het begin van de 18e eeuw lukte het de geoloog Ehrenfried W. von Tschirnhaus, die in Leiden had gestudeerd en in 1687 een brandglas had ontwikkeld om hoge baktemperaturen te verkrijgen, een belangrijke stap in de ontwikkeling van porselein te maken met de hulp van de alchemist Johann Friedrich Böttger. De beide mannen werden financieel gesteund en onder druk gezet door August de Sterke, keurvorst van Saksen om nieuwe en innoverende industrie te ontwikkelen. Op 15 januari 1708 werd een goed procedé ontwikkeld. Op 24 april van dat jaar werd officieel de eerste porseleinfabriek opgericht met behulp van twee Amsterdamse tegelbakkers: Gerrit van Malsem en zijn stiefvader.
Een van de eerste resultaten van de samenwerking tussen Böttger en Tschirnhaus was de productie van rode stoneware die leek op die van Yixing. Op 28 maart 1709 werd de uitvinding van porselein gemeld aan de keurvorst, toen het was gelukt om negen kopieën van Chinees porselein te produceren. In 1710 verhuisde de eerste Europese porseleinfabriek naar een beter te bewaken plek, de Albrechtsburg in Meissen. Meissen is een stadje in de omgeving van Dresden.
Böttger produceerde in de beginperiode voornamelijk gepolijst rood of bruin steengoed naar Chinese of Japanse voorbeelden. Aanvankelijk werkte hij met alabaster, later met veldspaat, dat hogere temperaturen verdroeg en een veel doorschijnender product opleverde. Böttger vond veel navolging en kreeg te maken met plagiaat en personeel dat wegliep naar de concurrentie. Het is pas zijn opvolger Johann G. Hörolt gelukt 16 kleuren te ontwikkelen om porselein te beschilderen. Toen werd het mogelijk het steeds meer in zwang rakende kakiemonporselein te imiteren. Tot die tijd was porselein door thuiswerkers beschilderd, vooral in Augsburg.
Veel Duitse vorsten gingen over tot het stichten van hun eigen (statusverhogende) porseleinfabriek, want het drinken van thee, koffie of chocolademelk werd in de 18e eeuw steeds meer gemeengoed. Porselein bleek een duur, maar uitermate fraai en geschikt product om uit te drinken. Het werd toen "het witte goud" genoemd. Ook het serviesgoed werd door de veranderende tafelmanieren uitgebreider. Soms liep de zaak uit de hand, zoals bij het Zwanenservies, besteld door Heinrich von Brühl.
De porseleinfabrikanten kregen steeds meer te maken met concurrentie uit Engeland, waar rond 1750 een goedkoop procedé om wit aardewerk te produceren werd uitgevonden en de lonen veel lager lagen. Met behulp van twee Engelsen is in 1759 de eerste Hollandse porseleinfabriek opgezet in een oude jeneverstokerij in Weesp. De fabriek was evenwel geen lang leven beschoren. Het productieproces was duur: soms moest de helft van het porselein dat uit de oven kwam worden weggegooid. Het porselein uit Loosdrecht had een wat andere samenstelling, zodat kon worden volstaan met een lagere baktemperatuur. De herkomst van sommige door Joannes de Mol gebruikte grondstoffen en het door hem gebruikte procedé is een nog niet achterhaald geheim.
Herkomst naam porselein
De naam "porselein" verwijst naar de Italiaanse naam voor de kauri's (Cypraeidae), ook wel porseleinslakken genoemd. In het 15e-eeuwse Italië geloofde men dat het uit China afkomstige porselein was gemaakt van de verbrijzelde geelachtig witte omhulsels van kauri's. die in het Italiaans porcellana werden genoemd. Dit gaat terug naar porcellino, "zeug", (porcellus), verwijzend naar de overeenkomst tussen uitwendige genitaliën van de vrouw en de opening van de kauri's.
Landen met een porseleinproductie
De meest gebruikte indeling van het Chinese porselein is de chronologische dynastieke indeling. Legendarisch zijn de zogenaamde Ming-vazen. In de kunsthandel en voor de verkoop kwam meer de indeling naar kleur in zwang, rond 1860 geïntroduceerd door de schilder en verzamelaar Jules-Ferdinand Jacquemart en de kunsthistoricus Edmond-Frederic Le Blant. Vanwege de uiteenlopende schakeringen is gekleurd porselein door hen in groepen ingedeeld: het zogenaamde famille rose en famille jaune. Het famille verte was al eerder bekend, maar werd geperfectioneerd. Tamelijk zeldzaam is het famille noir. Indrukwekkend is het monochrome porselein, waarvan het ivoorachtige, zogenaamde blanc de chine een voorbeeld is. Liefhebbers onderscheiden ook wucai of vijfkleurenporselein, encre de chine of jezuïetenporselein, geproduceerd vanaf 1727, melk en bloed, spinazie en eieren, koffie en room, Amsterdams bont, geïmporteerd ofwel niet versierd ofwel blauw-wit versierd Chinees porselein, dat in Amsterdam werd beschilderd of overgeschilderd met gekleurde emails en eierschaalporselein.
-
Song-porselein is vanwege de vorm en het fraaie glazuur bekend, zoals het groen-grijze Celadon
-
Ming (1368-1644), voornamelijk blauw-wit porselein, soms ook met groen.
-
Overgangsporselein (1626-1661) heeft een dikkere scherf, helder wit glazuur en is van betere kwaliteit.
-
Qing-porselein (1644-1912) heeft gladde, heldere motieven; er vinden experimenten plaats met glazuur en er wordt teruggegrepen op oude vormen.
De Qing-periode is onder te verdelen in:
-
Kangxi-porselein (1662-1722), combinatie van blauw, rood of groen
-
Yongzheng-porselein (1723-1735), gebruik van kleuren als roze en aubergine
-
Qianlong-porselein (1736-1795), verfijnd en subtiel.
In de 19e eeuw werd steeds witter porselein geproduceerd en qua patroon en vorm is teruggegrepen op eerder geproduceerd porselein of brons. De ovens lagen tijdens de Taiping-opstand stil of werden verwoest. De productie van artistiek porselein kwam opnieuw stil te liggen na 1937 als gevolg van de bezetting van China door Japan.
Hedendaags Chinees serviesgoed dat uitgevoerd wordt naar Europa bestaat ook, zoals het merk Auratic, een producent van beenderporselein (bone china).
Japans porselein
-
Arita, meestal blauw-wit
-
Imari, met altijd de kleuren blauw, wit, rood en goud
-
Kakiemon, met altijd een asymmetrisch patroon en meestal een bruin randje
-
1904-heden: Noritake, een bedrijf dat serviezen produceert voor de eigen markt en export naar o.a. Europa.
In Japan begon men het porselein in 1616 te vervaardigen toen men kaolien in de buurt van Arita vond. De Japanners volgden aanvankelijk de Chinese stijl. In de 18e eeuw ontstond een eigen Japanse stijl.
Kinto is een bekend merk van hedendaags porselein.
Indisch porselein
-
1948-heden: U.P.Ceramics & Potteries Ltd, een producent van beenderporselein.
Belgisch porselein
Vanaf 1751 was er een fabriek te Doornik, die thans echter niet meer bestaat. Een collectie Doorniks porselein wordt in het Musée Royal de Mariemont bewaard. Ook in Schaarbeek (1786-1790), Etterbeek (1787-1803) en Brussel werd in de 18e en/of 19e eeuw porselein gemaakt.
In 1818 werd in Elsene bij Brussel een porseleinfabriek gesticht door Fréderic Theodore Faber (1782-1844), die reeds ervaring had als porseleinschilder, die Frans porselein decoreerde. Zijn bedrijf werd gesteund door koning Willem I der Nederlanden. Faber decoreerde een servies dat uit 352 stuks bestond, in de periode 1819-1821 voor de koning. Het porselein hiervoor kwam uit Frankrijk, omdat de oven die Faber in Brussel bezat, toen zo'n productie nog niet aan kon. In 1829-1830 maakte Faber (Peintre sur porcelaine du Roi) het huwelijksservies van prinses Marianne, de dochter van de koning. Men gebruikte kaolien uit Limoges.
De Belgische revolutie was een tegenslag voor Faber. Zijn zoon, Henri Faber, zette het bedrijf na 1835 verder en maakte een luxueus dessertservies voor koning Leopold I van België.
-
1843-1977 Porcelaine de Baudour (La manufacture Declerq et De Fuisseaux), gevestigd in Baudour, provincie Henegouwen.
Ten onrechte schreef de pers soms over de porseleinfabriek van Royal Boch in La Louvière. Dit bedrijf produceerde geen porselein, maar faience (aardewerk), dat poreus was.
Pieter Stockmans, een designer die bij Mosa gewerkt heeft, maakt porseleinen borden en vazen in zijn atelier te Genk-Winterslag (Limburg).
Deens porselein
-
Royal Copenhagen werd gesticht in 1775 en werd snel bekend om zijn exclusieve serviezen. Een uitzonderlijk werk was het maken van het servies Flora Danica, dat in 1790 door Denemarken aangeboden werd aan keizerin Catharina de Grote van Rusland. Het servies bestond uit bijna 2.000 onderdelen; de randen van borden en kopjes waren verguld en de motieven ontleend aan planten en bloemen uit Denemarken en Noorwegen.
Noors porselein
-
De porseleinfabriek Porsgrund uit Noorwegen werd in 1885 door Johan Jeremiassen gesticht.
-
Figgjo A S, is een Noorse porseleinfabriek gesticht in 1941, die uitsluitend serviezen maakt.
Zweeds porselein
-
Rörstrand is sinds 1726 een porseleinfabriek in Zweden. Een bekend en in Zweden heel populair servies van dit merk is Ostindia.
-
Marieberg was een aardewerk- en porseleinfabriek in Zweden, die werkte van 1758 tot 1788. Marieberg werd gesticht door J. E. Ehrenreich. Echt porselein werd enkel gemaakt in 1778 en 1779. De producten werden beïnvloed door Franse ontwerpers. Polychrome decoratie.
Nederlands porselein
-
Bertrand Philip, Graaf van Gronsveld Weesper porseleinfabriek (1759-1771)[6]
-
Joannes de Mol Manufactuur Oud-Loosdrecht (1774-1782)
-
Friedrich Daeuber Amstel porselein (1784-1801)[7]
-
Anton Lyncker Haags porselein (1777-1790)
-
Petrus Regout, Maastricht. Porseleinfabriek (1836-1931)
-
N.V. Porselein- en Tegelfabriek Mosa in Maastricht, gesticht in 1883, die naast muurtegels porseleinserviezen voor de horeca maakt (hotelporselein).
-
N.V. Haagsche Plateelbakkerij Rozenburg (1883-1916), met vanaf 1899 productie van eierschaalporselein.
Duits porselein
-
1710-heden: Staatliche Porzellan-Manufaktur Meißen. Gedurende meer dan 150 jaar was het bedrijf gevestigd in de Albrechtsburg, een kasteel te Meissen.
-
1746-1796: Höchst Frankfurt am Main. In 1947 heropgericht door Rudolf Schäfer.
-
1747-heden: Fürstenberg Fürstenberg
-
1747-heden: Nymphenburg, München
-
1748-heden: Villeroy & Boch Keramische Werke, ontstaan in Audun-le-Tiche met vestigingen in Duitsland en Luxemburg. De hoofdzetel is gevestigd in Mettlach, Saarland. Het begon pas in 1766 porselein te maken; hiervoor andere vormen van keramiek. Er was een -in 2010 gesloten- vestiging in het Groot-Hertogdom Luxemburg, namelijk in Sept-Fontaines deel van Rollingergrund in de hoofdstad Luxemburg. Eind 20e eeuw tevens productie van bestekken en kristal.
-
1751-heden: Königliche Porzellan-Manufaktur Berlijn
-
1755: Frankenthal Pfalz
-
1758: Ludwigsburg Stuttgart
-
1764-heden: Wallendorfer Porzellan Manufaktur, gevestigd in Lichte/Wallendorf.
-
1794-heden: Tettau
-
1810-heden: Ritzenhoff & Breker in Bad Driburg
-
1814-heden: Hutschenreuther. Historisch waren er twee familiebedrijven, nl. "Carl Magnus Hutschenreuther" in Hohenberg en "Lorenz Hutschenreuther" in Selb, die fuseerden in 1969 om "Hutschenreuther A.G." te vormen. Symbool is een leeuw met het jaartal 1814. Hutschenreuther produceert dierfiguren van zeer hoge kwaliteit (Kunstabteilung), vazen, sierborden, cache-pots en serviezen. Daarnaast bestaat kristal van hetzelfde merk.
-
1838 Oprichting van Tirschenreuther, een porseleinfabriek in de gelijknamige Beierse gemeente. Het bedrijf werd in 1927 overgenomen door de concurrent Lorenz Hutschenreuther AG, die de merknaam liet bestaan.
-
1844-heden: KAHLA/Thüringen Porzellan GmbH, producent van huishoudelijke serviezen en hotelporselein
-
1871-heden: Goebel porselein
-
1879: oprichting van de "Porzellanfabrik Kühnert & Tischler" in Beieren. In 1895 naamsverandering naar Moschendorf
-
1879-heden: Rosenthal te Selb in Beieren. In 1934 moest bedrijfsleider Philipp Rosenthal zich onder druk van de nazi-regering in Duitsland uit het bedrijf terugtrekken wegens zijn joodse afkomst. Hij overleed in 1937. In 1950 keerde zijn zoon Philip Rosenthal terug uit ballingschap en nam de leiding op zich. Rosenthal was in de 2e helft van de 20e eeuw een pionier op het vlak van eigentijds design. De fabriek in Selb werd ontworpen door Walter Gropius, die ook het servies TAC tekende. Tot de industriële groep Rosenthal Sambonet behoort ook het porseleinmerk Thomas.
-
1880-1992: Porzellanfabrik Zeh & Scherzer, uit Rehau (Opper-Franken) (Beieren), maakte serviezen en vazen onder de merknaam Scherzer.
-
1881-heden: Bauscher porselein uit Weiden
-
1886-heden: Mitterteich porselein uit de stad Mitterteich (Beieren), vooral bekend voor hotelporselein.
-
1887-heden: Arzberg. Arzberg (Opper-Franken) is tevens de naam van een Beierse gemeente.
-
1903-2010: Porzellanfabrik Heinrich Winterling G.m.b.H. & Co. Producent van serviezen en geschenkartikelen.
-
1909-heden: Könitz, porseleinen bekers, koffiekoppen en borden. In januari 2007 kocht Könitz Porzellan GmbH een andere Duitse porseleinfabriek, nl. Weimar Porzellan, gevestigd in de stad Weimar.
-
1910-heden: Seltmann, familiebedrijf uit Weiden (Beieren) producent van witte of gedecoreerde serviezen, zowel voor professionele als huishoudelijke toepassingen.
-
1951: Porzellanfabrik Sandizell, gespecialiseerd in menselijke figuren, vaak in kleding met kant.
-
Triptis Porzellan (met de merken Eschenbach, Winterling en Triptis)
-
Friesland Porzellan, met echt porselein, aardewerk en stoneware
-
Bareuther porselein uit Waldsassen
-
Asa Selection (porselein en keramiek) in Höhr-Grenzhausen
Tsjechisch en Pools porselein
-
1794-heden: Thun porselein uit Tsjechië
-
1831: Krister Porzellan-Manufaktur, door Karl Krister gesticht in 1831 in Silezië, dat toen een deel was van Duitsland, maar nu in Polen ligt. Krzysztof en W-Wawel zijn merknamen van dit bedrijf.
-
Duxer Porzellanmanufactur was een Tsjechische porseleinfabriek, die gesticht werd in de 19e eeuw en o.a. dierenfiguren maakte.
-
1874-heden: Český porcelán akciová společnost Dubí uit Tsjechië, gesticht in 1864 door Anton Tschinkel als fabriek die majolica maakte. Vanaf 1874 productie van porselein.
-
1884-heden: Gebrüder Benedikt porselein in Dvory (Tsjechië)
-
1969-heden: Lubiana porselein (Polen), heeft in totaal meer dan 1.400 mensen in dienst en produceert jaarlijks ongeveer 13.000 ton porselein
Porselein uit het Verenigd Koninkrijk en Ierland
-
1745: Chelsea London
-
1750-heden: Royal Crown Derby, briefbezwaarders en luxe serviezen
-
1751-heden: The Royal Worcester Porcelain Factory (Stoke-on-Trent)
-
1763-heden: Josiah Wedgwood & Sons Limited (Stoke-on-Trent). Dit bedrijf, bekend om zijn Cream Ware en Jasper Ware, begon pas in 1812 echt porselein te maken.
-
1768: Plymouth en Bristol porselein. 18e-eeuws bedrijf, gesticht door William Cookworthy, dat kaolien uit Cornwall gebruikte. Kenmerkend is de hardheid en de "koude" glazuur.
-
1775-heden: Aynsley (Stoke-on-Trent), producent van serviezen en decoratieve voorwerpen. Het bedrijf werd in 1970 overgenomen door Waterford Glass Company Ltd uit Ierland (Waterford Crystal).
-
1795-1967: de Coalport Porcelain Manufactory in Coalbrookdale, werd in 1795 gesticht door William Reynolds en John Rose te Caolport langs het Coalport kanaal dat in 1792 voltooid werd. In 1967 werd het een deel van de Wedgwood groep.
-
1815-heden: The Royal Doulton Company (Londen)
-
1889-1962 Stanley China Works in Longton (Stoke-on-Trent) vervaardigde bone china en porselein.
-
Royal Tara China, porseleinmerk uit Galway, Ierse Republiek
Andere bekende merken zijn Belleek, dat porselein maakt sinds 1863 (Belleek Pottery, Noord-Ierland), Royal Albert, Minton bone china, Spode en Paragon. Bone china of beenderporselein was een Britse uitvinding maar wordt nu ook in Scandinavië, Duitsland, Indië en China gemaakt. Het Zweedse bedrijf Gustavsberg produceert sinds 1866 ook beenderporselein.
Frans porselein
-
1740: Vincennes (Manufacture de Vincennes)
-
1756-heden: Sèvres (Manufacture royale de porcelaine de Sèvres)
-
1770: L'Ancienne Manufacture Royale de Limoges (Limoges)
-
Tussen 1780 en 1790: porseleinfabriek te Rijsel (Lille), opgericht door François Lepierre, produceerde vazen
-
1784 Oprichting van de Faïencerie de Sarreguemines (productie van aardewerk). Hieruit ontstond in 1876 een nieuwe fabriek in Digoin met productie van hotelporselein. Porcelaine Pyroblan is een merknaam van Sarreguemines.
-
1789-heden: Revol Porcelaine, familiebedrijf, producent van culinair porselein
-
1826-heden: Deshoulières, serviezen en geschenkartikelen
-
1842-heden: Haviland (Limoges)
-
1849-heden: Raynaud (Limoges)
-
1850-heden: Porcelaine de Sologne, serviezen en geschenkartikelen. Maakt deel uit van de Groupe Deshoulières.
-
1863-heden: Bernardaud (Limoges)
-
1934: Georges Boyer, (Limoges). De vader van Georges, nl. Jean Boyer, een porseleinschilder, kocht reeds in 1919 een porseleinfabriek in Limoges.
-
Porcelaines Chastagner, (Limoges), in 1958 gesticht door Alexandre Chastagner
-
1993-heden: Manufacture de Porcelaines Jacques Pergay een producent van serviezen te Limoges.
-
Le Tallec is een atelier van porseleinschilders of decorateurs (Parijs), die meestal kleine geschenkartikelen decoreert in een klassieke stijl met veel bladgoud. Het ongedecoreerde witte porselein wordt dus elders aangekocht. Ieder artikel van het atelier is volledig met de hand beschilderd.
-
Jean Louis Coquet (Limoges), serviezen en geschenkartikelen
-
Medard de Noblat (Limoges), serviezen
-
Lafarge (Limoges) produceerde serviezen met typisch Franse decors. Lafarge werd in 1999 overgenomen door het porseleinbedrijf Philippe Deshoulières en in 2004 gesloten, vermits het niet meer rendabel was.
Italiaans porselein
-
1743-1759: Capodimonte, gesticht door Karel van Bourbon, de latere koning Karel III van Spanje.
-
In 1735 werd in Toscane de "Manifattura di porcellane di Doccia" opgericht. De oudste dateerbare producten in porselein dateren van 1740. Uit deze manufactuur zou later het porseleinmerk Richard Ginori ontstaan.
-
Porcellane Tognana uit Treviso
-
Alessi is een Italiaans bedrijf dat producten ontwerpt en produceert in een eigentijds design. Naast voorwerpen in metaal, hout, cristalin (halfkristal) en kunststof heeft Alessi ook serviezen en kleine voorwerpen in porselein. Het ontwerp gebeurt door Alessi; de productie vindt plaats in Duitsland vermits Alessi zelf geen porseleinfabriek bezit.
-
Mangani SRL, Porcellane d'Arte uit Firenze, luxueuze decoratieve producten, soms met kobaltblauw en vergulde versieringen.
Spaans porselein
-
1727-1895: Porcelana de Alcora in L'Alcora, regio Valencia.
In 1760 ontstond de porseleinmanufactuur Buen Retiro, dat als grondstof magnesiumsilicaat gebruikte uit de groeve van Vallacas bij Madrid. Het initiatief kwam van koning Karel III en zijn echtgenote, Maria Amalia van Saksen. Buen Retiro hield op te bestaan als gevolg van een oorlog in 1808.
Momenteel produceert het bedrijf Lladro uit Valencia porseleinen figuren zoals meisjes, jongens, clowns, voorstellingen van een beroep, figuren voor een kerststal of dieren.
Portugees porselein
-
1824-heden: Vista Alegre, in de gemeente Ilhavo, Portugal
-
1970-heden: Spal Porcelanas, in de gemeente Alcobaça
-
1987-heden: Porcel - Indústria Portuguesa de Porcelanas, producent van serviezen en geschenkartikelen in porselein
-
1992-heden: Costa Verde
Fins porselein
-
Arabia is een Fins bedrijf opgericht in 1873, dat porseleinserviezen en aardewerk produceert.
-
Iittala is bekend omwille van zijn eigentijdse mooie vormen in porselein. Het maakt cache-pots en serviezen. Bekend zijn ook de vazen ontworpen door Aalvar Aalto. deze vazen zijn in glas gemaakt.
Hongaars porselein
-
1826: Herend maakt serviezen, vazen, cache-pots en figuren die steeds met de hand beschilderd zijn. Herend was in het midden van de 19e eeuw hofleverancier van de Habsburgse dynastie van Oostenrijk-Hongarije, van de familie Rothschild en van een aristocratisch cliënteel in heel Europa. Het bedrijf leidt zelf zijn porseleinschilders op. Hoewel Herend sterk is in het behouden van artistieke tradities en traditionele decors, worden sinds 1990 ook moderne eigentijdse vazen gemaakt.
-
1853 Zsolnay: luxeporselein, maar ook bouwkeramiek (tegels).
Oostenrijks en Zwitsers porselein
In 1718 begon Claudius Innocentius du Paquier, met privilege van de keizer te Wenen een porseleinfabriek. Hij had hulp van twee medewerkers uit Meissen. Du Paquier verkocht het bedrijf in 1744 aan de Oostenrijkse staat. De Wiener Porzellanmanufaktur, die het Oostenrijkse hof en de adel van serviezen en sierstukken van erg hoge kwaliteit voorzag bestond tot 1864. In 1923 ontstond de porseleinfabriek Augarten, die nog steeds actief is, en gedeeltelijk de decors van de vroegere Weense manufactuur heeft overgenomen[9]. Augarten produceert serviezen, lampenvoeten, figuren en vazen. Augarten porselein wordt met de hand beschilderd.
-
Rössler Porzellan, productie van porselein in Zwitserland sinds 1957
Russisch porselein
-
1744: Lomonosov. Een moderne selectie staat opgesteld in het Museum Geelvinck Hinlopen Huis.
-
1835: Kornilow, porseleinfabriek in Sint-Petersburg.
Zuid-Afrikaans porselein
-
1949-heden: Continental China, te Kaapstad
Porselein uit de Verenigde Staten van Amerika
Pickard China uit de staat Illinois en Lenox uit de staat New York zijn beide leveranciers van serviezen voor het Witte Huis. Hun producten worden ook wereldwijd verkocht.
Plateel
Is een bepaald soort keramiek (aardewerk). Het decor of motief wordt met de hand door een zogenaamde plateelschilder op het plateel geschilderd voordat het voor de tweede keer gebakken wordt. Dit werk vindt plaats in de plateelbakkerij.
Platte schotel
Het woord plateel is afgeleid van het Oud-Franse woord platel, dat platte schotel betekende. Vanaf de zeventiende eeuw gebruikt men het woord plateel voor al het beschilderde Hollandse majolica en Delftse faience. Dit aardewerk werd apart benoemd om het te kunnen onderscheiden van het Chinese porselein.
Opmerking: Tegenwoordig wordt al het poreuze aardewerk, gevormd in mallen, al dan niet beschilderd en voorzien van een laagje glazuur, met het woord plateel aangeduid.
Plateelbakkerijen
Een plateelbakkerij is een aardewerkfabriek die plateel produceert. Nederland had tot in de twintigste eeuw een groot aantal beroemde plateelbakkerijen, waarvan vele inmiddels zijn verdwenen. Deze bevonden zich voornamelijk in Delft, Gouda en Rotterdam, maar ook het Friese Makkum bezat een beroemde plateelbakkerij.
Bekende fabrieken waren/zijn:
Arnhemsche Fayencefabriek,
Goedewaagen,
De Porceleyne Fles,
Regina, Flora,
de Plateelbakkerij Zuid-Holland (PZH),
Rozenburg,
ESKAF en Plateelfabriek De Distel.
De meest vooraanstaande (en zelfs wereldberoemde) plateelbakkerijen maakten niet alleen gebruiksaardewerk, maar werden vooral bekend door artistiek sieraardewerk. Door het aantrekken van talentvolle kunstenaars en vormgevers werd in de bakkerijen ambachtelijkheid gecombineerd met kunstzinnigheid. Zo zien we art nouveau en art deco prominent vertegenwoordigd in keramische producten uit Nederland. Rond de Eerste Wereldoorlog was Theodoor Colenbrander (1841-1930) een van de bekendste kunstenaars, die zijn artistieke ideeën in en op keramiek realiseerde.
Na de Tweede Wereldoorlog leefde de aardewerkindustrie in Nederland aanvankelijk sterk op, maar halverwege de jaren zestig begon de neergang. De dure producten van de ambachtelijke Nederlandse keramische industrie moesten concurreren met goedkope massaproducten uit het buitenland. De aardewerkindustrie moderniseerde door het toepassen van betere technieken en een rationelere organisatie en marketing. Hierdoor kon weliswaar betrekkelijk goedkoop massa-aardewerk tegen lage prijzen worden geproduceerd, maar kwam de artistieke kwaliteit van de Nederlandse industrie steeds meer onder druk te staan. Het met de hand beschilderen van plateel, dat veel vakmanschap vereist, werd vervangen door productie door machines, die decors door middel van transfers aanbrachten of gebruik maakten van zeefdruktechnieken. Het machinaal produceren van keramiek had ook grote gevolgen op de vormgeving: massaproductie staat alleen relatief eenvoudige standaardvormen toe en biedt nog maar weinig ruimte aan de inspiratie van kunstenaars en vormgevers.
Nederlandse plateelbakkerijen:
De Porceleyne Fles, Delftsch Aardewerkfabriek v/h Joost Thooft en Labouchère De Porceleyne Fles Delft 1653 – heden
Haagsche Plateelfabriek Rozenburg Rozenburg Den Haag 1883 - 1916
Faience- en Tegelfabriek ‘Holland’ Holland Utrecht 1893 - 1905
Tegelfabriek ‘Holland’ Utrecht 1906 - 1918
Plateelfabriek Firma Wed. N.S.A. Brantjes & Co.Plateelbakkerij Brantjes Purmerend 1895 - 1904
Plateel- en Tegelbakkerij De Distel De Distel Amsterdam 1895 - 1925
Kunstaardewerkfabriek Amstelhoek Aardewerkfabriek Amstelhoek Ouder-Amstel 1897-1903
Voorheen Amstelhoek Ouder-Amstel 1904 - 1910
Tegelbakkerij Lotus Tegelbakkerij Lotus Watergraafsmeer 1896 - 1901
Fabriek van Brouwer’s Aardewerk Gouda en Leiderdorp 1898 - 1956
Plateelbakkerij Zuid-Holland Plateelbakkerij Zuid-Holland (Plazuid, PZH) Gouda
E.N.K.K., Eerste Nederlandsche Keramische Kunstinrichting Kampen 1901 - 1902
Fabriek van Muurtegels Jan van Hulst Harlingen 1849-1933
Plateelbakkerij Delft (P.B.D.) Plateelbakkerij Delft Amsterdam en Hilversum 1897 – 1928
Kunstaardewerkfabriek De Kat Aardewerkfabriek De Kat Bergen op Zoom 1902 – 1918
De Dordtsche Kunstpotterij (D.K.P.) Dordtsche Kunstpotterij (DKP) Dordrecht 1903 - 1908
Plateelbakkerij Haga Plateelbakkerij Haga Den Haag en Purmerend 1903 - 1907
Plateelfabriek Purmerend, firma Jb. Vet & Co. Purmerend 1903 - 1906
Arnhemsche Fayencefabriek Arnhemsche Fayencefabriek Arnhem 1907 - 1934
Plateelbakkerij L. Huisenga Purmerend en Zaandam 1906 - 1907
Porceleinfabriek De Kroon Noordwijk 1906 - 1910
Potterij Rembrandt Potterij Rembrandt Utrecht, Nijmegen, Gouda 1906 - 1964
Nederlandsche Majolika, Faience en Terracottafabriek Scholz & Vinckers Kampen 1907
Faience en Tegelfabriek Westraven v/h Gebroeders Ravesteijn Groenekan en Utrecht 1844 - 1994
Tegel- en Fayencefabriek Amphora-Holland Amphora Oegstgeest 1907 - 1933
Kunstaardewerkfabriek St. Lukas Kunstaardewerkfabriek St. Lukas Utrecht 1909 - 1933
Kunstaardewerkfabriek Ed. Antheunis Gouda 1910 - 1933
Sierkunst Nijmegen Amsterdam and Apeldoorn 1912 - 1951
Firma Van der Want & Barras, Hollandia (Eerste Nederlandsche Fabriek van Geëmailleerde Pijpen) en Kunstaardewerkfabriek Regina Regina Gouda 1898 - 1979
Plateel- en Pijpenfabrieken ‘Zenith’ voorheen Fa. P.J. van der Want Azn.Gouda
1749-1754: Nieuwe Haven
1754-1915: Keizerstraat 10-12
1915-1984: Prins Hendrikstraat 99-101
1749 - 1984
Goedewaagen’s Hollandsche Pijpen- en Aardewerk Fabrieken Gouda 1779 - 1939
Aardewerk- en Faiencefabriek Rijnland Alphen aan den Rijn ca. 1909 - ca. 1962
Het Tegelhuis Alphen aan den Rijn 1915-1983
Aardewerkfabriek Katwijk en Klinkenberg Zeist Katwijk aan Zee en Zeist 1916 - 1996
Eerste Steenwijker Kunst-Aardewerk-Fabriek (E.S.K.A.F.) ESKAFSteenwijk en Huizen 1919 - 1935
Plateelbakkerij De Rozeboom N.V.Den Haag 1919 -1920
Plateelbakkerij Schoonhoven Schoonhoven 1920-?:
Molenstraat 9-11 ?-heden:
Wal 13-151920 - heden
Pottenbakkerij De Vier Paddenstoelen Pottenbakkerij De Vier Paddenstoelen Utrecht, Jutphaas en Elst 1920-1950
Potterie Kennemerland Potterie Kennemerland Velsen 1920-1924:
Kennemer Pottenbakkerij Velsen 1924-1929:
N.V. Kennemer Potterij Velsen 1929-1932:
E. Snel voorheen N.V. Kennemer Potterij Velsen1933 - 1936:
Kunstaardewerkfabriek Velsen Velsen 1936 - 1942:
Keramiekfabriek Velsen Sassenheim 1942-2002
Plateelbakkerij Ram Plateelbakkerij Ram Arnhem 1921-1945/1969
Potterie Oud-Delft Nijmegen en Waddinxveen 1921-1997
Plateelbakkerij ‘De Iris’, Montagne & Co.,De Iris Gouda Karnemelksloot 441925-1968
Plateelbakkerij Gelria Arnhem 1926-1932
Faiencerie De Hoop Arnhem 1932-1939
Potterie De Driehoek en Potterie Huizen Potterie De Driehoek Huizen1935-1987
Plateelbakkerij Flora,Flora Gouda, Hardenberg en Nieuw Buinen 1945 - heden
Plateelbakkerij Tiko Gouda Turfmarkt 95 1945-2001
N.K.I. – Nederlandse Keramische Industrie Gouda 1955-2001
Aardewerkfabriek Quo Vadis Gouda 1947-1969
Marjo Keramiek Gouda en Hazerswoude-Dorp ca. 1955 - 2003
Aardewerkfabriek Montagne Gouda en Gouderak 1951- heden
Plateelbakkerij Jumbo Gouda en Gouderak Buurtje 6, Gouda
1953-1989: Lange Groenendaal 72, Gouda
1989-1997: Gouderak
1953-1997
Aardewerkfabriek M. de Wit Gouda 1961 - 2000
Kunstatelier De Drietand Gouda 1956 - heden
Modica Keramiek Gouda 1969-1990
Plateelbakkerij Gebroeders Nijhuis-GeWi Gouda 1978 - ca. 1984
Aardewerkfabriek Goedewaagen-Gouda Goedewaagen Nieuw Buinen 1983 - heden
Bonaparte Keramiek en Lucas Florijn Gouda 1983 - heden
Arnhemsche Fayencefabriek
De Arnhemsche Fayencefabriek staat bekend als de fabriek van de gebroeders Jakob en Klaas Vet. De broers groeiden op in Purmerend, waar eind 19e eeuw de Plateelbakkerij Brantjes actief was. Beiden wilden plateelbakker worden. Klaas zou zijn vak leren bij Plateelbakkerij Zuid-Holland en later bij De Distel. Jakob zou het vak leren bij Brantjes.
In september 1903 richtten de broers de plateelfabriek Purmerend op, de fabriek zou de naam van Jakob gaan dragen, firma Jb. Vet & Co. Binnen deze fabriek was Jakob de zakelijk leider, Klaas had de verantwoordelijkheid voor de modellen en was artistiek leider. In 1906 brandde het bedrijf af. Echter bleef het pakhuis met modellen gespaard.
Op 13 maart 1907 richtten de broers de Arnhemsche Fayencefabriek op. De fabriek produceerde in de eerste periode aardewerk gelijk aan de modellen en decors uit Purmerend. Later zouden daar meerdere kleurrijke decors aan worden toegevoegd. De fabriek kende in de begin jaren twintig hoogtijdagen en moest meermalen de fabriek uitbreiden. In 1928/29 werd er voor de Plateelbakkerij Zuid-Holland gebakken in verband met staking. Tijdens de crisisperiode in de jaren dertig werd het handgeschilderde aardewerk te duur voor productie en ging men over op de productie van aardewerk met stroomglazuur in diverse kleuren. In 1934 leidde de crisis tot het staken van de productie en de uiteindelijke sluiting van de fabriek.
In de fabriek werd veel sieraardewerk gemaakt zoals vazen, jardinières, wandborden en bloempotten. Daarnaast bestond er ook de productie van luxe gebruiksaardewerk zoals serviezen, rook- en likeurstellen, inktstellen, kandelaars en souveniraardewerk in de vorm van klompjes, borden enzovoort met stadswapens. Veel van de modellen van Klaas zijn geïnspireerd op de eenvoudige en sierlijke modellen van De Distel. Ook werden klassieke modellen, zoals ook door Rozenburg toegepast, gebruikt voor inspiratie. Sommige van de modellen ontstonden uit bestaande modellen door het verwijderen of toevoegen van oren.
In de beginperiode, 1907 tot 1910, was er keuze uit twee typen decors. Het donkere hoogglans met decors van bloemen en vlinders en het lineaire decor op een witte ondergrond uitgevoerd in een mat glazuur. Een ander type aardewerk dat uit deze periode stamt heeft een rode kleur als ondergrond met hierop lineaire decors.
In de periode van 1910 tot 1917 kwamen er naast de eerder genoemde decors een aantal decors bij: Persian werd uitgevoerd op een lichtbruine ondergrond, het decor Lindus kende twee uitvoeringen een met witte bloemen en een met blauwe bloemen. Het decor S.O. is een lineair decor in wit, groen, oker en zwart. Het decor M.B. suggereerde de overeenkomst met Mat Bloemen van Zuid-Holland en bestond uit een minder abstracte uitvoering van lineaire decors van bloemen en insecten. Ook was er een neo-empirestijl waarbij decors gedeeltelijk in goud werden uitgevoerd op een witte of blauwe ondergrond.
In 1917 gebeurde er veel met de decors door het vertrek van diverse schilders en de komst van W.P. Hartgring. Hartgring zou verantwoordelijk zijn voor de grote hoeveelheid aan nieuwe decors zoals: Flora, Pensee, Polo (een hoogglansuitvoering van Corona van Zuid-Holland), Gelri, Poppy, Vlinder, decor Vogel, Zon, Toni, Tini.
Vanaf 1928 brak de zware periode aan voor de aardewerkfabriek en bestonden de decors alleen nog maar uit stroom- en spuitglazuren: het zogenaamde crisisaardewerk.
N.V. Haagsche Plateelbakkerij Rozenburg
De N.V. Haagsche Plateelbakkerij Rozenburg was een Nederlandse aardewerkfabriek die van 1883 tot 1916 in bedrijf was. Vooral het zogenoemde eierschaalporselein werd bekend.
In 1883 richtte de Duitser Wilhelm baron Wolff von Gudenberg, die het ambacht had geleerd bij De Porceleyne Fles, in de Boekhorststraat de N.V. 's-Gravenhaagsche Kunstaardewerkfabriek op, met als doel om blauw en gekleurd Oud Delfts aardewerk na te volgen. In 1884 verbond Th.A.C. Colenbrander zich als artistiek leider aan de fabriek. De ontwerpen die hij maakte waren revolutionair. De producten uit die tijd gelden nog steeds als hoogtepunten in de Nederlandse aardewerkindustrie.
In 1885 verhuisde het bedrijf, ten gevolge van klachten door overlast, naar de rand van Den Haag, de Zuid-Buitensingel, later Buitenom geheten. In 1887 kreeg het bedrijf de naam N.V. Haagsche Plateelbakkerij Rozenburg, naar de naam van de vervallen buitenplaats Rozenburg. Na het vertrek van Wolff von Gudenberg in 1889 werd kolonel b.d. Willem Joannes Julius Docters van Leeuwen aangesteld als waarnemend directeur. De fabriek wist pas onder directeur Alexander Vosmaer (1866-1944), die in 1892 aan het roer kwam te staan, in 1894 voor het eerst zonder verlies te draaien. Maar hij beloonde zichzelf te rijkelijk en werd ontslagen. Na de moeilijke eerste periode werd in 1895 J. Jurriaan Kok als directeur benoemd. Zowel de keramische kwaliteit als de decoraties werden beter. Deze decors waren levendiger, met vogels, vissen, soms in combinatie met bloemen, dit in tegenstelling tot de voorgaande donkere bloemendecors.
Een nieuw hoogtepunt was de ontwikkeling van het eierschaalporselein. Dit is een zeer dun soort aardewerk. Met de productie werd in 1899 begonnen. Dit porselein werd voor het eerst tentoongesteld op de wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs. De belangstelling was enorm, en verschillende musea gingen over tot aankoop.
In het eerste decennium van 1900 begon de verkoop terug te lopen. Hierop werden twee nieuwe producten in het assortiment gebracht, het zogenaamde Juliana-aardewerk en het incruust-aardewerk.
In 1913 verliet Jurriaan Kok het bedrijf. Nadat in 1914 de Eerste Wereldoorlog was uitgebroken, kwam de productie tot stilstand in 1916 en volgde de opheffing in 1917. In de voormalige fabriek werd de Postcheque- en Girodienst gevestigd.
Gouds plateel
Is een verzamelnaam voor zowel glanzend als mat geglazuurd aardewerk, zoals dat door verschillende plateelfabrieken in Gouda werd geproduceerd.
Het Gouds plateel vindt zijn oorsprong in de jugendstil- en art-nouveaukeramiek van rond 1900, dat vervaardigd werd door onder andere Plateelbakkerij Rozenburg in Den Haag. In de jaren twintig en dertig van de 20e eeuw was de plateelindustrie in Gouda een van de belangrijkste bedrijfstakken met veel werkgelegenheid.
Naast eerder genoemde bedrijven zijn er nog diverse andere aardewerkfabrieken in Gouda geweest, die ook deze vormen van Gouds plateel op de markt hebben gebracht, onder andere de 'familiebedrijven' van het pijpmakersgeslacht Van der Want:
-
van der Want en Barras (Hollandia en Regina);
-
P. van der Want (Ivora);
-
P.J. van der Want (Zenith).
De decoratie van Gouds plateel is afhankelijk van de oorsprong en verandert door de jaren heen. Toch is er een aantal specifieke en onderscheidende kenmerken te benoemen:
-
Florale afbeeldingen tot abstracte op florale onderwerpen gebaseerde vormen
-
Expressief kleurgebruik op basis van intense kleuren en kleurcontrasten
-
In vergelijking met andere Jugendstil relatief stevige lijnvoering
Bij het Gouds plateel zijn twee soorten plateel te onderscheiden:
-
glanzend plateel - geschilderd in doorgaans donkere kleuren en afgewerkt met loodglazuur - werd aanvankelijk geproduceerd door Plateelbakkerij Zuid-Holland;
-
mat plateel - daarna de belangrijkste vorm van Gouds plateel - werd ontwikkeld door Plateelbakkerij Zuid-Holland alsook door Plateelfabriek De Distel in Amsterdam welke in 1922 werd overgenomen door Goedewaagen.
Delftse plateelbakkerijen
In de zeventiende en achttiende eeuw kende de stad Delft waarschijnlijk 32 plateelbakkerijen waarin het bekende Delfts Blauw werd gemaakt. In de eenentwintigste eeuw bestaat van deze Delftse plateelbakkerijen alleen De Porceleyne Fles nog. Ook in andere steden in Nederland stonden door de eeuwen heen plateelbakkerijen, bijvoorbeeld in Den Haag, Arnhem of in Gouda.
Op onderstaande lijst van Delftse plateelbakkerijen staan de bedrijven die in de 17de eeuw werkzaam waren. Zij hadden gezamenlijk ongeveer 3000 arbeiders in dienst. Nederland had geen grondstoffen om porselein te maken, toch kreeg een aantal werkplaatsen en fabrieken een naam met het woord 'porceleyn' erin, zoals De Porceleyne Fles, De Porceleyne Claeuw, De Porceleyne Lampetkan, De Drie Porceleyne Flessies, De Porceleyne Bijl en Het Gecroond Porceleyn. Mogelijk was dit om te concurreren met het kraakporselein dat uit China werd geïmporteerd.
Een van de beroemdste bakkerijen was De Grieksche A, waar Daniel Marot de eerste tulpenvazen voor Mary Stuart liet maken.
Sommige bedrijven hebben onder verschillende namen bestaan, niet altijd is het duidelijk wanneer de naamsverandering heeft plaatsgevonden.
-
't Fortuyn 1661 1784 Lange Geer
-
't Hart 1678 1771 Gasthuislaan
-
China 1654 1743 Nieuwe Langendijk
-
De Dissel 1640 1702 Molslaan
-
De Drie Klokken 1670 1841 Geer 70 en Koornmarkt
-
De Drie Porceleyne Flessies 1661 1777 Gasthuislaan, bij de Bastiaanspoort
-
De Dubbel de Schenkkan 1660 1770 Oude Langendijk
-
De Eendragt 1808 1830 Gasthuislaan
-
De Gecroonde Theepot 1692 1724 Noordeinde
-
De Grieksche A 1657 1818 Lange Geer
-
De Ham 1640 1726 Achterom
-
De Hollantse Daalder 1695 1721
-
De Ham (oostkant) of Kerkstraat
-
De Klaauw
-
De Porseleine Klaauw 1661 1840 Koornmarkt
-
De Lampetkan
-
De Porseleine Lampetkan 1609 1811 Nieuwe Langendijk Oosteinde
-
De Metaale Pot 1670 1775 Geer
-
De Nagtegaal 1633 1650 Trompetstraat, hoek Oosterstraat
-
De Paauw 1651 1774 Koornmarkt
-
De Porceleyne Byl 1657 1803 Gasthuislaan, bij de Paradijspoort
-
De Porceleyne Fles 1653 heden Oosteinde
-
De Porceleyne Schotel
-
Gekroonde Porseleine Schotel (1690) 1598 1791 Molslaan
-
De Romeyn 1606 1774 Achterom
-
De Roos 1661 1858 Noordeinde
-
De Twee Scheepjes 1619 1794 Molslaan (zuidkant) hoek Kruisstraat
-
De Vergulde Blompot 1616 1841 Rietveld
-
De Vier Romeynse Helden 1581? 1742 Oosteinde (westkant)
-
De Wildemanspoort
-
De Twee Wildemannen 1661 1788 Broerhuislaan (nu Burgwal)
-
De Witte Ster
-
De Witte Starre 1660 1804 Oude Delft
-
Drie Posteleyne Astonne
-
Drie Porceleine Astonnen
-
Drie Vergulde Astonnekens 1655 1804 Lange Geer
-
Het Gecroond Porceleyn 1645 1753 Molslaan
-
Het Hooge Huys 1650 1741 Oosteinde
-
Het Moriaanshooft
-
Het Oude Moriaanshooft
-
Het Jonge Moriaanshooft 1690 1773 Gasthuislaan
-
In de Vergulde Boot 1612 1770 Oude Delft
-
Rouaan
-
Het Lage Huys v.a. 1715 1605 1742 Oosteinde
Keramiek
Het woord keramiek komt van het Griekse keramos, wat drinkvat of aardewerkvat betekent. Van origine werd het woord gebruikt voor het aanduiden van voorwerpen die van gebakken klei zijn gemaakt. Traditioneel zijn keramieken dan ook op klei (ofwel silicaten) gebaseerd. Hiervan zijn er zeer veel en ze worden gemaakt van uiteenlopende kleisoorten, diverse toeslagstoffen en allerlei procedés (bijvoorbeeld een verschillende oventemperatuur).
Bij de traditionele keramieken valt bijvoorbeeld te denken aan gebruiksvoorwerpen zoals potten en serviezen in porselein, aardewerk of steengoed, aan bouwmaterialen (baksteen, straatstenen en tegels) en aan sanitair (wasbakken en toiletpotten).
-
Aardewerk wordt gebakken van klei bij een temperatuur van 800 tot ongeveer 1100°C, waarbij geen sintering of verglazing optreedt. Aardewerk wordt vrijwel altijd geglazuurd.
-
Terracotta is ongeglazuurd aardewerk van roodbakkende klei.
-
-
Steengoed of gres wordt gemaakt van een gresklei en kan worden gebakken bij hogere temperaturen (1200-1300°C); hierbij versintert de klei, het product is geschikt voor het bewaren van vloeistoffen.
-
Porselein, gebakken van een speciale witte kleisoort, gemengd met kwarts en veldspaat, gebakken bij 1200-1400°C, waarbij het geheel verglaast. De basisgrondstof is kaolien of pe-tuntse afkomstig uit China. Kaolien wordt in Europa gevonden in de streek van Limoges, Duitsland, Tsjechië, Oekraïne, Cornwall en Spanje.