Namenlijst begraafplaats St. Catharinakerkhof Eindhoven
Eindhoven kreeg in 1232 stadsrechten van hertog Hendrik I van Brabant. De inwoners werden begraven aan de zuidzijde van de kerk en aan de omgang van de kerktoren van de laatmiddeleeuwse kerk, vanaf 1340 bekend onder het patronaat van ‘sancta Katharina’. Door branden, plunderingen en (beelden)stormen moest de kerk diverse malen worden gerestaureerd of herbouwd. Het Catharinakerkhof had slechts een oppervlakte van 23 are, maar dat was met de grafruimte in de kerk voldoende voor de gemeenschap van amper 2.000 zielen. Na de vrede van Münster in 1648 werden kerk en kerkhof overgedragen aan de protestanten en kwam het beheer in handen van de Diaconie. Zowel protestanten als katholieken (99%) bleven in de kerk of op het omliggende kerkhof begraven, maar wel tegen betaling aan de Diaconie.
In 1807 werd de kerk met het kerkhof genaast door de katholieken, dat officieel haar beslag kreeg op last van koning Lodewijk Napoleon op 8 juli 1809 na zijn eerder bezoek aan Eindhoven op 18 en 19 april.
Met ingang van 1 januari 1829 werd het begraven in kerken en gemeenten met meer dan duizend inwoners verboden. Maar Eindhoven kon geen geschikt terrein buiten de stad vinden, ook al omdat het lag ingeklemd tussen de andere gemeentes. Voorlopig reageerde de gemeenteraad daarom niet op de aansporingen van Gedeputeerde Staten om een locatie voor de begraafplaats te zoeken.
Tweede Catharinakerkhof (1857-1877)
Na een bezoek van de gouverneur van Noord-Brabant in 1832, die ‘bespeurd heeft dat er op en rondom het kerkhof eene kwade lucht heerschte’, werd een commissie benoemd die in de gemeente Woensel een stuk land vond aan de Dijk of Stadscingel, nu Vestdijk en Raiffeisenstraat. De gemeente kocht het stuk grond aan, maar bleef voorlopig begraven op het Catharinakerkhof. De gemeenteraad trok zich weinig aan van een verzoek van hogerhand in 1849 'het begraven van lijken voortaan te doen plaats hebben op het Kerkhof, het welke uwe stad op eenige afstand derzelve, is bezittende’. In 1857 was het echt afgelopen, omdat de kerk, die in slechte staat verkeerde en te klein was geworden, toen werd afgebroken en vervangen door de huidige neogotische Catharinakerk. Hiertoe moest het omliggende kerkhof wijken om de nodige ruimte te creëren. Meer dan zes eeuwen, tussen 1225 en 1857 zijn naar schatting 15.000 Eindhovenaren begraven in en rond de middeleeuwse St. Catharinakerk.
Het kerkbestuur verzocht de gemeente een stukje grond voor de aanleg van een nieuwe begraafplaats. Op het perceel aan De Dijk, dat in 1832 was aangekocht, werd toen 30,1 are bestemd tot begraafplaats, verdeeld in drie vakken: het grootste deel voor de katholieken, een kleiner deel voor de protestanten en nog een klein vak voor niet gelovigen. De nieuwe begraafplaats was niet veel groter dan de oude en dit maakte in 1875 vergroting of verplaatsing noodzakelijk. Men koos voor het laatste, omdat bij uitbreiding van de stad de begraafplaats daar toch niet kon blijven. Het kerkbestuur van de Catharinaparochie wilde een begraafplaats alleen voor katholieken en kocht in 1877 een perceel, dat op het grondgebied van de gemeente Gestel lag. In hetzelfde jaar 1877 werd de begraafplaats aan de Dijk gesloten en in fasen geruimd. Op twee schetsen van Vincent van Gogh uit 1885, allebei getiteld ‘Kerkhof bij regen’, wordt die ruiming in beeld gebracht: een rij houten kruisen is voor een groot deel uit de grond getrokken; in de stromende regen verzamelen twee mannen stoffelijke resten in kisten. In 1888 werd het terrein geëgaliseerd, ingezaaid met gras en beplant met bomen. Tijdens bouwwerkzaamheden langs de Raiffeisenstraat in 1995 werden nog menselijke skeletresten aangetroffen.
Het derde Catharinakerkhof, gelegen in de gemeente Gestel, werd aan de Gestelse kant begrensd door een zandpad en aan de andere kant door het riviertje de Rungraaf, dat de grens vormde met de gemeente Eindhoven en het landgoed Het Paradijs. Het riviertje was door stadarchitect J.H. van Dijk benut om rond het hele perceel een gracht aan te leggen, die in 1916 is gedempt en vervangen door de nog bestaande muur.
Het kerkbestuur verkocht aan de gemeente een stukje grond van 4.90 are dat bestemd werd tot algemene begraafplaats en door een hoge heg werd afgescheiden van het katholieke deel. Na de annexatie van de omliggende dorpen in 1920 en de vorming van Groot Eindhoven, werd voor de hele stad een algemene begraafplaats in gebruik genomen bij de Oude Toren in Woensel. Het algemene deel van het Catharinakerkhof werd in 1922 gesloten en werd door een grondruil in 1932 weer eigendom van het kerkbestuur. In 1937 werden de
graven overgebracht naar Woensel, waaronder het graf van het 4-jarige dochtertje Betsy Henriëtte van Anton Philips (overleden 1904).
Na een uitbreiding in 1890 met 35 are kreeg de begraafplaats zijn huidige vorm en grootte van 1,5 hectare. De begraafplaats werd ingedeeld in vier klassen. De vierde klasse was bestemd voor onvermogenden en overledenen die niet in gewijde grond begraven mochten worden, zoals doodgeboren en ongedoopte kinderen. Voor hen is in 2002 een monument geplaatst.
In 1878 werden het lijkenhuisje en de woning van de doodgraver gebouwd. Bij de renovatie in 1938 is het huidige aanzien van de ingangspartij ontstaan, doordat stadarchitect Louis Kooken tussen woning en lijkenhuisje, nu poortkamer en in gebruik als kantoor, een overdekte poort met smeedijzeren hek aanbracht. Boven de ingang kwam het Catharinabeeld, waarschijnlijk van de hand van Marcel van Eck sr. (1888-1951). Op de hoeken van de muren werden twee dodenlantaarns geplaatst. Vanaf de ingang voert het middenpad naar de Calvarieberg, waarop in 1878 een groot houten kruis zonder corpus werd geplaatst. Na verrotting van het kruis werd deze in 1882 vervangen door een ijzeren kruis met een gietijzeren corpus. In 1993 werd het kruis vervangen door een hardhouten kruis, het corpus werd gerestaureerd en opnieuw bevestigd.
De eerste die op 28 juli 1877 op het Catharinakerkhof in de derde klasse werd begraven, was bakkersvrouw Johanna den Boer-Vervoort. Daarna volgden vele generaties Eindhovense families. Hierdoor groeide de begraafplaats. Het huidige ‘Katrien’ telt ongeveer 1.600 graven, waaronder twee grafkapellen en veel tombes in de beschermde monumentale zone.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het de begraafplaats van aan de grens gelegerde militairen van het 20ste en 23ste regiment en vluchtelingen uit België. Het graf van Florentine Pasteels-Hagelsteens, overleden in 1916, getuigt daarvan: ‘Voor wapenen moest ik vluchten en nu zal ik niet meer wederkeren in mijn huis. Ik heb een weg gegaan waarlangs ik niet zal wederkeeren. Ik sterf van groot verdriet in een vreemd land’. In 1924 is ook haar man Petrus Pasteels hier bijgezet. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden hier slachtoffers begraven van de bombardementen op de binnenstad van Eindhoven in 1942, 1943 en 1944. Het laatste bombardement had op een wel heel triest moment plaats. Eindhoven werd bevrijd op 18 september, maar de volgende dag bombardeerden 85 Duitse vliegtuigen het feestvierende Eindhoven en maakten 227 slachtoffers.
In de beschermde monumentale zone rust de Eindhovense elite van weleer. Voor de Calvarieberg liggen onder machtige tombes de pastoors, die tevens dekens waren. De hoeken zijn versierd met de symbolen van de vier evangelisten. Langs het middenpad en in de rij daarachter liggen de graven van notabelen zoals burgemeesters, wethouders, adellijke personen, leden van Provinciale Staten, een minister van Financiën, advocaten, notarissen en een kantonrechter. Daarnaast liggen hier fabrikanten, die werkzaam waren in de tabaks-, leder-, lucifer- en textielindustrie. Verder zijn er bierbrouwers, middenstanders en kleine ondernemers begraven.
Op het graf van de familie Marto-Teepen prijkt de Engel des Geloofs. Deze is gezeten op een rotsblok met een boomkruis, waaromheen zich een slang slingert. Het kalkstenen beeld is gemaakt door beeldhouwer Hendrik van der Geld (1838-1914) voor zijn schoonouders. Het grafmonument voor de familie Fens-Van Moll werd vervaardigd door de Eindhovense beeldhouwer H.J. Kluytmans en bestaat uit een natuurstenen sarcofaag met draperieën, waarachter een engel met een kruis staat. Beeldhouwer L. Manders schiep het monumentale graf van de familie Mignot-Bouvy, een kleine sarcofaag, omgeven door zes palen met toortsen en urnen en verbonden door kettingen.
Er staan twee grafkapellen op het Catharinakerkhof. De Antwerpse architect F. van Ballaer ontwierp de grafkapel van de familie Mignot. Het is een blokvormig natuurstenen gebouwtje met zadeldak. In de voorgevel bevindt zich een koperen deur, in de zij- en achtergevels zijn glas-in-lood ramen aangebracht. De grafkapel van de familie Smits-Van Oyen in neogotische stijl, waarin twee burgemeesters liggen begraven, is uitgevoerd in rode baksteen met natuurstenen speklagen en een zadeldak gedekt met leien.
In de monumentale zone kan men een graf, waarop geen rechten meer rusten, overnemen met behoud van het monument: alleen aanpassingen, die het totaalplaatje niet verstoren, zijn geoorloofd. Buiten deze zone is men vrij in het kiezen van een grafteken, want sinds de begraafplaats door een stichting wordt beheerd, is uniformiteit het Catharinakerkhof vreemd.