Mythen, sagen en legenden

Inhoud: 

- Uitleg kwispel

- Uitleg broodjeaapverhaal

- Uitleg fabel

- Uitleg sprookjes

- Uitleg sage

- Uitleg mythe

- Uitleg legende

- Uitleg volksverhalen

- Indeling van volksverhalen

 

Uitleg kwispel

Uitleg kwispel

 

Een kwispel is een raadsel waarbij de verteller een vreemde situatie beschrijft. De toehoorders moeten vervolgens raden wat er aan de hand is. Dit is een bekend voorbeeld: een man loopt een café binnen en vraagt om een glas water. De barkeeper trekt een pistool en richt dat op de man, die hem vervolgens bedankt en het café verlaat.  Wat is er gebeurd? De man had de hik. De barkeeper heeft hem er vanaf geholpen door hem te laten schrikken met het pistool.  

 

Uitleg broodjeaapverhaal

Uitleg broodjeaapverhaal

 

Een broodjeaapverhaal (ook wel kortweg broodje aap genoemd) is een sage die zich afspeelt in de moderne tijd. Het zijn verzonnen verhalen die wordt doorverteld alsof ze waargebeurd zijn. Broodjes aap worden ook wel stadssagen genoemd. De naam broodje aap komt uit een bundel met stadssages die 1978 werd samengesteld door schrijfster Ethel Portnoy. In één van de verhalen wordt beweerd dat je in een bepaald restaurant broodjes met apenvlees kunt kopen. 

 

Uitleg fabel

Uitleg fabel

 

Fabels zijn vertellingen die veel weg hebben van sprookjes, maar waaruit een duidelijke levensles is te trekken. Vaak komen er dieren in voor met menselijke trekjes. Ook verklaren fabels soms natuurverschijnselen, zoals het ontstaan van de sterren of de zon. Voorbeeld van een fabel: De haas en de schildpad, waarin een schildpad een hardloopwedstrijd wint van een haas.

Uitleg sprookjes

Uitleg sprookjes

Een sprookje is een traditioneel volksverhaal of nog vaker een literair bedenksel, en is in wezen een geëngageerd genre dat oorspronkelijk de nodige satire en sociaal-culturele weerspannigheid bevat. Het sprookje speelt zich af op een onbepaalde plaats in een onbepaalde tijd, en opent daarom vaak met de woorden "Er was eens..." Niet zelden keren we terug naar een onbestemd feodaal verleden. In het begin van het verhaal wordt de held voor een probleem gesteld dat opgelost moet worden. De held gaat op avontuur uit en zonder dat de held zich daar veel over verwondert wordt hij tegengewerkt door kwade wezens, maar evengoed ook geholpen door goede mensen en dierhelpers. De held slaagt erin, mede dankzij zijn moed, wijsheid, eerlijkheid, goedheid of geluk, om het avontuur tot een goed einde te brengen. Het sprookje eindigt in de regel optimistisch in tegenstelling tot de sage!. Vandaar dat de slotformule dikwijls luidt: "En ze leefden nog lang en gelukkig". In veel gevallen is de uitkomst dat de held trouwt met de prinses of dat de heldin in het huwelijk treedt met de uitverkoren prins. In andere sprookjes gebeurt het wel dat de held rijkdom vergaart of een grote sociale promotie maakt. Veel sprookjes tonen jonge helden en heldinnen die zich losmaken van hun ouders en aan een zelfstandig leven in de wereld beginnen (uitzondering hierop vormen de kindersprookjes waarin kleine kinderen de hoofdrol spelen, zoals Roodkapje en Hans en Grietje). Het sprookje wordt doorgaans verteld als fictie, en verhalen in dit genre verwoorden bepaalde wensdromen.

Uitleg sage

Uitleg sage

 

Een sage is een traditioneel volksverhaal dat zich afspeelt op een bekende plaats en op een bekend moment in de tijd. De sage is doorgaans een kortere vertelling dan een sprookje, en behandelt een bepaalde vorm van volksgeloof. Sagen bevatten veel angstaanjagende, bovennatuurlijke elementen en vertellen bijvoorbeeld over hekserij, toverij, spokerij, weerwolverij, over reuzen, kabouters, nachtmerries (het wezen, niet de droom), Witte Wieven, duivels en dergelijke. Sagen kunnen ook vertellen over moedige en sterke helden, over geduchte rovers, onderaardse gangen, verborgen schatten en bodemloze putten. In principe werden de sagen vroeger als waarheid verteld. Voor vertellers en publiek werden ze ervaren als non-fictie.

In de volksmond worden de termen legende en sage regelmatig (foutief) door elkaar gebruikt. Het komt ook weleens voor dat de begrippen sage en saga door elkaar gehaald worden. Bij de saga gaat het in de regel echter om Oudnoordse en IJslandse volksverhalen.

Het woord sage komt van het Middelnederlandse woord sage of zage, afgeleid van zeggen, wat men zegt.

 

Bekende Nederlandse sagen:

  • Het vrouwtje van Stavoren
  • Hoe Montfort ordeloos ligt
  • Hoe Eenrum, Mensingeweer, Obergum en Winsum een naam kregen
  • De slaper in het Voorhout, de Vorst van éénen dag of de Vroolijke Willem
  • Gerard, de slechte Heer
  • De Basiliscus van Utrecht
  • Het Popje der Heks
  • De Roode Hemdrok
  • De Zeemeermin van Edam
  • De Zeemeermin van Muiden; Erasmus
  • Het Heilig Hout van Dordrecht
  • Brammert en Ellert
  • De Gierige Mulder
  • Duif en Doffer
  • Emma van Haarlem
  • De Kamper Raadslieden
  • De Weerter Rogstekers
  • De Ridder van Stenhuisheerd
  • Mooi-Ann van Velp
  • Waarom de Reuzen in Limburg zijn uitgestorven
  • De Stille Ronde van Bergen-op-Zoom
  • De Witte Wiven van Lochem
  • Het ontstaan der Namen van verschillende Hollandsche plaatsen
  • De Witte Wiven van Tubbergen
  • Wonderlijke Avonturen van den Ridder met den Zwaan
  • De Schelpengrot op Nienoort
  • De Bergtoren van Deventer
  • Een schoone historie van de vier Heemskinderen
  • Zuwaert, de Martelares van Dordrecht
  • De Vliegende Hollander
  • De Sage der “Lutine”Doktor Faust bij Bommel
  • Avonturen van Doktor Faustus in Leeuwarden

 

Friese sagen

Hieronder staan enkele bekende of onbekende Friese sagen en sagenfiguren met een korte beschrijving. Deze sagen zijn willekeurig gekozen.

  • De reuzen Manke Meine en Kromme Knillis zouden volgens de sage in Akkrum de
  • Kromme Knillis en Meinevaart hebben gegraven.
  • Jan Hepkes Wouda, de Friese leugenbaron uit Surhuisterveen, die een groot verhaalcorpus aan zich wist te koppelen.
  • Japik Ingberts: de volksverbeelding maakte zich meester van deze dief van Twijzel. Hij werd het kristallisatiepunt van tientallen slimme dief- en roververhalen, waarvan sommige nog verteld worden. Er ontwikkelde zich daarnaast zelfs een specifieke Japik Ingberts-verhaalcyclus. Waling Dykstra schrijft het eerst over hem in 1863.
  • Oldehove: diverse sagen die aan de toren in Leeuwarden zijn gehecht.
  • Het paaltje van Oosterlittens, een sage die gehecht is aan een paaltje in Oosterlittens.
  • Grote Pier uit Kimswerd, hoofdpersoon uit diverse Friese sagen.
  • Rixt van Oerd, hoofdpersoon uit en titel van een sage van Ameland, bedacht door schoolmeester P.J. Braaksma (*1863).
  • Sterke Hearke (1801-1890), Hearke Tjerks Witteveen, uit Drogeham die met name bekendstond in de volksverhalen om zijn enorme kracht.
  • Stryper Wyfke, hoofdpersoon uit en titel van een sage van Terschelling.
  • Het Vrouwtje van Stavoren, hoofdpersoon uit en titel van een sage uit Stavoren.
  • Ame Gijs, een oud vrouwtje uit Hindeloopen dat kinderen die te dicht bij de waterkant staan te water trekt.

Uitleg mythe

Uitleg mythe

 

Een mythe is een verhaal waarin goden, halfgoden, helden en/of mythische wezens een rol spelen. Daarbij zijn de precieze tijd en plaats niet altijd helder. Aan mythen werd geloof gehecht, en ze kunnen deel uitmaken van religie en rituelen. Ook kunnen ze bestaande, sociale fenomenen verklaren en rechtvaardigen. Mythen maakten dus een levend onderdeel uit van een samenleving.

In verband met volksverhalen wordt in de volksmond regelmatig over mythen gesproken, maar dit begrip dient dikwijls vermeden te worden, in ieder geval voor het Nederlandstalige gebied. Voor Nederland is geen mythisch materiaal overgeleverd, buiten enkele archeologische vondsten. De Germanen moeten weliswaar een mythologie hebben gekend, maar de kennis van die mythologie is voor een groot deel gebaseerd op Scandinavische literatuur. 

 

Uitleg legende

Uitleg legende

 

Onder legende verstaat men kortweg een traditioneel christelijk (met name katholiek) volksverhaal, waarin een centrale rol is weggelegd voor een heilige, Jezus Christus, Maria, of een heilig voorwerp. In de volksmond wordt het woord legende algemeen wel gebruikt voor een oud volksverhaal, maar dit is in feite niet correct.

 

Uitleg volksverhalen

Uitleg volksverhalen

 

Met volksverhalen van Nederland worden broodjeaapverhalen, exempelen, kwispels, legenden, moppen, sagen, sprookjes en overige volksverhalen uit de schriftelijke en mondelinge overlevering bedoeld, die, voor zover bekend, in Nederland circuleren of circuleerden. Er bestaan talloze Nederlandse volksverhalen die uit de mondelinge, maar vaker ook uit de schriftelijke overlevering bekend zijn en dikwijls ook in andere landen bekendheid genieten. 


Vanuit de etnologie worden onder meer legenden, mythen, sagen en sprookjes als verschillende volksverhaalgenres gezien. Deze worden nog weleens door elkaar gebruikt, in foutieve zin. In legenden worden heiligen en de wonderen die zij verrichten beschreven, alsook verhalen over Jezus Christus, Maria en heilige voorwerpen. In mythen spelen goden, halfgoden of helden de hoofdrol en worden bovennatuurlijke verschijnselen verklaard. Deze zijn in Nederland niet overgeleverd. Ook in sagen wordt vaak een geografische bijzonderheid of een bovennatuurlijk verschijnsel verklaard, maar sagen zijn sterker dan mythen gebonden aan plaats en tijd. In de volksmond worden de termen legende, mythe en sage regelmatig anders dan zoals hierboven beschreven, in feite foutief, gebruikt. De drie termen worden dikwijls gebruikt om sterke of onware verhalen mee aan te duiden.

 

Een sprookje is een traditioneel volksverhaal dat speelt op een onbepaalde plaats in een onbepaalde tijd en opent daarom vaak met de woorden "Er was eens...".


De oudste bekende legenden van Nederland dateren pas van na de kerstening, dus vanaf de middeleeuwen. De schriftelijke vastlegging van heiligenlegenden in de volkstaal van de Nederlanden en dus niet in het Latijn dateert uit de 12e eeuw. Tot diep in de 20e eeuw werd aangenomen dat mythen hun oorsprong in de Keltische, Germaanse en Grieks-Romeinse mythologie vinden, maar deze theorie wordt tegenwoordig verworpen.  Van de verhalen, rituelen en gebruiken uit het prehistorische gebied dat we tegenwoordig Nederland noemen, zijn geen geschreven bronnen beschikbaar. Onze kennis uit deze periode komt van opgravingen. Pas in de Romeinse tijd kwamen de eerste geschreven bronnen beschikbaar. De kennis die we hebben over de Germanen is voornamelijk afkomstig van hun vijanden, de Romeinen, en vijandschap levert zelden objectief betrouwbare bronnen op. Sommige sagen kunnen teruggaan tot de Germaanse cultuur terwijl bepaalde historische sagen niet verder teruggaan dan de Tachtigjarige Oorlog, de napoleontische tijd, of zelfs pas in de 19e, 20e of 21e eeuw zijn bedacht. Pas in de middeleeuwen komen we meer te weten over het geloofsleven en de sagen in Nederland. Stadssagen of broodjeaapverhalen zijn dikwijls van recentere datum, al kunnen deze ook voortkomen uit oudere verhalen. Het is een misverstand dat broodjeaapverhalen altijd modern zijn. Het is moeilijk te zeggen hoe oud sprookjes zijn. Dat verschilt per sprookje. Sommige sprookjes bestaan sinds de late middeleeuwen, andere treffen we pas in het begin van de 19e eeuw voor het eerst aan. Weer andere sprookjes worden al teruggevonden in de klassieke oudheid.


Zonder hulp van schriftelijke bronnen die de vertellingen vasthouden, gaan mondelinge vertellingen na een paar generaties veelal verloren. 

 

Men heeft lang getracht de oudste volksverhalen terug te voeren tot de Germanen, maar Nederlandse mythen zijn dus niet overgeleverd. We hebben wel kennis van de mythologie uit de Romeinse cultuur, onder andere via het werk van Strabo en inscripties. Het was een polytheïstische cultus, met meer dan 400 goden. Van de goden die in de Nederlanden werden aanbeden zijn verschillende namen gevonden in Latijnse inscripties volgens de zogenaamde Interpretatio Romana. Voor al deze goden geldt echter dat er over hen in zijn geheel geen volksverhalen in de omgeving van het huidige Nederland zijn overgeleverd. We kennen eveneens Nehalennia en de Matres. Keltische goden waarvan de naam bekend is zijn Epona, Gontia, Herecura, Intarabis (oorlogsgodheid), Litavis (moedergodin), Nemetona, Rosmerta, Sandraudiga, Tanfana en Vagdavercustis. Germaanse goden als Wodan of Jummenas of Semini zijn ook bekend, maar ook over deze goden kennen we in het gebied dat het huidige Nederland omvat, in zijn geheel geen volksverhalen. Ook de goden die bekend zijn uit de Romeinse cultuur, zoals Neptunus, hebben bekendheid genoten in het gebied dat het huidige Nederland omhelst, maar ook van deze goden zijn geen volksverhalen overgeleverd.


Het is al heel wat als we Nederlandse volksverhalen tot de middeleeuwen kunnen traceren. Voor legenden is dat soms iets makkelijker. De cultus van heiligen en heilige voorwerpen bloeide in de gekerstende middeleeuwen al volop. Er zijn legio Latijnse en Middelnederlandse vitae of heiligenlevens te vinden met hun wonderverhalen. Zo leefde de heilige missionaris Willibrord in de 8e eeuw. In diezelfde eeuw werd er een Latijns heiligenleven over hem geschreven, de Vita Sancti Willibrordi. De legende van Willibrord dankt zijn lange traditie aan telkens hernieuwde optekeningen en de steeds herhaalde leringen van Kerk en onderwijs. De oudste legende die bewaard is gebleven in het Middelnederlands is het Leven van Sint-Servaas uit 1170 door Hendrik van Veldeke. Dit is tevens het oudst bekende literaire werk in het Nederlands. Desalniettemin waren het niet zelden 19e-eeuwse schrijvers en dichters die hun romantische proza en dichtwerk uiteindelijk gecanoniseerd zagen in volksverhaalbundels.


Als er ergens volksverhalen opduiken, komt dat vooral door de noeste arbeid van volksverhaalverzamelaars. Men gaat ervan uit dat vele verhaaltypen overal in Nederland voorkomen, maar bekend zijn geworden in de gebieden waar de verzamelaars deze hebben opgetekend. In gebieden waar geen volksverhalen bekend zijn, zijn er dikwijls simpelweg geen verzamelaars langs geweest. Zo kan het voorkomen dat de volksverhalen rondom de Brabantse Bartje Poep pas in de 21e eeuw opgetekend en daardoor bekend werden, terwijl ze al veel langer mondeling circuleerden.

 

In Europa en ook in Nederland zijn pas sinds de 19e eeuw echt volksverhalen verzameld. Vóór die tijd zijn volksverhalen wel terug te vinden in ridderromans, kluchtboeken, reisbeschrijvingen/of almanakken, maar de wetenschappelijke en folkloristische belangstelling bloeit pas echt op nadat de gebroeders Grimm aan het begin van de 19e eeuw hun sprookjes en sagen publiceerden.

 

In Nederland is er aanvankelijk vooral regionaal verzameld, het intensiefst in gebieden als Limburg en Friesland. Zij voelden de dominante rol van de Hollandse cultuur.

 

Indeling van volksverhalen


In dit hoofdstuk wordt een opsomming gegeven van enkele opgetekende volksverhalen, zoals die bekend zijn in het gebied dat het huidige Nederland behelst. Voor zover mogelijk wordt ook de herkomst van deze volksverhalen verklaard. De indeling van volksverhalen is echter niet eenvoudig. 

 

  • Legende

De legende is in Nederland als apart genre in de middeleeuwen opgekomen. De meeste van deze legenden zijn dus in het Middelnederlands geschreven. Het genre legende vertoont als zodanig veel overeenkomsten met de sage, waar het in feite de christelijke tegenhanger van is. Bij een legende is een centrale rol weggelegd voor een heilige, Jezus Christus of Maria, of voor een sacrosanct voorwerp. Bekende christelijke legenden zijn die van Sint Nicolaas en Sint Servaas. De Legende van Sint Servaas is een in de 12e eeuw door Henrik van Veldeke geschreven hagiografie. Het verhaal is deels op ware feiten gebaseerd. Eerst wordt de gewone levensloop van de heilige Sint Servatius beschreven, vervolgens hoe hij de 'ketterse' inwoners van Tongeren eerst het zwijgen zou hebben opgelegd, waarna hij van de heilige Petrus een zilveren sleutel zou hebben gekregen om de Tongenaren alsnog vergeving te schenken.


Een legendarisch persoon is iemand die om zijn of haar prestaties wordt genoemd in oude of moderne geschriften of verhalen. Soms weten we zeker dat de persoon bestaan heeft, in andere gevallen niet. In veel gevallen zijn de verhalen die aan de persoon worden gekoppeld, pas na zijn/haar leven ontstaan. Er valt niet altijd meer te achterhalen of de aan de persoon toegekende gebeurtenissen werkelijk plaatsgevonden hebben. Een bekend legendarische persoon van de Britse Eilanden is Koning Arthur, maar ook uit Nederland zijn legendarische personen bekend. De onderstaande personen hebben echter wel bestaan, maar veel van de verhalen rond deze personen zijn later in de overlevering bekend geworden. Hierdoor is tegenwoordig lastig te achterhalen wat wel en wat niet werkelijk is gebeurd.

- Een bekend voorbeeld is het verhaal van de Zwaanridder, over een raadselachtige held.

- Finn Folcwalding wordt beschouwd als de eerste koning der Friezen en is ook meer een legendarische dan een historische figuur. Hij komt voor in de Oudnoordse en Oudengelse teksten Widsith, het Beowulf-epos en in het Finnburgfragment.

- Grote Pier, echte naam Pier Gerlofs Donia, was een Fries vrijheidsstrijder die begin 16e eeuw ten strijde trok tegen de Saksische en Hollandse bezetters. Met zijn reusachtige slagzwaard van 2,15 meter lang en 6 kilo zwaar kon hij de hoofden van meerdere vijanden tegelijkertijd afhakken. Omdat zich rond zijn figuur een uitgebreide sagenvorming heeft voorgedaan is het heden ten dage moeilijk te zeggen wat er van de verhalen over Grote Pier op waarheid berust en wat niet. Zijn neef Wijerd Jelckama kon volgens de sage een paard van 1000 pond (500 kilo) enkele seconden lang op de schouders nemen.

 

  • Moppen

Moppen zijn korte verhaaltjes die bij uitstek in de mondelinge overlevering circuleren. Om die reden zijn het volksverhalen. Het woord 'mop' voor dit genre volksverhalen bestaat sinds de tweede helft van de 19e eeuw en betekent kort grappig stukje. Het fenomeen is al wel ouder. De oudste bekende Nederlandse mop heeft Servaas van Maastricht als mikpunt. Eeuwen later, in de 17e eeuw, tekende advocaat Aernout van Overbeke moppen op die hij had gehoord. Grappige vertellingen werden vroeger boerden, kluchten en uien genoemd. De voorlopers van de huidige korte moppen waren regelmatig wat verder uitgesponnen kluchtige verhaaltjes. Ze worden in het Duits wel 'Schwankmärchen' genoemd. In zulke verhaaltjes konden meerdere grappige momenten zitten. De oudste Nederlandstalige grappige verhalen stammen uit de middeleeuwen. Vanaf de late middeleeuwen werden ze gebundeld in kluchtboekjes. De moderne moppen zijn meestal kort; het lachmoment zit aan het eind. Moppen kunnen zich tegenwoordig ook voordoen in de vorm van een raadsel.


Hieronder staan enkele bekende of onbekende sagen met een korte beschrijving en een aantal bovennatuurlijke figuren. Deze sagen zijn willekeurig gekozen.

- De sage van Ellert en Brammert is een migrerende sage, die onder meer in Drenthe bekend is. Het verhaal van het zieke vee van Zweeloo dat tijdens de runderpest van 1700 op een heuvel werd afgezonderd dient vermoedelijk om de typische naam van deze heuvel, Gelpenberg, te verklaren.

- Het Vrouwtje van Stavoren is een bekende sage over een rijke koopmansweduwe in Stavoren.

- De sage van Kabouterkoning Kyrië stamt uit de Kempen en verhaalt over kabouterkoning Kyrië.

 

  • Maritieme sagen

Vanwege de nauwe verbondenheid van de Nederlanden met de zee is het niet verwonderlijk dat er veel maritieme sagen bestaan. Een bekend verhaal gaat over het ontstaan van de naam Kinderdijk. Op 18 en 19 november 1421 woedde in Zuid-Nederland en Vlaanderen een bijzonder zware noordwesterstorm, gevolgd door een zeer hoge stormvloed. Dijken braken door en grote overstromingen volgden, waarmee de Sint-Elisabethsvloed van 1421 een feit was. Toen de ergste storm geluwd was ging men de dijk op om te kijken wat er te redden viel en zag men in de verte een wiegje aan komen drijven. Toen het dichterbij kwam, zag men beweging. Toen het wiegje nog dichterbij was gekomen, zag men dat een kat het wiegje in evenwicht probeerde te houden door heen en weer te springen zodat er geen water in het wiegje kon stromen. Toen het wiegje uiteindelijk vlak bij de dijk was, viste men het op. Er bleek een baby in te liggen die rustig en droog lag te slapen. Het verhaal is zeer waarschijnlijk bedacht in bange watersnooddagen, om de mensen hoop te geven.

 

  • Spookschepen

The Flying Dutchman, een op het verhaal van de Vliegende Hollander gebaseerd schilderij van Albert Pinkham Ryder uit 1896.
Internationaal bekend is de sage uit de 18e of 19e eeuw over het spookschip De Vliegende Hollander.


Een andere spookschipsage is het verhaal over het spookschip de Zeerob: dit schip onder commando van kapitein Jurriaan Jacobszoon vertrok op 24 maart 1771 uit Dordrecht voor een reis naar Groenland, maar kwam daar nooit aan en zou nog steeds ronddobberen op de oceaan. Een ontmoeting met het spookschip zou ongeluk en verderf brengen

Nog andere sagen over spookschepen die bekend zijn in Nederland zijn die van het schip van Sinternuit en die van het grote schip.

 

  • Zeemeerminnen

Een ander thema dat vaak in de maritieme sagen voorkomt is de zeemeermin. Zeemeerminnen en -mannen worden al sinds oeroude tijden beschreven. In veel kerken, kloosters en kathedralen zijn dan afbeeldingen van zeemeerminnen te vinden en ook in de wapens van verscheidene Belgische en Nederlandse plaatsen zijn ze afgebeeld als verwijzing naar oude sagen over zeemeerminnen.

 

De meeste meerminverhalen gaan over de hulp die de bewoners van een plaats aan gevangen of hongerige zeemeerminnen gaven (Waasmunster, Waterlandkerkje), of deze hulp helemaal (Reimerswaal) of gedeeltelijk (Steenbergen) onthielden.


Een variant op deze verhalen is de zeemeermin die uit zee opduikt, een vloek uitspreekt over een plaats en dan weer verdwijnt (Muiden). Een andere zeemeerminsage verhaalt over een zeemeermin die wordt gevangen en aan land wordt gebracht, waar ze met de visser trouwt (Purmer), of leert spinnen en een vroom leven leidt (Meermin van Edam en Haarlem), of wegkwijnt en uiteindelijk weer wordt vrijgelaten (Oostende). Volgens de overlevering werd op 10 maart 1305 op zee bij Friesland een zeemeerman in wapenuitrusting gevangen, die drie weken later in Dokkum zou zijn gestorven. Daarnaast bestaan er sagen uit verschillende plaatsen het Aeilsgat bij Oudeschip, waarin verhaald wordt van zeemeerminnen die daar zouden leven.

 

  • Andere sagen

In Zaandam speelde zich in 1647 de sage van Stiers Wreedheid af en raakte vooral aan het eind van de 18e eeuw bekend tot ver daarbuiten. Het bleef een iconisch verhaal in de Zaanstreek.

 

  • Bovennatuurlijke wezens

Van een spook of een naloop is sprake als de ziel van een overledene geen rust kan vinden en op aarde blijft ronddolen. In veel gevallen moet er dan eerst een onrechtvaardigheid worden rechtgezet: een belofte moet worden ingelost, een misdaad moet vergolden worden, of een verborgen schat moet gevonden en verdeeld worden. Degene die komt spoken is vaak het slachtoffer, die de aarde pas kan loslaten (en naar de hemel kan gaan) na genoegdoening. Maar het spook kan ook de dader zijn, die voor straf op aarde moet blijven ronddolen. Soms vertonen de zielen zich zelfs brandend, als lichtverschijnselen of dwaallichten. Het vuur is een zichtbaar bewijs van schuld en toont aan dat ze in de hel thuishoren. Grenspaalverzetters willen nog weleens als vuurmannen ronddolen, evenals misdadigers die een valse eed hebben afgelegd. Ook klopgeestverschijnselen kunnen duiden op een vorm van naloop, hoewel de klopgeest soms meer kenmerken vertoont van een plaaggeest of huisgeest. Spookverschijningen zijn in de volksverhalen soms aan een bepaalde plaats gebonden, bijvoorbeeld aan oude gebouwen met een bewogen geschiedenis. Enkele bekende 'spookkastelen' zijn het Gravensteen, Slot Loevestein, Kasteel van Ooidonk, Kasteel Doorwerth, Kasteel Rechteren en Kasteel Waardenburg. Ook het Geeraard de Duivelsteen te Gent valt eronder.

 

  • Spookdieren

Naast gespook van mensenzielen kent men in de verhalen spookdieren en plaaggeesten. De spookdieren manifesteren zich met name 's nachts, als het buiten donker en niet pluis is. Vroeger waren de spookdieren vreeswekkende inheemse dieren zoals honden, bokken, varkens of paarden. Er kon bijvoorbeeld een paard rondspoken zonder hoofd. Tegenwoordig is men meer bevreesd van rondwarende wilde dieren: van exotische slangen en spinnen tot krokodillen, wolven, poema's en leeuwen. Het bekendste recentere exemplaar was de poema op de Veluwe.

 

  • Plaaggeesten

Plaaggeesten zijn geen mensenzielen, maar demonische wezens die altijd al bestaan zouden hebben. Een bekende plaaggeest is Blauwe Gerrit, die zijn slachtoffers 's nachts op de rug springt, steeds zwaarder wordt en daarmee voor langere tijd zijn slachtoffers als aan de grond genageld laat staan. Ook de Ossaert kan mensen op de rug springen. Maar het is toch vooral een watergeest en een kinderschrik, een wezen waarmee kinderen bang werden gemaakt om ze te disciplineren. Kinderen moesten bijvoorbeeld de Ossaert vrezen, opdat ze niet te dicht bij het water zouden komen.

 

  • Duivels

Duivels zijn in de volksverhalen demonen bij uitstek, die in sagen en legenden opduiken. Ze getuigen duidelijk van het christelijk karakter van het merendeel van onze traditionele volksverhalen. De duivels brengen mensen voortdurend in verleiding om in de terminologie van de christelijke leer te zondigen, met als uiteindelijke doel om de mensenziel voor eeuwig in hun macht te krijgen en de mensen de hemelse zaligheid te ontnemen. Aan het hoofd van de demonen staat de duivel, satan, zelf. Deze demonen komen uit oorsprong van de gevallen reuzen uit het verhaal van Genesis 6, dit wordt uitgelegd in het eerste Boek van Henoch.

 

  • Alven

Wat we ons bij een alf moeten voorstellen is erg onduidelijk. In oudere volksverhalen wordt de alf dikwijls voorgesteld als aardmannetje, kabouter, elf of demonische geest.

 

  • Elfen

Bekende natuurwezens zijn de waarschijnlijk uit de Germaanse en Noordse mythologie afkomstige elfen. Dit zijn in de verhalen licht- of natuurgeesten met bovennatuurlijke krachten.

 

  • Kabouters

Andere natuurwezens zijn de kabouters: kleine bolle wezentjes met een baard en puntmuts die in paddenstoelen, konijnenholen en holle bomen leven. Ze zijn doorgaans vriendelijk gestemd en verrichten allerhande klusjes voor de mensen. Kabouters komen vrijwel alleen 's nachts uit hun huisjes. In vroegere tijden was wellicht ook de korengeest, ook wel koren- of roggemoeder genaamd, een belangrijk natuurwezen. De korengeest was een (levens)geest die in het koren of ander gewas huist. Deze geest moest in ere worden gehouden (met graanpoppetjes, koolhazen), wilde het gemaaide gewas bij de volgende zaai- en oogstcyclus opnieuw tot leven komen.

 

Witte wieven

De witte wieven wonen volgens de overlevering in de neolithische hunebedden, maar ook in grafheuvels, natuurlijke heuveltjes, terpen en kuilen, zandafgravingen, leemkuilen. Ze komen 's nachts tevoorschijn en manifesteren zich als langzaam zwevende wit of vuilwit geklede vrouwenfiguren. Witte wieven worden gerekend tot de demonische geestenwereld. Ze worden in de verhalen gezien als de geesten van heksen of van andere vrouwen die kwaad gedaan hadden; in werkelijkheid waren het dikwijls nevelslierten.

 

  • Weerwolf

De weerwolf is een hybride wezen omdat hij een deel van de tijd mens, dan weer wolf is.

 

  • Sprookjes.

Sprookjes en grappige sprookjes, zogenaamde Schwankmärchen, zijn in het Nederlandstalige gebied sinds de hoge middeleeuwen schriftelijk overgeleverd. De oudste optekeningen zijn waarschijnlijk vooral in Vlaanderen tot stand gekomen. De esopische fabels het sprookje is nauw verwant aan de fabel zijn bijvoorbeeld overgeleverd sinds de 13e-eeuwse Esopet.  Karel ende Elegast is een 13e-eeuws Brabants verhaal met bovennatuurlijke elementen. Het verhaal gaat over Karel de Grote, die door een engel wordt opgedragen uit stelen te gaan. Hierbij komt hij zijn vriend Elegast tegen, die eerder door Karel vanwege diefstal is weggestuurd. Karel ontdekt dat Elegast ondanks zijn misstap een edelmoedig en ridderlijk man is. Er wordt wel beweerd dat de naam Elegast naar 'elfen' verwijst, ofwel de heer der elfen. Elegast kan namelijk deuren openen zonder sleutel, mensen in slaap brengen en dieren verstaan.

 

De boekdrukkunst zorgt in de eeuwen daarna vooral voor een grote hoeveelheid kluchtboeken. Niet alleen vinden we in deze kluchtboekjes de grappige sprookjes, maar soms ook de wondersprookjes. Tot in de 20e eeuw ook treffen we deze aan in regionale en lokale almanakken.

 

Uit Groningen komt een manuscript met mondeling opgetekende sprookjes dat dateert van vóór de gebroeders Grimm. E.J. Huizenga-Onnekes (1883-1956) vond in familiepapieren een oud schrift uit 1804. Het schrift bleek te zijn geweest van de gebroeders Arends. Als kind hadden zij de verhaaltjes erin opgetekend die zij hoorden van hun oude naaister Trijntje Wijbrands (1749-1814). Zij had als bijnaam Trijntje Soldaats. Deze optekening van 18e-eeuwse sprookjesstof is in 1928 door Huizenga-Onnekes gepubliceerd onder de titel Het boek van Trijntje Soldaats.

In de 19e eeuw werden sprookjes en overige volksverhalen vooral op regionaal niveau verzameld, als tegenpool tegen de heersende Hollandse cultuur. Zo verscheen in 1876-1877 de Nederlandse verhalenbundel Limburgsche legenden, sagen, sprookjes en volksverhalen van pastoor Henri Welters (1839-1887). In Friesland worden tot ver in de 20e eeuw sprookjes en andere volksverhalen verzameld en uitgebracht, om te laten zien dat de Friezen over een eigen taal en cultuur beschikken.

 

  • Nederlandse sprookjes

Sprookjes zijn net als alle andere soorten volksverhalen internationaal vertelgoed. Ze trekken zich van politieke grenzen of taalgrenzen niets aan. Dit betekent dat de meeste sprookjes internationaal zijn. Het komt eigenlijk niet voor dat een sprookje alleen in Nederland bekend is en daarbuiten niet. Een typisch Nederlands sprookje bestaat niet. Toch is er een volksverhaal dat in elk geval zijn kerngebied in Nederland schijnt te hebben gehad. Dat is het sprookje van de Appelvangproef. Het verhaal gaat er om dat een toegeworpen appel verraadt of iemand een man of een vrouw is. Mannen vangen een appel door de knieën naar elkaar toe de brengen, vrouwen door de benen te spreiden als ze een lange rok aan hebben. Door deze proef wordt een als vrouw verklede rover ontmaskerd. Internationaal rondtrekkende sprookjes worden soms ook door een plaats als lokaal bestempeld. Zo is er het sprookje van Klein Duimpje bekend, dat gelokaliseerd wordt in Deventer.

 

  • Volksliedjes

Volksliedjes werden van oudsher mondeling doorgegeven. Vanaf het einde van de middeleeuwen begint men liedjes te verzamelen in liedboeken. Het oudst bekende liedboek met Nederlandstalige liederen is het Antwerps liedboek uit 1544. Tussen deze oude volksliedjes bevinden zich er verscheidene met een volksverhaalmotief.

Bekend is het mogelijk uit de middeleeuwen stammende en in de 19e eeuw vastgelegde lied Heer Halewijn zong een liedekijn. Dit is een ballade over een prinses die door de zingende Heer Halewijn het bos in wordt gelokt, waar hij haar wil doden. De prinses stelt voor dat Heer Halewijn zijn overkleed uittrekt, zodat het niet met haar bloed besmeurd zal raken, en terwijl hij dit doet slaat zij zijn hoofd eraf. Het afgehakte hoofd probeert haar nog tevergeefs te verleiden door op een hoorn te blazen en zijn nek met zalf in te smeren, maar de prinses weigert en verlaat het bos. Halewijns hoofd neemt ze mee. Nadien confronteert ze de moeder van Halewijn met het hoofd van haar zoon. Over de historische kern van dit lied bestaat zeer veel twijfel. Er is wel een verband gesuggereerd met een moordlustige ridder die Alewyn heette, maar het lijkt waarschijnlijker dat dit lied een bewerking is van een Bijbels verhaal uit het boek Judith. De naam Halewijn zou dan een verbastering zijn van Holofernes.

Daarnaast bestaan er liedjes die normaal gesproken niet tot de verhalende liederen worden gerekend: de zogenaamde leugenliederen. Dit zijn liedjes met een ongeloofwaardig en verzonnen verhaal dat als waar wordt gepresenteerd. Voorbeelden hiervan zijn de moordliederen De Moord van Raamsdonk en De kwade stiefmoeder.