Kamp Eygelshoven

Kamp Eygelshoven

 

Kamp Eygelshoven = Kamp Julia ook wel kamp Nievelsteen genoemd.

 

Eijgelshoven

 

Kamp Julia bij de Mijn Laura in Eygelshoven (Limburg) was een bewarings- en verblijfskamp vanaf 1 juli 1947, waar NSB'ers en SS'ers te werk werden gesteld in de mijnbouw.

De bezetter eiste van de mijndirecties een verhoging van de productie. Naast het aannemen van meer personeel, werd al spoedig de 8-urige werkdag vervangen door een van 8 uur en 45 minuten. Op zondag moest gewerkt worden, eerst vrijwillig, maar later ook verplicht. Weliswaar kregen de mijnwerkers een dubbel loon, jenever, chocola of margarine, maar de productie per arbeider daalde juist.


Daarom kwam 'Verwalter' Hermann Bruch in de loop van 1942 met het idee om Russische krijgsgevangenen in te zetten in de ondergrondse productie. De gezamenlijke Nederlandse mijndirecties zagen dat niet zitten en brachten allerlei bezwaren naar voren. Zo zou er het taalprobleem zijn, de krijgsgevangenen waren geen geschoolde mijnwerkers en het bouwen en onderhouden van een 'Russenkamp' zou veel te duur zijn.

Alternatieven die de 'Verwalter' aandroeg, zoals het aannemen van vrouwen op de leesvloer, zelfs het aannemen van onderduikers -die konden rekenen op een pardon van de 'Verwalter'- werden aan de directies aangeboden. Directies wezen echter bij de vrouwen op 'zedelijke' bezwaren en bij de onderduikers verklaarden ze 'niet te weten hoe ze met deze in contact konden komen'.

In 1943 was voor Bruch de maat vol en hij begon aan te dringen op het aannemen van Russische krijgsgevangenen. In Belgische kolenmijnen, die ook onder zijn beheer stonden, gebeurde dat al. In strijd met de Conventie van Genève -dat de behandeling van krijgsgevangenen op humane wijze regelde- dat wel! Bij alle bezwaren die de Nederlandse mijndirecties naar voren brachten, viel dit principiële beroep op bescherming van krijgsgevangenen echter niet te beluisteren. Er werden plannen uitgewerkt voor een Russenkamp op het terrein van de mijn Julia in Eygelshoven.

Dat kamp werd kleiner dan eerst geëist. In plaats van 1500 dwangarbeiders werd het kamp ingericht voor 300 personen. Toen de krijgskansen voor de Duitsers vanaf 1943 keerden, hield de stroom van nieuwe Russische krijgsgevangenen op. In september 1944 werd de Mijnstreek door de Amerikanen bevrijd en was de rol van de bezetter uitgespeeld. De Russische krijgsgevangenen zijn nooit gekomen.

Kamp Julia voor 'foute' Nederlanders
Na de oorlog speelde Kamp Julia een rol als kamp voor gedetineerde 'foute' Nederlanders. Vanuit dit kamp werden gedetineerden naar de diverse mijnen gebracht om te gaan werken. Niet alleen Nederlanders, zo liet Willibrord Rutten zien. De kampcommandant van kamp Westerbork, Albert Gemmeker, was in Assen in 1949 veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf, waarbij moet worden aangetekend dat hij al vanaf mei 1945 in voorarrest zat.


Na het bekendworden van zijn vonnis had Albert Gemmeker een verzoek ingediend om zijn straf als arbeider in een Nederlandse kolenmijn uit te zitten. Hij heeft gewerkt op de staatsmijn Wilhelmina, maar van juni 1949 tot februari 1951 als sleper op de Oranje-Nassau II. Tot slot kort op de Staatsmijn Emma. In het begin woonde hij in Terwinselen en het kamp op de Passart. Eind 1950 verhuisde hij naar Kamp Julia. Goed gedrag, en het feit dat hij één jaar strafvermindering kreeg in verband met de abdicatie van Koningin Wilhelmina, betekende dat Gemmeker ruim vier jaar van zijn straf in mindering kreeg. Op 20 april 1951 werd Gemmeker over de grens gezet, waarna hij zich in Düsseldorf als sigarenboer vestigde. Hij zou nooit meer naar Nederland komen en stierf in 1982.