Kamp Heemse
NAD 232
- Johan Maurits graaf van Nassau-Siegen
Heemse (Hardenberg)
Het college van Ambt Hardenberg werd in een brief van 21 januari 1941 verzocht om medewerking te verlenen aan de bouw van een barakkenkamp voor legering van de Arbeidsdienst. De Rijksgebouwendienst had het oog laten vallen op een perceel grond ten noorden van de Ommerweg, gelegen in het aan te leggen recreatieoord tussen de huidige Bosweg en De Riet. Vanwege de grote spoed die er was om de Arbeidsdienst te kunnen installeren, werd verzocht om zo snel mogelijk aan te geven of de gemeente bereid was een gedeelte ervan voor een periode van vijf jaren te verhuren. De gemeenteraad besloot tien dagen later om het bewuste perceel, ter grootte van circa twee hectare, met ingang van 1 april onderhands te verhuren tegen een prijs van 50 gulden per hectare per jaar.
Begin april werd gemeld dat de barakken, bestemd voor de kampen bij Heemse en Bergentheim, per binnenvaartschip waren verscheept en afgeleverd. De mannen konden vervolgens aan de slag door de uit Duitsland afkomstige bouwpakketten in elkaar te zetten. Alle NAD-kampen kenden dezelfde inrichting. Ook in Heemse werden tien werkersbarakken – twee keer vijf stuks onder één dak – en twee kaderbarakken gebouwd en verder een barak voor de toiletten en wasplaats en een vrijstaande garage. In de keuken- en kantinebarak werden grote ketels geplaatst, waarin het eten voor de manschappen kon worden bereid: twee ketels van 100 liter, een ketel van 80 liter en een ketel van 150 liter inhoud. De arbeiders konden slapen
in kribben op strozakken of stromatrassen en een deel van het hogere kader kon gebruik maken van de luxere spiraalbedden en kapokmatrassen.
Vanzelfsprekend moest het kamp ook van stroom worden voorzien. De kosten van de aanleg van het netwerk, het bouwen van een transformatorhuisje en de aansluiting op het bestaande elektriciteitsnet werden geraamd op ruim tienduizend gulden. Het is aardig om te lezen wat men in die tijd rekende voor de levering van stroom. Aan vast recht betaalde men 30 gulden per maand en voor het huren van de meter werd nog eens f. 2,50 berekend. De eerste 3000 kilowattuur werd gerekend tegen acht cent per eenheid en alles wat men meer gebruikte, zou vijf cent per kilowattuur kosten. Er werd een bovengrondse aluminiumleiding aangelegd vanaf de sectiekast, staande bij de hervormde school in Heemse, naar het kamp. Het transformatorhuisje werd zo goedkoop mogelijk gebouwd, omdat het toch geen lange levensduur zou kennen. Door het huisje niet van steen maar van hout te bouwen en door het op te richten aan het einde van een hoogspanningskabel – waardoor men met de helft van de ruimte kon volstaan – werd flink bezuinigd. De IJsselcentrale moest verschillende kampen in de provincie aansluiten en daarom besloot de Rijksgebouwendienst om het huisje zelf te bouwen. Omtrent de juiste situatie van het barakkenkamp, de aanvang van de bouw
en verdere bijzonderheden; zou het gemeentebestuur worden geïnformeerd door ir. J.L. Wittevan de Rijksgebouwendienst. Op kosten van het rijk werd een driehonderd meter lange, uit veldkeien bestaande, weg aangelegd vanaf de Ommerweg naar het kamp.
Op 1 juli 1941 bleek nog niet alles gereed te zijn, maar het kamp was wel al in gebruik genomen. Op die datum verzocht E.M.F. Blom, onderhopman en waarnemend afdelingscommandant van Kamp Heemse, of men het zogenaamde plantsoenterreintje, gelegen tegenover het kamp, mocht gebruiken voor gymnastiek in de open lucht, omdat de daarvoor bedoelde barak nog niet klaar was. Het plantsoen maakte deel uit van het recreatieoord en werd gebruikt voor de gemeentelijke kwekerij. De opbrengst was echter zo gering geweest dat de gemeente het in voorgaande jaren al gratis had afgestaan aan omwonenden om er een geit op te laten grazen. De gemeente besloot het terreintje voor een rijksdaalder per half jaar te verhuren aan de NAD.
Zoals gezegd werd het tot dan toe vrijwillige karakter van de Arbeidsdienst in april 1942
gewijzigd in een verplichte dienst, te vervullen door alle jonge Nederlanders. De kampen inBergentheim en Heemse waren beide ingedeeld bij het dertiende korps in het vierde district. De jongemannen verrichtten ontginningswerkzaamheden, maar ook werden ze vanaf het moment dat de aardappeloogsttijd was aangebroken ingezet bij het ‘aardappelkrabben’. In een oud donkergroen legeruniform, met een schop over de schouder, marcheerden de jongemannen ’s ochtends vroeg in ganzenpas van het kamp naar de werkterreinen en ’s avonds keerden ze vermoeid weer terug in hun barakken. Eind 1942 ontving het gemeentebestuur van Hardenberg een lijst van personen die werden opgeroepen om zich te melden voor de verplichte arbeidsdienst. Uit de achttienjarige inwoners werden de volgende jongemannen uitgeloot.
Zij moesten zich begin 1943 melden in de verschillende kampen:
- Derk Bos, geb. 22-10-1924, Brucht, oproep voor kamp Gasselte
- Albert de Bruijn, geb. 02-10-1924, Bergentheim, oproep voor kamp Gaasterland
- Johannes Eikendal, geb. 28-11-1924, Hardenberg, oproep voor kamp Zweeloo
- Dirk Fraterman, geb. 19-10-1924 Slagharen, oproep voor kamp Gasselte
- Hermannus Hudepohl, geb. 19-11-1924, Slagharen, oproep voor kamp Westerbork
- Jan Huisman, geb. 25-10-1924, Mariënberg, oproep voor kamp Gasselte
- Hendrik Kampherbeek, geb. 15-11-1924, Heemse, oproep voor kamp Gasselte
- Johannes Hendrikus Kloppenburg, geb. 13-10-1924, Slagharen, oproep voor kamp Gasselte
- Johannes Hendrikus Kloppenburg, geb. 13-10-1924, Slagharen, oproep voor kamp Gasselte
- Jan Roelof Kosse, geb. 01-10-1924, Slagharen, oproep voor kamp Gasselte
- Derk Lassche, geb. 10-10-1924, Bergentheim, oproep voor kamp Westerbork
- Willem Lennips, geb. 04-10-1924, Venebrugge, oproep voor kamp Gasselte
- Hendrik Mulder, geb. 05-10-1924,v Bergentheim, oproep voor kamp Gasselte
- Albertus Nieuwenhuis, geb. 26-10-1924, Bergentheim, oproep voor kamp Gaasterland
- Johannes Gerhardus Otten, geb. 20-11-1924, Brucht, oproep voor kamp Westerbork
- Wicher Pullen, geb. 24-11-1924, Brucht, oproep voor kamp Westerbork
- Hendrik Jan Schonewille, geb. 11-10-1924, Bergentheim, oproep voor kamp Gasselte
- Egbert Smit, geb. 16-11-1924, Slagharen, oproep voor kamp Westerbork
- Gerrit Jan Spijker, geb. 12-12-1924, Bergentheim, oproep voor kamp Ommen
- Albert Jan Westenberg, geb. 16-10-1924, Brucht, oproep voor kamp Gasselte
- Roelof ter Wijlen, geb. 09-10-1924,Brucht, oproep voor kamp Gasselte
In 1943 verzocht hopman commandant J.H.C. Valckenier Kips, namens de Nederlandsche Arbeidsdienst, om toestemming voor het aanleggen van twee schuilloopgraven in een perceel
gemeentegrond, gelegen ten oosten van het NAD-kamp. Dat stukje grond leende zich prima voor loopgraven, omdat het hoger lag dan het kampterrein en omdat het begroeid was met struikgewas en opgaand hout. De loopgraven zouden twee keer vijftig meter lang en ruim een halve meter breed worden.
Half maart 1943, min of meer op het hoogtepunt van de NAD, publiceerde de staf een volledige lijst van alle kampen met de kampnaam en de zogenaamde erenaam. Vooral die laatste toevoeging is interessant, omdat die erenaam bepaald werd door de kampleiding zelf. In de meeste gevallen werden namen van beroemde Nederlanders gebruikt, van staatslieden, schilders, schrijvers et cetera. Het geven van erenamen aan de kampen was overgenomen van de Reichs Arbeitsdienst. In onze gemeente werden de kampen ‘geëerd’ met de namen Generaal van Heutz – voor het kamp op de Boomhof in Gramsbergen –, Joost van de Vondel – voor het kamp op de Ossenbroek in Bergentheim – en Johan Maurits graaf van Nassau-Siegen – voor het kamp in het Heemserveld bij Heemse.
De mannen van de Arbeidsdienst die in de kampen Heemse, Bergentheim en Gramsbergen verbleven, konden wekelijks in groepsverband gebruik maken van de Bad- en Zweminrichting ‘de Marsch’ in Hardenberg. De NAD had een contract met het bestuur van het zwembad afgesloten waaruit blijkt dat de jongemannen iedere zaterdag een paar uurtjes, van acht tot elf uur ’s ochtends, gebruik mochten maken van de baden van de Marsch. De kosten bedroegen twaalf en een halve cent per manschap per keer. Tijdens genoemde uren was het bad gereserveerd voor de NAD en kon er verder niemand gebruik van maken. Saillant detail: het zwembadencomplex met het fraaie paviljoen was in 1934 aangelegd als werkverschaffingsproject.
De Hardenbergse NSB-burgemeester Overbeek rapporteerde op 30 juni 1944 aan de Commissaris van de provincie Overijssel dat daags ervoor een overval had plaats gevonden op het NADkamp in Heemse. Het kamp zou al worden opgeheven en in verband daarmee had het nog maar een bezetting van tien personen. De ‘bewoners’ van het kamp waren al overgeplaatst naar de Noordoostpolder, tegelijk met die van de kampen te Overloon-Smakt, Staphorst, Ten
Arlo, Gaasterland en Odoorn. Daar konden ze aan het werk in de zware klei van de polder, terwijl ze gelegerd waren bij Lemmer en bij Urk.
Maar liefst acht, met pistolen gewapende, overvallers hadden de twee wachten overvallen, gekneveld en opgesloten. Vervolgens hadden ze de commandant van het kamp, onderhopman en oud-Oostfrontstrijder Zuidersma, in zijn bed overvallen en gekneveld. De overigen kregen er niets van mee en waren ‘gewoon’ blijven slapen. De overvallers gelukte het om uit de zogenaamde rustkamer een grote hoeveelheid textiel te stelen, waaronder burgerkleding, ondergoed en uniformstukken, al met al een kleine vrachtwagen vol. De drie overvallers die de onderhopman bewaakten, hadden gedurende ongeveer twintig minuten een politiek gesprek met de man gevoerd. Aan het einde van de brief aan de commissaris voegde Overbeek nog toe: Ich möchte bemerken, dass dieses Lager ungefähr drei kilometer vom Zentrum entfernt liegt, mitten im Wald und das im ganzen Umkreis kein Haus steht.
Na de NAD
De leegstaande barakken van het in 1944 door
de NAD ontruimde Kamp Heemse werden meteen na de bevrijding weer in gebruik genomen. Van 6 mei tot 24 juni 1945 werden ze namelijk ingezet als verblijfplaats voor uit Duitsland
gerepatrieerde personen, onder leiding van de afdeling Hardenberg van het Rode Kruis.