Lijst Joodse gemeenschap in: plaatsnaam beginnend met V

 

Vaals

 

Rond het begin van de negentiende eeuw vestigden zich joden in Vaals, afkomstig uit Pruisen. Vanaf 1821 tot 1827 waren de joodse inwoners van Vaals ingedeeld bij de gemeente Eijsden, daarna vormden zij een zelfstandige joodse gemeente.
In 1862 werd de situatie weer teruggedraaid en vielen de joden van Vaals wederom onder Eijsden. Rond 1900 werden zij aan Gulpen toegevoegd. In 1935 tenslotte werd de naam van de joodse gemeente Gulpen veranderd in 'Gulpen-Vaals' en werd de zetel van de gemeente gevestigd in Vaals.

De synagogediensten werden rond het midden van de negentiende eeuw in een privé-woning gehouden. In een later stadium vonden de godsdienstoefeningen plaats in een huissynagoge aan het Von Clermontplein. Deze situatie duurde tot kort voor de Duitse bezetting.

In de dertiger jaren vestigde een aanzienlijk aantal joden zich in de grensplaats. Zij werden tezamen met de andere joodse inwoners van Vaals allen tijdens de bezettingsjaren gedeporteerd en vermoord. Na de oorlog is het joodse leven in de plaats niet hervat.

De joodse begraafplaats in Vaals, die vanaf 1900 in gebruik was en nabij de Tentstraat ligt, wordt onderhouden door de plaatselijke overheid.

Aantal joden in Vaals:

1809  16

1840  30

1869  29

1899  15

1930  18

 

Valkenburg

 

Reeds in de twintiger jaren van de achttiende eeuw hebben zich in Valkenburg enige joden gevestigd. In de loop van de eeuw nam het aantal joden toe en in 1792 kochten leden van de joodse gemeente een begraafplaats langs de Dwingelweg bij de Berkelpoort. Deze begraafplaats bestaat nog steeds en ligt tussen de tegenwoordige Daalhemerweg en de Van Meijlandstraat. Vanaf 1796 werden er in een gehuurd huis aan de Beekstraat synagogediensten gehouden.

Vanaf het begin van de negentiende eeuw liep het aantal joodse inwoners van Valkenburg terug, zodat de gemeente bij de indeling van het Nederlands Isralitisch Kerkgenootschap in 1821 onder de bijkerk Meerssen kwam te vallen. In de tweede helft van de negentiende eeuw trad er herstel in, waarna Valkenburg in 1901 als een zelfstandige joodse gemeente erkend werd.

De synagogediensten werden gehouden in een gehuurde kamer, aanvankelijk op de hoek van de Passage, later op twee adressen aan de Lindenlaan. In de gemeente Schimmert lag een joodse begraafplaats, die aan één familie toebehoorde. In 1925 werd de achterzijde van de Algemene Begraafplaats op de Cauberg als nieuwe joodse begraafplaats in gebruik genomen.

Omdat Valkenburg vlakbij de Duitse grens ligt, kwamen er in de dertiger jaren van de twintigste eeuw relatief veel vluchtelingen uit Duitsland naar Valkenburg. Tijdens de bezetting werd meer dan de helft van de joodse inwoners van de plaats gedeporteerd en vermoord. De Torarollen en de rituele voorwerpen waren veiligheidshalve naar Amsterdam overgebracht, maar zijn daar verloren gegaan.

Na de oorlog zijn slechts enkele joden naar Valkenburg teruggekeerd. De joodse gemeente is opgeheven en in 1964 bij die van Maastricht gevoegd. Op de begraafplaats aan de Cauberg is in 1955 een gedenksteen onthuld ter nagedachtenis van de joodse slachtoffers van de Duitse terreur. De beide joodse begraafplaatsen worden tegenwoordig onderhouden door de plaatselijke overheid.

Aantal joden in Valkenburg en omgeving:

1809  10

1840  18

1869    7

1899  22

1930  48

1951  10

 

Veendam Wildervank

 

In het laatste kwart van de zeventiende eeuw vestigden zich zowel in Veendam als in Wildervank enige joden. In 1738 werd aan het Midden-Verlaat in Veendam door een particulier het eerste huis gebouwd dat als synagoge gebruikt werd. Zeven jaar later werd deze ruimte vervangen door een eveneens aan het Midden-Verlaat gelegen huissynagoge. In de negentiger jaren van de achttiende eeuw werd het gebouw aangekocht door de joodse gemeente. Na een restauratie werd het in 1798 officieel als synagoge ingewijd.


Rond het midden van de achttiende eeuw werd aan de Jagtveensloot een joodse begraafplaats ingericht, die zowel in 1779 als in 1902 uitgebreid werd.
Veendam-Wildervank gold aan het begin van de negentiende eeuw als een tamelijk grote joodse gemeente. Het merendeel der huisvaders was werkzaam als vleeshouwer, handelaar, kramer of vilder.
Aanvankelijk ressorteerde de gemeente onder de hoofdsynagoge Meppel. In twee grote conflicten die rond 1810 binnen de joodse gemeenschap van Veendam-Wildervank speelden moest van buitenaf ingegrepen worden. In 1821 werd de gemeente een Ringsynagoge, die onder de Hoofdsynagoge Groningen ressorteerde. Het uit de achttiende eeuw stammende synagogegebouw werd in 1892 geheel gerenoveerd.

Synagoge Veendam
Gedurende de hele negentiende eeuw nam het aantal joden in de plaats toe. De gemeente werd bestuurd door zeven leden, waarvan er drie het dagelijks bestuur vormden. Daarnaast was er een penningmeester voor het Heilige Land en een armbestuur. Een twaalftal genootschappen hield zich bezig met studie, steun aan behoeftigen, verzorging van zieken en begrafenissen en zorg voor het interieur van de synagoge. Er was ook een plaatselijke afdeling van de Maatschappij tot Nut der Israëlieten in Nederland.
In de twintigste eeuw werd er een Vereniging voor Hulp aan Palestina-pioniers opgericht en een joodse culturele jongerenvereniging. In dezelfde periode namen verscheidene joodse inwoners van Veendam-Wildervank deel aan het openbaar bestuur.

In Veendam stond een school voor de joodse kinderen van de gemeente, die rond 1860 zijn grootste bloei doormaakte. De joodse gemeente bereikte aan het begin van de twintigste eeuw haar grootste omvang, daarna liep het aantal leden in belangrijke mate terug. Reden voor deze leegloop was de grote armoede in de streek en de toenemende industrialisatie in grotere plaatsen. In Veendam-Wildervank bleef een relatief groot aantal joodse slagers actief.

Tijdens de Duitse bezetting wist slechts een tiental joodse inwoners van Veendam-Wildervank onder te duiken. De overigen werden in het najaar van 1942 naar Westerbork overgebracht en vandaar naar de kampen in Polen gedeporteerd en vermoord. Slechts een enkeling keerde terug. De Torarollen waren bijtijds naar Amsterdam overgebracht, maar zijn daar verloren gegaan.

De joodse gemeente werd na de oorlog opgeheven en in 1948 bij die van Stadskanaal gevoegd. De synagoge werd verkocht en is in 1947 gesloopt. Een klein monument, dat in 1967 onthuld werd, markeert de plaats waar eens de synagoge stond.
Op de joodse begraafplaats werd in 1951 een gedenkteken aangebracht. De begraafplaats wordt tegenwoordig onderhouden door de plaatselijke overheid.

Ook in het nabijgelegen Muntendam heeft in de negentiende eeuw en in de eerste helft van de twintigste eeuw een bescheiden aantal joden gewoond.

Aantal joden in Veendam en Wildervank:

17781  74

1809  251

1840  365

1869  502

1899  520

1930  283

 

Veenendaal

 

In het midden van de zeventiende eeuw vestigden zich in Veenendaal enkele joden. Aanvankelijk gebruikten zij het huis van de joodse pachter van de plaatselijke Bank van Lening als synagoge. Gedurende de eerste helft van de achttiende eeuw nam het aantal joodse inwoners van de plaats zodanig toe dat er tegen 1750 een joodse gemeente georganiseerd kon worden. Deze gemeente maakte gebruik van een kleine synagoge, gelegen op Gelders grondgebied.


In 1761 verkregen de joden van Veenendaal het recht om hun doden op de joodse begraafplaats van Wageningen te begraven.

Ten gevolge van een vete bestonden er lange tijd twee joodse gemeenten: Stichts Veenendaal en Gelders Veenendaal. Dankzij de bemiddeling van het stadsbestuur van Rhenen kwamen de beide gemeenten in 1793 overeen zich te verenigen. Enige jaren later werd er een eigen rabbijn aangesteld.

Bij de ressortale indeling in 1821 van het NIK werd Veenendaal een Ringsynagoge onder Amersfoort. De gemeente groeide langzaam en bereikte haar hoogste ledental in de zestiger jaren van de negentiende eeuw. Mede ten gevolge van een groot aantal gemengde huwelijken nam de joodse gemeente van Veenendaal tegen het einde van de eeuw snel in omvang af.
In 1852 werd er een synagoge gebouwd aan het Verlaat, die tot in de Tweede Wereldoorlog in gebruik is gebleven.
De joodse begraafplaats van Veenendaal werd pas in 1900 ingewijd en lag aan de Parallelweg. Naast een kerkbestuur van drie leden kende de gemeente in het begin van de twintigste eeuw slechts één genootschap: een vrouwengenootschap, dat in 1901 werd opgericht. De kinderen van de gemeenteleden kregen joods onderwijs van een lerares uit Amersfoort.

Op economisch gebied leverde de Veenendaalse Stoom Weverij van de joodse familie Bottenheim een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de plaats. Ook op gebied van het openbaar bestuur waren er enkele joodse inwoners van Veenendaal actief.

Tijdens de bezetting ondergingen de joden van Veenendaal hetzelfde lot als elders in het land. Een aantal van hen wist onder te duiken, de overigen werden gedeporteerd en vermoord. In de synagoge werden vernielingen aangericht door de Duitse bezetter, waarna de meeste rituele voorwerpen, net als een deel der Torarollen, geroofd werden. Drie Torarollen waren op tijd naar Amsterdam overgebracht en zijn later teruggevonden.
In de omgeving van Veenendaal hebben ongeveer honderd joden, voornamelijk afkomstig uit Amsterdam, ondergedoken gezeten.

De joodse gemeente werd in 1951 opgeheven en bij die van Utrecht gevoegd. De synagoge aan het Verlaat is na de oorlog verkocht en in 1967 afgebroken. De joodse begraafplaats wordt tegenwoordig onderhouden door de burgerlijke gemeente. De grafstenen op deze begraafplaats zijn geïnventariseerd in het Stenen Archief.
Het metaheerhuisje is in 1990 opgeknapt. Een plaquette bij de Keermuur nabij de Duivenwal, die in 1988 onthuld werd, houdt de herinnering aan de joodse gemeenschap van Veenendaal levend.

Aantal joden in Veenendaal:

1809   58

1840   71

1869 101

1899   43

1930   19

 

Veghel

 

In de achttiende eeuw hadden zich al enkele joodse gezinnen in Veghel gevestigd, ondanks de beperkende maatregelen van de plaatselijke overheid. Onder hen was een vleeshouwer, die reeds in 1731 in het dorp woonde. De meeste van deze joden waren afkomstig uit het nabijgelegen dorp Nistelrode. In het tweede kwart van de negentiende eeuw werd in Veghel een joodse gemeente opgericht door enkele joden die uit Dinther afkomstig waren.

Vanaf 1832 had de gemeente een eigen synagoge aan de Achterdijk, de huidige Deken van Miertstraat. In 1866 werd het gebouw met behulp van een subsidie van de dorpsraad gerestaureerd. Ook in 1930 en in 1938 is de synagoge gerenoveerd.


In 1886, toen het ledental van de gemeente op zijn hoogste punt was, werd aan het Bolkenplein een school gebouwd. Aan hetzelfde plein lag de vleeshal. De godsdienstonderwijzer was eveneens voorzanger en ritueel slachter. Het kerkbestuur bestond uit drie leden, die ook toezicht hielden op het onderwijs. Daarnaast was er een penningmeester voor het Heilige Land.

De joodse gemeenten van Veghel, Sint Oedenrode en Uden begroeven hun doden op de joodse begraafplaats in Schijndel.
In Veghel bestond een begrafenisgenootschap, een genootschap voor het onderhoud van de synagoge en een afdeling van de Vereniging Algemeen Israëlitisch Verbond.


Gedurende de Duitse bezetting werd ongeveer de helft van de joodse inwoners van Veghel gedeporteerd en vermoord. De overigen wisten naar het buitenland te ontkomen of zijn ondergedoken. Een Veghelse onderduikorganisatie zorgde ervoor dat in de plaats en de omgeving een twintigtal joodse kinderen kon onderduiken.

De Torarollen en de rituele voorwerpen werden voor een deel overgebracht naar Amsterdam, het overige deel werd geroofd door de Duitsers. Een aantal zilveren voorwerpen bleef behouden doordat ze in een tuin waren begraven.
Van de dertien joodse gezinnen keerden na de oorlog drie joden terug naar Veghel. In 1947 werd de joodse gemeente Veghel opgeheven en bij die van Oss gevoegd.

Op de joodse begraafplaats te Schijndel is een gedenksteen geplaatst met daarop de namen van de oorlogsslachtoffers.

De restauratie van de voormalige synagoge aan de Deken van Miertstraat werd voltooid in 2002. Op de zijmuur van de synagoge in Veghel is in januari 2003 een gedenkplaat aangebracht met een tekst uit Jesaja 56:5, ter herinnering aan de jodenvervolging. Sinds 2010 heeft het pand een horecabestemming.

Aantal joden in Veghel en omstreken:

1809   22

1840   64

1869   59

1899   80

1930   31

 

Venlo

 

In de tweede helft van de veertiende eeuw kwamen de eerste joden naar de stad Venlo, die toen een economische bloei doormaakte. Er werd in die tijd al melding gemaakt van een Jodenstraat, die in de volksmond 't Hetje werd genoemd. Deze straat bestaat tot op de huidige dag. Aan het begin van de vijftiende eeuw leenden enkele joden in de stad geld uit tegen rente en onderpand. Toen de economische toestand in Venlo vanaf de jaren zestig van de vijftiende eeuw verslechterde, kwam er een einde aan de joodse aanwezigheid.


Ruim een eeuw later, in 1544, kregen drie joden toestemming zich met hun gezinnen in Venlo te vestigen en er een Bank van Lening te beheren. Het werd hen eveneens toegestaan om ritueel te slachten en om een begraafplaats aan te leggen. Na twee jaar werden deze vergunningen al weer ingetrokken.

Pas na de burgerlijke gelijkstelling vestigden zich in het begin van de negentiende eeuw opnieuw joden in Venlo. Zij waren merendeels afkomstig uit Duitsland. De eerste synagogediensten vonden plaats op een zolderkamer van een huis aan de Keulsepoort.
In 1828 werd Venlo een zelfstandige joodse gemeente, tot die tijd behoorden de joden van Venlo tot de gemeente Sittard. Een jaar eerder was de synagoge verhuisd naar het voormalige protestantse armeninstituut aan de Helschriksel. Dankzij bijdragen van particuliere zijde, van koning Willem I en van de stedelijke en provinciale autoriteiten kon in 1865 een nieuwe synagoge aan de Maasschriksel gebouwd en ingewijd worden. In die periode was de joodse gemeente op zijn hoogtepunt.

 

Naast een kerkbestuur, een kerkenraad en een armbestuur waren er in Venlo enige genootschappen die o.a. op maatschappelijk en cultureel gebied actief waren. Een godsdienstonderwijzer, die tevens voorzanger en ritueel slachter was, verzorgde het joodse onderwijs.
Tussen 1820 en 1887 werden de doden begraven op een joodse begraafplaats, gelegen aan de Kerkhofsweg of Broekerstraat. Niet ver daarvandaan, aan de Ganzenstraat, werd later een nieuwe begraafplaats aangelegd.

Rond 1900 woonden de joden in Venlo temidden van de overige bevolking en waren ze geïntegreerd in de Venlose samenleving. Hun economische situatie was redelijk goed, de meest voorkomende beroepen waren winkelier, vleeshouwer en handelaar. Daarnaast waren er in Venlo enkele joodse fabrikanten. Eind twintiger jaren werd een culturele vereniging opgericht die ook een zionistisch blad uitgaf. Een enkel lid van de joodse gemeenschap nam deel aan het plaatselijk bestuur.
In de dertiger jaren van de twintigste eeuw maakte de joodse gemeente van Venlo een belangrijke numerieke groei door, wat het gevolg was van de komst van veel Duitse vluchtelingen. Een vluchtelingencomité zorgde voor hun opvang.

De joodse inwoners van Venlo werden in de eerste bezettingsjaren door dezelfde beperkende maatregelen getroffen die ook elders in het land genomen werden. De omvangrijkste deportaties vonden plaats in augustus, oktober en november 1942. Ruwweg een kwart van de joodse bevolking wist onder te duiken; enkelen ontkwamen naar het buitenland. In april 1943 verlieten de laatste joden gedwongen de stad. Van de gedeporteerden is vrijwel niemand uit de kampen teruggekeerd.

In de directe omgeving van Venlo doken meer dan honderd kinderen onder bij boeren in dorpen als Sevenum, Broekhuizervorst en Tienray. In 1958 werd als herinnering aan een van de hulpverleners aan een huis in Tienray een plaquette aangebracht.
Op een Duits vliegveld in de buurt van Venlo waren in 1943 ongeveer 700 joodse gevangenen van het kamp Vught, een z.g, Aussenkommando, tewerkgesteld.

De synagoge van Venlo werd in 1944 bij een luchtbombardement zwaar beschadigd. Een deel van de Torarollen en van de rituele voorwerpen bleef gespaard.
Na de oorlog keerden sommige joden terug naar Venlo en kwam er, zij het in beperkte mate, weer joods leven op gang. Tot 1947 werden er synagogediensten gehouden in een zaaltje in de protestantse kerk. In de zestiger jaren van de twintigste eeuw was er korte tijd een liberaal joodse gemeente in Venlo.

In 1965 werd besloten de oude synagoge niet te restaureren en werd het gebouw afgebroken. De joodse gemeente van Venlo werd in 1975 de facto opgeheven. Vanaf 1986 maakt Venlo deel uit van de joodse gemeente Limburg. De begraafplaatsen worden tegenwoordig onderhouden door de plaatselijke overheid.
In februari 1999 werd in Venlo een monument onthuld ter nagedachtenis van de vermoorde joodse plaatsgenoten.

Bij werkzaamheden aan de Havenkade in Venlo zijn in 2004 de resten gevonden van mogelijk het oudste mikwe in Nederland. De resten bevonden zich vlakbij de historische Jodenstraat. Het vermeende 13de eeuws mikwe in Venlo is gerestaureerd en in september 2011 overgebracht naar het Limburgs Museum. Of het werkelijk een mikwe betrof werd lange tijd betwijfeld. Op een symposium in februari 2014 werd aangetoond dat het niet om een mikwe kon gaan.

Aantal joden in Venlo en omgeving:

1809   18

1840 110

1869 135

1899 102

1930   86

1951   32

1971   32

 

Vianen

 

In het begin van de achttiende eeuw woonden er in Vianen slechts enkele joden. In de daarop volgende decennia nam het aantal joden dat toevlucht zocht in de plaats langzaam toe. Dit wordt vaak in verband gebracht met de positie van Vianen als wijkplaats voor misdadigers en frauduleuze bankroetiers.

Na 1730 ontstond geleidelijk een permanente joodse gemeenschap in Vianen. Het reglement van de joodse gemeente dateert uit 1750. In 1756 werd begonnen met de bouw van een synagoge aan de huidige Bakkerstraat. Een deel van het interieur en het bouwmateriaal was afkomstig uit Nijmegen, waar in datzelfde jaar de oude synagoge vervangen werd. De synagoge werd zowel in 1828 als in 1848 gerenoveerd.
Vóór 1827 begroef de joodse gemeenschap zijn doden op het Walsland. In dat jaar verzocht men het gemeentebestuur van Vianen om toestemming tot het aanleggen van een tweede joodse begraafplaats. Deze werd per 1 januari 1828 gratis ter beschikking gesteld en lag aan de Sparrendreef.

Het aantal leden van de joodse gemeente van Vianen was in het begin van de twintigste eeuw zo gering dat werd voorgesteld de gemeente op te heffen, temeer daar de synagoge ernstig in verval was geraakt. In 1920 werd deze opheffing een feit; Vianen zelf werd bij Utrecht gevoegd, enkele dorpen uit de omgeving vielen vanaf dat moment onder Leerdam.

De synagoge is sinds 1924 in gebruik als kerk van de Nederlandse Protestanten Bond en bestaat nog steeds. De begraafplaats op het Walsland werd in 1977 geruimd, de stoffelijke resten werden overgebracht naar de Sparrendreef. Tegenwoordig draagt de plaatselijke overheid zorg voor het onderhoud.

Aantal joden in Vianen en omgeving:

1809    51

1840   49

1869   61

1899   68

1930    8

 

Vierlingsbeek

 

De joodse gemeente van Vierlingsbeek ontstond in 1859. Tot dat jaar behoorden de joden van het plaatsje tot de gemeente van Cuijk. Tussen circa 1850 en 1930 was er een synagoge gevestigd in Spoorstraat te Vierlingsbeek, in een huis dat uit 1756 dateerde.

In de laatste decennia van de achttiende eeuw werd er tussen de Spoorstraat en de Molenstraat in Vierlingsbeek een begraafplaats ingericht die ook een regionale functie had.
De joodse gemeente is nooit erg groot geworden en telde in begin van de twintigste eeuw zo weinig leden, dat zij in 1930 bij de joodse gemeente van Boxmeer gevoegd werd.

De kleine Heilige Ark van Vierlingsbeek wordt tegenwoordig in de synagoge van Oss bewaard.
De plaatselijke overheid van Boxmeer onderhoudt de joodse begraafplaats. Deze werd in 1989 gerestaureerd, waarbij in de muur een monument werd aangebracht ter nagedachtenis aan de weggevoerde en vermoorde joden uit de regio.

Aantal joden in Vierlingsbeek:

1809  17

1840  32

1869  25

1899  23

 

 

Vlaardingen

 

In de eerste helft van de negentiende eeuw woonde er een klein aantal joden in Vlaardingen, dat langzaam toenam. Vanaf 1862 vonden er synagogediensten plaats in een kamer aan de Havenstraat.
In datzelfde jaar dienden elf gezinshoofden bij de koning een verzoek in ter oprichting en erkenning van een joodse gemeente. De toestemming bracht met zich mee dat er een joodse begraafplaats gesticht kon worden aan de Schiedamseweg en dat er joods onderwijs kwam voor de kinderen. Korte tijd later verlieten de meeste joden Vlaardingen, waarna de gemeente tot midden tachtiger jaren een sluimerend bestaan leidde.

De komst van nieuwe joodse bewoners zorgde voor een opbloei van het godsdienstige leven. Een zaal aan de Zomerstraat werd in september 1896 als synagoge ingewijd en is tot aan 1906 in gebruik geweest. In die periode beschikte de joodse gemeente ook over een godsdienstleraar. De gemeente kende geen eigen kerkbestuur, maar werd geleid door het bestuur van de in 1895 opgerichte begrafenisvereniging. In 1899 werd er een jeugdvereniging opgericht.

Vanaf het begin van de twintigste eeuw liep het ledental van de joodse gemeente van Vlaardingen zodanig achteruit, dat er geen synagogediensten meer gehouden konden worden. In 1920 is de gemeente opgeheven en bij die van Rotterdam gevoegd. De joodse begraafplaats maakt sinds 1938 deel uit van een plantsoen.

Tijdens de bezetting is het overgrote deel van de joodse inwoners van Vlaardingen gedeporteerd. Een klein aantal joden kon onderduiken, terwijl ook ongeveer vijftig onderduikers van elders in Vlaardingen onderdak vonden.
Tegenwoordig herinnert alleen nog de joodse begraafplaats, die wordt onderhouden door de plaatselijke overheid, aan de voormalige joodse gemeenschap.  De Joodse begraafplaats aan de Schiedamseweg, hoek Parkweg, is in 2010 opgeknapt. Bij die gelegenheid werd een gedenkplaat met daarop de namen van de overledenen die er begraven zijn werd onthuld.

Aantal joden in Vlaardingen:

1809  10

1840  10

1869  48

1899  63

1930  13

 

Vlagtwedde

 

In 1895 werd Vlagtwedde als zelfstandige joodse gemeente erkend. Voordien behoorde de plaats evenals Wedde en Vrieschloo tot de joodse gemeente Bourtange.

De joodse gemeenschap van Vlagtwedde gebruikte een gehuurde kamer als synagoge, maar vanaf het begin van de vorige eeuw werd deze alleen nog op joodse feestdagen benut. Het kerkbestuur bestond uit drie leden. De kinderen kregen joods onderwijs van een leraar uit Winschoten.

Vanaf de eeuwwisseling nam het aantal joden in Vlagtwedde zodanig af dat de gemeente in 1923 weer bij de joodse gemeente Bourtange gevoegd werd.

Aantal joden in Vlagtwedde:

1809   37

1840   61

1869   89

1899 145

1930 124

 

Vlissingen

 

Aan het einde van de zestiende eeuw vestigden zich enige uit Antwerpen afkomstige Portugese joden in Vlissingen. Hun verblijf was van korte duur en pas in het tweede kwart van de achttiende eeuw ontstond er opnieuw een joodse gemeenschap in de plaats. Ditmaal waren het Hoogduitse joden, die met toestemming van de autoriteiten in 1738 twee panden in de Lange Noordstraat (de huidige Molenstraat) aankochten en als synagoge inrichtten. In hetzelfde jaar namen zij een begraafplaats in gebruik op een plek aan de huidige Julianalaan. Enige jaren later vertrokken ook deze joden weer naar elders.

Rond 1845 ontstond er in Vlissingen opnieuw een zelfstandige joodse gemeente, los van Middelburg. Tot 1861 werden de synagogediensten gehouden in de Rioolstraat, daarna in de Beursstraat. Dankzij een rijkssubsidie kon er in 1867 begonnen worden met de bouw van een synagoge aan de Peperdijk. Het gebouw werd een jaar later ingewijd en heeft tot 1920 bestaan.
In 1870 werd een begraafplaats aan de Julianalaan bij de Leeuwentrap aangekocht, die tot 1907 in gebruik was. In dat jaar werd een deel van de begraafplaats Vredehof aan de Koudekerkseweg als joodse begraafplaats in gebruik genomen.

Rond 1900 was er in de joodse gemeente van Vlissingen naast een kerkbestuur en een kerkenraad ook een armbestuur. Enige genootschappen hielden zich bezig met de zorg voor begrafenissen en voor het interieur van de synagoge en met ondersteuning van behoeftigen.

In de eerste decennia van de twintigste eeuw kwijnde de joodse gemeente langzaam weg omdat net als elders vele gemeenteleden naar de grote stad trokken. Desondanks werd er in 1921 nog een nieuwe synagoge ingericht aan de Gravenstraat. Vrij spoedig na de inwijding werd dit gebouw alleen nog met de feestdagen gebruikt.

Tijdens de bezetting werd de synagoge in 1940 door de Duitsers geplunderd. De Torarollen en andere rituele voorwerpen waren toen al naar Amsterdam gebracht. De joodse inwoners van Vlissingen werden in maart 1942 gedwongen naar Amsterdam te verhuizen. Vandaar werden zij gedeporteerd en vervolgens in de concentratiekampen omgebracht. Twee onderduikers overleefden de bezetting.

Na de oorlog is het joodse leven in Vlissingen niet hervat. De synagoge, die bij een bombardement van de geallieerden in november 1944 vrijwel geheel verwoest was, is in 1945 gesloopt. In 1948 werd de joodse gemeente van Vlissingen bij die van Middelburg gevoegd.
Ter nagedachtenis aan de vermoorde Zeeuwse joden werd in 1954 een gedenksteen bij de joodse begraafplaats onthuld aan de Vredenhoflaan. De plaatselijke overheid liet deze begraafplaats in 2004 op knappen, waarna hij weer in gebruik genomen werd. Ook het metaheerhuisje is hersteld, waarbij het oude tegeltableau opnieuw werd aangebracht.
In september 2012 vond de overdracht van de joodse begraafplaats in Vlissingen door de gemeente Vlissingen overgedragen aan de Joodse Gemeeente Zeeland.

Tegenwoordig maken alle joodse inwoners van de provincie Zeeland deel uit van één gemeente: de Joodse Gemeente Zeeland.

Aantal joden in Vlissingen en omgeving:

1809    9

1840   67

1869   90

1899 125

1930   55

 

Vorden

 

De joodse gemeenschap van Vorden behoorde oorspronkelijk tot de joodse gemeente Lochem. In 1877 kocht zij een eigen begraafplaats aan de Wildenborchseweg nabij kasteel De Wildenborch. Vijf jaar later werd Vorden als een zelfstandige joodse gemeente erkend. De godsdienstoefeningen werden bij een van de leden thuis gehouden.

De zelfstandige joodse gemeente Vorden is slechts een kort leven beschoren geweest. In 1930 vertrok het laatste gezin, waarna de gemeente drie jaar later werd opgeheven en officieel weer bij Lochem werd gevoegd. Sinds 1959 zorgt de plaatselijke overheid voor de joodse begraafplaats.

Aantal joden in Vorden:

1809   9

1840   5

1869 18

1899 10