Namenlijst De Westerkerk begraafplaats Leeuwarden

De Westerkerk, ca.1500-1826

Sinds de verbouwing in 1991 tot Theater Romein, is de naam Westerkerk voor de voormalige kloosterkapel van de Grauwe Bagijnen in de Bagijnestraat voltooid verleden tijd. De geschiedenis van deze kapel gaat terug tot het begin van de 16de eeuw, toen als voortzetting van het onveilige - buiten de stadswallen gelegen - klooster Fiswerd, hier het St. Annaklooster verrees. Nadat de kapel als gevolg van de Alteratie van 1580 aan haar oorspronkelijke bestemming was onttrokken, kreeg het gebouw in 1619 weer een kerkelijke bestemming, maar nu voor de hervormde eredienst. Wegens gebrek aan fondsen kon pas in 1637 worden begonnen met de herinrichting. De verbouwing werd grotendeels bekostigd door de verkoop van graven, die 50 gulden per stuk moesten opbrengen. Blijkbaar waren zij zeer gewild, want in 1638 besluit de stadsraad, ‘dat de Bouwmeesters hondert enckelde blauwe graffsteenen in Holland sullen doen copen om daermee de Westerkercke te vloeren'.

Het ruimtegebrek van de Leeuwarder kerken was met die verbouwing echter nog niet opgelost. Al spoedig erna deed zich de noodzaak tot verdere uitbreiding gevoelen. Het zou evenwel tot 1681 duren, voordat het stadsbestuur toestemming verleende de Westerkerk aan de noordkant met een nieuw schip te vergroten. Ten opzichte van de oude situatie werd de oppervlakte onder de oude en de nieuwe kap toen samen iets meer dan verdubbeld. Het gebouw kreeg daarmee zijn huidige afmetingen. Volgens een gravenlegger was deze ruimte met 361 graven in 1736 al geheel bezet.

 

Van de meeste grafzerken in de Westerkerk werden in 1795 de wapens en de titulatuur uitgekapt. De naar schatting 200 zerken verdwenen na een grondige verbouwing in 1845 onder een houten vloer, waardoor zij goed geconserveerd bleven en voor verdere afslijting werden behoed. Hierdoor was het mogelijk om een groot deel van de in de patriottentijd vernielde zerkopschriften te reconstrueren. Een totale inventarisatie van de in 1991 aangetroffen grafzerken is helaas (nog) niet mogelijk gebleken. Toch geven de 122 bewaarde zerken of fragmenten daarvan, die in de loop van 1994-'95 een plaats hebben ge-kregen op een kunstmatige grafheuvel in het Leeuwarder bos en al wel zijn beschreven, een aardig beeld van wie er zoal werden begraven en welke plaats zij binnen de Leeuwarder samenleving innamen. Gebleken is dat het vooral leden van de plaatselijke (bestuurlijke) elite waren die in de Westerkerk werden begraven. Hoewel de grafkelders van de stadhouderlijke familie zich in de Jacobijnerkerk bevonden, bezat ‘de vorstin douairière van de prins van Oranje Nassauw', de weduwe van prins Johan Willem Friso, naast de consistorie aan de zuidzijde ook nog een graf. 

Enkele niet op de grafheuvel herplaatste zerken kunnen we hier de revue laten passeren, zoals die van de familie van Claes Bockes Balck (1748), de bouwmeester van het stadhuis. Deze zerk is - zoals vele anderen - na 1990 spoorloos verdwenen. Curieus mocht ook de afbeelding van de ‘Waakzaamheid' in het alliantiewapen Langemach-Roeterich (1697) heten. Deze was weergegeven als een ooievaar - althans een langpotige vogel - die op één poot staat. Met de andere poot werd een steen vastgehouden, waarmee tot uitdrukking werd gebracht dat, indien de vogel zijn waakzaamheid zou verliezen, de steen op zijn andere poot zou vallen. Ook deze zerk is helaas verloren gegaan. Doch de fraaie zerk voor de hofarchitect Anthonius Coulon (1749), die in 1713 het huidige en destijds door hem zelf bewoonde hoofdgebouw van de Fryske Akademy bouwde, heeft - zeer toepasselijk - aldaar in de achtergevel een plaatsje gekregen. De Stichting Mr. Wiardus Willem Bumaleen ontfermde zich over de zerken van mr. Gerlacus Buma (1807) en diens echtgenote Bottje Dorhout (1808), om deze vervolgens naar de familiebegraafplaats in Weidum te laten overbrengen.

De ooit in de Westerkerk opgehangen rouwborden van de families Rhala, Haersma en Lycklama à Nijeholt zijn in 1795 als symbolen van het ancien regime op last van de autoriteiten verwijderd.