Namenlijst Joodse Begraafplaats Santpoort
De Joodse geschiedenis van Santpoort speelt zich vooral af rond twee locaties, het Provinciaal Ziekenhuis en Beth Dina.
Brederodelaan 54 – Provinciaal Ziekenhuis
Het Provinciaal Ziekenhuis in Santpoort is gevestigd aan de Brederodelaan 54. Dit ziekenhuis was in eerste instantie gebouwd als inrichting voor psychiatrische patiënten nadat in 1841 de Krankzinnigenwet was aangenomen en dergelijke instellingen gebouwd werden. Dit ziekenhuis, dat eerst Provinciaal Ziekenhuis Santpoort “Meerenberg” genoemd werd, werd in 1849 gebouwd. Het ziekenhuis richtte zich volledig op de psychiatrie en was in Europa toonaangevend met behandelingen, therapie en opleidingen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog, in 1942 en begin 1943, doken hier ca. 200 Joden onder. Ze mankeerden niets en de artsen weigerden ze aan te wijzen voor de bezetter.
Op 4 januari 1943 werden de gebouwen van dit ziekenhuis gevorderd door de Duitsers. Bijna alle 1334 patiënten en 404 personeelsleden werden geëvacueerd. De patiënten konden hun schamele bezittingen meenemen en daarbij kregen ze allemaal een potplantje mee. Dat plantje konden ze bij vertrek voor hun Jodenster houden, zodat deze niet zichtbaar was. Een deel van het personeel, belast met de administratieve taken en de tuindienst, bleef achter met enkele Joodse onderduikers. Op 2 februari 1943 werd een cordon om het complex gelegd en na lang zoeken werden 15 Joodse onderduikers gevonden.
Na de oorlog
Na de oorlog werd de helft van het ziekenhuis door het Rode Kruis gebruikt om zieke Nederlanders – waaronder Joden – op te vangen die uit de kampen waren teruggekomen. De meeste patiënten hadden TBC of pleuritis. Zo was een van de lezers van deze site patiënt in deze instelling van januari 1946 tot december 1947.
Meerenberg nu
Meerenberg heeft van ca. 1993 tot 2013 leeggestaan en raakte behoorlijk in verval. De Raad van State heeft bepaald dat de restauratieplannen door konden gaan. Na een uitgebreide asbestsanering zullen er ca. 45 woningen in dit grootste rijksmonument van Nederland gebouwd worden.
Van de “bewoners” van Santpoort werden de volgende mensen vermoord:
- Rosette Bierman (Amsterdam, 2 september 1853 – Bloemendaal, 13 oktober 1941), woonde in Amsterdam op de Sint Anthoniesbreestraat 40 en later op de Berkelstraat 3-3.
- Judic Lootje-Engelsman (Amsterdam, 17 maart 1866 – Auschwitz, 19 februari 1943). Judic werd in Westerbork geregistreerd op 4 februari 1943 en ging op 16 februari 1943 op transport.
- Esther Boeken-Nabarro (Amsterdam, 5 september 1870 – Auschwitz, 26 maart 1944), woonde in Amsterdam op de Linneauskade 27-1. De kaart bij de Joodsche Raad van Esther geeft de Brederodelaan 54 in Santpoort aan als adres. Esther werd op 17 maart 1944 in Westerbork ingeschreven en kwam in Barak 3 terecht. Esther werd op 23 maart 1944 gedeporteerd naar Auschwitz.
- Rebecca Roosnek-Witteboon (Amsterdam, 2 augustus 1878 – Auschwitz, 26 maart 1944), groeide op op het Jonas Daniël Meijerplein 25. De kaart bij de Joosche Raad van Rebekka geeft de Brederodelaan 54 in Santpoort aan als adres. Rebecca werd op 17 maart 1944 in Westerbork ingeschreven en kwam in Barak 5 terecht. Rebekka werd op 23 maart 1944 gedeporteerd naar Auschwitz.
- Henri Maximiliaan Boas (Amsterdam, 25 januari 1879 – Sobibor, 23 april 1943), groeide op op de Prinsengracht 734. Op de kaart van de Joodsche Raad staat de Brinkgever Stichting in Deventer als woonadres. Henri kwam op 3 april 1943 in Westerbork terecht en werd gehuisvest in Barak 3. Hij werd op 20 april 1943 gedeporteerd naar Sobibor.
Anna Polk-Kijzer (Amsterdam, 8 oktober 1881 – Auschwitz, 17 september 1943), groeide op op de Rapenburgerstraat 102. Anna werd op 15 mei 1943 in Westerbork geregistreerd en kwam in Barak 83 terecht. Anna werd op 14 september 1943 naar Auschwitz gedeporteerd. - Celine Dekker-Rueff (Sankt-Ludwig, 11 juli 1882 – Sobibor, 16 april 1943), woonde in 1922 op de Blasiusstraat 16. Celine werd op 9 april 1943 in Westerbork geregistreerd en werd vier dagen later naar Sobibor gedeporteerd.
- Herman Melkman (Amsterdam, 3 december 1885 – Bloemendaal, 12 februari 1943), woonde op het Weesperplein 1.
- Hartog van Adelsberg (Groningen, 29 juni 1889 – Sobibor, 23 april 1943), woonde in 1930 op de Blasiusstraat 14. Hartog werd op 13 april 1943 in Westerbork geregistreerd en kwam in Barak 3 terecht. Hij werd op 20 april 1943 gedeporteerd.
- Charlotte Grünebaum (Amsterdam, 14 december 1889 – Sobibor, 16 april 1943), groeide op op de Binnen Amstel 150. Charlotte kwam op 9/10 april in Westerbork terecht, werd gehuisvest in Barak 84 en werd op 13 april gedeporteerd.
- Willem Duim (Amsterdam, 29 juni 1890 – Sobibor, 23 april 1943), groeide onder andere op op de Utrechtsestraat 50. Willem Duim had op de kaart van de Joodsche Raad Brinkgever, Begijnstraat 1 in Deventer als adres. Hij werd in Westerbork geregistreerd op 15 april 1943 en kwam terecht in Barak 83. Hij werd 5 dagen later gedeporteerd.
- Sientje Helsloot-Mof (Amsterdam, 11 november 1896 – Auschwitz, 23 maart 1943), woonde op de Keizersgracht 238hs. Het lijkt op de archiefkaart Stadsarchief Amsterdam dat Sientje na Santpoort ook nog terug geweest is in Amsterdam en toen op de Plantage Middenlaan 17hs in Rusthuis Halberstadt woonde. Op de kaart van de Joodsche Raad wordt Borgerstraat 79 in Amsterdam als adres genoemd en de Ten Katestraat 26a. Sientje werd op 26 januari 1943 in Westerbork geregistreerd en werd volgens de kaart Joodsche Raad op 23 maart 1943 gedeporteerd, wat niet correspondeert met de datum waarop ze vermoord werd.
- Falk Bierman (Haarlem, 3 juli 1899 – Sobibor, 23 april 1943). Falk Bierman had volgens de kaart Joodsche Raad de psychiatrische instelling van het Provinciaal Ziekenhuis Santpoort als adres. Hij werd op 13 april 1943 in Westerbork ingeschreven en kwam terecht in Barak 3. Op 20 april 1943 werd Falk gedeporteerd.
- David Herbert Lodewijk Prins (Amsterdam, 20 december 1904 – Sobibor, 23 april 1943), groeide op op de Stadhouderskade 129boven. David heeft Inrichting Brinkgever in Deventer als adres op de kaart van de Joodsche Raad. Hij werd op 15 april 1943 in Westerbork geregistreerd en vijf dagen later gedeporteerd.
- Klara van Goor (Amsterdam, 31 mei 1905 – Sobibor, 23 april 1943). Volgens de kaart van de Joodsche Raad woonde Klara op de Tugelaweg 34hs. Ze werd op 9 april 1943 in Westerbork geregistreerd en gehuisvest in Barak 68. Klara ging op 20 april 1943 op transport.
- Sara Lopes Diaz (Amsterdam, 23 december 1911 – Sobibor, 16 april 1943). Tijdens de oorlog werden tien Joodse psychiatrische patiënten en onderduikers vanuit Santpoort geëvacueerd naar Groot Graffel in Warnsveld. Nadat vanaf februari 1943 zeven van hen uit de instelling waren uitschreven, werden in april 1943 de laatste drie uit de instelling gedeporteerd.
- Schoontje de Jong (Schoten, 5 maart 1917 – Auschwitz, 31 augustus 1944). Schoontje werd op 17 maart 1944 in Westerbork geregistreerd en kwam terecht in Barak 3. Ze werd op 23 maart 1944 gedeporteerd naar Auschwitz.
Duinlustparkweg 96 – Huize Dina /Beth Dina
Op de Duinlustparkweg 60 (hernummerd naar 96) was een Joods tehuis waar meisjes uit een achterstandsmilieu een veilige en deugdzame opvoeding konden krijgen. Het tehuis was opgericht door de “Vereniging tot Bescherming van Joodsche meisjes” en werd op 16 januari 1930 geopend, als opvolger van een soortgelijk tehuis aan de Vinkenbaan te Santpoort dat in 1926 werd geopend.
Het huis werd vernoemd naar Dina Sanson, de eerste vrouw die in Nederland bij de politie ging werken. De directrice van het huis was Harriët Martha Prins (Amsterdam, 3 juni 1900 – Den Haag, 9 september 1977) en was dat vanaf het begin en in de oorlogsjaren. Ze woonde in het tehuis met haar moeder en haar zoon Ralph (Raphaël, Amsterdam, 3 mei 1926 – Den Haag, 23 januari 2015).
In 1942 waren er zestien meisjes ingeschreven in dit tehuis, waarvan veertien de oorlog niet overleefden. Na de oorlog werden er in het tehuis Joodse kinderen en jongeren opgevangen die waren teruggekeerd uit de kampen of uit de onderduik.
Het huidige pand op de Duinlustparkweg 96 is hetzelfde pand als toen.
Namenlijst Joodse Begraafplaats
- .
- .
- .