Kampen in Nederland 1930-1950

 

In jaren dertig van vorige eeuw werden in Nederland diverse barakken neergezet, aanvankelijk werkkkampen voor arbeidslozen, tijdens WOII werden vaak deze kampen gebruikt door Nederlandse Opbouwdienst (N.O.D.) en Nederlandse Arbeids Dienst (N.A.D.) en/of diende als Joods werkkamp. Na de Tweede Wereldoorlog werden veel personen verdacht van hulp aan de Duitse bezetter (collaboratie), omdat zij bijvoorbeeld lid waren van de NSB of verraad hadden gepleegd. Zij werden strafrechtelijk onderzocht en in genoemde werkkampen ondergebracht. Soms werden daarnaast openbare gebouwen zoals scholen, kerken, forten, fabrieken enzovoort hiervoor gebruikt. In jaren 50 werden opnieuw veelal deze werkkampen opnieuw gebruikt voor huisvesting voor Molukse KNIL soldaten en hun families

 

Nederlandse Opbouwdienst (N.O.D.) en Nederlandse Arbeids Dienst (N.A.D.).

Inhoud:

- Buttons van Nederlandse kampen 1930-1950

- Nederlandse Opbouwdienst (N.O.D.)

- Nederlandse Arbeids Dienst (N.A.D.)

-

Lijst (Werk-) kampen 1930-1950

Een vrijwel complete lijst

 

Uit genoemde periode zijn bewust of onbewust archiefstukken verdwenen/vernietigd, en zijn deze kampen uit ons collectief geheugen verdwenen. Zo hebben in NOP zo'n 40 barakkenkampen gestaan voor WOII. 

 

A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

K

L

M

N

O

P

Q

 

R

S

T

U

 

V

W

X

 

Y

Z

Nederlandse Opbouwdienst (N.O.D.)


De Opbouwdienst was opgericht om een uitbreiding van de werkloosheid in ons land te voorkomen. Het zou praktisch werk voor het algemeen belang gaan verrichten. De bezetters hadden er een heel andere bedoeling mee. De Opbouwdienst moest de grondslag worden voor een nationaal socialistisch getinte 'echte' arbeidsdienst.

Op 14 juli 1940 bezit Nederland nog een leger van omstreekts 50.000 à 60.000 man. Op de ochtend van 15 juli is dit leger verdwenen. Dan staat de O.D., de Opbouwdienst, gereed om zijn werk te beginnen. Wie hier van deel gingen uitmaken? Allereerst de beroeps- en reserve officieren en onder-officieren, die de wens te kennen hadden gegeven over te willen gaan in leidende functies van de O.D.

Niet alle beroepsofficieren konden echter in de Opbouwdienst terecht. De pensioengerechtigden namelijk gingen met pensioen terwijl de oudere hoofdofficieren in beginsel op wachtgeld werden gesteld, met uitzondering van enkele hoofdofficieren voor wie de gelegenheid tot plaatsing bij de staven van de O.D. bestond. Ook voor de afwikkeling van de demobilisatie bleven nog verschillende diensten voorlopig gehandhaafd.

Naast de beroepsmilitairen kwamen bij de O.D. de reserve-officieren, dienstplichtige onderofficieren en overige dienstplichtigen, die geen werkkring in de burgermaatschappij konden vinden. Voorts zou in de leiding ook plaats kunnen kunnen zijn voor burgers, die zich vrijwillig aanmelden en die op grond van hun deskundigheid, ontwikkeling en geschiktheid om met mensen om te gaan, hiervoor in aanmerking kwamen.

Van 15 juli tot 15 oktober liep de z.g. proeftijd. In dit tijdbestek werd beoordeeld in hoeverre bepaalde personen minder geschikt geacht moesten worden om aan het opbouwwerk deel te nemen, dan wel in andere functies te werk gesteld moesten worden.

Voorlopig bleven de militairen die bij de Opbouwdienst werkzaam waren, de gewone militaire uniformen dragen. Zij kregen echter een speciaal distinctief waarvan de bijzonderheden nog niet was vastgesteld. Men dacht aan een onderscheidingsteken op de mouw waarop een nader te bepalen embleem, evenals de letters O.D. voor zouden komen. Als de textielpositie het toeliet, zouden er in de toekomst wellicht speciale uniformen komen.


De Opbouwdienst bestond uit een staf, vier districtsstaven en verder per district een aantal korpsen (bataljons), elk bestaande uit afdelingen (compagnieën), die op haar beurt onderverdeeld waren in groepen (secties) en ploegen (groepen). Men rekende op een 75-tal korpsen van ongeveer 800 man, in totaal 50.000 à 60.000 man, bij de Opbouwdienst. In beginsel zou de afdeling een zelfstandige werkeenheid zijn, die in elk opzicht self-supporting, was. Wellicht was het mogelijk in de toekomst enkele speciale eenheden te formeren van vaklieden op bepaald gebied, b.v. afdelingen die meer gespecialiseerd waren op de uitvoering van bouwwerken enz. en bij grote objecten konden worden ingezet.

De Opbouwdienst voerde vanaf het begin al besprekingen over verscheidene objecten, waarmee direct begonnen zou kunnen worden. Uiteraard moest hierover regelmatig overleg gepleegd worden met andere overheidsinstanties als b.v. het departement van Sociale Zaken en het regeringscommissariaat voor de wederopbouw, ten einde dat de objecten niet met elkaar in conflict zouden komen. De legering hing nauw samen met de aard van de objecten. Door omstandigheden kon niet worden beschikt over alle kazernes. Veelvuldig werd daarom gebruik gemaakt van barakken, waarin de soldaten in de winter van 1940 al gelegerd waren en die in de nabijheid van objecten overgebracht moesten worden, al nam het afbreken, transporteren en opbouwen natuurlijk enige tijd in beslag. De aard en ligging van de werkgelegenheden was in ons kleine, dichtbevolkt en voor het grootste deel intensief in cultuur gebrachte land niet zodanig, dat tot plaatsing van permanente legeringsgebouwen overgegaan kon worden. Meestentijds moesten kleinere eenheden gedurende beperkte tijd op een bepaalde plek bivakkeren.

Uit dit alles volgt, dat op 15 juli niet gelijk een begin gemaakt kon worden met de werkzaamheden zelf voor 50.000 man. Toch moesten onze soldaten die dag al duidelijk het gevoel hebben, dat zijn in een nieuwe organisatie opgenomen waren, die actie vraagt. Daarom werd op die datum alles gedaan voor bevordering van orde, tucht, discipline, sport en zang onder de manschappen. Aan de sport vooral werd een grote plaats ingeruimd. Al dadelijk begon men met cursussen voor de sportleiders ten einde deze ten spoedigste voor hun nieuwe taak geschikt te maken. Genie officieren, deskundige onderofficieren, vaklieden wachtte hun allen in dit opzicht een zware taak.

Het 'wapen' van de Opbouwdienst was de schop. Dit heeft een nieuw probleem in het leven geroepen namelijk dat der commando's en exercitiën. Voor de Opbouwdienst bleven met bepaalde beperkingen de wet op de krijgstucht en het reglement krijgstucht gelden; op velerlei gebied zouden echter verschillende nieuwe reglementen en voorschriften moeten worden samengesteld, waaraan direct in het begin aan werd gewerkt. Maar ook werd gewerkt aan een exercitiereglement, want bepaalde bewegingen moesten worden uitgevoerd. Natuurlijk was een herziening van verschillende uitdrukkingen noodzakelijk, terwijl ook eerbewijzen gebracht moesten worden.


Van de Opbouwdienst stond van tevoren al vast, dat zijn levensduur niet langer dan hoogst noodzakelijk zou zijn. In juli ging men er van uit dat de Opbouwdienst binnen 3 à 6 maanden geliquideerd zou zijn. De mannen konden niet zomaar ineens naar huis worden gezonden, want het was niet zeker dat ze hun burgerbetrekking terug konden krijgen. De Opbouwdienst was een loopplank van de militairen naar de burgermaatschappij. Geheel onafhankelijk daarvan werd op 1 januari 1941 de Nederlandse Arbeidsdienst opgericht en deze kwam op 3 maart van datzelfde jaar in actie. De vele kaderleden van de NAD ook al tot de Opbouwdienst hebben behoord, spreekt niet vanzelf, doch is uitsluitend het gevolg van de door hen in laatstgenoemde betoonde capaciteiten.

Onder de leden van de Opbouwdienst werd een stevige reclame gemaakt voor Duitsland. In elk kamp moest tenminste één arbeidsbemiddelaar aanwezig zijn. Half oktober 1940 werden er 25.000 leden van de Opbouwdienst ontslagen. Een gedeelte ervan kwam in Duitsland terecht! De afzwaaiers uit de Opbouwdienst waren verplicht zich bij de arbeidsbeurzen te melden. Bij weigering moest de politie rapport opmaken en werd steun ingehouden.

 

Nederlandse Arbeidsdienst

 

De Nederlandse Arbeidsdienst (NAD) werd op 15 oktober 1940 opgericht, een fusie van de in juli 1940 in het leven geroepen Nederlandse Opbouwdienst en het arbeidsbemiddelingsbureau voor diensten in Duitsland dat de Duitsers van de grond wilden krijgen. De Nederlandse Opbouwdienst was een overgangsorganisatie die de ontmanteling van het Nederlandse leger soepel moest laten verlopen en zorgen dat de werkloosheidscijfers in Nederland niet drastisch op zouden lopen. Parallel daarna wilden de bezetter, als voortzetting van het vooroorlogse beleid van werkverschaffing, werkloze mannen en vrouwen inschakelen voor in eerste instantie het herstel van de oorlogsschade en in tweede instantie voor vrijwillige werkzaamheden in Duitsland. Toen er weinig animo voor deze vrijwillige dienst bleek te zijn, kreeg de Arbeitseinsatz een verplicht karakter. In Duitsland werden tussen 1938 en 1945 zo’n 7,7 miljoen arbeiders van niet-Duitse origine ingeschakeld in de oorlogseconomie; in de Duitse wapenindustrie bleek uiteindelijk de helft van alle arbeidsplaatsen bezet te zijn door Fremdarbeiter. Op 15 oktober 1940 vloeide beide initiatieven dus in elkaar over, waarbij voor de Nederlandse Arbeidsdienst het motto “Ick Dien’ werd gelanceerd en in de propaganda een soort mythologisch figuur werd opgevoerd die Koenraad heette. Deze Koenraad werd neergezet als een ‘echte’ Hollandsche jongen: rechtschapen, welopgevoed, dapper en bereid om te werken. Er verschenen aanplakbiljetten waarop Koenraad met een schop op de schouder figureerde. Zijn goede opvoeding sprak uit afbeeldingen die in dagbladen werden geplaatst. Hij stond keurig zijn plaats in de tram af aan een staande dame en hij gaf een reprimande aan een ondeugende jongen die een hond plaagde. Zo’n brave hendrik wekt bij de gemiddelde Nederlander al snel ergernis op, maar komend uit de koker van de bezetter werd het al snel een voorwerp van spot. Koenraad werd al snel massaal Dollefie Sallefie genoemd. De propaganda werkte dan ook averechts en Koenraad verdween al snel. 

In het begin kon op vrijwillige basis toegetreden worden tot de Nederlandse Arbeidsdienst. Voor degenen die dat deden en arbeidsman werden genoemd was een aantrekkelijke regeling getroffen, want in haar charme-offensief ten opzichte van de Nederlandse bevolking was de Duitsers er veel aan gelegen de werkloosheid te verlagen. De betaling was redelijk, er waren mogelijkheden om tot kaderfuncties te worden opgeleid en de arbeidsmannen hoefden nergens in de rij te staan. In december 1940 werden de Nederlanders per circulaire opgeroepen om zich als vrijwilliger bij een van de 1.024 aanmeldbureaus van de Nederlandse Arbeidsdienst te melden. Daar werden niet echt veel gebruik van gemaakt, door vrouwen iets meer dan onder de mannen.

Op 1 januari 1942 werd voor iedere Nederlandse man en vrouw die in 1942 achttien jaar werd en op het einde van dat jaar nog geen drieëntwintig was, de ongewapende dienstplicht ingevoerd die een half jaar zou duren. In mei 1943 werd bij de mannen daadwerkelijk de hele lichting van dat jaar opgeroepen. Vrouwen werden in de buurt van hun woonplaats aan het werk gezet en gingen bijvoorbeeld aardappels schillen voor de kazerne. Voor mannen werden ver van hun woonplaats kampen gebouwd. Een standaard kamp had vier woonbarakken rond een appelplaats. Een woonbarak had drie kamers voor zestien personen. Zo’n groep van zestien personen werd een ploeg genoemd. De achtenveertig inwoners van een woonbarak vormden een groep; de vier woonbarakken samen werden de afdeling genoemd. De leiding bestond uit twaalf ploegcommandanten, vier groepscommandanten en een afdelingscommandant. Deze waren apart van de manschappen gehuisvest of ingekwartierd in een naburig dorp. Naast de woonbarakken was er meestal een keuken- en kantinebarak, een fietsenbarak, een werkplaats en een stalbarak. Alle voorzieningen waren gebouwd van geïmporteerd larikshout of douglas. De kolenberging was van steen en met pannen gedekt. De in totaal honderd kampen (zie lijst hieronder en of buttons) werden aangestuurd vanuit Amersfoort. De mannen werkten bij het aanleggen van wegen en kanalen en in de landbouw. De Nederlandse Arbeidsdienst kwam echter namelijk al snel steeds meer onder nationaalsocialistische invloed te staan. Vast onderdeel was het onderricht in het nazi-gedachtegoed en de opleiding kreeg een sterk militair karakter wat onder meer tot uiting kwam in het verplicht exerceren met een schop aan de schouder. Her symbool van de Nederlandse Arbeidsdienst was een spade die werd gedragen door een geweer. Uiteindelijk was de training in de Nederlandse Arbeidsdienst erop gericht om de mannen op te leiden voor het graven van tankvallen en loopgraven aan het oostfront. Aan het einde van de dienstplicht werd de mannen een contract voorgehouden voor deze werkzaamheden, maar er weinig geen enkele interesse voor. Bijna iedereen weigerde om te tekenen en kon, weliswaar na enige rake klappen te hebben geïncasseerd, weer huiswaarts keren.

In mei 1943 moesten alle mannen van 18 tot 35 jaar zich melden voor de arbeidsinzet, maar de meeste mannen willen dat uiteraard niet. Velen duiken onder om aan het werk in de kampen of aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland te ontkomen. Anderen proberen via keuringsartsen en ambtenaren een vrijstelling te regelen, waarin is vastgelegd dat iemand lichamelijk niet in staat is zwaar werk te doen of onmisbaar is, huis of op zijn werk. Het verzet verspreid overal briefjes waarin mannen wordt opgeroepen via het werk in Duitsland niet de Duitse oorlogsindustrie te steunen. De maatregel om verplicht te werken in Duitsland levert maar 54.000 arbeidskrachten op, in plaats van de verwachte 170.000. De bezetters gaan over tot de ‘totale arbeidsinzet’. Dat betekent dat de leeftijd wordt verruimd: mannen van 17 tot 40 jaar kunnen niet meer veilig op straat lopen.Ze kunnen bij een razzia worden opgepakt om in Duitsland te werken. Uiteindelijk zijn er in totaal 500.000 Nederlandse mannen die in Duitsland als dwangarbeider werken, wat een derde is van het aantal mannen die dat eigenlijk moesten. De omstandigheden verschillen heel erg, van een goede werkplek met genoeg te eten en een goede slaapplaatsen tot zware omstandigheden in de Duitse fabrieken en werkplaatsen die onophoudelijk door de geallieerden werden gebombardeerd. Daarbij zijn vele Nederlandse arbeiders om het leven gekomen.

Tijdens de gehele oorlog had Generalarbeitsführer Bethmann van de Reichsarbeitsdienst de leiding over de kampen van de Nederlandse Arbeidsdienst, die in november 1943 in Den Haag in de Pulchri Studio de tentoonstelling ‘Kunstenaars zien den Arbeidsdienst’ bewonderde en zich door de kunstenaars zich toelichten welke kunstwerken de voorgaande maanden waren gemaakt. In het begin was de Nederlander majoor Jaap Breunese, als organisator van de Nijmeegse Vierdaagse een vertrouwd persoon, waarnemend commandant. Hij werd op 1 augustus 1941 opgevolgd door luitenant-kolonel Lodewijk Alexander Cornelis de Bock. De kampen liepen op 5 september 1944 (Dolle Dinsdag) leeg. Aan het einde van die dag waren bijna alle arbeidsmannen verdwenen en ook van het kader was nog maar een kwart present. Al een dag later werd De Bock door Bethmann afgezet en op 10 september 1944 werd besloten de Nederlandse Arbeidsdienst op te heffen.

 

Naam -  NAD Nummer -  Plaats - Provincie


Kamp Almere Huizen Noord-Holland
Kamp Altweerterheide NAD 425 Weert Limburg
Kamp Amerongen NAD 315 Amerongen Utrecht
Kamp Ampsen (Laren) NAD 321 Ampsen Gelderland
Kamp Appelsga NAD 122 Ooststellingwerf Friesland
Kamp Arcen (Marnix van St. Aldegonde) NAD 334 Arcen Limburg
Kamp Baarn NAD 311 Baarn Utrecht
Kamp Beekvliet Sint Michielsgestel Noord-Brabant
Kamp Beugelen NAD 222 Staphorst Overijssel
Kamp Bergentheim NAD 233 Hardenberg Overijssel
Kamp Bergen NAD 332 Bergen Limburg
Kamp Borger NAD 133 Borger-Odoorn Drenthe
Kamp De Bruine Enk (Hullerweg) NAD 225 Nunspeet Gelderland
Kamp De Pieterberg NAD 125 Westerbork Drenthe
Kamp De Roode Braak NAD 422 Vreekwijk (bij Deurne) Noord-Brabant
Kamp De Valk NAD 424 Valkenswaard Noord-Brabant
Kamp De Wallen (Tungebrog) NAD 426 Tungelroy Limburg
Kamp De Wasberg NAD 421 Deurne Noord-Brabant
Kamp Diever (De Hoardt) NAD 214 Geeuwenbrug Drenthe
Kamp Dobbendal NAD 131 Gasselte Drenthe
Kamp Donkerbroek (Us Hiem, Willem Barendsz) NAD 115 Donkerbroek Friesland
Kamp Eerde NAD 223 Eerde Overijssel
Kamp Endepoel (Albrecht Rodenbach) NAD 414 Merselo Limburg
Kamp Gramsbergen NAD 231 Gramsbergen Overijssel
Kamp Heitraksgoor NAD 423 Liessel (bij Deurne) Noord-Brabant
Kamp Hemrik Noord (Werk Zathe) NAD 114 Hemrik Friesland
Kamp Hemrik Zuid (Poostweg) NAD 113 Hemrik (Sparjebird) Friesland
Kamp Het Ronde Huis (Eperweg) NAD 226 Nunspeet Gelderland
Kamp Hilvarenbeek NAD 433 Hilvarenbeek Noord-Brabant
Kamp Hooghalen NAD 123 Hooghalen Drenthe
Kamp Kloosterhaar Kloosterhaar Overijssel
Kamp Mookerheide (Mookerheid of Lodewijk van Nassau) NAD 331 Mook Limburg
Kamp Nuis NAD 111 Nuis Groningen
Kamp Odoorn NAD 135 Borger-Odoorn Drenthe
Kamp Overbroek Kesteren Gelderland
Kamp Overloon-Smakt NAD 411 Overloon Noord-Brabant
Kamp Overloon-Zuid NAD 412 Overloon Noord-Brabant
Kamp President Steyn NAD 236 Holten Overijssel
Kamp Rhenen NAD 317 Rhenen Utrecht
Werkkamp Roden Roderesch Drenthe
Kamp Roggel NAD 415 Roggel Limburg
Kamp Schoonloo (Kamp Elp) NAD 124 Schoonloo Drenthe
Kamp Sellingen (Slangenborg) NAD 132 Slangenborg Groningen
Kamp Steenwijk (Lakeweg) NAD 215 Eese Overijssel
Kamp Ten Arlo (Witte Corneliszn De With) NAD 221 Ten Arlo Drenthe
Kamp Ter Apel (Johan Maetsuycker) NAD 134 Barnflair Groningen
Kamp Tilburg NAD 432 Noord-Brabant
Kamp De Vecht NAD 224 Dalfsen Overijssel
Kamp Vierhouten (De Vosseberg) Vierhouten Gelderland
Kamp Vlakwater NAD 413 Venray Limburg
Kamp Vledder Vledder Drenthe
Kamp Vries Drenthe
Kamp Waterloo I NAD 312 Leusden Utrecht
Kamp Waterloo II NAD 313 Leusden Utrecht
Kamp Wierden I NAD 234 Wierden Overijssel
Kamp Wierden II NAD 235 Wierden Overijssel
Kamp Vosseveld (Kloetenseweg) NAD 324 Winterswijk Gelderland
Kamp Wolvega NAD 213 Wolvega Friesland
Kamp Workum (It Romme Fjild) NAD 211 Workum Friesland
Kamp Zweeloo NAD 126 Zweeloo Drenthe
Kamp Den Bosch Den Bosch Noord-Brabant
Kamp Deventer Deventer Overijssel
Kamp Diemen Diemen Noord-Holland
Kamp Diepenheim Diepenheim Overijssel
Kamp Diessen Diessen Noord-Brabant
Kamp Doesburg Doesburg Gelderland
Kamp Doorn NAD 314 Doorn Utrecht
Kamp Driebergen Driebergen Utrecht
Kamp Ede Ede Gelderland
Kamp Eibergen NAD 323 Eibergen Gelderland
Kamp Eindhoven Eindhoven Noord-Brabant
Kamp Elden Elden (bij Arnhem) Gelderland
Kamp Elst NAD 316 Elst (bij Rhenen) Utrecht
Kamp Etten-Leur Etten-Leur Noord-Brabant
Kamp Fochteloo NAD 121 Fochteloo Friesland
Kamp Gaasterland NAD 212 Gaasterland Friesland
Kamp Geleen Geleen Limburg
Kamp Gennep Gennep Limburg
Kamp Goirle Goirle Noord-Brabant
Kamp Havelte Havelte Drenthe
Kamp Heemse NAD 232 Heemse (bij Hardenberg) Overijssel
Kamp Heerde Heerde Gelderland
Kamp Hees Hees (bij Nijmegen) Noord-Brabant
Kamp Helmond Helmond Noord-Brabant
Kamp Hoenderloo Hoenderloo Gelderland
Kamp Hulten Hulten (bij Tilburg) Noord-Brabant
Kamp Lage Mierde NAD 434 Lage Mierde Noord-Brabant
Kamp Lemmer Lemmer Friesland
Kamp Lierop Lierop (bij Helmond) Noord-Brabant
Kamp Lochem Lochem Gelderland
Kamp Maartensdijk Maartensdijk Utrecht
Kamp Maastricht Maastricht Limburg
Kamp Marum NAD 112 Marum Groningen
Kamp Meppel Meppel Drenthe
Kamp Milheeze Milheeze Noord-Brabant
Kamp Neede NAD 322 Neede Gelderland
Kamp Nijmegen Nijmegen Gelderland
Kamp Nistelrode NAD 431 Nistelrode Noord-Brabant
Kamp Noordoostpolder Noordoostpolder Flevoland
Kamp De Wiekslag NAD 333 Well Limburg


De Nederlandse Arbeidsdienst was een overheidsinstelling, die oorspronkelijk niet nationaal-socialistisch van opzet was, maar waarvan al zeer snel het kader samengesteld was uit nazi-gezindten. Het werd een semi-militair apparaat volgens Duitse opzet, dat bij het gros der Nederlanders allerminst gezien was en feitelijk alleen diende als wervingscentrum voor dienst in het leger van het Derde Rijk. Maar de Arbeidsdienst was zeer zeker geen zusterorganisatie van de NSB. Na hun diensttijd hadden de arbeidsmannen veelal een grotere afkeer tegen de NSB gekregen dan toen ze het kamp binnenkwamen. Zaten er NSB'ers in het kader van het arbeidskamp dan gaf dat meteen grote spanningen.

De slagzinnen van de NAD waren: 'Eerbied voor den Arbeid' en 'Door Arbeidsvreugde tot Levensvreugde'. Aanvankelijk bestond de NAD uit vrijwilligers, maar op 1 april 1942 werd hij verplicht gesteld voor alle jonge mannen van 18 tot 23 jaar. Vanaf die datum werden bepaalde categorieën verplicht opgeroepen. In 1943 moest zelfs een gehele jaarlichting (1925) er aan geloven.

Men kende in de Arbeidsdienst de volgende indeling: 1. De Ploeg, dat was de bezetting van één kamer van een werkersbarak en bestond uit 16 man, waarboven een ploegcommandant. 2. De Groep, werd gevormd door drie kamers die een werkersbarak telde en had dus een sterkte van 48 man met aan het hoofd een groepscommandant. 3. De Afdeling, was het totaal van de bezetting van het kamp en daartoe behoorden 4 barakken van 48 man oftewel 192 arbeidsmannen met aan het hoofd een afdelingscommandant.

Naast marcheren en exerceren, was het de bedoeling dat de Arbeidsdienst zich zou gaan bezighouden met grondwerken, bosbouw, wegenbouw en grondbewerking. Graven van sloten en greppels, versterken van taluds, plaatsen van duikers, dammen (voor het afsluiten van sloten enz.), ophogen van dijken, onderhoud van watergangen, draineren, ontginning, onderhoud van plantsoenen, aanleg en onderhoud van grasvelden, moestuinen (onderhoud, aanleg). Van dit alles is echter weinig terecht gekomen. De werkzaamheden 'beperkten' zich tot het ontginnen van heide gebeiden en het rooien van aardappels ten behoeve van de voedselvoorziening. Later moest er worden gewerkt voor de Duitsers, zoals zovele Nederlandse mannen.

Marsch- en Orde- oefeningen, zo werd het exerceren door het kader genoemd. Deze oefeningen zijn geen doel, doch het middel om een doel te bereiken. En dat doel heet 'tucht'. "Tucht heeft als morele grondslag de innerlijke overtuiging van de enkeling, dat hij zichzelf, ter wille van de belangen van de gemeenschap, ondergeschikt moet maken, ondergeschikt aan de leider van die gemeenschap, want tucht eist de uitschakeling van de eigen wil en het zich volkomen ondergeschikt maken aan de wil van de leider. Deze oefeningen zijn het middel bij uitnemendheid om soldaten van de Arbeid te vormen". (Ick Dien)


Het doel der lichamelijke opvoeding, dus het vormen van den jongen mensch tot zelfstandig individu. Door de onscheidbaarheid van lichaam en ziel is de lichamelijke opvoeding een opvoeding zoowel in geestelijken als in lichamelijken zin.


Het tuchtrecht van de Nederlandse Arbeidsdienst is, in afwijking met ons strafrecht, in de eerst plaats gericht op de opvoeding van de jonge Nederlander. Beide, strafrecht en tuchtrecht hebben ten doel een boetedoening voor de schending der rechtsorde toe te passen, waar de strafrechter een boetedoening verlangt voor de inbreuk op de algemene rechtsorde of de bedreiging daarvan, beschouwt de tuchtrecht dit individu, de dader en hanteert de straf als opvoedend middel, om de dader tot beter inzicht te brengen en voor herhaling te waarschuwen.


In hun vrije tijd of wanneer er niet gewerkt kon worden, konden de arbeidsmannen tijd besteden aan handenarbeid. Meestal moest er voor het kamp nog wel het een en ander gemaakt worden of men maakte iets voor eigen gebruik.

De leden droegen bronsgroene uniformen. Het was van Lakense stof en werd gecompleteerd door een kwartiermuts (schuitje), leren koppelriem, hoge zwarte kistjes met ijzerbeslag en rond de hak een soort hoefijzer. Verder beenwindsels, sokken, werkkleding, bretels, sportkleren en -schoenen, onderkleding, broodzak met veldfles, eetgerei (met ingegraveerd het NAD embleem met het devies "Ick Dien"). Klompsokken, tentzeil, blikken wasschaal. Ook een stel dekens en lakens en een blauw geruite strozak met dito kussen die je zelf met stro moest vullen. De arbeidsman kreeg verder nog een lange overjas van groen laken, een schoenenborstel en een insmeerborstel.
Kleding en uitrusting waren trouwens voor het grootse deel afkomstig uit het voormalige Nederlandse leger. Overjassen, tunieken, broeken, kwartiermutsen, petten en de puttees (beenwindsels) waren olijfgroen geverfd. Op de kledingstukken werden nummers genaaid, terwijl op enkele andere gebruiksvoorwerpen een stempel werd gedrukt.

Voor het behalen van de sportinsigne, moest de arbeidsman sprinten, hoogspringen, verspringen, zwemmen, touwklimmen, veldlopen en bal gooien. Dit alles binnen een bepaalde tijd of over een bepaalde afstand.

In maart 1943 werd voor jonge vrouwen van 19 tot 31 jaar de gelegenheid opengesteld naar de betrekking van conductrice te solliciteren. De arbeidsmarkt leverde niet voldoende mannelijke krachten, zodat het trambedrijf tot deze maatregel zijn toevlucht moest nemen. Het was de bedoeling om met een vijftigtal meisjes een keurkorps van conductrices op te richten. Gelet zou worden op karakter, uiterlijk en omgangsvormen. Een behoorlijke schoolopleiding was een eerste voorwaarde, wellevendheid en ordelijkheid zijn de belangrijkste twee eigenschappen, die bij de beoordeling van de sollicitanten de doorslag moeten geven.
Het was daarom niet te verwonderen, dat zij, die bij de Nederlandse Arbeidsdienst gediend hadden, de voorkeur genoten. Zij kregen de opdracht het publiek, dat van de tram gebruik maakt, op vriendelijke - dus typisch vrouwelijke - wijze te overtuigen van de noodzaak, dat goed en veilig tramverkeer een groot deel afhankelijk is van orde en discipline der reizigers. Een pedagogische taak zou men het kunnen noemen. En omdat pedagogie een gebied is, waarop vooral de vrouw pleegt uit te munten, koestert de directie van de RET terecht hoge verwachtingen van de nieuwe employe's. (Rotterdamsch nieuwsblad, 26-03-'43)


Wie met deze organisatie (N.A.D./R.A.D) in het teken van schop en korenaar kennis heeft gemaakt, voelt onmiddellijk te doen te hebben met één van de schoonste vruchten eener ware, socialistische wereldbeschouwing. Er is geen sprekender symbool denkbaar dan de spade, die de vaderlandse bodem openbreekt om ons volk voedsel te verschaffen en al delvend het zeldzame goud der arbeidsvreugde en arbeidseer vindt. De vereelte knuisten van student en fabrieksarbeider zullen elkander vinden in en door de dienst aan de volksgemeenschap, in stille verstandhouding vinden in de Nederlandse Arbeidsdienst. In de twee woorden van ons trots devies 'Ik Dien' ligt feitelijk alles besloten wat met een nationaal-socialistische vorming bedoeld wordt, n.l. de wil mede te bouwenaan de welvaart van ons allen. En deze wil, deze bereidheid tot het bereiken van dat doel straalt uit de ogen van een geestelijke en lichamelijke gezonden generatie die thans haar ereplicht voor land en volk in de N.A.D. verricht.

De Nederlandse arbeidsdienst was nagenoeg een exacte kopie van de Duitse arbeidsdienst.

Vanaf begin 1942 werden arbeidsmannen geronseld om dienst te nemen achter het Duitse Oostfront in de Gruppe Niederland im Reichsarbeitsdienst. Vierhonderd mannen van de Nederlandse Arbeidsdienst meldden zich als vrijwilliger voor werk aan het Oostfront. Na hun zes weken durende opleiding werden zij op 6 mei 1942 in het kamp Eeze, bij Steenwijk, in aanwezigheid van de Reichs-Arbeitsführer Hierl, op de Führer beëdigd. Begin juni 1942 vertrokken zij naar Rusland.

Na een werkzaamheid van ruim vier maanden achter de linies aan het Oostfront keerden enige weken geleden een vierhonderdtal Arbeidsdienstmannen, behorende tot de Reichsarbeitsdienst doch afkomstig uit de Nederlandsche Arbeidsdienst terug in het vaderland. Een groot deel hunner zal als kader terugkeren in de oude gelederen, de overigen zullen binnenkort naar huis vertrekken. Het initiatief tot de inzet in het Oosten kwam uit de gelederen van de NAD zelf. De oproep vond bij velen weerklank, duizend man melden zich eigener beweging en na selectie en voorbereiding vertrok dan deze groep. (Noordooster, zaterdag 14 november 1942).

Op 13 juli 1943 stond een tweede contingent klaar. Bij het vertrek werden de ruim 500 mannen in Steenwijk geïnspecteerd door generaal-arbeidsleider De Bock.


De vrijwillige afdelingen van de Nederlandse Arbeisdienst hebben gedurende de zomermaanden van 1943 ontginningsarbeid verricht in de omgeving van Bialystok.


Begin juli werd het Oostkorps 10, bestaande uit een staf en vier afdelingen (101, 102, 103 en 104) in De Weerribben in de buurt van het Steenwijker Diep bijeengebracht. Op 15 juli 1943 zijn zij bepakt en bezakt naar het station in Meppel gelopen en nog diezelfde dag met een eigen trein in zeven dagen naar heet oosten van Polen gereisd. Drie maanden verbleef het Oostkorps, gelegerd in voormalige krijgsgevangenenkampen en een voormalig jodenkamp, in het Bezirk (district) Bialystok. De korpscommandant en zijn staf waren gelegerd in Bielsk. Het werk bestond uit ontwateringswerkzaamheden, bosarbeid en wegenaanleg. De ontwateringswerkzaamheden vonden plaats in de moerassen van Pripjat.


Op 24 januari 1944 is het Oostkorps 20 opgericht. Op papier was Oostkorps 20, opgebouwd uit een staf en zes afdelingen (201 tot en met 206). Eind maart 1944 vertrokken rond de 160 man (op 1 maart opgeroepen uit acht arbeidskampen; twintig uit ieder kamp) als voordetachement (kwartiermakers) naar het district Bialystok. Het bleef voor korte tijd alleen bij dit voordetachement. De kwartiermakers werden door een overmacht aan Poolse partizanen overvallen. Twee man sneuvelden en drie raakten er gewond, van wie één ernstig. Mede gezien de Russische opmars werden allen naar Nederland teruggehaald.

Er werd in de arbeidskamp grote waarde gehecht aan de gemeenschapszang, want dat zou de onderlinge band versterken. "Naast de gemeenschappelijke arbeid en het marcheren in gesloten gelederen is het zingen het sterkste gemeenschapsbeleven in de Nederlandsche Arbeidsdienst", aldus de staf in Doorn. Maar ook in kringen van de Nederlandsche Unie, die aanvankelijk achter het streven van de NAD stond, was men van mening dat: "Goede volkszang de onderlinge band zou versterken en het muzikale peil van de jeugd zou verheffen". Er was een speciale zangbundel samengesteld, die in totaal 119 liederen bevatte, verdeeld over acht rubrieken. De meeste waren gewone oer-Nederlandse volksliederen, doch daarnaast was er ook een aantal bij waarin de lof van de arbeid en van de Arbeidsdienst werd bezongen. Achterin waren als een aanvulling een vijftiental verzen opgenomen die door de Reichsarbeitsdienst werden bezongen. Op een enkele na ademden deze verzen de geest van het nationaal socialisme uit.


Op 1 april 1942 werd het 'Arbeidsdienstplichtbesluit' van kracht. Hierdoor werd bepaald, dat voortaan jaarlichtingen verplicht werden gesteld om 6 maanden in de NAD te dienen. De beoogde aantallen werden echter nooit gehaald, misschien wel om dat de NSB zich er nadrukkelijk mee ging bemoeien.
Motto: "Niet ik verdien, maar ick dien".

Na zes maanden arbeidsdienstplicht kreeg de arbeidsman een ontslagbewijs met een beoordeling. 
Niet iedereen wilde zijn Arbeidsdienstplicht vervullen of was voor de Arbeidsdienst geschikt. 

Opgericht op 1 mei 1942 op last van Seyss Inquart. Overkoepelend vakverbond op nationaal socialistische grondslag. Leider: H.J. Woudenberg. Lidmaatschap was niet verplicht; opzet dan ook mislukt door gebrek aan aanmeldingen.

In Duitsland vormde het Arbeidsfront een bij de NSDAP aangesloten organisatie, het kreeg zijn instructies van de politieke leiding van de partij. De NSB zou er eigenlijk ook wel een groot filiaal van hebben willen maken. Het lag in de bedoeling om van het NAF om het NVV, het Rooms Katholiek Werkliedenverbond en het CNV naar deze organisatie over te hevelen. Maar deze poging mislukte. De genoemde bonden stroomden leeg. Van de gezamelijk ongeveer 700.000 leden bleven er voor het NAF zo'n 100.000 over.

Woudenberg verklaarde in een rede in het Goudbergkamp: "Ik ben van de partij. Al kan het NAF niet anders dan nationaal socialistisch zijn, naar buiten staat het in geen verhouding tot de beweging". Inderdaad was zeker negentig procent van de leden geen NSB'er.

 

 

Lijst van werkkampen in Nederland, met opgave van capaciteit en bezetting, samengesteld door de Rijksdienst voor de Werkverruiming, september 1942

Concentratiekampen in Nederland

In Nederland bestonden tijdens Tweede Wereldoorlog vijf concentratiekampen. In Ommen, Amersfoort, Schoorl, Vught en de bekendste in Westerbork.

 

Joden, homoseksuelen, zigeuners, gehandicapten, krijgsgevangenen, verzetsstrijders en andersdenkenden (bv. Jehova’s, communisten) werden ongeacht hun leeftijd opgepakt en opgesloten. Door slecht en weinig eten, mishandelingen en zware dwangarbeid vielen er veel doden. Wie het overleefde werd op transport gezet naar het oosten om in de meeste gevallen nooit meer terug te keren.

Niet alle concentratiekampen van Nazi-Duitsland waren hetzelfde. Er waren kampen voor politieke gevangenen, werkkampen, doorvoerkampen en vernietigingskampen. Op 20 januari 1942 maakten de nazi’s tijdens een conferentie in Wannsee de maatregelen bekend die moesten leiden tot de Endlösung (uiteindelijke oplossing van het ‘Jodenvraagstuk’). Dit hield in de praktijk in: de vernietiging van het Europese Jodendom. De Vernichtungslager (vernietigingskampen) Auschwitz-Birkenau, Treblinka, Sobibor, Chelmno, Majdanek en Belzec werden speciaal voor dit doel gebouwd.

 

Hieronder beknopte informatie over de Nederlandse concentratiekampen.

 

  • Kamp Westerbork

Interneringskamp Westerbork. Kamp Westerbork was door de Nederlandse overheid opgezet als vluchtelingenkamp om de vele vluchtelingen uit Nazi-Duitsland op te vangen. Oktober 1939 werd het in gebruik genomen. Het kamp was nog in aanbouw en de vluchtelingen werden geacht mee te helpen met de bouw. Toen de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnenvielen bevonden zich ongeveer 700 vluchtelingen in het kamp. Na een korte evacuatie naar Leeuwarden moesten de vluchtelingen na de capitulatie terug. Vluchtelingen elders werden ook naar Westerbork gebracht. Het net werd steeds strakker aangehaald. De regels werden strenger en Westerbork werd meer en meer een concentratiekamp.

In juli 1942 werd kamp Westerbork officieel een Durchgangslager (transportkamp). In Westerbork werden naar schatting 102.000 mensen op transport gezet naar de vernietigingskampen in Polen of de werkkampen in Duitsland. Van hen overleefden minder dan 5000 de oorlog.

Westerbork had geen gaskamers wel een verbrandingsoven. Er was zelfs een sociaal leven zoals sportmogelijkheden, muziek, werkateliers en een school. Met de bedoeling de mensen rustig te houden. Elke dinsdag vertrok een trein richting Duitsland en wie mee moest stond die dag op de lijst. Waar die trein heen ging en waarvoor werd niet verteld. Men hoopte vaak tegen beter weten in dat het om te werken was. Het misleiden van mensen maakte deel uit van de strategie van de Nazi’s om hun slachtoffers rustig te kunnen doden. Gaskamers waren bijvoorbeeld vermomd als douches. En boven de poorten van veel concentratiekampen stond vrolijk ‘arbeit macht frei’.

Op 12 april 1945 werden de gevangenen in Westerbork bevrijd. Er waren op dat moment 876 gevangenen in het kamp aanwezig.

Na de oorlog tot 1948 werden in het kamp ongeveer 8000 NSB-ers en collaborateurs vastgehouden. Daarna was het korte tijd een militair kampement. Juli 1950 werd Kamp Westerbork omgedoopt tot De Schattenberg en ingericht als woonoord voor gerepatrieerden uit het voormalig Nederlands-Indië. In maart 1952 moesten zij plaatsmaken voor gedemobiliseerde KNIL-militairen uit Zuid-Molukken. De laatste gezinnen vertrokken in februari 1971 en het kamp werd vervolgens afgebroken. Dertien jaar later (1983) werd het herinneringscentrum Kamp Westerbork opgericht.

 

  • Kamp Vught

Concentratiekamp Vught werd op 13 januari 1943 opgericht en heette officieel Konzantrationslager-KL Herzogenbosch (concentratiekamp ‘s Hertogenbosch). Het was het enige SS-concentratiekamp in Nederland.

Het concentratiekamp was verdeeld in twee delen. Het eerste deel was het Juden Durchgangslager. Hier werden Joden gevangen gehouden voordat ze werden gedeporteerd naar Westerbork en vervolgens naar vernietigingskampen in Auschwitz-Birkenau of Sobibor, beiden in Polen.

Het tweede deel was bestemd voor Schutzhaftlager (veiligheidskamp). Hier werden Nederlandse en Belgische politieke gevangenen opgesloten. Ze kregen erg slecht te eten en werden gemarteld. Sommige gevangenisbewaarders hadden er plezier in de gevangenen te slaan met stokken die omwikkeld waren met prikkeldraad.

De gevangenen moesten zes en een halve dag werken. Het bedrijf Philips maakte gebruik van deze gratis arbeiders en had er een werkplaats. Het werken bij Philips had grote voordelen voor de gevangenen. Zij werden gedurende die tijd niet op transport gezet en ze kregen te eten.

 

  • Kamp Erika (Ommen)

Toegangspoort van kamp ErikaKamp dat ooit door volgelingen van de Indiase spiritueel leider Jiddu Krishnamurti opgericht. Werd in 1942 door de Duitsers in bezit genomen, herbouwd en werkverschaffingskamp Erika genoemd.
Het zogenaamde Justizlager was bedoeld om de overvolle gevangenissen te ontlasten. Er werden met name economische delinquenten zoals illegale slachters en zwarthandelaren opgevangen. De leiding en bewakers waren voornamelijk Nederlanders. Marteling en publieke afranselingen waren aan de orde van de dag.

 

Gevangenen leefden met zestig man in kleine barakken en sliepen in hangmatten die drie hoog werden opgestapeld. De kleding en het eten waren van slechte kwaliteit. Overdag moesten de gevangenen de hele dag in hoog tempo zware lichamelijke arbeid verrichten. 

 

  • Kamp Schoorl

Het barakkenkamp Schoorl was de huisvesting van een Nederlands infanterie regiment. Na de capitulatie was het korte tijd onderdeel van het de Wehrmacht (Duitse leger). In juni 1940 werd het een doorvoerkamp waar mensen kort verbleven. Er zijn in dit kamp voor zover bekend geen doden gevallen. Eind oktober 1941 werd dit kamp waarschijnlijk door zijn ligging gesloten.

 

  • Kamp Amersfoort

Kamp Amersfoort Barakken van het Nederlandse leger werden door de Duitsers in 1941 omgebouwd tot het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort (PDA). Kamp Amersfoort was een klein strafkamp voor politieke gevangen. Op 18 augustus kwamen de eerste gevangenen, tweehonderd communisten afkomstig uit kamp Schoorl.

 

De grootste groep gevangenen bestond uit opgepakte onderduikers, veelal mannen die aan de Arbeitseinsatz hadden willen ontkomen. Het kamp was overbevolkt. Slechte omstandigheden zorgden voor besmettelijke ziekten zoals dysenterie. Luizenplagen en longontsteking kwamen veelvuldig voor.

Na een mislukte aanslag op de Oostenrijkse SS-generaal Hanns Albin Rauter vond op 8 maart 1945 in Nederland de grootste massafusillade uit de oorlogsjaren plaats. In Kamp Amersfoort werden 49 gevangenen gefusilleerd. Op andere plekken in Nederland werden ongeveer gelijktijdig nog eens honderden gevangenen doodgeschoten. In totaal werden er ongeveer driehonderd gevangenen, waaronder veel communistische verzetsmensen, geëxecuteerd.

De administratie van Kamp Amersfoort werd vlak voor de oorlog door de SS vernietigd. Direct na de oorlog werden NSB-ers, collaborateurs en SS-ers in het kamp gevangen gezet. In 1946 werden de barakken aan het Departement van Oorlog overgedragen.

 

Werkkampen in Nederland

Tig aantal werkkampen hebben er bestaan, de meesten gelegen in Noord- en Oost-Nederland, tussen hei en bos. Waarom zijn ze zo snel in de vergetelheid geraakt?  Stel je een nieuwbouwwijk voor, in aanbouw. Daar staat dan zo’n tijdelijke schaftkeet. Denk jij dat zoiets lang in het geheugen van de bewoners blijft hangen? Nee. Zo is het ook met die kampen. Ze waren semipermanent, de Joodse mannen hebben er nog geen jaar gezeten.’

 

Binnen een maand werden werkkampen lees houten barakken opgeleverd. Het gros van de kampen is gebouwd in een taps toelopende V-vorm met twee rijen barakken. Aan de uiteinden van de V had je de kantine en aan de andere zijde van de ingang stond de beheerderswoning met gaarkeuken. De toiletgroep, de poepdoos, vond je vaak aan de overkant waar de barakken bij elkaar kwamen.  De kampen zijn vaak gebouwd voor een honderdtal personen.

 

 

Nederlandsche Heidemaatschappij, 1929-1954

 

 

De Nederlandsche Heidemaatschappij werd in 1888 opgericht als vereniging ter bevordering van de ontginning en cultivering van arme gronden in Nederland. In de twintigste eeuw groeide de vereniging uit tot een ingenieursonderneming en werd de organisatie als uitvoerder van grootschalige werkverschaffingsprojecten actief, ook gedurende de Tweede Wereldoorlog en Wederopbouw.

De kampen deden in de beginjaren van de oorlog nog dienst als tijdelijk onderkomen voor werklozen. Joden en niet-Joden zaten er gewoon door elkaar. Gedurende de bezetting raken steeds meer joodse Nederlanders werkloos, als gevolg van de Duitse repressie. De Duitsers kwamen hier met de bedoeling om Nederland judenrein te maken’’ Maar van vernietiging was in 1940 nog geen sprake. Dat kwam later.  In Nederland had de hoogste nazibaas Arthur Seyss-Inquart op 10 oktober 1941 al verordonneerd dat er aparte kampen moesten komen voor werkloze Joden. Dat hiervoor al een complete infrastructuur door de Nederlandse staat was aangelegd, kwam mooi van pas.

Door de strenge winter van 1941-1942 kwamen de onverwarmde kampen leeg te staan. Al vroeg in het nieuwe jaar moesten de Amsterdamse Joodse mannen zich melden voor een keuring bij de hoofdstedelijke arbeidsbureaus. De Duitsers zetten de Joodse Raad onder druk om 1400 mannen tussen de 18 en 45 jaar te leveren. Hoewel de raad niet openlijk meewerkte, riepen de voormannen Asscher en Cohen op om toch maar gehoor te geven aan de maatregel. Via de hoofdstedelijke arbeidsbureaus verzamelden zich op 10 januari uiteindelijk de eerste negenhonderd mannen op het Centraal Station. Bij lange na niet het quotum van 1400, maar toch een aanzienlijke groep. Het was in de tijd vrij normaal om als werkloze verplicht arbeid te verrichten. Dat gebeurde al eeuwen zo. Wie van de bedeling leefde, moest arbeid verrichten. Die mensen hadden begin 1942 nog echt niet het idee dat ze doodgingen als ze naar het oosten vertrokken. Die angst kwam later dat jaar pas, toen ze hoorden dat huizen van vertrokken Joodse families werden leeggehaald.

Na de eerste lichting uit Amsterdam zouden in de maanden daarna nog vele duizenden Joodse mannen uit de grotere steden naar de kampen afreizen. Hen wachtte zware arbeid, iets wat de meesten volstrekt niet gewend waren. Er zaten immers werkloze artsen, advocaten, ambtenaren en onderwijzers tussen. Toch was de sfeer in de kampen aanvankelijk niet slecht. Tot juli 1942 was er niet eens bewaking. De mannen mochten sporten, zwemmen, brieven schrijven.  Desondanks waren de werkdagen lang en loodzwaar. Om halfzes ging de wekker al, waarna de mannen al marcherend richting de arbeid gingen terwijl ze kampliederen zongen. Een werkdag duurde van zeven uur tot iets voor zessen, waarna het terugmarcheren begon. Na het avondmaal van zeven uur was er korte tijd voor ontspanning. Die britsen waren allesbehalve comfortabel. De mannen sliepen op stro. Verwarming was er niet.

De sfeer sloeg in juli 1942 plotsklaps om, nadat de kampcommandanten in het Ommense kamp Erica door de Duitsers waren bijgespijkerd in hoe met Joden om te gaan. Ineens was er een ochtend appèl, werd de post gecensureerd en kwamen er strafmaatregelen.

Zo’n vijfentwintig werkverschaffingskampen werden in januari 1942 op last van de Duitse bezetter ingericht als speciale ‘joodse werkkampen’, een gevolg van de discriminerende maatregelen die sinds 1940 stapsgewijs werden doorgevoerd in de bezette samenleving. Tot oktober 1942 werden joodse mannen, oorspronkelijk in meerderheid werklozen, daar tewerkgesteld. De Joodse Raad van Amsterdam werd door de bezetter verantwoordelijk gemaakt voor de oproep van joodse mannen voor tewerkstelling. In de nacht van 2 op 3 oktober werden de joodse tewerkgestelden uit de kampen opgehaald en naar Kamp Westerbork gebracht. Hetzelfde gebeurde met hun achtergebleven familieleden.

Na het vertrek van de Joodse mannen deden de werkkampen in latere oorlogsjaren dienst als opvanglocatie voor burgers uit de kuststreek

De periode 1930-1955 was voor de Nederlandsche Heidemaatschappij een bewogen tijd. Als uitvoerend lichaam van de werkverschaffing, later werkverruiming, speelde de onderneming een grote rol tijdens de economische crisis van de jaren dertig.

Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en tijdens de Duitse bezetting van Nederland bleef de Nederlandsche Heidemaatschappij betrokken bij de werkverruiming, steeds nadrukkelijker onder Duits toezicht. Na de bevrijding droeg de organisatie bij aan de wederopbouw van Nederland.

Nederland heeft aan het begin van de twintigste eeuw honderden kleine en grote werkverschaffingsprojecten gekend. Sinds de Eerste Wereldoorlog was de Nederlandsche Heidemaatschappij hier als uitvoerder bij betrokken. Tijdens de economische crisis van de jaren 1930 bereikte de werkverschaffing een hoogtepunt. Vanaf 1945 tot 1954 gebeurde dit in het kader van de Dienst Uitvoering Werken (DUW).

 

Joodse Werkkampen in Nederland:

  • Kamp Arriën bij Ommen
  • Kamp Erika bij Ommen
  • Kamp Balderhaar bij Kloosterhaar
  • Kamp Beugelen bij Staphorst
  • Kamp Bruinhorst bij Ederveen
  • Kamp Conrad bij Rouveen
  • Kamp De Beetse bij Jipsinghuizen
  • Kamp De Bruine Enk bij Nunspeet
  • Kamp De Fledders bij Norg
  • Kamp De Landweer bij Elsloo
  • Kamp De Vanenburg
  • Kamp De Vecht Dalfsen  Op 8 april 1942 werden in kamp De Vecht 192 joden uit Amsterdam ondergebracht. Kamp De Vecht werd op 3 oktober 1942 ontruimd en de Joodse mannen werden met de trein naar Westerbork gebracht om vandaar naar de vernietigingskampen in Oost-Europa te worden gestuurd.
  • Kamp De Wite Peal (De Witte Paal)
  • Kamp De Wittebrink
  • Kamp De Zomp bij Ruurlo
  • Kamp Diever A bij Oude Willem
  • Kamp Diever B
  • Kamp Echten
  • Kamp Geesbrug
  • Kamp Gijsselte
  • Kamp De Beetse bij Sellingerbeetse
  • Kamp Echten
  • Kamp Norg
  • Kamp Nieuweroord
  • Kamp Kremboong
  • Kmp Linde
  • Kamp Mantinge
  • Kamp Orvelte
  • Kamp Stuifzand
  • Kamp Hijkersmilde.
  • Kamp Hessum Vilsteren 1942
  • Kamp Het Wijde Gat
  • Kamp It Petgat bij Blesdijke
  • Kamp Kloosterhaar
  • Kamp Kremboong bij Tiendeveen
  • Kamp Lievelde
  • Kamp Linde
  • Kamp Mantinge
  • Kamp Molengoot bij Collendoorn
  • Kamp Oranje bij Fochteloo
  • Kamp Oranjekanaal bij Oranje
  • Kamp Orvelte bij Orvelte
  • Kamp Overbroek bij Kesteren
  • Kamp Palästina
  • Kamp Ruinen
  • Kamp Schaarshoek
  • Kamp 't Schut bij Ede
  • Kamp Stuifzand
  • Kamp Twilhaar bij Nijverdal
  • Kamp Vledder bij Vledder
  • Kamp Ybenheer bij Fochteloo

 

Andere kampen:

  • Kamp  I Vossenbosch bij Wierden
  • Kamp II gelegen ten westen bij Wierden