Namenlijst Sint Pieters-, stads of armen begraafplaats Amsterdam
Sint Pieters-, stads of armenkerkhof, 1804 - 1863
Omdat in 1804 de begraafplaats bij het Pesthuis werd gesloten, wees de gemeente in de Stads-Rietlanden, ten oosten van de huidige Czaar Peterbuurt een nieuwe begraafplaats aan. Aan de buitenzijde van de voormalige bolwerken Jaaphannes en Zeeburg werd een langwerpig terrein geschikt gemaakt, geheel omgeven door een sloot. Aan de zijde van Funen was een klein bruggetje gemaakt, zodat de begraafplaats gemakkelijk te betreden was. De dodenakker, die de naam Sint Pieterskerkhof kreeg, was bestemd voor armen, overleden in het Pesthuis of Stads-Armenhuis, onbekend gebleven drenkelingen en door beulshanden ter dood gebrachte personen. Het schijnt dat hier ter plekke ook burgers gedood werden die zich tijdens de Franse periode tegen deze vreemde heersers hadden gekeerd.
In 1839 werd het terrein omheind en voorzien van een doodgraverswoning. Dit werd gedaan om de lijkroof tegen te gaan. Het terrein bleek namelijk bij lage waterstanden gemakkelijk te bereiken.
Ondertussen was het aantal pestgevallen flink verminderd. Het waren dan ook vooral armen die op het Sint Pieterskerkhof begraven werden waardoor het kerkhof al gauw de naam armenkerkhof kreeg. Ook werden hier onbekend gebleven drenkelingen en ter dood veroordeelden begraven. Op 31 december 1864 werd de begraafplaats gesloten waarop het terrein in 1867 werd aangewezen als quarantaineplaats voor ziek of verdacht vee. Afgemaakte of aan tyfus gestorven dieren werden hier ook wel begraven.
Rond 1870 was de omgeving al grotendeels opgenomen in de industriële ontwikkeling van het gebied. Ten zuiden van de begraafplaats was ondermeer een grofsmederij gebouwd. Niet lang daarna werd de Ooster Spoorweg langs het terrein getrokken en in 1875 werd de grond van de begraafplaats voor de bouw van een goederenstation afgestaan aan de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij. In 1877 werden de doodgraverswoning en de quarantaineloods verkocht en daarna afgebroken. Het gebied werd een industrieel bolwerk met havens en sporen dat tot 1997 in handen zou blijven van de Nederlandse Spoorwegen.
In 1997 werd het terrein van de spoorwegen gekocht door een projectontwikkelaar die kort daarop startte met de ontwikkeling van het Funen-park. Bij die ontwikkeling stuitte men ook op de resten van de verloren gewaande begraafplaats. In 2000 werden containers vol met botresten verzameld die daarna voor het grootste deel herbegraven zijn op begraafplaats De Nieuwe Ooster. Op vak 62, in de graven 116-122 rusten de resten nu voor de eeuwigheid. Op de plek is een passend monument geplaatst ter herinnering aan het oude kerkhof.
Begin eenentwintigste eeuw verdween elke spoor van de begraafplaats onder nieuwe bebouwing.