Pijpen
De Geschiedenis van de tabakspijp
Indianen in Noord, Midden en Zuid-Amerika waren de eerste mensen die pijp rookten, lang voordat de Columbus Amerika ontdekte. De indianen ontdekten wanneer ze een vuurtje maakten van de tabaksplanten, dat de ontstane rook een prikkelend en verdovend effect had. De gedroogde bladeren van de tabaksplanten werden opgerold en in een zelfgemaakt buisje gestopt en daarna aangestoken. Pijp werd voornamelijk gerookt voor medicinale doeleinden, voor het genezen van wonden en het bestrijden van pijn. Maar volgens de indianen was dit ook een manier om met goden in contact te komen. Ook deelden de indianen hun tabakspijp met andere stammen als een teken van vrede en vertrouwen.
Tabak werd 26 jaar nadat Columbus Amerika ontdekte (1492) meegenomen naar Europa. De zeelieden van Columbus begonnen onderweg al gauw zelf met het roken van tabakspijpen. Eén van de voornaamste redenen was de honger stillende werking. Na de aankomst van Columbus in Europa, ging de verspreiding van tabak zeer snel de wereld over.
Rodrigo de Jerez
Rodrigo de Jerez, een reisgezel van Columbus was de eerste Europeaan die een tabakspijp rookte in het openbaar. Door het rook wat uit zijn neus en mond kwam dachten veel mensen dat dit een vorm van tovenarij was. Rodrigo de Jerez werd hiervoor in gevangenschap genomen. Toen Rodrigo na 7 jaar vrij kwam, was roken een ware rage.
Nicotiana
Tabak werd gezien als een geneesmiddel en daarom bracht de Franse ambassadeur Jean Nicot tabak mee naar het Franse Koningshuis. Volgens Nicot zou het helpen bij: verkoudheid, schurft en vele andere ziekten. De tabaksplant is in 1564 naar Jean Nicot vernoemd (Nicotiana)
De eerste Nederlandse Tabakspijpen
Vanaf begin 16e eeuw tot begin 20e eeuw worden in Nederland voornamelijk tabakspijpen gerookt. In tegenstelling tot de houten Indiase pijp worden de pijpen in Nederland van klei gemaakt. Door de grote vraag naar kleipijpen, ontstaan rond 1600 overal pijpmakerijen. Deze breekbare tabakspijpen worden tegenwoordig nog steeds gevonden bij historische opgravingen. Kleipijpen werden geproduceerd in Amsterdam, Gouda, Utrecht, Schoonhoven en Gorinchem.
De pijpenmarkt
Door de erg snelle groei van pijpmakerijen, ontstaat in Amsterdam een wekelijkse pijpenmarkt. Het succes van de kleipijpen verspreidt zich snel naar andere steden, waaronder Gouda. Door de toen snel stijgende Nederlandse welvaart, was de vraag naar mooi afgewerkte pijpen groter. Omdat kleipijpen uit Gouda een betere kwaliteit hadden, verloor Amsterdam al gauw hun toppositie. Voor Gouda is dit niet in het voordeel. In 1750 is de helft, waaronder veel vrouwen en kinderen, van de Goudse bevolking werkzaam in de pijpenmakerij. In de 18e eeuw neemt de buitenlandse concurrentie toe en loopt de buitenlandse afzet sterk terug. Ook de komst van de houten pijp, snuiftabak, sigaretten en sigaren zorgt ervoor dat de vraag naar de kleipijp sterk afneemt
Meerschuim tabakspijpen
Meerschuim tabakspijpen worden nog steeds gezien als de top onder de tabakspijpen. Maar zijn ook zeer prijzig. Meerschuim is in 1723 door de Hongaarse Graaf Andrassy meegenomen uit Turkije. Andrassy gaf dit stuk meerschuim aan zijn schoenmaker om er een tabakspijp van te kerven. Er werd altijd gedacht dat meerschuim versteend zeeschuim zou zijn, maar in werkelijkheid is het versteend magnesium en is gevormd door kalkhoudende zeediertjes uit de prehistorische tijd. De voordelen van een pijp van meerschuim zijn: weinig warmtegeleidend, sterk vocht opnemend en licht van gewicht. Ideaal voor de eravaren pijprokers. Meerschuim valt te vinden in Bosnië, Griekenland, Spanje, Tanzania maar vooral in Turkije.
Houten tabakspijp
Verschillende verhalen vertellen dat een Franse pijproker een meerschuimen tabakspijp had aangeschaft tijdens zijn vakantie in Corsica rond 1820. Bij thuiskomst kwam hij erachter dat zijn kostbare maar kwetsbare pijp gebroken was tijdens zijn reis naar huis. De Fransman vroeg een lokale ambachtsman om een nieuwe pijp te kerven uit hout van een bruyère. Bruyère, in het Engels Briar genoemd, is een heide struik en groeit voornamelijk in gebieden rond de Middellandse Zee. Alleen het hout van de knol wordt gebruikt. De Fransman was zo enthousiast bij het roken van zijn bruyère pijp, dat hij de pijpen zelf begon te produceren. De bruyère-pijp oftewel de houten pijp is momenteel de meest populaire tabakspijp in de wereld.
Het Huis Gubbels
Gubbels is opgericht in 1870 en is wereldwijd bekend voor het maken van bruyère tabakspijpen. Bij Gubbels produceren ze de tabakspijpen nog met de vele allang vergeten technieken, welke essentieel zijn voor het vervaardigen van de perfect tabakspijp. Deze speciale techniek wordt als drie generaties doorgegeven in de Gubbels familie. Het huis Gubbels verkreeg in 1972 het Predicaat Koninklijk door hare majesteit de Koningin.
Het roken van tabak was in begin kostbaar maar al gauw daalden de prijzen. Studenten en soldaten waren hierin de voorlopers maar al snel werd het roken algemeen goed. Ook werd er toen gedacht dat tabak een heilzame werking zou hebben waardoor tabak regelmatig door artsen werd voorgeschreven. Nu, 400 jaar later, weten we wel beter.
Het roken van tabak in de vorm van pijptabak werd in de Vroeg Nieuwe Tijd (de middeleeuwen eindigen bij de ontdekking van Amerika) langzaam gemeengoed, vooral toen de tabak goedkoper werd en later ook inheems werd geteeld. Gerookt werd met een kleipijp van witbakkende klei. Deze waren erg kwetsbaar, reden dat ze regelmatig gevonden worden bij opgravingen maar ook zomaar op akkers waar ze vaak met het uitrijden van mest werden meegenomen.
De kleipijp
Ontstaan van de Goudse pijp
Het duurde nog even voordat, na de ontdekking van de tabak in Zuid-Amerika, het roken ervan in Europa gemeengoed werd. De eerste pijpen die we uit Engeland kennen stammen uit ca. 1570 en het eerste bericht over roken in de Nederlanden is uit 1580 uit Enkhuizen. Het waren vooral zeelui, soldaten en studenten die het eerst met roken begonnen.
Al gauw werd in Holland, bijvoorbeeld in Amsterdam, Leiden, Rotterdam en Gouda, door Engelse pijpenmakers de productie van kleipijpen ter hand genomen. Dit waren vooral Engelse soldaten die hier waren om mee te vechten tegen de Spanjaarden. In 1606 kwamen ‘vreemde’ (Engelse) soldaten in Gouda, die als ’vaak slecht van gedrag’ werden omschreven. Omdat zij in tijden dat er niet gevochten werd geen soldij kregen, namen zij het vak van pijpenmaker daar al snel weer op en was de stad af van de overlast van de werkloze soldaten. Uit de Goudse archieven is pas in 1617 de eerste pijpenmaker, William Baernelts, bekend, die om geloofsredenen uit Engeland was gevlucht en in 1608 in Gouda arriveerde. Hij gaf toen op dat hij geboren was in Bromyard – een dorpje in de buurt van Stratford – en dat hij steenhouwer van beroep was. Willem begon in 1617 het ambacht van pijpenmaker.
De eerste pijpenmakers brachten zonder twijfel hun gereedschap en pijpenmallen mee uit Engeland. Aanvankelijk waren dit houten mallen. Al spoedig week de vorm van de in de Nederlanden gemaakte pijpen af van de Engelse import pijpen. Deze pijpen waren gering van afmeting en hadden nog geen gestandaardiseerde vorm. De bovenzijde van de kop (de ketel) was vaak zonder verdere afwerking recht afgesneden. Op de hiel (het uitsteeksel onder de ketel) kwam soms al een merk in de vorm van een roos voor, een simpel lettermerk of een patroontje. De na ca 1620 gemaakte pijpen beginnen een eigen karakter te krijgen; een buikige ketel, betere afwerking en een vorm van versiering door streepjespatronen (radering) rond de bovenrand.
In het eerst kwart van de 17e eeuw rookte men nog uit korte pijpjes met kleine koppen en dikke stelen.
De koppen waren in 1640 reeds groter geworden, maar de pijpen bleven merendeels nog kort. Eind 17e eeuw werden de stelen dunner.
Van Diemenbroek zou, in het midden der 17e eeuw, een betoog geschreven hebben om te bewijzen, dat pijpen met lange stelen minder nadelig voor de gezondheid zouden zijn dan die met korte, ‘als zullen de rook in de eerste beter bekoelen en de oliedelen meer wegtrekken in de poreuse pijpaarde’.
Naarmate de techniek van het pijpenmaken en de baktechnieken verbeterden werden de pijpen langer en de stelen dunner. Ook betere turf (de Friese turf) en betere klei hebben daaraan sterk bijgedragen. Gouda werd toen het centrum van pijpenproductie waar de beste pijpen werden vervaardigd. Hierdoor kon Gouda ook met Amsterdam concurreren. Veel Goudse pijpen werden via Amsterdam verhandeld naar alle delen van de wereld. De Amsterdamse pijpenmarkt vervulde daarin een belangrijke rol. Omstreeks 1663 heeft men te Amsterdam het eerst een order gesteld op de pijpenmarkt.
In 1669 werd in Gouda het pijpenmakersgilde opgericht. In 1737 waren er in Gouda het grootste aantal pijpenmakerijen (463) die ieder een eigen merk voerden. Jaarlijks werden vele tientallen miljoenen pijpen per jaar vervaardigd.
In het midden van de 18e eeuw vonden te Gouda minstens 4.000 mensen hun bestaan in de pijpenmakerijen en waren er nog zo’n 2.000 mensen als handelaren, toeleveranciers, vormmakers, manden- en tonnenmakers, enz. werkzaam voor de pijpennering.
De kleipijp
Als klei wordt witte pijpaarde gebruikt, een kleisoort waar al sinds de Romeinse tijd pijpaarde beeldjes van werden gemaakt, maar in Nederland niet te vinden is, en dus geïmporteerd moet worden. Aanvankelijk uit Engeland, maar later vooral uit België (Ardenne) en Duitsland (Westerwald).
De kleipijp bestaat uit verschillende onderdelen als:
1. Kop of ketel
2. Ketelopening
3. Hiel of spoor, met soms een hielmerk
4. Stoep
5. Steel met soms een zijmerk
6. Mondstuk (wegens breuk op afbeelding niet aangegeven)
7. Rookkanaal
8. Radering
De voorkant van de pijp is de kant die we zien als we roken, de andere kant is dan vanzelfsprekend de achterkant. Als afwerking kan de kop of steel versierd zijn. Ook kan de ketel gepolijst worden, dit noemen we een “geglaasd oppervlak”
Het vinden van een kleipijp, meestal de kop, is een leuke vondst. Dat er regelmatig pijpenkoppen te vinden zijn ligt natuurlijk aan de kwetsbaarheid van de kleipijp, al vind je vaker een kop dan een (stukje)steel. Naarmate je een verzameling hebt, ga je zien dat er veel verschillen zijn. Zo zijn er eenvoudige gladde of ruwe pijpen, kleine maar ook grote. Eenvoudig of rijkversierd. Ook de stelen hebben soms versieringen, met of zonder hielmerk, dikke stelen maar ook dunne. Ook komen er bijzondere vormen voor met hoofden, gelegenheidspijpen, reclamepijpen enz. Leuk zijn de pijpjes waarbij tijdens het roken een, soms ondeugend, plaatje tevoorschijn komt.
Wie heeft ze gemaakt en hoe oud zijn ze? Dit blijkt lastiger dan gedacht. In 1975 verscheen een AWN-monografie, aan de hand van jarenlang bestudering van vele duizenden pijpenkoppen, door Frits Friedrich.
Friedrich ontwikkelde een dateringsmethode die, naar later zou blijken, wereldwijd een begrip zou worden. Zijn “Pijpelogie” is gebaseerd op de inhoud van de kop of ketel waarbij de gedachten speelt dat tabak steeds goedkoper en daardoor de inhoud van de kop evenredig groter werd. Zijn “HBO-methode” (hoogte x breedte x opening) gaf een getal weer wat afgezet in een grafiek een stijgende lijn liet zien die ongeveer overeenkwam met een datering. De publicatie bevatte vele honderden tekeningen van pijpenkoppen en hielmerken en is alleen daarom al een waardevol naslagwerk. In Amerika werd volgens dezelfde gedachte een dateringsmethode ontwikkeld die gebaseerd was op de grootte van het rookkanaal. Deze methode hield niet lang stand.
Latere onderzoekers, o.a. Don Duco, geven aan dat een datering volgens de HBO-methode lang niet altijd de juiste uitkomst biedt. Vooral de latere grotere pijpenkoppen kunnen met deze methode verkeerd worden gedateerd. Een losse vondst is daarom alleen te dateren als verschillende kenmerken worden gebruikt. Kenmerken zoals grootte en vorm, merken, versieringen, etc. Na Friedrich zijn er vele publicaties verschenen over pijpenkoppen, zodat de geïnteresseerde kan putten uit veel informatie, die gelukkig ook deels via internet te vinden is.
Naast kleipijpen van wit bakkend aardewerk zijn er pijpen gemaakt van andere grondstoffen zoals porselein, meerschuim, barnsteen enz. Later verscheen de bekende houtenpijp, de besten gemaakt van Franse heidewortel. Een bekend merk is b.v. Dunhill. Door invoering van pruim- en snuiftabak en vooral de sigaar en sigaret, verloor het roken van kleipijpen, rond het begin van de vorige eeuw, zijn belangstelling.
Naast Gouda zijn er vele productiecentra geweest, zo heeft Zwolle ook een aantal pijpenbakkers gekend, zoals de familie Van der Veen (Adolf, Frans en Jacobus). Ze werkten van ca. 1730 tot 1780 in Zwolle. Bij een opgraving aan de Drietrommeltjes steeg in 1980 is een vondstcomplex van kleipijpen gevonden die doet vermoeden dat hier een pijpenmaker zijn ambacht heeft uitgeoefend. De resultaten van deze opgraving zijn door Arnold Carmiggelt gepubliceerd in: “Zwolse pijpenmakers en hun producten”.
In een latere publicatie vermeldt Carmiggelt de vroegst gevonden pijpenmaker in Zwolle, die, volgens archiefvermelding, in 1638 zijn pijpen liet baken bij Jan Pottebacker. Waarbij het om een Engelsman gaat. Zwolse pijpen vertonen o.a. afbeeldingen van een visser/molen, drie gekroonde vissen en de letters AVV.
Pijpenmakers hadden meestal geen eigen oven, vaak werden potten met pijpen bij een pottenbakker in de oven meegebakken. Een leuke vondst die dit bevestigd is een pijpje met een beetje “lekglazuur”, afkomstig van een aardewerken pot die er boven stond.
Soms is de maker te achterhalen door een hielmerk, initialen op de ketel of een bijzondere versiering. Het voert in dit artikel te ver om hier uitvoering op in te gaan. Hoofdzaak is dat de belangstelling is gewekt voor de pijpekop en dat er mogelijk nog meer over te vertellen valt, wij helpen u graag op weg.
Nederland, catalogi en assortimentsbladen
Klik op de links om de digitale catalogi te bekijken
De firma Goedewaagen - Gouda
Aarden-Tabaks & Sigaren-Pijpen Fabriek P. Goedewaagen & Zoon
Dit is een pdf van een kopie van wat waarschijnlijk een van de oudste catalogi van de firma P. Goedewaagen & Zoon is uit 1891. Zij telt 41 pagina's met afbeeldingen van 353 verschillende modellen. Tevens was een aantal modellen in verschillende steellengtes leverbaar, waardoor het totale assortiment van de firma op dat moment ca 375 modellen lijkt te omvatten.
Hollandsche Tabakspijpenfabrieken P. Goedewaagen & Zoon Catalogus A
Originele fabrikantencatalogus (Catalogus A) van de ‘Hollandsche Tabakspijpen fabrieken P. Goedewaagen & Zoon, Gouda (Holland), 52 pagina’s. Op de binnenzijde van de kaft een ingeplakte prijslijst ‘van steenen pijpen behoorende bij Catalogus A. Berekend per kistje en verpakt voor Binnenlandsche Verzending’. Met een tiental originele blauwe naam etiketten. Achterin een ingeplakt blad met handgeschreven aantekeningen aangaande speciale prijzen en modellen, condities voor H.H. Grossiers en een ‘Prijs-courant van eenige der meest gevraagde soorten van Pijpen uit de fabriek van P. Goedewaagen & Zoon te Gouda, Geldig van af 1 augustus 1908’.
Catalogus Dutch Clay Pipes, Catalogue B
Catalogus (4 pagina's) van de firma P. Goedewaagen & Zoon, gedrukt op folio formaat. De pijpen zijn erg klein weergegeven, zoals op de voorzijde ook aangeduid staat ; 'Containing a few of the principal models for export'. In totaal 83 afbeeldingen over 4 pagina's. Uitgave ca 1903-1905.
De naam Goedewaagen is verbonden aan een prominent Gouds pijpmakersgeslacht dat teruggaat tot 1779. In ca 1904 wordt door de firma P. Goedewaagen en Zoon deze catalogus uitgegeven met afbeeldingen van 83 verschillende modellen. Dit is een periode dat de export activiteiten van de firma fors toenemen na o.a. het wegvallen van een Goudse concurrent en de concurrerende prijsstelling, mogelijk door o.a. vergaande mechanisatie van (onderdelen van) het pijpmakers proces [ref *1, Duco, 1999, p.51]. In 1919 gaat de fabriek verder onder de naam N.V. Goedewaagen. In 1982 wordt het faillissement uitgesproken en verhuisd de fabriek naar Nieuw Buinen waar zij heden ten dage nog actief is vooral op het gebied van sier- en gebruiksaardewek.
Aarden-Tabaks & Sigaren-Pijpen Fabriek P. Goedewaagen & Zoon 'Catalogus no. 3'
Originele Goedewaagen catalogus die erg lijkt op de catalogus uit 1891, maar waar op de voorzijde in paarse inkt de vermelding 'Catalogus no. 3' is toegevoegd. Datering ca 1900. De catalogus telt 54 pagina's met afbeeldingen van 469 verschillende modellen. Ook hier geldt dat een aantal modellen in verschillende steellengtes leverbaar was. Een klein verschil met andere catalogi is de op folio 53 in paarse inkt gestempelde letters ‘TD’ die hier onder de pijp (nr. 62) staan, terwijl bij andere catalogi de letters aan de voorzijde van de pijp staan.
Goedewaagen's pijpen, Catalogus no. 6
Catalogus (origineel) met groene omslag. Op de kaft ‘Goedewaagen’s pijpen’ en ‘zie naam om den steel’ boven twee gekruiste pijpen. Op de binnenzijde “Hollandsche Pijpen (“Goudsche Pijpen”) in vier talen. Op de voorpagina ‘P. Goedewaagen & Zoon Koninklijke Hollandsche Pijpen- en Aardewerkfabriek Gouda (Holland) Catalogus No. 6”. Met korte inleiding en inhoudsopgave, 58 pagina’s met getekende pijpmodellen en foto’s, waarvan een aantal in kleur. Vloeipapier tussen de pagina’s (zie p.18). Er zijn een zestal foto’s van de fabriek opgenomen, een foto van de Gouda Exhibition 1911 en een reclame voor geëmailleerde doorrokers (p.54). Gedrukt door Drukkerij v/h Koch & Knuttel in Gouda, 1912
Goedewaagen's Pijpen, Catalogus no. 6
Originele versie van catalogus no. 6, waarvan de eerste versie in 1912 door Goedewaagen werd uitgegeven. Deze catalogus bevat 60 pagina's met afbeeldingen van 451 pijpen. Deels zijn dit de traditionele lijn tekeningen, maar bepaalde series (met name de kortere en bijvoorbeeld rode, gecalcineerde en vergulde pijpen) zijn gefotografeerd en in kleur gedrukt. De kleurenpagina's zijn gescheiden door bladen van vloei papier.
Goedewaagen's Geemailleerde Doorrookers Catalogus nr. 9
Dit is een pdf van een kopie van een catalogus die uit ca 1920-1930 stamt en een op 17 pagina's een overzicht bevat van 101 afbeeldingen van Goedewaagen's assortiment doorrokers, gegoten kleipijpen in verschillende uitvoeringen, o.a. de zogenaamde pijpen zonder lichtbeeld, lichtbeeldpijpen, gekleurde photopijpen, plateelpijpen en plateelnaampijpen. Ook in deze catalogus een aantal zogenaamde B.M. pijpen. Aardig is dat de catalogus ook een luchtfoto van het fabrieksterrein in Gouda bevat en zowel Nederlands- als Engelstalig is.
Goedewaagen's Ideaal-Doorrookers, Supplement Cat. nr 9
Dit is een pdf van een kopie van een 'verkorte' catalogus die uit ca 1920-1930 stamt en op 11 pagina's een overzicht bevat van 58 afbeeldingen van Goedewaagen's 'ideaal doorrokers welke het meest worden gevraagd' .
In deze catalogus treffen we ook een aantal foto's van de fabriek en de werkplaatsen aan.
Goedewaagen's Baronite Pijpen Catalogus nr 12
Catalogus no. 12 ‘BARONITE PIJPEN’ bestaande uit 5 pagina’s. Met drie tekeningen van opengewerkte pijpen. De pijpen zijn verkrijgbaar in meerschuim-, Goudron- en Calcinékleur. NV Goedewaagen's Koninklijke Hollandsche Pijpen- en Aardewerkfabrieken, Gouda, ca 1920-1925.
Kopie van prijscourant (achterzijde ontbreekt) van de Firma P. Goedewaagen & Zoon, Gouda, Holland voor de Franstalige gebieden met het opschrift: ‘Prix-courant de notre Catalogue No. 3. Fabricants de Pipes en terre.’ Gedateerd 1 januari 1900 met opschrift Bulcke van de Bemden en Cie, Rue des Juifs 2, Anvers. Rabat 10 % Korting 2 % voor 30 dagen.
Blad (origineel) met prijzen van de ‘N.V. Goedewaagen’s Koninklijke Hollandsche pijpen- en aardewerkfabrieken plateelbakkerij “De Distel” Gouda (Holland)’. Prijscourant catalogus No. 17 met prijzen van meerschuimpijpen in drie kwaliteiten, Kalebaspijpen, Yecopijpen, Edilpijpen, Engelsche modellen, Bruyèrepijpen en een aantal rokersbenodigdheden. Ca 1920-1930.
Verkorte Prijscourant catalogus nr 6
Blad (origineel) met prijzen van de ‘N.V. Goedewaagen’s Koninklijke Hollandsche pijpen- en aardewerkfabrieken, Gouda’. Verkorte prijscourant van Pijpen, waarop uitsluitend die soorten voorkomen, welke in Nederland het meest worden gebruikt. (Uittreksel uit de prijscourant van Catalogus No. 6). Met prijzen van lange en korte pijpen en asbakken. Verder nog reclame voor doorokers, baronite, houten en meerschuim pijpen. Ca 1920-1930.
Royal Goedewaagen Pipe Factories
Fabrikantencatalogus van de ‘ROYAL GOEDEWAAGEN PIPE FACTORIES GOUDA HOLLAND’ met foto’s van kleipijpen waaronder doorrokers, holwandige pijpen, ‘Duitse pijpen’, de harempijp, hookah pijp en tabakspotten. (Van deze niet complete kopieën ontbreken de omschrijvingen en prijslijsten.) 14 pagina’s (oorspronkelijk 35 pagina’s). NV Goedewaagen's Koninklijke Hollandsche Pijpen- en Aardewerkfabrieken, Gouda, ca 1958-1960.
Folder (ca 15 x 20) met foto van baronite pijpen met modelnummers en een opengewerkt voorbeeld van een dubbelwandige pijp. Aan bovenzijde "KONINKLIJKE GOEDEWAAGEN B.V., GOUDA - HOLLAND, POSTFACH 73, 'BARONITE PFEIFEN'". Gouda, NV Goedewaagen's Koninklijke Hollandsche Pijpen- en Aardewerkfabrieken, ca 1960-1962.
Folder (ca 15 x 20) met onder meer een tabakspijp in de vorm van een beschilderde klomp en pijpen met stummel ketels waarop landschapjes en molens. Onder de pijpen staan modelnummers. Aan de onderzijde "ROYAL GOEDEWAAGEN, GOUDA - HOLLAND". Gouda, NV Goedewaagen's Koninklijke Hollandsche Pijpen- en Aardewerkfabrieken, ca 1960-1970.
Catalogus van de ‘Holland Dutch Pipe Co.’, 5 Beekman Street, New York bestaande uit 31 pagina’s met voornamelijk Goedewaagen pijpen. Afgebeeld zijn o.a. doorrokers (mystery pipes), baronite pijpen en een 15-tal geperste kleipijpen waaronder ‘Authentic Dutch Churchwardens’
De firma Prince - Gouda
Afbeeldingen van een reclame poster van Jan Prince & Cie
Dit document is samengesteld op basis van een teruggevonden document van de goudse firma Jan Prince & Cie welke tot ca 1898 actief was. Gezien de slechte scan- of kopieerbare staat van het origineel zijn de afbeeldingen afzonderlijk digitaal bewerkt en ondergebracht in bijgaande PDF.
De firma Van der Want / Zenith - Gouda
Catalogus van modellen van Gouda-pijpen gefabriceerd door de Firma P. van der Want Gz.
Een zeer fraaie, in meerdere kleuren uitgevoerde catalogus die omstreeks 1910 door de Goudse firma P. van der Want Gz. is uitgegeven. Verspreid over 23 pagina's zijn in deze catalogus 220 modellen weergegeven in een specifieke Art-deco achtige stijl. Het assortiment van Van der Want bevat een mix van klassieke, typisch Goudse modellen, een aantal exclusievere lange pijpen en diverse korte shag- en sigarenpijpen.
Fabrikantencatalogus met opdruk ‘pijpenfabrieken “ZENITH”, Fa. P.J. van der Want Azn. Gouda Holland’. Getekende gietpijpen, gekaste pijpen, rookstellen, sigaren- en sigarettenbekers en asbakken.
Langwerpig formaat, 22 pagina's, Firma P.J. van der Want Azn., Zenith, ca 1930-1940.
Fabrikantencatalogus (fotokopie) met opdruk ‘pijpenfabrieken “ZENITH”, Fa. P.J. van der Want Azn. Gouda Holland’. 26 getekende gietpijpen, o.a. doorrokers met gummi en juwelith montuur en wanta hollowbowl. Langwerpig formaat, 4 pagina's, Firma P.J. van der Want Azn., Zenith, ca 1950-1960.
Van der Want Pijpenfabrieken (de Porceleyne Fles)
Fabrikantencatalogus met opdruk ‘Van der Want pijpenfabrieken anno 1749 B.V., p/a B.V. Faience- en tegelfabriek Westraven ann0 1661’. Foto’s van leverbare gietpijpen, o.a. Old Mokum, Delfts blauw, Black Magic en Facet. Het bedrijf is dan onderdeel van de Porceleyne Fles in Delft. 1 pagina dubbelzijdig bedrukt, 1988.
De firma Hollandia - Gouda
Eerste Nederlandsche Fabriek van geemailleerde pijpen 'Hollandia' (1)
Fraai document van de firma Van der Want & Barras, de 'eerste nederlandsche fabriek van geemailleerde pijpen "Hollandia" '. Totaal 35 afbeeldingen van pijpen op 8 pagina's in halftoon op lichtgroene achtergrond. Dit document bestaat uit 2 vouwbladen ; een met daarop 4 enkelzijdige pagina's en een met 2 dubbelzijdige pagina's. Het is niet duidelijk of het hier om een 'afgewerkt' document gaat of wellicht om drukkerijvellen. Aangezien het om complete drukvellen gaat en een aantal pijpen niet netjes in hun uitgesneden vorm afgedrukt zijn (zie witte randen rond diverse afbeeldingen van pijpmodellen) lijkt deze laatste aanname redelijk. Het document dateert uit ca 1915-1920. De firma werd in 1898 opgericht door Gerrit Frederik van der Want en George Antonie Barras. In eerste instantie richtte het bedrijf zich op de productie van (giet-)kleipijpen, en later ook op plateelaardewerk. Dit vormde de basis voor de bekende plateelaardewerk fabriek 'Regina' welke vanaf 1917 in Gouda actief was.
Catalogus met op de roodbruine kaft de tekst “HOLLANDIA” DOORROOKERS van de firma Van der Want & Barras, de 'eerste nederlandsche fabriek van geëmailleerde pijpen "Hollandia" '. Gedrukt door ‘N.V. Drukkerij v/h Koch & Knuttel’. Totaal 41 afbeeldingen van pijpen op 7 pagina’s afgedrukt op groene achtergrond. Met los inlegvel bestaande uit 4 pagina’s waarvan 3 met montage gietpijpen en 1 pagina met namen van pijpen die worden geleverd. Ca 1915-1920
De Lichtste Pijpen Hollandia Doorrookers.
Originele catalogus van de ‘Eerste Nederlandsche Fabriek van Geemailleerde Pijpen’ van de firma Van der Want & Barras. De catalogus bevat afbeeldingen van verschillende modellen gietpijpen, zoals door de firma werden aangeboden ca 1900-1920. Tot het assortiment behoren o.a. stummel modellen, een serie knop manchet pijpen maar ook pijpen met vaste steel en diverse figurale afbeeldingen. Op een aantal pagina's zijn met potlood aantekeningen gemaakt.
De Lichtste Pijpen Hollandia Doorrookers.
Originele catalogus (kaft mist) van de ‘Eerste Nederlandsche Fabriek van Geemailleerde Pijpen’ van de firma Van der Want & Barras. De catalogus heeft 16 pagina’s en bevat afbeeldingen van 107 verschillende modellen gietpijpen, zoals door de firma werden aangeboden rond ca 1910-1920. Op een aantal pagina’s zijn handmatig prijzen geschreven. Het gaat om prijzen zoals die golden voor pijpen met lichtbeelden, zonder lichtbeelden, fotopijpen en plateelpijpen
Prijscourant der 'Hollandia' doorrookers
Prijscourant van doorrokers van ‘HOLLANDIA’, firma Van der Want & Barras, Zeugstraat 36, Gouda. Vier pagina’s met prijzen van o.a. sigaren- en sigarettenpijpjes, tabakspijpen, losse koppen en roeren, dobbelsteenpijpen en TIP-TOP doorrokers. Op de achterzijde een opsomming van de verschillende leverbare producten. 1928.
Prijs-courant (fotokopie) ‘HOLLANDIA’ doorrokers uit 1920. De prijzen zijn per dozijn gegeven. Een pagina met modelnummers en prijzen van o.a. sigarenpijpjes. Lijst met nummers van pijpen die ook met witte en blauwe lichtbeelden zijn te verkrijgen.
A.J. Vasterman Jr., groothandel in rokersbenodigheden
De Amsterdamse firma A.J. Vasterman Jr., groothandel in sigaretten, sigaren, tabak, lucifers en rokersbenodigdheden bracht deze ‘Speciale prijscourant van cigaretten, sigaren, tabak en enkele veel voorkomende Rookersbenoodigdheden’ uit. De firma was in de jaren 1928-1929 gevestigd op het adres Warmoesstraat 18. Op pagina 14 een klein assortiment kleipijpen. Datering 1928-1929.
Gouwenaar (pijp)
De vroege Goudse Pijpen hadden een kleine kop, in die periode was de tabak zeer kostbaar. Later, halverwege de 18e eeuw, toen de prijs van de tabak daalde werd de kop van de pijp groter. De authentieke Goudse Pijpen bestaan in verschillende varianten: zo kennen we de bekende lange Goudse Pijp de "Gouwenaar" die voornamelijk door de rijkeren gerookt werd, de minder vermogenden rookten een korte Goudse Pijp, ook de krulpijp was bekend, eenvoudig mee te nemen.
De gouwenaar, Goudse pijp of Goudse stenen pijp werd vanaf 1617 te Gouda vervaardigd door aanvankelijk Engelse pijpmakers. In 1660 werd een pijpmakersgilde opgericht. De industrie bood werk aan duizenden en exporteerde naar het buitenland. Aan het eind van de 18e eeuw leidde concurrentie van houten pijpen tot een sterke neergang van deze bedrijfstak.
Roken in de 16e eeuw
Na de neergang van de bierbrouwerijen en de lakenindustrie was het in de 16e eeuw ook met de aardewerkindustrie in Gouda niet best gesteld. Maar er ontstond vraag naar tabakspijpen. Nederland maakte kennis met het roken van tabak in de 16e eeuw. Dat het aansloeg is een feit: vele schilderijen, onder andere van Jan Steen, tonen tevreden rokers.
Engelse pijpmakers
In Engeland waren de eerste pijpmakers begonnen met het fabriceren van de wit bakkende pijpen. Sommigen van deze pijpmakers, die als huursoldaten in het leger van prins Maurits waren gegaan, kwamen in Gouda in een garnizoen terecht en zagen dat de stad beschikte over goed uitgeruste pottenbakkerijen. Zij namen hun oude vak weer op en lieten hun producten in de bestaande ovens bakken.
De eerste Engelse pijpmaker begon in 1617 in Gouda zelf een bedrijfje. De Gouwenaars leerden van hen het vervaardigen van de stenen pijpen, maar tot 1637 waren het de Engelse pijpmakers die de hegemonie behielden. Pas in 1641 overvleugelden de Goudse pijpmakers de Engelse.
Gilde
Zij vroegen toestemming om een gilde op te richten en wilden daarbij de Engelsen uitsluiten. Het stadsbestuur kwam met een compromis. Het gaf wel een reglement uit, maar liet de beoefening van het ambacht vrij. In het reglement van 1640 werd ook al het gebruik van het pijpmakersmerk geregeld. Eerst in 1660 werd er toestemming gegeven en werd het Pijpmakersgilde opgericht. Het gilde controleerde de kwaliteit van de pijp en ging na of het "huishoudelijk reglement" werd nageleefd. Uit de gildeboeken zijn veel gegevens te halen. Onder andere welke merken wanneer en door wie werden gebruikt.
Nu kon er ook meer aan voorschriften en keuren gedaan worden zodat de kwaliteit steeg. In 1665 telde het Gilde al 80 broeders, in 1679 waren er 161 bazen met ieder zo'n 10 knechten. In het midden van de 18e eeuw waren er 374 bazen bij het Gilde ingeschreven met omstreeks 1750 een 4000 mannelijke en 3000 vrouwelijke werknemers. De verdiensten van de pijpmakers waren onder andere afhankelijk van de productieaantallen, de meer of minder complexe taak in het proces, de lengte van de steel van de pijp alsmede de kwaliteit van de pijp. De "goede" pijpmakers streefden behalve naar een fraai uiterlijk ook altijd naar zo dun mogelijke ketelwanden en een zo lang mogelijke steel.
Daarnaast waren er nog vele indirect betrokkenen zoals: kuipers, mandenmakers, vormmakers, klei- en turf- en vrachtschippers en natuurlijk de handelaren in pijpen. In 1666 werd er een Pijpenmarkt opgericht, die op de Nieuwe Haven werd gehouden. De afzet bleef niet lang beperkt tot de regionale markt. Over de hele wereld worden resten van Hollandse pijpen gevonden. Aan het eind van de 18e eeuw leidde concurrentie tot een sterke neergang van deze bedrijfstak.
Het basismateriaal, de zogenaamde witbakkende klei of pijpaarde, werd ingevoerd vanuit Engeland, Duitsland en België. Deze klei onderging een aantal specifieke handelingen (verontreinigingen eruit, malen, laten besterven) alvorens hij geschikt was om te verwerken.
De "roller" rolde met de hand de juiste hoeveelheid klei tot een sliert van juiste dikte met een soort prop aan het eind. Na enkele dagen aanstijven was dit halffabricaat geschikt voor de volgende verwerkingsstap.
Het rijgen van een ijzerdraadje door de sliert, het toekomstige rookkanaal, en het plaatsen van het geheel in een metalen pijpmal die in een soort bankschroef werd geplaatst.
Met een persvorm werd de holte van de pijpenkop erin geperst. De aldus geperste pijp heeft zijn grove vorm gekregen.
Vrouwen werkten oneffenheden weg en eventueel werd de pijp voorzien van een stempeltje of kartelrand. Als het om luxe pijpen ging werden ze ook nog gepolijst.
Het bakken van de pijpen. Veelal gebeurde dit bij pottenbakkers omdat die over de kennis en de zeer prijzige ovens beschikten.
Ten slotte werden de pijpen verpakt. Dit gebeurde meestal per gros en in papieren wikkels met stempel van de maker erop.
De vorm van de pijp was afhankelijk van een aantal factoren, zoals de vaardigheid van de maker, de prijs van de tabak maar ook de mode. Keus voor een kleine maat lag voor de hand. De tabak was duur en in een kleine pijp paste niet zoveel. Aan het eind van de zeventiende eeuw kwamen de standaardmodellen. Toen de tabak goedkoper werd, gingen de pijpenmakers hun productie verbreden. De kwaliteit van de pijp bepaalde de prijs. De "fijne" kwaliteit stond voor een modieus model, een zorgvuldig afgewerkte pijp. De "grove" pijpen zijn ongepolijst (mat oppervlak). De Goudse pijp met de lange steel leent zich om in opgerolde vorm te worden gebakken.
Merken van Goudse pijpenmakers kan onderverdeeld worden naar:
Heraldiek
Huismerken
Flora (planten)
Fauna (dieren)
Personen
Huisraad
Diverse objecten
Gereedschap
Muziekinstrumenten
Wapens
Kleding/ lichaamsdelen
Gebouwen
Transport
Hemellichamen
Geometrisch
Onbekend
Naast de kleipijpensteden Gouda, Rotterdam en Amsterdam ontstonden er in de 17e eeuw nog tal van andere productiecentra. Daaronder een aantal kleine centra die louter gericht waren op de productie voor de lokale bevolking. Deels betrof dit plaatsen waar zover bekend slechts één of enkele pijpenmakers werkzaam waren. Rond het midden van de 17e eeuw was er sprake van een algemene neergang van de lokale productieplaatsen. Dit kwam door het perfectioneren van de Goudse kleipijpen t.o.v. van de meeste andere steden waar kleipijpen werden gemaakt. Vanaf 1650 veroverde de Goudse kleipijp steeds meer de totale markt in steden in Nederland. Wel werden rond die tijd in Gorinchem kleipijpen gemaakt die in kwaliteit konden wedijveren met het Goudse materiaal.
Toch waren er ook enkele steden die in het laatste deel van de 17e en 18e eeuw regionaal van betekenis waren. Een viertal centra verdient het apart besproken te worden. Dit zijn Rotterdam als belangrijk 17e eeuws centrum. Rotterdam heeft in de periode 1620-1650 een behoorlijke omvang gekend. De laatste pijpmaker verdween rond 1675 uit Rotterdam. Steden als Schoonhoven en Gorinchem hadden in de 17e en vooral de 18e eeuw wel een marktaanvullende positie t.o.v. Gouda evenals Alphen a/d Rijn (inclusief Aarlanderveen en Oudshoorn). De laatst genoemde drie steden deden Gouda met een grote productie van kleipijpen van nagemaakte Goudse pijpen veel concurrentie aan.Productieplaats Alphen a/d/ Rijn 18e eeuw
Pijpenmaker Hoogenboom Philip
Philip Hoogenboom was pijpenmaker en handelaar te Aarlanderveen. Hij was gevestigd met een groot bedrijf op de Aardijk (tegenwoordig Aarkade in Alphen aan den Rijn). Magtelt Andriesse kocht in 1721 een huis aan de Aardijk wat later met haar aangenomen zoon Philip Hoogenboom uitgroeit tot een omvangrijke pijpenfabriek. Philip Hoogenboom is werkzaam geweest van 1740 - 1764. Hij heeft vele merken gebruikt zoals Monogram C6, 9 gekroond, 16 gekroond, 33 gekroond, A gekroond, B gekroond, BVB gekroond, Fruitben, Leeuw in de Hollandse tuin, ID, P gekroond, Molen, Scheepje en meer, veelal van Gouda bekende merken. Het bijmerk Wapen van Gouda plaatste hij ook opzij van de hiel maar daar waren wijzigingen op aangebracht vaak door drie extra stippen op de middenbalk te plaatsen. Met zijn omvangrijke pijpenfabriek bracht hij kwalitatief Gouda gelijkwaardige producten op de markt. Het enige eigen merk wat aan hem is te relateren is gevonden op een trechtervormig pijpje met daarop een boom met daarin een vogel met de initialen F met monogram HB en op een grospenning met zegelindruk Boom met de initialen F en monogram HB
Overige productieplaatsen:
Amsterdam
Delft
Gorinchem
Gouda
Leiden
Maastricht
Schoonhoven
Utrecht
Zwolle