Lijst Joodse gemeenschap in: plaatsnaam beginnend met B

Barneveld

 

Rond het midden van de achttiende eeuw wordt melding gemaakt van een vleeshouwer als eerste joodse inwoner in Barneveld. In het begin van de negentiende eeuw is de joodse gemeenschap van de plaats zodanig gegroeid, dat ze in 1853 de status van zelfstandige joodse gemeente krijgt, als bijkerk van Nijkerk.
Twee jaar later werd de synagoge aan de Catharinastraat, de huidige Jan van Schaffelaerstraat, ingewijd. Het gebouw was gefinancierd met bijdragen van joden van buiten Barneveld. Het meubilair was afkomstig uit de voormalige Italiaanse synagoge in Nijkerk.

Door het geringe aantal joden in Barneveld was er geen joods onderwijs. De begraafplaats aan de Kallenbroekerweg naast de algemene begraafplaats werd in 1858 aangekocht. De joden van Barneveld waren werkzaam in de vleeshouwerij, de textiel en in geldzaken.

 

In 1910 hield de joodse gemeente Barneveld op zelfstandig te functioneren, de synagoge werd in 1922 gesloten en verkocht aan de plaatselijke overheid. Het gebouw aan de Jan van Schaffelaerstraat is nu in gebruik als winkelruimte.

Van het tiental joden dat zich in het begin van de bezetting in Barneveld bevond wisten er vier onder te duiken, de andere zes zijn gedeporteerd. Zij zijn omgekomen in de concentratiekampen.

Barneveld is tijdens de bezettingsjaren vooral bekend geworden door de huisvesting van een groep van 700 zogenaamd "bevoorrechte" joden. Dit waren voornamelijk intellectuelen en kunstenaars, die vanaf eind 1942 in kasteel De Schaffelaar en op het landgoed De Biezen verbleven. Eind september 1943 werden ze overgebracht naar Westerbork en vandaar naar Theresienstadt. Daar zijn tientallen van de groep overleden. Van de overigen is een aantal in februari 1945 in het kader van een uitwisseling vrijgelaten en naar Zwitserland overgebracht. Bij de oprijlaan van De Schaffelaar is in 1987 een monument van de kunstenaar Ralph Prins geplaatst, ter herinnering aan de internering van de "Barneveld-groep".

De joodse gemeente is in 1947 formeel opgeheven. De begraafplaats is eigendom van de joodse gemeente Amersfoort en wordt onderhouden door de gemeente Barneveld. In 2000 hebben de grafstenen en opknapbeurt ondergaan. De grafstenen op deze begraafplaats zijn geïnventariseerd in het Stenen Archief.

Aantal joden in Barneveld:

1809   25

1840   25

1869   29

1899     9

1930     3

 

Beek

 

Rond het einde van de zeventiende eeuw vestigden de eerste joodse inwoners zich in Beek en de omliggende gemeenten. Hun namen worden genoemd in verband met bendevorming en processen. Omstreeks 1740 woonden er drie joodse gezinnen in Beek, tegen het einde van achttiende eeuw is dit aantal tot twaalf toegenomen. Godsdienstoefeningen werden in die tijd in huissynagogen gehouden.

De eerste joodse begraafplaats in Beek, aan de huidige Putbroekerweg, werd rond 1850 in gebruik genomen. De oudste grafsteen dateert van 1851. Een begraafplaatsvan recentere datum bevindt zich aan het Kloosterpad te Urmond. De enige daar nog zichtbare zerk draagt het jaartal 1892. De joodse gemeenschap van Urmond is nooit zelfstandig geweest.

In 1828 kreeg Beek de status van zelfstandige joodse gemeente met de rang vanbijkerk. De eerste echte synagoge werd in 1866 ingewijd en lag aan de Molenstraat. Vanwege het geringe aantal joodse inwoners was er van geregeld godsdienstonderwijs geen sprake. De meeste joden waren werkzaam als slager of in de veehandel.

Van het twintigtal joden dat aan het begin van de Duitse bezetting in Beek woonde hebben zich twaalf het leven weten te redden door onder te duiken. De overigen zijn gedeporteerd en in de concentratiekampen omgekomen.

De joodse gemeente van Beek is na de oorlog niet weer opgericht en is in 1954 samengevoegd met die van Maastricht. De synagoge is aan de gemeente Beek verkocht en later afgebroken.

In Beek bevindt zich een monument op de joodse begraafplaats en een monument in het centrum, die herinneren aan de joodse slachtoffers uit Beek. De plaatselijke overheid draagt zorg voor het onderhoud van de joodse begraafplaats.

 

Aantal joden in Beek en omgeving:

1809  33

1840  34

1869  53

1899  26

1930  20

1951  26

 

Beilen

 

In Beilen bestond sinds 1850 een georganiseerde joodse gemeente, maar deze viel tot 1855 onder de joodse gemeente van Assen. De synagogediensten werden in een klein, oud huis gehouden. In 1885 werd Beilen als bijkerk erkend en werd een nieuwesynagoge ingewijd. De bouw van de synagoge vond plaats met financiële steun van niet-joodse inwoners.

In 1860 werd een begraafplaats aan de Eursing aangekocht. Een genootschap droeg zorg voor de begrafenissen. De joodse kinderen kregen godsdienstonderwijs van een leraar van buiten de plaats. Vanaf 1903 had dit schooltje een eigen gebouw. Voor het gebruik van het rituele bad was men aangewezen op Assen of Hoogeveen.

In 1939 werd in de gemeente Beilen het vluchtelingenkamp Westerbork opgericht. Dit deed gedurende de Tweede Wereldoorlog dienst als doorgangskamp bij de deportatie van de Nederlandse joden. Ook uit Beilen werd het merendeel der joodse inwoners naar de concentratiekampen in Oost-Europa gedeporteerd en daar omgebracht. De burgemeester van de plaats, die medewerking aan de deportaties weigerde, werd uit zijn functie gezet en uit de provincie Drenthe verbannen. Op het voormalige kampterrein is nu het Herinneringscentrum Kamp Westerbork gevestigd.

De inboedel van de synagoge is geroofd en het gebouw werd door de Duitsers als garage gebruikt. Na de oorlog is de synagoge afgebroken. In 1950 werd de zelfstandige joodse gemeente Beilen opgeheven en met Assen verenigd. De plaatselijke overheid draagt zorg voor de joodse begraafplaats. De grafstenen op deze begraafplaats werden geïnventariseerd in het Stenen Archief.
De gevelsteen van de voormalige synagoge is in 1991 in de hal van het stadhuis van Beilen geplaatst.

Aantal joden in Beilen:

1809   21

1840   26

1869   71

1899   69

1930   65

 

Bergen op Zoom

 

Er moeten al in de Middeleeuwen joden in Bergen op Zoom gewoond hebben. Zij zouden daar volgens archiefstukken in 1428 dezelfde rechten gekregen hebben als de andere inwoners. De economische achteruitgang van Bergen op Zoom bracht met zich mee dat de joden tegen het einde van de vijftiende eeuw uit de stad verdwenen zijn.

Vanaf het begin van de achttiende eeuw hebben zich opnieuw joden in de plaats gevestigd. In 1793 pachtten joodse burgers een stuk grond in het buitengebied aan de Bergsebaan om er een begraafplaats in te richten. In 1815 werd een deel van de Stadswaag aangekocht en tot synagoge verbouwd. Een kleine twintig jaar later liet de joodse gemeente aan de Parade (de huidige Koevoetstraat) een nieuwe synagoge bouwen. Ook was er in Bergen op Zoom een kleine joodse school, die in 1868 een eigen gebouw betrok.

De joodse gemeente van Bergen op Zoom bereikte haar grootste omvang rond het midden van de 19de eeuw, daarna liep het aantal leden langzaam terug.

Twee verenigingen hielden zich bezig met liefdadigheid: een begrafenisgenootschapen een genootschap dat zorgde voor het onderhoud van de synagoge. In het algemeen waren de joden van Bergen op Zoom werkzaam in de detailhandel. Ze namen geen opvallende plaats in het openbare leven van hun stad in.Tijdens de bezetting werden de joodse inwoners van Bergen op Zoom net als elders slachtoffer van de anti-joodse maatregelen van de Duitsers. Op 11 november 1942 moesten zij zich melden om via Amsterdam naar Westerbork gevoerd te worden. Een twintigtal van hen slaagde erin zich in veiligheid te brengen door onder te duiken. De overigen werden naar Oost-Europa gedeporteerd en daar vermoord.

 

In 1958 werd de joodse gemeente opgeheven en ingedeeld bij Tilburg. In 1967 werd deze indeling gewijzigd en behoorde joods Bergen op Zoom verder bij Breda. De synagoge, waarvan het interieur gedurende de bezetting vernield was, is verkocht en deed aanvankelijk dienst als bedrijfsruimte. In 1975 werden de synagoge en het rituele bad geheel gerestaureerd. Ze vormen tegenwoordig een gedenkplaats voor de verdwenen joodse gemeenschap van Bergen op Zoom en functioneren tevens als ontmoetingsplaats en expositieruimte.

De begraafplaats wordt onderhouden door de plaatselijke overheid. Het nog vrije gedeelte is bestemd voor het begraven van Belgische joden.

Bij het grensdorp Putte liggen al meer dan honderd jaar begraafplaatsen van de Antwerpse joodse gemeenschap. Veel Belgische joden geven er namelijk de voorkeur aan hun doden in Nederland te begraven, omdat in België het recht op eeuwige rust niet gewaarborgd is.

Aantal joden in Bergen op Zoom en omstreken:

1806  106

1840  206

1869    86

1899    86

1930    43

1951    30

 

Beverwijk

 

De joodse gemeente van Beverwijk dateert van rond 1800 en verkreeg in 1809 een officiële status. In datzelfde jaar kocht de gemeente een begraafplaats aan De Kruiskrocht langs de Kuikensweg in Wijk aan Zee. Een jaar later werd het gebouw Spes Mea Deus in de Breestraat te Beverwijk aangekocht en ingericht als synagoge.

Aanvankelijk ontwikkelde de gemeente zich niet voorspoedig en slonk het aantal leden. Dat bracht rond 1815 grote financiële problemen met zich mee. Hoe de problemen opgelost zijn is niet bekend, maar 25 jaar later was de joodse gemeente van Beverwijk weer opgebloeid. De bouw van een nieuwe synagoge in de Breestraat in 1864 werd gesubsidieerd door de plaatselijke overheid. In hetzelfde jaar werd de begraafplaats uitgebreid. De groei van de gemeente in de laatste helft van de negentiende eeuw maakte in 1873 de bouw van een nieuwe joodse school noodzakelijk.

 

Vanaf de twintiger jaren van de twinigste eeuw nam het aantal joden in Beverwijk gestaag af, mede doordat in Velsen een bloeiende joodse gemeente ontstond. Tussen 1935 en 1938 volgden enige Palestina-pioniers een opleiding in de landbouw in de "Kibboets Beverwijk".

Tijdens de bezetting werden de joden van Beverwijk net als elders het slachtoffer van de anti-joodse maatregelen van de bezetter. In maart 1942 kregen zij het bevel naar Amsterdam te verhuizen, vanwaar zij naar Westerbork en de concentratiekampen in Oost-Europa zijn gedeporteerd en vermoord. Enige tientallen zijn aan de deportatie ontsnapt, doordat zij wisten onder te duiken. Van de gedeporteerden zijn ongeveer dertig mensen teruggekeerd.

 

In 1947 werd de joodse gemeente van Beverwijk bij die van Haarlem gevoegd. De synagoge, waarvan het interieur tijdens de bezetting vernield was, werd verkocht en vervolgens afgebroken. In 1951 werd de joodse begraafplaats geruimd. De stoffelijke resten werden overgebracht naar een speciaal gedeelte van de algemene begraafplaats Duinrust. De gemeente Beverwijk draagt zorg voor het onderhoud van deze rustplaats. In november 1997 werd in de Breestraat, op de plaats waar eens de synagoge stond, een gedenkteken onthuld.

In Wijk aan Zee werd rond 1885 de stichting "Herstellings- en Vacantieoord voor Israëlietische Kinderen" opgericht. Rond de eeuwwisseling veranderde de naam in Israëlietisch Herstellings- en Vacantieoord te Wijk aan Zee. Sinds de jaren dertig is de instelling bekend als Joodsche Zee- en Boschkolonies (Jozeboko). Ook na de Tweede Wereldoorlog brachten veel joodse kinderen hun vakantie door in Wijk aan Zee.

Aantal joden in Beverwijk en omgeving:

1809     68

1840     81

1869   123

1899   130

1930    135

 

Blokzijl

 

Tussen 1750 en 1770 vestigden de eerste joden zich in Blokzijl. Onder hen bevond zich een vleeshouwer en zijn gezin.
In 1771 kochten de joden van Blokzijl een begraafplaats aan het Slingerpad. Tot aan de burgerlijke gelijkstelling in 1796 telde de plaats maar weinig joodse inwoners, maar in de jaren daarna nam de gemeenschap in omvang toe.

 

De godsdienstoefeningen werden vanaf 1791 aanvankelijk in een huissynagoge gehouden. Na enige interne strubbelingen overwonnen te hebben kon de gemeente in 1828 een gebouw betrekken aan de Zuiderstraat. Daarin was plaats voor een synagoge, een school, een vergaderzaal en een ritueel bad. In 1885 kwam er een einde aan het joodse onderwijs in Blokzijl en kregen de kinderen verder les van een leraar in Zwartsluis.

De joodse gemeenschap van Blokzijl, die vanaf het begin van de negentiende eeuw samen was gevoegd met de gemeente van Vollenhove, kende zijn grootste omvang rond 1870. Het merendeel van de kostwinners was werkzaam in de handel en in de vleeshouwerij. Er was slechts één joodse vereniging: een vrouwengenootschap voor liefdadigheid.

Aan het einde van de negentiende eeuw liep de joodse gemeente behoorlijk terug en in de twintiger jaren van de twintigste eeuw had ze in feite reeds opgehouden te bestaan. De bouwvallige synagoge werd in 1925 verkocht en een jaar later afgebroken.

 

Alle joden uit Blokzijl en Vollenhove zijn tijdens de bezetting om het leven gebracht. In 1947 werd de gemeente formeel opgeheven en bij die van Zwolle gevoegd. De oude begraafplaats aan het Slingerpad wordt sinds 1949 onderhouden door de plaatselijke overheid Blokzijl. De begraafplaats werd in 1999 op particulier initiatief gerestaureerd en er werd een herinneringssteen geplaatst ter nagedachtenis aan de veertien omgekomen joden uit Blokzijl en Vollenhove. De grafstenen op de begraafplaats in Blokzijl werden geïnventariseerd in het Stenen Archief.

Ook in Vollenhove hebben zich tussen 1750 en 1770 voor het eerst joden gevestigd. In 1783 kregen zij toestemming om in een huissynagoge aan de Kerkplaatze godsdienstoefeningen te houden. Vanaf 1775 maakten zij gebruik van een eigen begraafplaats achter de Havesathe Old-Plattenburg.
Een synagoge, die gebouwd kon worden dankzij een gift van koning Louis-Napoleon in 1809, is waarschijnlijk weinig gebruikt. Sinds de oprichting van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap in het begin van de negentiende eeuw maakte de joodse gemeente van Vollenhove deel uit van de gemeente Blokzijl.

Ook in Wanneperveen bestond in de twintiger jaren van de negentiende eeuw kortstondig een zelfstandige joodse gemeente

Aantal joden in Blokzijl en omgeving:

1748       1 gezin

17973     5

18099     3

18409     3

1869    115

1899      38

1930       9

 

Bolsward

In 1786 organiseerden de joden, die vanaf 1775 in Bolsward woonden, zich tot een joodse gemeente. Uit het reglement, dat bewaard wordt in het stadsarchief, kan worden opgemaakt, dat er toen een synagoge in gebruik was.
De eerste joodse begraafplaats, ingericht in 1786, lag aan de Stadswal en werd waarschijnlijk ook door de joodse gemeente van Sneek gebruikt. Vanaf 1829 stond het gemeentebestuur van Bolsward toe dat een deel van de Algemene Begraafplaats als joodse begraafplaats gebruikt werd.

 

Bij de indeling in ressorten van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap in 1821 kreeg Bolsward de status van Ringsynagoge onder de Hoofdsynagoge Leeuwarden. Tussen 1828 en 1842 was er in de plaats een vereniging tot ondersteuning van arme gemeenteleden actief.
Op dezelfde plaats waar de eerste synagoge stond werd in 1840 een nieuw gebouw ingewijd.
Vanaf het einde van de achttiende eeuw werd in Bolsward godsdienstonderwijs gegeven, maar tegen het einde van de negentiende eeuw liep het aantal leerlingen zodanig terug dat de school werd opgeheven. Ook de kerkelijke gemeente kampte met een daling van het aantal leden.

In 1911 werd de joodse gemeente van Bolsward bij die van Sneek gevoegd. De niet meer in gebruik zijnde synagoge werd verkocht. Het pand werd in 1941 zwaar beschadigd en uiteindelijk in 1991 gesloopt.
De beide joodse begraafplaatsen van Bolsward worden thans door de plaatselijke overheid onderhouden.

 

Aantal joden in Bolsward en omgeving:

1809    72

1840  114

1869    79

1899    32

1930      1

 

Borculo

 

Borculo is een van de eerste plaatsen in het oosten van het land waar zich joden gevestigd hebben. Rond het midden van de zeventiende eeuw werd er reeds melding gemaakt van joodse inwoners in de plaats en in het naburige Neede.
Over de feitelijke oprichting van de joodse gemeente in Borculo, die in de achttiende eeuw plaatsgevonden moet hebben, is niets bekend.

De oude joodse begraafplaats aan de Lange Wal dateert uit dezelfde periode. Rond 1820 werd een nieuwe begraafplaats aan de Deugenweerd bij de Van Coevordenstraat in gebruik genomen. De synagoge aan de Weverstraat werd in 1842 gebouwd, voordien werden de diensten in een woonhuis gehouden.

 

In de tweede helft van de negentiende eeuw groeide de joodse gemeenschap van Borculo gestaag. De plaats werd bekend als centrum van joodse studiën. Binnen de gemeente waren ook een vrouwengenootschap, een liefdadigheidsvereniging voor hulp aan zieken en stervenden en het begeleiden van begrafenissen, een jeugdbeweging ter bevordering van het joods bewustzijn en een toneelvereniging actief.

In 1925 werd Borculo door een wervelwind getroffen, waarbij de synagoge op een wonderbaarlijke wijze gespaard bleef, maar de joodse school verwoest werd. Een aantal joodse families droeg in belangrijke mate bij tot de industriële ontwikkeling van Borculo. Enige leden van deze families zaten in de eerste helft van deze eeuw in de gemeenteraad.

Tijdens de bezetting werden de joden van Borculo net als elders het slachtoffer van de anti-joodse maatregelen van de bezetter. In juli 1941 werd de synagoge door Nederlandse sympathisanten van de Duitse bezetter in brand gestoken. De Tora-rollen en de rituele voorwerpen waren tevoren reeds in veiligheid gebracht, maar het gebouw werd zwaar beschadigd. Opmerkelijk is, dat gedurende de bezetting relatief veel joden ondergedoken zijn, namelijk bijna de helft. De overige joodse inwoners van Borculo werden naar de concentratiekampen in het oosten gedeporteerd en zijn daar omgekomen.

Na de oorlog maakte de joodse gemeenschap tot 1980 gebruik van het voormalige schoolgebouw voor haar godsdienstoefeningen. In dat jaar werd de joodse gemeente opgeheven en bij die van Winterswijk gevoegd. In 1989 werd de joodse begraafplaats gerestaureerd. De verantwoordelijkheid voor het onderhoud berust tegenwoordig bij de plaatselijke overheid.

In het reinigingshuisje op de joodse begraafplaats is in 1997 een plaquette onthuld met de namen van de in de Tweede Wereldoorlog omgebrachte joodse inwoners van Borculo. Het ligt in de bedoeling dat een tweede plaquette een plaats zal krijgen in de voormalige synagoge. Dit gebouw werd in juli 1999 aangekocht door de Historische Vereniging Borculo en in 2000 overgedragen aan Stichting Synagoge Borculo.
In november 2002 heeft de stichting ook het achter de synagoge aan de Weverstraat gelegen mikwe in bezit gekregen. De restauratie van synagoge en mikwe werd in 2008 voltooid. In oktober 2011 is in de synagoge van Borculo het Educatief Joods Museum geopend. Er is een expositie op de vrouwengalerij.

Ook in het nabijgelegen Neede was al sinds de achttiende eeuw sprake van een joodse gemeenschap. Deze werd in 1813 officieel aan de joodse gemeente Eibergen toegevoegd. In de twintigste eeuw woonde er in de plaats nog een aantal joodse families. Een tiental joden uit Neede hield zich in de oorlog in een bos in de omgeving verscholen, maar werd in mei 1943 door de Duitsers ontdekt.
Ook in Ruurlo woonden vanaf het midden van de achttiende eeuw enige joden, die in Borculo naar de synagoge gingen.

Alle graven op de joodse begraafplaats zijn geïnventariseerd in het Stenen Archief.

Aantal joden in Borculo en omgeving:

1809    77

1840  110

1869  146

1899  163

1930  139

1951    48

1971    54

 

Borger

 

In Borger leefde aan het begin van de negentiende eeuw een joodse gemeenschap die sinds 1804 onderdeel uitmaakte van de joodse gemeente te Assen. De begraafplaats aan de Marslandenweg was officieel vanaf 1865 in gebruik, maar mogelijkerwijze vonden er ook eerder al begrafenissen plaats. De grafstenen op de begraafplaats in Borger werden geïnventariseerd in het Stenen Archief.

 

In 1887 werd de synagoge aan de Koesteeg ingewijd. Elf jaar later, in 1888 werd de zelfstandige joodse gemeente Borger opgericht. Al spoedig bleek deze gemeente niet in staat te zijn aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Dit had tot gevolg dat zij in 1925 opgeheven werd en weer deel uit ging maken van de joodse gemeente van Assen. De bouwvallige synagoge werd in 1915 verkocht en in 1960 gesloopt.

In het dorpje Drouwen, in de omgeving van Borger, was tussen 1804 en 1846 een huissynagoge in gebruik.

Aantal joden in Borger en omgeving:

1809   36

1840   45

1869   92

1899   39

1930   41

 

Borne

 

Borne is een van de eerste plaatsen in Twente waar zich joden gevestigd hebben. Al in 1695 wordt een joodse inwoner vermeld. Gedurende de hele achttiende eeuw blijft het aantal joden gering. In 1817 wordt de joodse gemeente als ringsynagoge genoemd, maar bij de officiële indeling van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap in 1821 verandert deze status en valt Borne onder de bij kerk Goor. Door toename van het aantal leden verwerft de joodse gemeente Borne in 1838 de semi-zelfstandige status van "kerkelijke bijeenkomst".

Al vanaf het midden van de achttiende eeuw beschikte de gemeente over een begraafplaats in het nabijgelegen Buren. De groei van de gemeente bracht met zich mee dat er in 1848 in Borne zelf een tweede joodse begraafplaats ingericht werd.

 

In 1842 werd aan de Ennekerdijk een synagoge gebouwd die blijkens de gevelsteen een jaar later in gebruik genomen werd. Binnen de joodse gemeente van Borne bestond een godsdienstig genootschap dat zich bezig hield met de studie van de Tora en zorg droeg voor de begrafenissen. Een vrouwengenootschap zorgde voor het onderhoud van de synagoge en de rituele voorwerpen. In 1897 werd een joodse school in gebruik genomen.

Het dorp Borne dankt zijn ontwikkeling grotendeels aan de joodse familie Spanjaard ( Salomon Jacob en zijn zonen Levie Salomon en Jacob Salomon) die er een bloeiende textielindustrie opzette. Rond 1910 bereikte de joodse gemeente van Borne zijn grootste omvang, daarna nam het aantal leden langzaam af.

Tijdens de Duitse bezetting werd het overgrote deel van de Bornse joden in november 1942 naar Duitsland gedeporteerd. Slechts enkele van hen zijn teruggekeerd. De overige leden van de joodse gemeenschap zijn ondergedoken en hebben zo de oorlog overleefd. De bezittingen van de synagoge, die ondergebracht waren bij een bank te Hengelo, gingen tijdens een bombardement in 1945 vrijwel geheel verloren. De joodse school, de synagoge en het rituele bad werden tijdens de bezetting zwaar beschadigd door de NSB-ers die erin gehuisvest waren. 

Na de oorlog werd de synagoge aanvankelijk gerestaureerd, maar het gebouw kreeg al spoedig een andere bestemming. In 1985 zorgde de stichting De Bornse Synagoge voor een volledige restauratie van synagoge, ritueel bad, school en onderwijzerswoning. De gebouwen hebben een culturele bestemming gekregen. Het voormalige joodse schooltje in de Oude Kerkstraat was eerst als slagerij en later als schuur in gebruik. In oktober 1998 werd het gesloopt, onder de voorwaarde dat het in de oude vorm herbouwd zou worden. Hiermee is in 2003 een begin gemaakt. De nieuwbouw zal de bestemming van woonhuis krijgen.

 

In 1960 werd de oudste joodse begraafplaats geruimd en werden de stoffelijke resten overgebracht naar de joodse begraafplaats aan de Prins Hendrikweg nabij de Twijnderstraat. Het onderhoud van de joodse begraafplaats berust bij de plaatselijke gemeente en staat op de monumentenlijst. Een gedenksteen op de begraafplaats en een monument in het stadje herinneren aan de omgebrachte plaatsgenoten.

De joodse gemeente van Borne werd in 1964 bij die van Hengelo gevoegd.

Aantal joden in Borne:

1809   20

1840   48

1869 100

1899 159

1930   93

Bourtange

 

In de jaren veertig van de achttiende eeuw wordt er voor het eerst melding gemaakt van joodse inwoners in Bourtange. Organisatorisch behoorden zij tot de joodse gemeente Pekela. Rond 1835 ontstaat in Bourtange een zelfstandige joodse gemeente, die de beschikking heeft over een kleine synagoge. Aan dit gebouwtje, dat stond aan de Batterijstraat, werden in de loop van de negentiende eeuw enige malen veranderingen aangebracht.

Tussen 1840 en 1895 werd er gebruik gemaakt van een begraafplaats aan de Oude Jodenkerkhoflaan. Op deze begraafplaats staat nog een tiental zerken. De grafstenen op deze begraafplaats werden geïnventariseerd in het Stenen Archief.
In het gehucht Hebrecht, halverwege Vlagtwedde en Bourtange werd vanaf 1897 begraven. Op deze begraafplaats, de Stobben genaamd, zijn nog 26 zerken te zien.

De joodse gemeente in Bourtange was op haar hoogtepunt aan het einde van de negentiende eeuw, daarna liep het aantal joodse inwoners langzaam terug.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn bijna alle joodse inwoners naar Polen gedeporteerd. Slechts een enkeling kon onderduiken en heeft zo de oorlog overleefd.

In 1948 werd de joodse gemeente van Bourtange officieel bij die van Stadskanaal gevoegd. De synagoge werd verkocht en is sinds 1989 in gebruik als Joods Synagogaal Museum. Aan de muur is een herinneringsplaquette aangebracht met de namen van de joodse burgers die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn gedeporteerd en vermoord. In mei 2000 werd in het museum een reconstructie van het mikwe opengesteld.

De gemeente Sellingen zorgt voor het onderhoud van de joodse begraafplaatsen bij Bourtange en Vlagtwedde.

De joodse inwoners van het naburige Vlagtwedde vormden van 1895 tot 1923 een zelfstandige gemeente.

Aantal joden in Bourtange en omgeving:

1809   27

1849   37

1892   81

1930   55

 

Boxmeer

 

Al voor 1730 woonden er joden die in Boxmeer, die in dat jaar op gezag van de overheid gedwongen werden te vertrekken. Pas in het midden van de negentiende eeuw ontwikkelde zich in de plaats een kleine joodse plattelandsgemeente, behorend bij de joodse gemeente Cuijk. In 1858 kreeg Boxmeer de status van zelfstandige Bijkerk.
 

De synagoge, gelegen in Manenbiest, werd in 1865 in gebruik genomen. De joodse begraafplaats van Vierlingsbeek werd ook door de gemeente van Boxmeer benut. De oudste steen op deze begraafplaats dateert van 1784. In 1930 werd de joodse gemeente Vierlingsbeek bij die van Boxmeer gevoegd.

Een exportslachterij van Lion en De Wijze droeg in belangrijke mate bij tot de economische ontwikkeling van Boxmeer. Binnen de joodse gemeenschap was er een genootschap voor het onderhoud van de synagoge en een begrafeniscollege actief, voor de kinderen was er joods onderwijs.

Ten gevolge van de veranderende economische omstandigheden nam de joodse bevolking van Boxmeer in de eerste decennia van de twintigste eeuw af. Toch werd het zestigjarig bestaan van de synagoge in 1925 nog feestelijk herdacht. In de dertiger jaren zorgde de komst van vluchtelingen uit Duitsland voor een verdubbeling van het aantal joodse inwoners.

Tijdens de bezettingsjaren zijn alle in Boxmeer woonachtige joden in november 1942 gedeporteerd. Geen van hen heeft het verblijf in de concentratiekampen overleefd. De synagoge werd beschadigd bij oorlogshandelingen en in 1944 gesloopt. 

In 1947 werd de joodse gemeente Boxmeer officieel bij die van Eindhoven gevoegd. Een stichting onder voorzitterschap van de burgemeester houdt zich sinds 1961 bezig met herstel en onderhoud van de begraafplaats. In 1989 werd in de muur van de begraafplaats een monument aangebracht ter nagedachtenis aan de vermoorde joodse plaatsgenoten.

In Boxmeer werd in mei 1995 een joods monument onthuld, waarin het hekwerk van de voormalige synagoge verwerkt is. 

Aantal joden in Boxmeer en omgeving:

1809   31

1840   39

1869   53

1899   46

1930   32

 

Breda

 

In Breda bestond vóór de burgerlijke gelijkstelling van de joden in 1796 geen joodse gemeenschap. Blijkens een raadsbesluit van 1747 was het joden verboden zich in Breda op te houden, behalve tijdens jaarmarkten en kermissen. Op deze regel zijn volgens hetzelfde raadsbesluit wel uitzonderingen geweest.

In het begin van de negentiende eeuw ontstond er in Breda een georganiseerde joodse gemeenschap. Deze kleine groep hield godsdienstoefeningen in het pand De Blauwe Hand achter de Haagdijk.

De groeiende gemeente kreeg in 1823 het recht haar doden te begraven op de joodse begraafplaats van de gemeente Oosterhout, gelegen op de Vrachelse Heide, die in 1810 in gebruik genomen was. Bij de opheffing van de joodse gemeente Oosterhout is deze begraafplaats eerst overgegaan in handen van de joodse gemeente Geertruidenberg, vervolgens nam de joodse gemeente van Breda het beheer over.

In 1845 werd in de Schoolstraat een synagoge gebouwd. De joodse gemeente beschikte ook over een eigen school. Er was een armbestuur en een genootschap dat zich bezig hield met zieken- en armenzorg, terwijl een vrouwengenootschap zorg droeg voor het onderhoud van de synagoge en de rituele voorwerpen. In het begin van de twintigste eeuw werd in Breda een antizionistische vereniging opgericht en in de twintiger jaren ontstond er een joodse toneel- en literaire vereniging.

Een conflict binnen de gemeente leidde in 1900 tot een scheuring. Na vier jaar werd de eenheid weer hersteld. In 1911 bereikte de joodse gemeenschap van Breda haar grootste omvang.

De meeste Bredase joden woonden in hetzelfde deel van de stad, de Haagdijk. Ze hielden zich voornamelijk bezig met de handel, de hoedenmakerij, de sigarenindustrie, de vleeshouwerij en de sloop van oude huizen. De 'Cacao- en Chocoladefabriek Kwatta', sinds 1891 eigendom van de gebroeders Stokvis, was in de twintiger jaren de grootste werkgever in Breda. In de eerste decennia van twintigste eeuw waren verscheidene joden lid van de gemeenteraad van Breda.

Tijdens de bezettingsjaren werd de joodse gemeenschap door dezelfde maatregelen getroffen die ook elders in het land genomen werden. In december 1942 werden de meeste joodse inwoners van Breda gedeporteerd. Van hen is slechts een enkeling teruggekeerd. Een kleine groep dook onder en overleefde zo de oorlog. In de omgeving van Breda waren tijdens de bezettingsjaren ongeveer 80 joden ondergedoken, die door het verzet ondersteund werden. In de synagoge werden ernstige vernielingen aangericht door de NSB, een deel van het interieur werd geroofd.

Na de oorlog kwam de joodse gemeente Breda aanvankelijk vanaf 1952 bijeen in een tot synagoge ingerichte kamer. In 1971 werd een pand aangekocht aan de Dr. van Mierlostraat en als synagoge ingewijd.
De oude synagoge aan de Schoolstraat heeft jarenlang als werkplaats gediend, maar is na een verbouwing en een restauratie in september 1992 weer in gebruik genomen. In de synagoge is ook een bescheiden bibliotheek gehuisvest. Sinds december 2002 is het gebouw weer eigendom van de NIG Breda, dat het aankocht van Stichting Exploitatie Synagoge Breda. Er zijn regelmatig diensten.

In het nabijgelegen Terheijden werd in 1983 de synagoge van de liberaal-joodse gemeente Brabant ingewijd.

Aantal joden in Breda en omgeving:

1809     75

1840   226

1869   168

1899   284

1930   181

1951     55

1971     74

1998     49

 

Bredevoort

 

In de eerste helft van de zeventiende eeuw wordt er zowel in Bredevoort als in het naburige Aalten gewag gemaakt van joodse inwoners. Rond 1700 vestigt zich in Bredevoort een joodse handelaar in manufacturen die ten huize van een plaatsgenoot eensynagoge inricht. In 1714 wordt deze huissynagoge in een ander pand gevestigd. Deze synagoge werd ook bezocht door joden uit Aalten en Lichtenvoorde.

 

Er is een studieboek uit 1747 bewaard gebleven, wat doet vermoeden dat er in de tweede helft van de achttiende eeuw godsdienstlessen in Bredevoort plaatsvonden. In 1821 werd Bredevoort nog tot de joodse gemeente Winterswijk gerekend, rond 1830 wordt het een zelfstandige joodse gemeente. De achttiende-eeuwse synagoge werd gerestaureerd en in het begin van de zestiger jaren weer in gebruik genomen. Kort daarop loopt de Bredevoortse gemeente in omvang gestaag terug.

Er zijn aan het einde van de negentiende eeuw onvoldoende leden voor het regelmatig houden van synagogediensten. In 1900 werd de joodse gemeente van Bredevoort opgeheven en bij die van Aalten gevoegd. Het gebouw aan de Vismarkt 9 heeft echter nog tot aan de Eerste Wereldoorlog als synagoge  gediend. Rond 1920 werd het tot woonhuis verbouwd, tegenwoordig staat het op de monumentenlijst.

De kleine joodse begraafplaats achter de Hozenstraat is geruimd, de grotere aan de Prins Mauritsstraat wordt door de gemeente Aalten onderhouden.

Aantal joden in Bredevoort:

1809        37

1840  ca. 30

 

Brielle

 

Vanaf 1754 wonen er joden op Voorne-Putten. Zij vestigen zich in Geervliet, Heenvliet, Zuidland, Zwartewaal, Hellevoetsluis en Brielle. Eind 1756 verleent het vroedschap van Brielle aan enige welgestelde joden toestemming zich in de stad te vestigen. Zij verkrijgen godsdienstvrijheid en poortersrechten, maar de toegang tot de gilden blijft beperkt tot het ventersgilde.

Als Heenvliet in 1807 een nieuwe synagoge in gebruik neemt is dat voor alle Joden van Voorne-Putten. In Brielle wordt er vermoedelijk in 1809 een huiskamer ingericht als synagoge, waar samen met Joden uit Hellevoetsluis diensten worden gehouden.

In 1817 wordt het pand naast de katholieke kerk gekocht. Behalve een woongedeelte voor de godsdienstonderwijzer, komt daarin een Joods schooltje en een mikwe. Achter het huis wordt een synagoge gebouwd, die in 1818 wordt  ingewijd. Het pand wordt in 1866 aan de parochie verkocht.

Vijf jaar later wordt op de Turfkade een nieuwe synagoge met een schooltje en een mikwe ingewijd.

Vanaf 1781 is er een joodse begraafplaats in Geervliet. Hier worden de doden van Voorne-Putten, ook die van Brielle, begraven. In 1833 en 1882 worden er stukken  grond bij gekocht om de begraafplaats te kunnen uitbreiden. In december 1940 vindt de laatste begrafenis plaats.

In de loop van de negentiende eeuw taant het belang van Brielle als handelsstad. Dit heeft tot gevolg dat ook de joodse gemeente in omvang afneemt; na 1899 is er geen voorzanger of leraar meer en worden er alleen nog  synagogediensten gehouden op de feestdagen. Er bestaat dan nog wel een aparte joodse armenkas.

Alle joodse inwoners van Brielle zijn tijdens de bezetting gedeporteerd en vermoord. Het interieur van de synagoge is vernield en de inboedel is verdwenen. De Tora-rollen zijn gered en overgebracht naar Rotterdam. Een gevelsteen van de synagoge werd jarenlang in het Trompmuseum in Brielle bewaard.

In 1947 wordt de joodse gemeente van Brielle bij die van Rotterdam gevoegd. Op 4 mei 1970 werd in het stadhuis van Brielle een monument onthuld met de namen van de omgebrachte joodse burgers.

In november 2001 is de synagoge aan de Turfkade door de Stichting Behoud Synagoge gekocht van een aannemer die het ruim 50 jaar als pakhuis gebruikte. Een jaar eerder werd in de gevel van het gebouw het ronde raam met davidster onthuld. De restauratie van de voormalige synagoge is in 2004 gestart.

In 2005 werd de gevelsteen teruggeplaatst in de synagoge. Het monument met de namen van omgebrachte joodse burgers werd van het stadhuis naar de synagoge overgebracht. De Sjoel Brielle is sinds september 2005 in gebruik als centrum voor ontmoeting en cultuur.

Aantal joden in Brielle:

1809     56

1840   123

1869   119

1899     74

1930     34

 

Brummen

 

In 1727 vestigde de eerste jood zich in Bronkhorst bij Brummen. De man had een vrijbrief van de plaatselijke gezagsdrager en was verplicht een driemaandelijkse belasting te betalen.

Vanaf 1811 was er een joodse begraafplaats aan het Manenveld in gebruik, al in 1818 werden er godsdienstoefeningen in een huissynagoge gehouden. In 1859 werd de plaats officieel alsBijkerk erkend. De synagoge op de hoek van de Tuinstraat en de Primulastraat werd in augustus 1889 ingewijd.

De plaatselijke joden waren werkzaam in de handel, de textielbranche, de vleeshouwerij en het boerenbedrijf. Ook was er een joodse caféhouder. In 1916 besloot de ledenvergadering van de joodse gemeente Brummen om het synagogegebouw te verkopen. De gemeente werd in 1917 opgeheven en bij Zutphen gevoegd.

Het synagogegebouw is in 1962 afgebroken. De joodse begraafplaats van Bronkhorst wordt al sinds 1968 onderhouden door de plaatselijke gemeente. De gemeente Steenderen kocht in 1980 het reinigingshuisje op de begraafplaats en liet het restaureren. De grafstenen op deze begraafplaats werden geïnventariseerd in het Stenen Archief.

Op de plaats van de synagoge is in 1988 een gedenksteen onthuld ter nagedachtenis aan de joodse slachtoffers van de Duitse bezetting.

Aantal joden in Brummen en omgeving:

1809   48

1840   41

1869   42

1899   40

1930   18

 

Buren

 

In Buren bestond reeds in de achttiende eeuw een kleine joodse gemeente. Mogelijkerwijze hadden zich al eerder, in de vijftiende eeuw, uit Duitsland afkomstige, joden in Buren gevestigd, aangetrokken door de marktdagen en de paardenmarkt. Daardoor kan Buren tot de oudste joodse gemeentes van ons land gerekend worden.

Aanvankelijk werden de synagogediensten gehouden in privé-huizen, in 1804 werd een gebedsruimte aangekocht aan de Kniphoek (Oranjestraat) in één van de huizen in de stadsmuur. Tegenover dit pand bevindt zich het Jodenkerkstraatje en het Jodenkerkplein. De synagoge werd in 1864 gerenoveerd, maar is na 1890 niet meer in gebruik geweest.

In 1900, bij het vertrek van het laatste joodse gezin, hield de gemeenschap op te bestaan. Officieel werd de joodse gemeente in 1906 bij die van Tiel gevoegd. De synagoge werd aan het begin van deze eeuw verkocht en was aanvankelijk als pakhuis in gebruik. Na een restauratie in 1968 functioneert het gebouw nu als vergader- en expositieruimte.

De joodse gemeenschap van Buren begroef haar doden vanaf het midden van de achttiende eeuw tot 1845 buiten de stad, aan de Aalsdijk. Tussen 1864 en 1896 werd gebruik gemaakt van een grafveld, dat deel uitmaakte van de algemene begraafplaats in het plantsoen op de Kasteelwal. De grafstenen op deze begraafplaats werden geïnventariseerd in het Stenen Archief. Beidebegraafplaatsen worden nu door de gemeente Buren onderhouden.

In juni 2004 heeft de gemeente Buren heeft het pand van de voormalige synagoge aan de Knipstraat, dat na een restauratie in 1968 als vergader- en expositieruimte fungeerde, aangekocht. Het pand is nu in gebruik als facilitaire ruimte voor kunst en cultuur, beheerd door Stichting Beheer Synagoge Buren.

Aantal joden in Buren:

1809   53

1840   25

1869   15

1899     9

 

Bussum

 

De eerste joodse families vestigden zich in het begin van de twintigste eeuw in Bussum. Om het gemeenteleven te stimuleren werd in 1911 de Vereeniging tot Behartiging der Belangen van de Joden opgericht. Vanaf dat jaar werden er eveneens synagogediensten gehouden in privé-woningen. Een leraar uit Weesp zorgde voor het joodse onderwijs.

In 1913 begint bovengenoemde vereniging te ijveren voor de oprichting van een zelfstandige joodse gemeente in Bussum. Mede door tegenwerking van de reeds bestaande maar noodlijdende joodse gemeente van Naarden zou het tot 1917 duren tot Bussum als zelfstandige gemeente erkend werd. De joodse gemeente van Naarden werd in 1933 officieel opgeheven.

In 1919 werd een synagoge ingericht in de voormalige kerk van de Hersteld Apostolische Gemeente. Deze ruimte werd in 1931 te klein bevonden, waarop er een gebouw aan de Kromme Englaan aangekocht werd. De joodse gemeente van Bussum was niet in het bezit van een eigenbegraafplaats, maar maakte gebruik van de joodse begraafplaats van Naarden, gelegen aan de Amersfoortse Straatweg.

Naast een kerkbestuur was er in Bussum ook een armbestuur. Tevens werden er een jeugdsociëteit, een vrouwenvereniging en een zionistische jeugdbeweging opgericht.

In de dertiger jaren van de twintigste eeuw en in het eerste oorlogsjaar kwam er een groot aantal joodse vluchtelingen naar Bussum en Naarden. In september 1940, toen de joodse kinderen uitgesloten werden van openbaar onderwijs, werd in Bussum een joodse school opgericht, die officieel tot februari 1943 bestaan heeft. In juni 1942 werden de Bussumse joden naar Amsterdam overgebracht en vandaar naar Polen gedeporteerd.

Van de oorspronkelijke joodse bevolking van Bussum is meer dan de helft in de concentratiekampen omgekomen. Over het lot van de vluchtelingen zijn geen exacte gegevens bekend. De Duitsers namen het meubilair van de synagoge in beslag, de Tora-rollen en de rituele voorwerpen zijn behouden gebleven.

Na de oorlog is er in Bussum weer een relatief grote joodse gemeente ontstaan. De synagoge werd in 1956 vergroot en in 1983 gerestaureerd. Een belendend perceel werd aangekocht en als cultureel centrum ingericht. In oktober 1972 werd in Bussum het Joods Bejaardencentrum Het Gooi geopend. Dit tehuis werd in januari 1996 weer opgeheven.

Aantal joden in Bussum:

1809      9

1840      4

1869      -

1899    20

1930  341

1951  220

1971  206

1998  147