Namenlijst Begraafplaats St. Pieters en Bloklands Gasthuis Amersfoort
In de vijftiende-eeuwse kapel van het St. Pieters en Bloklands Gasthuis te Amersfoort bevindt zich een zerk die ingemetseld is in de vloer. In de grijs-zwarte steen is een wapen uitgehakt, waaronder staat: Aernt van Zevender, obiit die 28 octobr[is] 1628.
Henrick van Sevender die in 1613 regent is van het St. Pieters Gasthuis (dat in 1804 gefuseerd is met het Bloklands Gasthuis). Bij zijn huwelijk voor de Amersfoortse schepenen neemt hij als getuige Aernt van de Wall mee, die hem ‘zijn neef’ noemt en Harderwijker blijkt te zijn.
Neef Aernt de zoon is van Henrick Janse van de Wall en diens vrouw Beeltje Henricks van Sevener. Beeltje blijkt een zuster van de in 1628 overleden Aernt van Zevender te zijn. Hun ouders waren bekende Harderwijkers. Henrick Aertsz van Zevener was onder andere burgemeester en herbergier in de ‘Hollandsche Tuyn’ en zijn vrouw Beeltje waardin aldaar. In 1598 verklaart moeder Beeltje als weduwe voor schepenen van Harderwijk dat ze ‘door hoge olderdom haar goederen niet meer kan administreren’ en die daarom aan haar erfgenamen overdraagt. Deze zijn haar zoon Aernt, de kinderen van haar overleden dochter Beeltje (in leven eveneens waardin in de ‘Hollandsche Tuyn’), zoon Joachim en dochter Aeltje.
In Harderwijk speelden leden van het geslacht Van Zevender gedurende meerdere eeuwen een vooraanstaande rol. Sommigen waren lid van het plaatselijke St. Jorisgilde, een broederschap voor onderlinge hulp en bedeling. Leden kwamen uit de handel en scheepvaart of waren "goede, onbesproken burgers die geen handwerk deden". Uit hun midden kwamen vele stadsbestuurders voort, onder wie Aernt van Zevender. Hij werd in 1569 toegelaten als broeder van het St. Jorisgilde en was tussen 1600 en 1613 viermaal gildemeester. Aernt, die omstreeks 1545-1550 geboren moet zijn, heeft waarschijnlijk de Latijnse school te Harderwijk gevolgd, waar zijn oom Mr. Peter van Zevener zeven jaar lang rector was. Hij trouwt met Aeltgen Coops, dochter van Koep Gerrytsen Smyt te Putten. Het huwelijk moet plaatsgevonden hebben vóór 1590 omdat Aernt in dat jaar borg staat voor zijn zwager Henrick Coepsen.
Aernt en Aaltje bewoonden in 1612 een huis bij de Olde Rosmolen te Harderwijk en waren beiden actief maatschappelijk betrokken. Aernt was onder meer raad van Harderwijk en weesmeester van het Burgerweeshuis. Uit schepenakten van Harderwijk blijkt dat hij voor zieken en stervenden testamenten opschreef en hun erfgenamen bijstond als magescheidsman en borg. De tekst op de Amersfoortse grafzerk ‘Inter innocentes sit portio mea domine’ (letterlijk vertaald ‘Tussen de onnozelen zij mijn aandeel, Heer’) duidt op een dienstvaardig karakter. Echtgenote Aeltgen zal als ‘weesevrouw’ ook taken in het Burgerweeshuis hebben vervuld. In 1592 heeft zij borg gestaan bij de benoeming van een stadsvroedvrouw, die ‘ook vrouwen die aan de pest of andere besmettelijke ziekten leden diende te verlossen’. Aeltje wordt op 77-jarige leeftijd op 1 juni 1622 in Harderwijk begraven. Aernt is dan minstens zeventig jaar oud. Aernt werkte geregeld in de herberg, visrokerij en wijnkoperij van zijn ouders.
Aernt en Aeltgen hebben één kind gekregen. Zoon Henrick trouwt in 1610 met Dirckje, dochter van de Amersfoortse burgemeester Mr. Johan Jansz van Schoonhoven. In datzelfde jaar trad hij toe tot het St. Jorisgilde te Harderwijk. Een jaar later werd hij burger van de stad Amersfoort. Daar is hij onder meer dijkgraaf en heemraad, regent (1613) en gasthuismeester (1651) van het St. Pieters Gasthuis is geweest.