Heksen in Nederland

Inhoud:

 

- algemeen

 

- geschiedenis

 

- Processen tegen heksen in Almen

   Aliden des papen maghet

 

- processen tegen heksen in Alkmaar

 

- processen tegen heksen in Ambt Delden

   Hendrika Hofhuis

 

- processen tegen heksen in Amersfoort

   Reyer, de vrouw van Folkert Dirx

   Folkert Dirx  

   Neele Ellerts, moeder van Reyer

   Willemtgen Stevensdr 

   Grietje Seghers de Roode kater 

   Hendrikje Folkerts 

   Maria Barten 

   Anthonis Bulck 

   Grietgen Willems

   Geertruy Damen  

 

- processen tegen heksen in Bredevoort

   Jenneken ter Honck (Dinxperlo)

   Gertken op ‘t Goir

   Willem ten Oistendorp (alias ‘op ‘t Ulengat’)

   Myth Timpers

   Jar Simon

    Berend Swenen (Borculo)

 

- processen tegen heksen in Cranendonk

 

- processen tegen heksen in Goedereede

   Willemke Jansdr. 

 

- processen tegen heksen in Gorinchem

   Anna Muggen

 

- processen tegen heksen in Grathem

 

- processen tegen heksen in Groninger Ommelanden

   Hanske (= man uit Leens)

   Bauwe Rummer

   Fenne Jacobs

 

- processen tegen heksen in Haelen

 

- processen tegen heksen in Horn

   Meijen op de Camp

   Mericken Rappen

   Guntgen Boonen

   Anneken Coecken

   Heijl van Kessel

   Mertgen Coecken (= man)

   Jut Menten

   Trijn Leijendeckers

   Ida Verrijt

   Heijl de Muss

   Stijn de halfwinnerse

   Nuel Leppers 

   Aelet Gubbels moeder van Grietje Gubbels

   Grietje Gubbels dochter van Aelet Gubbels

   Mercken Vincken

   Lijsken Hermans

 

- processen tegen heksen in Limbricht

   Entgen Luyten

 

- processen tegen heksen in Maastricht

   Elisabeth Rythoven

 

- processen tegen heksen in Peelland

   Anna van Chelen (Asten)

   Marie Baten

   Lys Cuypers

   Lyncken Pastoirs

 

- processen tegen heksen in Roermond

   Trijn van der Moelen

   Kael Merrie

   Trijntje van Sittard en haar 12 jarige dochter

   Meester Jan van Ool

   Entjen Gillis (Heringen)

 

- processen tegen heksen in Schiedam

   Eeuwout Dimmens

 

- processen tegen heksen in Schoonhoven

   Marichgen Ariaensdr.

 

- processen tegen heksen in Urk

 

- processen tegen heksen in Utrecht

   vader, moeder en Hendrikje Folkerts

 

- processen tegen heksen in Wessinghuizen (Vlagtwedde)

   Alke Engels,

   Hemcke Aaldriks

 

- processen tegen heksen in Valkenburg

   Maria van Yzeren

   Geertruij Claeren

   Heylken Molenjan (Bunde)

   Maria Schull (Bunde)

 

- processen tegen heksen in Wijlre

   Heyl Bosch

 

- processen tegen heksen in Westerwolde

 

- volgens verhalen

 

 

Heksen zouden de oorzaak zijn van ramp en tegenspoed. Met als gevolg dat vrouwen én enkele mannen gestraft zijn voor hekserij.

Een mislukte oogst, een burenruzie of een dood kind: veel meer was er in die tijd niet nodig om te worden beschuldigd van hekserij. Wat volgde was een schijnproces.

 

In Nederland hebben zeker 250 heksenverbrandingen plaatsgevonden, een relatief klein aantal. De vroegst bekende heksenverbranding was in 1472 in Almen en de laatste heksenprocessen in Nederland waren rond 1610.

Algemeen

In de Middeleeuwen zijn bijgeloof en het geloof nog heel gewoon. Het geloof in kwaadaardige krachten van heksen komt eeuwen geleden vooral voort uit geruchten. Zo zouden ze bij elkaar komen in geheime groepen en in ondergrondse schuilplaatsen offers brengen.

 

Uit 15e-eeuwse bekentenissen blijkt dat er waarschijnlijk vrouwen zijn geweest die geloven dat ze hebben deelgenomen aan nachtelijke reizen door de lucht onder aanvoering van een heidense godin.

Ook denkt men dat heksen in contact staan met de duivel en op gezette tijden hun heksensabbat vieren. In Duitsland gebeurt dit in de Walpurgisnacht (30 april - 1 mei) op de Blocksberg in de Harz.

 

De opweiden en grasvelden wel voorkomende kringvormige plekken waar geen gras groeit of juist heel veel gras, worden in de voksmond heksenkringen of heksenringen genoemd. Zij zouden zijn ontstaan doordat hier heksen, elfen of feeën hier in de maneschijn hebben gedanst.

In elkaar gekrulde veren, in het hoofdkussen van een zieke gevonden, heten heksenkranzen en gelden als bewijs van beheksing.

 

Het woord 'heks' is afgeleid van de naam Hecate, de godin van de onderwereld, meesteres over de schimmen der doden. Sinds de 5e eeuw wordt zij in Klein-Azië en later ook Griekenland vereerd als de godin van de hekserij en de toverkunst.

Zij helpt de heksen bij het brouwen van hun gifkruiden en waarde 's nachts over de grafstenen, vergezeld van huilende honden. Wee degene die haar ontmoet.

Met één lichaam en drie hoofden is Hecate afgebeeld op het beroemde Pergamonaltaar (ca. 170 v. Chr.). Haar attributen zijn, naast fakkel, slang, gesel en andere symbolen van dood en onderwereld, ook de kathalos, een hoge gevlochten korf, als hoofdbedekking, of de maansikkel.

Het christendom grijpt deze geruchten en bekentenissen aan om 'de oude religie'(het heksendom), die zij als hun grote concurrent beschouwen uit te roeien. 'Heksen' krijgen de schuld van alle ongelukken: ziekte en dood van mensen en vee, een mislukte oogst, een verdwaald kind.

Vooral oude, alleenstaande vrouwen die er angstaanjagend uitzien, worden aangeklaagd als zijnde een heks. Als zij niet direct bekennen, neem de rechter zijn toevlucht tot een godsoordeel.

De mensen geloven namelijk dat een heks lichter van gewicht is dan gewone mensen. De van hekserij verdachte wordt daarom geboeid in het water gegooid.

Als zij zinkt, nog voordat het touw wordt opgehaald, is zij onschuldig en wordt de aanklager bestraft.

Zij die als heks wordt gezien, vondt echter bijna altijd de dood. Vooral in de 16e en 17e eeuw worden er veel 'heksen' vervolgd en tijdens een heksenproces veroordeeld. De paus geeft hieraan zijn toestemming. Niet alleen oude vrouwen, maar ook jonge meisjes worden aangeklaagd.

Vaak worden zij vreselijk gefolterd om namen te noemen van anderen die hebben meegedaan aan de heksensabbat. Bij schuldig bevinden worden zij doorgaans verbrand. In Engeland en Amerika worden zij opgehangen.

Hoe gek het ook klinkt, maar aan het geloof dat heksen lichter zouden zijn dan gewone mensen, hebben veel 'heksen' hun leven te danken. In het stadje Oudewater heeft een waag gestaan, waar ze éérlijk zijn gewogen. Ze krijgen een stuk papier mee, waarop staat hoeveel ze wegen en worden vrijgesproken. In 1610 wordt in de Nederlanden de laatste 'heks' door een rechter veroordeeld (niet ter dood !) Pas 150 jaar later is men in de rest van Europa zo ver. Met de heksenprocessen is het geloof in heksen echter nog niet verdwenen. Tot diep in de 18e eeuw laten van hekserij en toverij verdachten zich in de heksenwaag van Oudewater wegen om hun onschuld te bewijzen. Toch is het onjuist deze 'heksen' te zien als slachtoffers van een wreed bijgeloof. Er zijn veel vrouwen geweest die zichzelf als heksen beschouwen en zelf ook hebben geloofd in hun 'toverkunsten'.

 

Geschiedenis

 

Processen tegen heksen in Almen

  • In 1472 wordt de dienstbode van de pastoor te Almen, genaamd Aliden des papen maghet, wegens hekserij levend verbrand. Ze is de eerste vrouw in Nederland van wie bekend is dat ze wegens beschuldiging van hekserij met de brandstapel kennismaakte. In de gevangenis in Zutphen weigert ze haar omgang met de duivel te bekennen. In de rekening van het Scholtambt van Zutphen over 1472 staan de onkosten secuur vermeld, zoals die voor de ijzeren band en ketting om de vrouw te boeien en de gemaakte onkosten van de beul, die twaalf dagen naar Almen komt om het klusje te klaren.

 

processen tegen heksen in Alkmaar

 

  • In Alkmaar en omgeving vinden wij beschuldigingen van Alkmaarse vrouwen slechts in een paar gevallen leidden de beschuldigingen tot een rechtszaak, en in die gevallen werd de vrouw alsnog vrijgesproken. Voor zover bekend zijn er dus geen vrouwen terechtgesteld als heks in Alkmaar en omgeving.

 

  • Zo was er het geval van Abil Claas, die al lange tijd aan kwalen leed. Die kwalen leken minder erg te zijn als haar buurtgenoot, de vroedvrouw Lijsbeth Jacobs, niet in de buurt was. Lijsbeth zou dus wel een heks zijn die haar betoverd had. Abil vertelde dat rond, en dat leidde in 1671 tot een poging om Lijsbeth te ontmaskeren. Lijsbeth werd gevraagd bij Hendrick Dircxsz langs te komen, en bij binnenkomst zag zij op de vloer en aan de wand kruisjes getekend. Geloofd werd dat hierdoor heksen het vertrek niet meer konden verlaten. Bij binnenkomst werd er ook zout op haar rug gegooid. Lijsbeth was dus min of meer in de val gelokt. Ook waren jongelui opgejut om stenen door de ruiten van Lijsbeth te gooien. Het bleek dat Lijsbeth al anderhalf jaar lang gekweld werd door de kwaadsprekerij van Abil Claas. Lijsbeth verliet gewoon de kamer, maar bij de notaris hield Abil vol dat Lijsbeth een kol was.

 

  • Anders was het bij Valck Cornelisz. Die had in een dronken bui  zijn schoonmoeder uitgemaakt voor kol. Toen zijn vrouw, Guijerten Cornelisdr hiervan hoorde, ondernam zij gelijk actie. Zij stuurde haar man naar zijn drinkmaten, tegen wie hij moest zeggen dat hij alles had gelogen en dat hij er spijt van had. De twee drinkmaten werden door Guijerten vervolgens verzocht om hiervan een verklaring op te laten tekenen bij de notaris. Probleem opgelost.

 

  • Dat ging niet zo bij Haesgen Heindricx. Zij werd in 1630 door de spinnewielmaker Claes Theusz ervan beschuldigd dat zij zijn moeder zou hebben betoverd. Haesgen nam daarop de notaris in de arm, die Claes zou moeten dwingen om zijn woorden terug te nemen, anders zou Haesgen hem ‘bij middelen van justitie’ aanpakken. Claes hield echter voet bij stuk, en verklaarde dat Haesgen niet alleen zijn moeder had betoverd, maar ook slooten can openen, zonder sleutel, dat se open barsten. Waar de beschuldiging toe geleid heeft, weten we niet.

 

  • Guyert Jacobs had in 1638 meer succes met haar verdediging. Het lukte haar buren maar niet om van hun melk boter te maken. Guyert zou daar de oorzaak van zijn, zij zou een col of toovenaresse zijn. Guyert vroeg een notaris om de buren te bezoeken in de hoop dat ze de beschuldiging dan zouden intrekken. De notaris noteerde, dat de buren Guyert helemaal niet hadden beschuldigd, zij hebben haar alleen gevráágd of ze een col was. Blijkbaar was dit voldoende voor Guyert.

 

  • Lijsbet Sijmons een bedaeghde oude maget, had weer minder succes in 1649. Slager Almert Dircxsz had haar uitgescholden voor col en tovenaresse en haar beschuldigd het paard van zijn zoon te hebben betoverd. Hij wilde dat zij het paard zou zegenen, om de betovering te verbreken. Toen hij door de notaris hiermee geconfronteerd werd, riep hij dat Lijsbet een sakermens (=vervloekte) hoer was, en sij magh eens in mijn naers (=aars) blaesen. Kortom, veel spijt had hij er niet van.

 

  • In 1632 werd Neel Bouten van hekserij beschuldigd. Zo had een van haar buurvrouwen haar in een ruzie toegeroepen: Ghij sijt een col, een nachtvliechster, gevleugelde duyvel(shoer), ghij heeft mijn kint betovert. Ook zou ze de zwangere huisvrouw van Arent Stoffels hebben betoverd. Arent ontkende dat hij haar beschuldigd had, en daarna bleek dat Neel ook niet op haar mondje was gevallen. Ze maakte hem uit voor schelm, guyt en gauwdieff, en riep: Het hout waar gij aan zult hangen, staat al te drogen! Dat Neel werd beschuldigd van sexuele betrekkingen met de duivel was een extra zware beschuldiging. 

 

  • Dat het bijgeloof rond de hekserij door de tijd steeds meer verdween, blijkt wel uit het laatste curieuze verhaal uit 1779, dat zich afspeelde in De Rijp. Het dorp was in rep en roer, nadat Maartje de Boer, alias Pleuns Marij, had beweerd dat zij bevallen was van een kat. De schout werd erbij geroepen, en op de aangewezen plek werd inderdaad een kat opgegraven. Pleuns Marij werd naar het gerecht in Alkmaar gestuurd, er zou immers sprake kunnen zijn van zuigelingenmoord. Daar bekende Marij dat ze het allemaal verzonnen had, als arme vrouw had ze blijkbaar gedacht dat ze er beter van zou kunnen worden. 

 

processen tegen heksen in Ambt Delden

 

  • Twentse toverheks Hendrika Hofhuis (1780-1849), uit Ambt Delden, die in 1823 vrijwillig een heksenproef onderging maar de sessie overleefde (en dus niet het laatste dodelijke slachtoffer van de heksenvervolgingen was). Op 16 maart 1823 zijn om drie uur ’s middags zo’n tweehonderd mensen langs de Twickelervaart in Deldenerbroek getuige van de laatst uitgevoerde waterproef in Nederland. De 45-jarige Hendrika was door een kraamvrouw aangewezen als toverheks, nadat de kraamvrouw ziek was geworden. Hendrika Hofhuis besloot zelf in te grijpen. Gekleed in een broek van haar man en met een touw onder haar armen, sprong ze het ijskoude water in. Ze zonk meteen en bewees daarmee dat ze niet tot de heksen behoorde, want die waren immers licht en zouden blijven drijven? De Provinciaal Overijsselsche en Zwolsche Courant beschreef het spektakel als ‘een echt overblijfsel uit de domste tijden der duistere middeleeuwen’. De correspondent merkte in zijn verslag ook nog geschokt op dat de betrokkenen én het toegestroomde publiek allen (of overwegend) gereformeerd waren.

 

processen tegen heksen in Amersfoort

 

9 te Amersfoort en Hoogland in de periode 1591-1595

 

  • In 1591 wordt Reyer, de vrouw van Folkert Dirx tezamen met haar moeder Neele Ellerts verbrand. Vier jaar later is Folkert zelf aan de beurt. Hij zou de ossen voor de hooiwagen hebben betoverd en wordt gedwongen de beesten te zegenen. De beesten genezen en dat is verdacht: Folkert wordt samen met zijn vier zonen gegeseld tot zij een uitgebreide bekentenis doen. Zij bekennen te hebben gedanst als katten op de bleek onder aanvoering van de bezemrijder. Oftewel ze gingen naar een soort van heksensabbat onder leiding van de duivel. Ze geven ook enkele andere vermeende tovenaars aan waaronder Grietje Seghers en Maria Barten. Bijzonder opmerkelijk is ook de bekentenis van Folkert dat hij samen met zijn zoons zich kon veranderen in wolven en in die vorm achter het vee aangingen. 

 

Heksen:

Willemtgen Stevensdr 1593

Grietje Seghers de Roode kater 1595

Hendrikje Folkerts 1593

Maria Barten 1593

Anthonis Bulck 1593

Grietgen Willems 1593

Geertruy Damen  1593 

 

processen tegen heksen in Bredevoort

 

10 te Bredevoort in 1610

 

  • Op 19 september 1610 heeft een opmerkelijk proces plaatsgevonden in Bredevoort. Bredevoort hoorde in dat jaar nog net bij een Westfaals vorstenhuis en dus nog niet bij de Republiek. Dit gebeurde pas in 1612. Het aantal verdachten neemt in de loop van dit proces toe, nadat bij de ondervragingen steeds weer nieuwe namen worden genoemd. De eerste verdachte is Jenneken ter Honck uit Dinxperlo. Zij zou verschillende beesten hebben betoverd. Na een verhoor onder zware folteringen bekent zij schuld en belooft beterschap. Zij smeekt later om de dood door het zwaard in plaats van de brandstapel.

 

  • De dag 20 september 1610 erop is Gertken op ‘t Goir aan de beurt. Zij wordt beschuldigd van toverij en contacten met de Duivel. Gertken bekend meteen, en vult aan: De duivel kwam in de vorm van een mens naar haar toe, maar verdween dan in het niets. Ze kreeg van hem drie stuivers voor elk betoverd beest. Ze had gedanst op Schroermans weide met andere heksen en tovenaars: Willem ten Oistendorp (alias ‘op ‘t Ulengat’), Myth Timpers, en Jar Simon. Deze hadden getrommeld op een ketel terwijl ze op een wilgenstoof zaten.

 

  • Als gevolg van haar bekentenis moeten op 25 september 1610 twee mannen, Willem ten Oistendorp en kleermaker Berend Swenen uit Borculo zich bij het gerecht melden om de waterproef te ondergaan. Doordat zij beiden bleven drijven moesten vervolgens bij de scherprechter folteringen ondergaan. Zij bekenden hierna, maar zeiden dat zij er niets aan konden doen omdat de tovenarij nou eenmaal aangeboren is.

 

  • Vooral Willem Oistendorp werd beschuldigd van vreemde dingen: Coops Geert vertelde dat hij nog laat bij de moeder van Willem aan het rogge maaien was en toen hij uitrustte in de schuur hoorde hij feestgedruis komen uit het huis. Hij ging kijken en zag wonderlijke mensen met pluimen op het hoofd door het huis dansen en springen. Iemand zat voor in de stal en sloeg op de trom. Coops werd bang en vertrok en kwam terug met aantal anderen, maar toen was alles donker. Henrick ten Bijvanck vertelt dat Willem hem in de herberg een kan bier aanbood, maar toen hij een teug ervan dronk had hij een dikke pap in de mond gekregen, alsof het slakken waren! Hij dacht dat Willem hem had proberen te betoveren.

 

  • Ene Johan Boegen werd een maand later opgepakt. Ook hij doorstond de waterproef niet. Hierna worden er nog vijf verdachten opgepakt en vervolgd.
    In de processen duikt de naam op van de priester Berndt uit Lichtenvoorde die lokaal bekend staat als een duivelsbanner. Deze Berndt schuwt het niet om buren in staat van beschuldiging te stellen. De classis van Zutphen had al geprobeerd hem te laten verbannen, maar Berndt bleef. In 1610 werden in Bredevoort uiteindelijk tien heksen tot de brandstapel veroordeeld. 

 

processen tegen heksen in Cranendonk

 

25 te Cranendonck, Geldrop, Mierlo, Lierop en Asten in 1595

 

processen tegen heksen in Goedereede

 

4 in Goedereede in 1585

 

  • In 1585 werden vijf vrouwen in Schiedam op de pijnbank gelegd. De hoogbaljuw van Voorne was naar Schiedam gegaan omdat hij had gehoord dat de toveressen medeplichtigen hadden genoemd uit zijn ambtsgebied. Kort daarop werd Willemke Jansdr. uit Goedereede gevangen genomen. Zij was een doodarme en mismaakte vrouw die Willemke met de buil werd genoemd. Zij bekende na een half jaar opgesloten te hebben gezeten dat ze zeventien jaar geleden een in het rood geklede man had ontmoet en beloofd had hem te dienen. Deze duivel had haar een merkteken in de nek gegeven en een smeersel waarmee ze zich in een kraai kon veranderen. Ook had ze seks met deze duivel gehad. Ze had drie mensen dood getoverd en een storm veroorzaakt, waardoor twee schepen waren gezonken. (Zij had met opgetrokken rokken op een brug staan springen en zo een grote storm veroorzaakt.) De duivel werd vervolgens bij haar uitgebannen. Hiertoe werd ze van top tot teen kaalgeschoren en gehuld in een nieuw kleed, dat met wijwater besprenkeld was. Verder moest ze een broodje eten waar stukjes van een gewijde kaars, van een priesterkleed en wat gewijd zout in zaten.

 

  • Op 29 juni werd als tweede verdachte Ninge Dimmen  op instigatie van een waarzegger gevangen genomen. Zij zou contact hebben met de duivel en vele betoveringen hebben gepleegd. Zij bekende en noemde als medeplichtige haar zuster Leene Dimmen en een man genaamd Lenaert Jacobsz. Leene bekende het verbond met de duivel. Het was een zwarte man met een rode muts met de naam Jacob. Hij had haar een teken op het voorhoofd gegeven. Ze kreeg een poeder om zich in de vorm van een kat te kunnen veranderen. Vervolgens had ze o.a. haar dochter en schoondochter dood getoverd. Ninge en Willem werden verbrand, Leene had daarvoor al zelfmoord gepleegd en nog wat later deed Lenaert hetzelfde. Hiermee komt het dodental in Goedereede op vier

 

  • In 1592 werd de zaak weer opgerakeld. De zus van Ninge en Leene – Eeuwout Dimmens – werd opgepakt wegens toverij, samen met twee andere vrouwen. Zij werden gefolterd om zo een bekentenis te ontlokken. Ook zij bekenden mensen ziek te hebben getoverd en een verbond te hebben gesloten met de duivel. Verder zou Eeuwout het graan van de akkers van de buren in haar eigen schuur getoverd hebben. Helaas is het onduidelijk hoe dit proces is afgelopen. Deze procesreeks begint met een beschuldiging van toverij door een van de heksen uit Schiedam.

 

processen tegen heksen in Gorinchem

 

  • Anna Muggen uit Gorinchem  wordt als laatste slachtoffer van een doodvonnis wegens toverij in het gewest Holland beschouwd: zij werd in 1608 tot de brandstapel veroordeeld.

 

processen tegen heksen in Grathem

 

8 in Grathem en Loon in 1592

 

processen tegen heksen in Groninger Ommelanden

 

11 in 1547 in de Groninger Ommelanden (Farmsum, Appingedam, Godlinze)

 

10 in 1547 in de Groninger Ommelanden (Midwolda, Leens en Pieterburen)

 

  • Groninger Ommelanden in 1547. De allereerste heksenvervolging betreft een echtpaar uit Appingedam. Zij werden gekweld door vreemde gebeurtenissen in hun huis. Er werd gesmeten met stenen en allerlei andere dingen en er werd lawaai gemaakt zonder dat de dader werd gezien. Dit werd gezien als het werk van de duivel (De vrouw die drie jaar eerder ook al was beschuldigd van toverij werd gearresteerd en als toevenarse verbrand. Mogelijk nam het gerecht aan dat de duivel zo’n opschudding veroorzaakte uit protest omdat de vrouw al drie jaar lang niet meer had getoverd. Deze vrouw noemde ook andere tovenaars en waarschijnlijk naar aanleiding daarvan werden er vier toevenarsen uit Appingedam en Farmsum gevangen genomen. Zij bekenden wonderlijke dingen bedreven te hebben en werden verbrand. Een man genaamd Aepke Mellens zou hun hoofdheer zijn geweest. Hij werd door de boese viant den hals toe gebrocken en daarna verbrand. Tussen Pasen en Pinksteren werden opnieuw te Farmsum en Appingedam drie toevenarsen verbrand. Ook zij hadden wonderlijke maar niet nader genoemde dingen bekend. In diezelfde tijd werden er twee toevenarsen te Godlinze verbrand. In Bierum werd uiteindelijk de matroensche opgepakt. Zij was volgens de getuigenissen de leidster van de groep en degene die ze het toveren had geleerd. Ook zij werd verbrand. Dit maakt in totaal elf slachtoffers, tien vrouwen en één man. 

 

  • In 1547 tien dagen na Pinksteren worden in Midwolda twee toevenarsen verbrand. Eerst werd hun de hals door de duivel gebroken. Kort daarna werden er nog twee toevenarsen uit Midwolda en vier uit Pieterburen verbrand. Het volgende slachtoffer is bijzonder; het is de steenmetselaar Hanske uit Leens. Hij kon zo enorm snel metselen dat twee kalkmakers hem met moeite bij konden houden. Dit moest wel komen door onzichtbare hulp en dat kon alleen maar duivelskunst betekenen! Hij wordt op de Waddendijk verbrand.

 

  • Ene Bauwe Rummers  wordt als toevenarse’ verbrand. Zij werd aangewezen als de matroensche oftewel de leidster van de heksen. Zij had mensen en beesten dood getoverd en het koren uit het veld getoverd.

 

  • In 1547 werd ook nog Fenne Jacobs, een rijke vrouw met maar één oog uit Aduard, door een onnoesel jonghe beschuldigd van melktoverij. De rechter ontdekte verschillende duivelstekens op het lijf van Fenne, maar moest haar toch vrijspreken omdat de knul zijn beschuldiging weer introk. Helaas voor Fenne werd ze al snel daarna opnieuw aangewezen als matroensche door de vier gearresteerde tovenaressen uit Pieterburen. Hierop besloot ze te vluchten en ontliep ze zo een welhaast zekere executie. 

 

  • Twee toevenarsen uit Uithuizen bekenden dat ze veel kwaad hadden bedreven en beschuldigden vervolgens ook andere vrouwen van tovenarij. Op drie juni 1562 werden ze verbrand. Vijf dagen later werden er opnieuw twee vrouwen uit Uithuizen verbrand. Ze bekenden kwaad aan mens en beest te hebben bedreven. Opmerkelijk is de toverij die ze pleegden met een fret. Als ze het dier nodig hadden riepen ze het met de naam Sijertien. 

 

  • Op acht juli 1562 wordt nog te Sauwerd een tovenarse verbrand. Ze bekende dat ze veel boosheid had gepleegd en had geboeleerd met de duivel.

 

processen tegen heksen in Haelen

 

In Haelen worden in 1622 8 vrouwen voor kwade toverij terechtgesteld.

 

processen tegen heksen in Horn

 

In 1622 worden er 16 vrouwen in Horn geëxecuteerd 

 

  • Op dertig september 1621 wordt tegen de vrouw Meijen op de Camp proces aangespannen. Zij staat er bekend om een toveraerse te zijn. De luitenant-drossaard Adriaen Peuijn zet haar gevangen in het kasteel Horn en wil haar ondervragen met behulp van foltering. Na een scherpe examinatie bekent ze dat ze twintig jaar geleden van de boze vijand de zwarte kunst had geleerd op de Bonenberg. Dit is de plek die lokaal bekend staat als de dansplaats van de heksen. Verder bekende ze nog drie beesten ziek te hebben gemaakt en dat ze had beloofd om de duivel te dienen. de dag daarop lag ze dood in de gevangenis. Volgens de bode die het nieuws kwam brengen  had de duivel haar de hals gebroken.

 

  • Mericken Rappen, Guntgen Boonen en Anneken Coecken, zij zouden alle drie van de conste zijn oftewel bedreven in de zwarte toverkunst. In mei 1622 bekent Anneken na foltering dat zij de toverij heeft geleerd van een in het zwart geklede man genaamd Philips. Zij trouwt met deze duivel op de Boonenberg. Zij noemt een vijftiental namen van vrouwen die ook bij de bruiloft aanwezig waren. Ze had haar geloof verzaakt en vee dood getoverd. Als ze op reis ging met haar boel haar duivel als minnaar naar de dans [de heksensabbat] deed ze een bezem in bed opdat haar man niet zou merken dat zij weg was. Enige dagen na haar bekentenis wordt ze gewurgd en tot as verbrand op de Galgenberg van Horn.

 

  • Tegelijk met Anneken was ook Merriken Rappen opgepakt. Ook Merriken bekent dat zij God en de heiligen heeft afgezworen en sinds die tijd heeft geboeleerd met een duivel genaamd Stouthans. Ze had zowel dieren als mensen dood getoverd en zelfs het kind waarvan zij zwanger was aan de duivel gegeven. Ook Meriken beschuldigt een aantal andere vrouwen van toverij. Omdat Meriken tot het eind aan de boze blijft vasthouden wordt ze levend verbrand.

 

  • Door Anneken en Merriken kunnen er nu vele nieuwe verdachten worden opgepakt. Het volgende slachtoffer is Heijl van Kessel. Zij wordt gemarteld aan de wipgalg en sterft door inwendige bloedingen. Ook haar lijk wordt op de executieplaats verbrand. De volgende die wordt opgepakt door de drossaard is de enige man in het gezelschap: Mertgen Coecken. Hij beweerde dat er in de nacht in zijn cel een engel bij hem was geweest. Als hij dat gezegd had om zijn vroomheid te bewijzen, dan mocht hem dat niet baten. Hij bekende na tortuur dat hij de booze vijandin heeft aangehangen. Met deze vrouwelijke duivel had hij menigmaal geboeleerd en was hij naar de duivelse vergadering geweest. Ook had hij vee dood getoverd en iemand vermoord. In juni 1622 wordt hij gewurgd en verbrand.

 

  • Eind mei 1622 worden ook vier andere vrouwen op verdenking van toverij gearresteerd en ondervraagd. Het zijn Jut Menten, Trijn Leijendeckers, Ida Verrijt en Heijl de Muss. Zij bekennen alle vier dat zij God verzaakt hebben en de duivel aangehangen, dat ze vee en mensen dood hebben getoverd en dat ze naar de vergadering of de dans zijn gegaan. 

 

  • Stijn de halfwinnerse was genoemd door Merriken Rappen. De getuigenis van haar dienstmaagd Liesbeth Rameckers wordt haar echter fataal. Liesbeth zou haar kind om het leven hebben gebracht en vertelt dat Stijn het kindje wel wou hebben als het een jongetje zou zijn. In het getuigenverslag staat in de marge: zij zou er graag zalf van maken. Na een scherp verhoor bekent Stijn dat ze van de conste is. Zij wordt in augustus als tovenares verbrand. Ook Liesbeth wordt ter dood gebracht: niet als heks, maar als kindermoordenares. Zij wordt daarom niet verbrand, maar met het zwaard onthoofd.

 

  • In 1636 pakte luitenant-drossaard van het graafschap Horn Cornelis van de Randenraedt te Beegden de van tovenarij verdachte vrouw Nuel Leppers op. Zij was in 1622 beschuldigd door Stijn de halfwinnerse. Zij bekent dat ze ter vergadering ging naar de Bijenberg samen met haar boel Thijs van Trier. Ze had beesten dood getoverd door ze betoverd zaad te geven, waaronder de muilezel van de drossaard. Verder had ze op de Ruymensberg nevel gemaakt, waaruit rupsen tevoorschijn kwamen. Dit leidde tot een grote rupsenplaag dat jaar. Nuel werd gewurgd en verbrand.

 

  • Nuel had o.a. Trincken Stevens op de vergadering gezien. Trincken werd opgepakt en verhoord. Zij vertelde dat, toen zij erg verdrietig was omdat zij haar kinderen had verloren, er een in het zwart geklede man naar haar toe kwam. Dit was een duivel genaamd Hensken Hansen. Deze troostte haar en haalde haar over om God te verzaken. Door zich in te smeren met een zalf kon zij samen met haar kat door de lucht rijden om naar de plaats te gaan waar zij dansten. Zij besprenkelde zich met wijwater zodat de duivel haar niet kon dwingen om kwaad te doen. Toch werd ze in december 1636 op de galgenberg gewurgd en verbrand.

 

  • Ondertussen beval Cornelis van Randenraedt om Aelet Gubbels en haar dochter Grietje Gubbels aan te houden. Alet vlucht, maar haar dochter wordt gevangen genomen. Zij blijkt echter zwanger en mag daarom niet gemarteld worden. In de tussentijd kon ook zij de vlucht nemen.

 

  • Een volgende beschuldigde die opgepakt wordt is Mercken Vincken. Zij vertelt dat de duivel voor het eerst bij haar kwam in de vorm van een zwarte hond. Wanneer de duivel Lucifer met haar boeleerde was zijn zaad koud. Met zalf gemaakt van nageboortes kon zij zelfs naar de heksenvergadering reizen van Keulen. Zij vloog dan als een vogel door de lucht. Ooit was ze haar boel achterna gereisd naar de Daalakker en zag daar allerlei personen. Toen zij van verbazing Jezus uitriep vlogen al deze wezens plots weg. Doordat zij zichzelf continu zegende kon ze veilig naar huis lopen. Ze had kinderen dood gemaakt door ze over het lichaam of in het oor te blazen. Ze bekent nog vele andere dieren en mensen te hebben dood getoverd. Zo wordt zij in februari 1637 verbrand.

 

  • Als laatste wordt Lijsken Hermans aangehouden en ondervraagd. Eerst bekent zij omgang met de duivel en dansen op de (heksen)vergadering, maar later herroept zij deze bekentenis. Zij wordt vrijgesproken.

 

  • Als laatste omgekomen heks Guntgen Boonen. Zij was als een van de eersten genoemd, maar was vervolgens gevlucht en werd pas later opgepakt. Zij bekende dat ze zich aan toverij schuldig had gemaakt, maar het kwam niet tot een terechtstelling. Zij stierf op zeventien november 1622 in de gevangenis.

 

Processen tegen heksen in Limbricht

 

  • In 1674 vond in Limbricht het allerlaatste heksenproces op Nederlandse bodem plaatsvond: tegen de heks Entgen Luyten. In de zomer van 1674, ergens in juli, moest Entgen Luyten weduwe van Jacobus Boven die Erdt voor de schepenbank van Limbricht verschijnen op verdenking van hekserij. Entgen was geboren in Lutterade, woonde een tijd in Valkenburg en daarna liefst 44 jaar in Limbricht. Er waren meerdere beschuldigingen tegen Entgen Luyten. Jaren geleden zou ze de dood van kastelein Gort (of: Gorten) van Neusz hebben veroorzaakt, door uit een glas te drinken dat daarna door Van Neusz gebruikt werd en die daarop stierf. Er zijn ook getuigen die beweren dat ze in 1658 het meisje Aleth dochter van Trieneke en Zietzen Bruggen ziek maakte: ze werd kreupel. Na Aleth brood en zout gevoerd te hebben, keerde de kracht weer terug en was zij weer in staat om te lopen. En zo waren er nog enkele incidenten, zoals enkele plotseling gestorven koeien, waarvan er eentje vergiftigd bleek, en een dood paard. De getuigen waren het unaniem eens: Entgen Luyten moest wel een heks zijn. De gerechtsdienaar Herman Tacken zette alles op alles om Entgen tot een bekentenis te dwingen. Daarvoor zette hij de pijnbank in. De schepenbank had nu alle tijd en gaf de zaak over aan de jurist Nicolaus Helgers. Er vonden enkele verhoren plaats. Bijvoorbeeld op 4 augustus 1674 door de schout en schepenen van Limbricht. Entgen Luyten ontkende echter alle beschuldigingen. De zaak vlotte niet echt en bleef zich enkele maanden voortslepen, waarbij Entgen – die gevangen zat in de kerker van het kasteel Limbricht – lichamelijk en geestelijk volledig uitgeput raakte. Halverwege augustus en op 3 oktober vonden nieuwe verhoren plaats. Op 9 oktober 1674 trof men Entgen Luyten dood aan in de kerker. Entgen was gevonden met een blauwe linnen strop om haar hals, die daardoor helemaal opgezwollen was. Op haar keel zat een striem. De chirurgijn Jacobi uit Sittard werd erbij gehaald en deze trok de conclusie dat Entgen was gewurgd. De leider van het proces, Nicolaus Helgers, schreef echter in een rapport richting de schepenen dat er iets anders was gebeurd: Entgen Luyten had volgens hem zelfmoord gepleegd om marteling te voorkomen en/of uit schuldbesef. De schepenbank nam deze verklaring over. Er werd een vilder bijgehaald, die Entgens lijk met een paard wegsleepte en naar Einighausen bracht. Daar werd Entgen Luyten begraven onder een galg, in ongewijde grond. Tegenwoordig is in Einighausen een straatnaam naar haar vernoemd: de Entgen Luytenstraat.

 

processen tegen heksen in Maastricht

 

In Maastricht zijn maar een klein aantal heksenprocessen gevoerd.

 

  • In 1611 werd een heks ter dood veroordeeld en in 1612 werd de laatste heks Elisabeth Rythoven gedood.

 

processen tegen heksen in Peelland

 

  • In het najaar van 1595 begint er een heksenbrand in enkele dorpen van het Peelland Vijfentwintig vrouwen zijn daarbij om het leven gekomen. Eerst werden er in september vijf vrouwen uit Mierlo gearresteerd en beticht van toverij. Vervolgens eind september zeven vrouwen uit Lierop en daarna nog eens drie uit Mierlo. Ook in Asten worden zeven mensen van toverij beschuldigd, maar dezen worden allemaal weer vrijgelaten. Slechts één persoon uit Asten, Anna van Chelen, stierf waarschijnlijk door de pijnbank in de gevangenis.

 

  • De eerste vrouw die gearresteerd werd heette Marie Baten. Zij verzocht zelf om de waterproef omdat ze zeker was van haar onschuld. Volgens haar beschuldigers was ze al jaren bezig met toverij en had ze het geleerd van haar moeder Baetken Symons. Ook de andere beschuldigde vrouwen moesten de waterproef ondergaan en kregen daarna in een aanklacht te horen waar ze van werden beschuldigd: Ze waren door andere verdachten genoemd als aanwezigen bij de ‘dans’ oftewel de heksenvergadering. Er volgde een examinatie door middel van foltering, die in de meeste gevallen uitliep op een bekentenis. De verdachten bekenden dat ze de duivel hadden ontmoet. Zij hadden een verbond met hem gesloten waarbij ze seks met de duivel hadden en het christelijk geloof afzwoeren. De duivel krabde hun bij deze gelegenheid het chrisma van het voorhoofd. Hij beloofde ze geld en goed, maar kwam zijn belofte niet na. Verder gaf hij ze middeltjes om mee te toveren. ’s Nachts kwamen ze bij elkaar om te drinken, dansen, eten, naar muziek te luisteren en seks te hebben met hun boel oftewel hun eigen duivel. Deze was koud van nature. De duivel werd bij name genoemd en zes maal was zijn naam Lucifer. Hij zag eruit als een mooie, jonge man in het zwart of rood gekleed met een hoed met witte of zwarte veren. Een aantal keren kwam hij in de vorm van een haas of een hazewind. Als de beschuldigde een man was kwam de duivel in de vorm van een vrouw. Deze boelin had de naam Serpens. Een man bekende dat hij drie keer seks had met deze fraaie duivelin, maar zij had een natuur alsof het twee ijzers waren geweest. Verder was zij koud en had een cael gemecht. Een aantal beschuldigden werd gevraagd om hun zieke slachtoffers te zegenen zodat ze hun betovering kwijt zouden raken.

 

  • Lys Cuypers bekende dat ze toverde, dit betekende dat ze kwaad deed aan mens, vee of vrucht. Zij sprak dan de woorden: dat u de duivel dit in het lijf voere. Zo toverde ze haren in het lichaam van een mens of dier. Zij en de toveres Griet Myns Heren waren ook in het bezit van een smeerpot. Hierin zat een smeersel gemaakt van uit het kerkhof gehaalde mensenschenkels en vet. Andere toveressen kwamen bij hen om zich met het spul in te smeren aan de oksels, borsten en andere’ lichaamsdelen. In deze bekentenis liepen zij vervolgens naar de plaats van de bijeenkomst. 

 

  • Lyncken Pastoirs (die als meid werkte bij de pastoor) bekende dat zij acht jaar geleden zich met lichaam en ziel overgegeven had aan de duivel. Zij had samen met de duivel en de pastoor van Mierlo in één bed geslapen. Later herroept zij deze confessie. Zij zou een kind door middel van een liefkozing betoverd hebben en geprobeerd hebben de heer van Mierlo te betoveren door middel van peren. Zij had volgens de bekentenis meerdere dorpsgenoten dood getoverd. Ze gaf tijdens de pijniging van de pijnbank ook een aantal andere heksen aan met wie ze gedanst zou hebben. Dezen werden vervolgens opgepakt en gemarteld tot ze bekenden. 

 

Processen tegen heksen in Roermond

 

Minstens 59 heksen zijn om het leven gekomen slachtoffers te Roermond e.o. in 1613-1614

 

Het meest tragische voorbeeld uit de Nederlanden was een proces in Roermond in 1613, dat in een maand tijd aan 64 heksen het leven kostte. Elke dag gingen twee personen op de brandstapel.

 

  • Het heksenproces in de zuidelijke Nederlanden in 1522 te Roermond. Trijn van der Moelen wordt van hekserij beschuldigd. Te Vlodrop ontmoette zij een man te paard. Zij vroeg of ze een stuk op het paard mocht rijden. De man weigerde dit. Hierop gooide Trijn, uit naam van de duivel, een kluit aarde richting het paard. Deze struikelde en viel neer. Trijn werd berecht en schuldig bevonden. Zij eindigde op de brandstapel. In hetzelfde jaar bekenden twee vrouwen, mensen en dieren betoverd te hebben waardoor deze stierven. Ook deze twee vrouwen eindigden op de brandstapel.

 

  • In 1581 volgde het proces van Kael Merrie. Zij had, volgens haar buurvrouw, het buurkind op straat geknuffeld. Hierna had het kind een zeer ernstige ziekte gekregen. Ook zou Kael Merrie een varken een verlamming aan de achterpoten bezorgd hebben en een koe geen melk meer hebben laten geven. Diverse getuigen konden de rechtbank echter niet verzekeren dat zij dit daadwerkelijk gedaan had. Merrie werd, bij gebrek aan bewijs, vrijgesproken. Ze werd, door de haat van het volk, uit Roermond verbannen. Toen zij net buiten de stad was, werd ze door soldaten en omstanders mishandeld, vastgebonden en in de Maas gegooid. Merrie verdronk. Hierna werd het, qua heksenprocessen even rustig.

 

Het startsein voor de echte heksenjacht in de zuidelijke Nederlanden wordt in 1599 gegeven door de publicatie van Martinus Delrio; Disquisitiones Magicae (onderzoekingen over tovenarij). In 1613 laaide de woede enorm op. Een aanschrijving van Aartshertog Albert voedde deze woede (alle vroegere mandaten met betrekking tot hekserij bleven gehandhaafd).

 

Vanaf 24 september 1613 werden in Roermond ongeveer om de twee dagen heksen of tovenaars verbrand. In totaal zijn zo 64 heksen/tovenaars terechtgesteld. Wie niet uit zichzelf bekende, werd door de Beul van Maastricht net zolang gemarteld tot men bekende.

Welke vragen werden aan beschuldigden gesteld:

- Wat het gedrag tot godsdienst was. Hierbij doelde men op het gebruik der sacramenten, gebruik van wijwater en/of men gebrandmerkt was door de duivel.
- Welk kwaad men gesticht had. Hierbij wilde men weten of de beschuldigde onwondbaar was, geen pijn voelde of men een toverpot bezat en hoe men mens en dier betoverde.
- Wat de intieme relaties tot de duivel inhielden. Welke speciale relatie had de beschuldigde met de duivel?
- Waar en wanneer de heksendans werd uitgevoerd. Hoe bereikte men de dansplaats, waar bevond deze zich en wie namen deel aan deze dans? De gedachtengang van de rechters hield verband met de Walpurgisnacht.

 

Zie hieronder: in 1614 in Nijmegen gedrukt voorblad van een pamflet.

Er zouden in 1613 64 toveressen in Roermond (en de omliggende dorpen Remunt, Swalmen en Wassenberg) op de brandstapel om het leven zijn gekomen. Uit dit pamflet is het volgende verhaal te halen:

De zaak begon in september 1613 toen het twaalfjarige dochtertje van Trijntje van Sittard door een lid van de magistraat werd betrapt op het uit de mond spugen van geld, garen, spelden, spijkers en stenen. Als haar gevraagd wordt wie haar dat geleerd heeft zegt zij: Daar staat een man met een rood mutsje op het hoofd in rood fluweel, die wijst met zijn vinger op zijn mond dat ik zwijgen moet. Natuurlijk is dit de duivel. Voor de raad herhaalt het kind hetzelfde kunstje. Uiteindelijk geeft zij na dreiging met lijfstraf haar moeder aan als heks. Haar moeder bekent onder foltering dat in het dorp Ool een Meester Jan woont die de vaandrager is van de tovenaars en toveressen. Ook geeft zij nog tien andere toveressen aan en bekent dat zij vele kinderen, beesten en vruchten heeft betoverd. Zij wordt vier dagen later verbrand en haar dochtertje wordt opgesloten in het klooster.

 

 

hiernaast en in 1614 in Nijmegen gedrukt voorblad van een pamflet over heksen in Roermond

  • Meester Jan van Ool was een bekende genezer en waarzegger. Toen hij op de pijnbank werd gelegd bekende hij dat hij een verbond had gesloten met de duivel. Na tien betoverde mensen te hebben genezen moest hij altijd de elfde dood toveren. Hij kon door zijn duivelskunsten gestolen goed terug doen komen. Mensen die ver weg waren kon hij in een spiegel laten zien. Hij had zo volgens zijn bekentenis 150 mensen om het leven gebracht. Ook zou hij zijn eigen vrouw vermoord hebben. Jan van Ool gaf weer 41 andere toveressen aan. Deze toveressen werden ook ondervraagd en bekenden dat zij vele kinderen dood, kreupel en lam hadden getoverd. Ze hadden onder dwang van de duivel mannen en vrouwen betoverd zodat ze zich zeer ellendig voelden. Net als de dochter van Trijntje spuugden ze vreemde voorwerpen uit, zoals haar en paddendril. Dit was hier juist een teken van hun betovering. Ook werden er duizenden stuks vee dood getoverd en het veld en de boomgaarden onvruchtbaar gemaakt door middel van betoveringen. Een van de meest prominente toveressen was Entjen Gillis, een vroedvrouw uit Heringen. Zij zou de prinses der toveressen zijn en de ergste van allemaal. Zij zou veertig zwangere vrouwen en 150 kinderen dood gemaakt hebben o.a. door de kraamvrouwen gifdrank te laten drinken. Door de tortuur en het vragen naar medeplichtigen kon er een sneeuwbaleffect optreden waardoor de heksenvervolging in Roermond van 1613-1614 de met afstand grootste heksenpaniek van Nederland kon worden.

 

processen tegen heksen in Schiedam

 

5 in Schiedam in 1585

 

  • Op 25 mei 1585 werden vijf vrouwen in Schiedam op de pijnbank gelegd. Een van de vrouwen bekende diverse betoveringen en het pact met de duivel. Die nacht stierf ze in haar cel: De duivel had haar de nek gebroken. Dit is meestal een eufemisme voor zelfmoord door ophanging. De andere vier vrouwen werden op 6 juni ter dood veroordeeld en verbrand.

 

  • In 1592 werd Eeuwout Dimmens opgepakt wegens toverij, samen met twee andere vrouwen. Zij werden gefolterd om zo een bekentenis te ontlokken. Ook zij bekenden mensen ziek te hebben getoverd en een verbond te hebben gesloten met de duivel. Verder zou Eeuwout het graan van de akkers van de buren in haar eigen schuur getoverd hebben. Helaas is het onduidelijk hoe dit proces is afgelopen. 

 

processen tegen heksen in Schoonhoven

 

  • Marichgen Ariaensdr. geboren te Poederoyen ca. 1520 – overleden in Schoonhoven op 18-12-1591 Marichgen Ariaensdr. werd op 4 oktober 1591 gevangengenomen voor het huis van Fop Janszoon, schepen van Schoonhoven, op het moment dat daar een oploop was ontstaan omdat zij een jongen betoverd zou hebben. Volgens het vonnis had ze de jongen aangeraakt en gezegd weg te gaan, waarna zijn hoofdhaar kromp alsof het was uitgetrokken. De jongen was ijselijk gaan schreeuwen en omstanders hadden tegen Marichgen gezegd: Feeks, zegent de jongen. Dat had zij gedaan, waarop de jongen er weer gewoon uit had gezien. Kennelijk had deze oploop ertoe geleid dat ze was gearresteerd. Op het moment van haar arrestatie was Marichgen ongeveer zeventig jaar oud; ze was ongetrouwd, maar bekende ooit een half jaar in onecht te hebben geleefd met Michiel de Cuiper in Nieuwpoort (een dorpje aan de Lek). Uit het vonnis valt voorts op te maken dat ze rond 1583 had gewoond in Vianen, onder de windmolen, en rond 1590 in Utrecht. Ook had ze ooit ingewoond bij Ariaan Bouwenszoon, zakkendrager, maar van hem wordt de woonplaats niet vermeld. Het lot van Marichgen Ariaensdr. werd in handen gelegd van de schepenrechtbank van Schoonhoven. De baljuw in deze zaak was Geerof Kluyt van Vorenbroek. Hij leidde het onderzoek, riep de rechtbank bijeen, hield het requisitoir en formuleerde na raadpleging van rechtsgeleerden de eis tegen de verdachte. De zeven schepenen velden op 18 december 1591 het vonnis: ze werd veroordeeld tot wurging en de brandstapel. Nog dezelfde dag werd zij voor het stadhuis genadelijk gewurgd en daarna tot as verbrand. Omstreeks 1583, zo verklaarde Marichgen Ariaensdr., toen zij in Vianen woonde onder de windmolen, had de duivel haar twee keer bezocht: een lange man, gekleed in het zwart die zich Heijnken liet noemen. In haar bekentenis noemt zij hem steevast de vijand. Ze was op het moment van de ontmoeting wanhopig van armoede. De vijand’ beloofde haar te helpen op voorwaarde dat ze God zou loochenen en zijn bevelen zou opvolgen. Ter bezegeling van het verbond gaf hij haar iets dat leek op een mooi goudstuk en nam hij een stukje nagel van haar rechter ringvinger, die sindsdien altijd blauw en koud was. Gedenk mij daarbij in schijn van trouw, had hij gezegd. Hierop had ze meermalen als man en wijf met hem verkeerd. Toen hij vertrokken was, vond ze in plaats van het goudstuk vuiligheid als kinderdrek in haar bed. Van de vijand had Marichgen Ariaensdr. een potje met zalf van vireyssem’ (mondschuim van een stervende) of paddenrith (paddenzaad) gekregen waarmee zij een groot aantal mensen zou hebben betoverd. In sommige gevallen kwam de vijand haar ’s nachts halen om haar bij haar slachtoffers te brengen. In de meeste gevallen ging het om mensen die haar kwaad hadden willen doen of slecht over haar spraken, en daarom door haar gestraft moesten worden.

 

processen tegen heksen in Urk

 

Van het eiland Urk waar een sterk geloof bestond in heksen is bekend dat er in het laatste kwart van de negentiende eeuw nog personen aangewezen werden als heks; vooral oude, lelijke dames. Opvallend levendig is op Urk het geloof aan heksen. Wel worden niet meer, als in 1875, niet minder dan tweeëntachtig vrouwen als zodanig aangewezen, maar haar aantal is nog steeds aanzienlijk. Een oudere vrouw met een enigszins spitse neus of kin loopt ernstig gevaar, alleen om deze eigenschappen als heks te worden aangezien.

 

processen tegen heksen in Utrecht

 

  • Hendrikje Folkerts, heks op de brandstapel in Utrecht Pas 17 jaar was ze, niet veel ouder dan een kind. Eerder waren al haar grootmoeder, vader en moeder op de brandstapel beland wegens hekserij. Op 1 augustus 1595 was het de beurt aan Hendrikje Folkerts. Ze was een heks, zo beweerden kwade tongen in Hoogland, het dorp nabij Amersfoort waar Hendrikje en haar familie leefden. En dus ging ook zij op de brandstapel op het Vredenburg in Utrecht. Een mislukte oogst, een burenruzie of een dood kind: veel meer was er in die tijd niet nodig om te worden beschuldigd van hekserij. Wat volgde was een schijnproces: een oneerlijke strijd waarin je schuldig was totdat je het tegendeel kon bewijzen. De grootmoeder, vader en moeder van Hendrikje Folkerts waren dus al slachtoffer geworden van die heksenjacht, en in het jaar 1595 was het Hendrikje zelf die zich moest verantwoorden bij de hogere rechtbank in Utrecht. Toen ze na de aanklacht met foltering werd bedreigd, zwichtte ze al vlug. Hendrikje Folkerts bekende dat ze een verbond met de duivel had gesloten: ze zou kwaad hebben uitgericht met een stukje groen papier, meermalen samen met anderen op de Metgensbleek bij Amersfoort als katten hebben gedanst, een hagelbui hebben opgeroepen, en tot slot ook nog eens gemeenschap hebben gehad met de duivel.

 

  • De familie Folkerts leek wel vervloekt: al vijf generaties lang leed ze onder beschuldigingen van hekserij. In hun eigen dorp, Hoogland, ontvingen ze geen enkele steun. Misschien waren de beschuldigingen een manier om hen het leven zuur te maken. Of waren Hendrikje en de anderen de zondebok voor de economische achteruitgang, de overstromingen of de wolvenplaag waarmee Amersfoort en omgeving in die tijd te kampen hadden

 

  • De vervolging van Hendrikje Folkerts en haar familie stond bepaald niet op zichzelf: de heksenjacht was in die tijd aan de orde van de dag en werd nog eens aangewakkerd door de kettervervolging en de komst van het protestantisme in de roerige 16de eeuw. Heksen en heksenvervolgingen worden meestal in verband gebracht met de Middeleeuwen, maar de grootste heksenvervolgingen vonden in Europa pas plaats na de middeleeuwen, vanaf 1500 dus. In Amersfoort kwam er rond 1600 langzaam maar zeker een einde aan de heksenvervolgingen, toen de economie weer wat aantrok en de behoefte aan zondebokken afnam. In totaal zouden er in Europa meer dan 50.000 zogenaamde heksen worden gedood. Een andere bekende plek in de provincie Utrecht in verband met de heksenvervolging was Oudewater. Hier konden vermeende heksen zich laten wegen in de waag. Opvallend: niemand die in Oudewater werd gewogen is als heks veroordeeld.

 

Processen tegen heksen in Valkenburg

 

Bij het rechtspreken via het Germaanse recht kwam er nog geen doodstraf voor. Dit veranderde met de invoering van het Romeins recht. De rechtbanken werden toen wreder. Indien de Schepenen van Valkenburg de doodstraf (verbranding) uitvaardigden, gebeurde het volgende:

Er werd een zware staak op de gerechtsplaats "de Lommelenberg" in de grond geheid. Aan deze paal bevonden zich een ketting en een halsband.
Rond deze staak werden takkenbossen en andere brandbare stoffen op een hoop geschaard.
Het slachtoffer werd op de brandstapel geketend.
Als de rechters mild gestemd waren dan werd het slachtoffer eerst gewurgd.
Bij een vrouw werd de staak omgeven door een prieeltje van takken en bladeren (zo werd het tafereel aan het oog van de toeschouwers onttrokken).
De beul leidde het slachtoffer naar de stapel en stak deze in brand.

 

  • In 1529 vervolgde Erard van Paland (vrijheer van Wittem), drost en crimineel officier, twee vrouwen (Maria van Yzeren en Geertruij Claeren) wegens hekserij. Ze werden gerechtelijk onderzocht, door de beul gepijnigd en uiteindelijk verbannen.Op 14 mei 1620 berecht Maximiliaan, Graaf van Aldegonde en drost, twee vrouwen (Heylken Molenjan en Maria Schull uit Bunde) voor hekserij. Zij werden in juni 1620 verbrand op de brandstapel.Op 3 mei 1649 worden vier broers berecht wegens tovenarij. Zij worden alle vier ter dood veroordeeld.Op 20 juli 1649 werd een meisje van veertien jaar onthoofd en gewurgd wegens hekserij.In september 1778 vindt uiteindelijk de laatste heksenvervolging in het land van Valkenburg plaats. Deze vrouw ontliep de brandstapel doordat de dorpsbewoners medelijden met haar kregen.

 

processen tegen heksen in Wessinghuizen (Vlagtwedde)

 

Geeselberg of Gieselbaarg wijst er op dat op de heuvel bij Wessinghuizen (Vlagtwedde) meer gruwelijks is gebeurd. Op deze plek heeft eeuwenlang een galg gestaan. Wat de plek bijzonder maakt zijn de heksenverbrandingen in de periode tussen 1587 en 1597.

De drost die huisde in de Wedderborg hield bij wie op de brandstapel het leven liet. 

 

Begin mei 1587 begonnen de heksenvervolgingen. Drie vrouwen werden beschuldigd van hekserij. Zij ondergingen op 9 mei de waterproef en bleven waarschijnlijk drijven. In elk geval werden ze vervolgens twee dagen lang gemarteld door de beul van Farmsum. Daarna werden zij op 13 mei verbrand op de Geeselberg. Dat gebeurde in het openbaar, dus waarschijnlijk kwam er veel publiek naar de voorstelling. Hierbij waren enkele notabelen en geestelijken aanwezig die allemaal een onkostenvergoeding ontvingen. Ook de beul werd goed betaald voor zijn werk. De drost hield verder bij wat de richters en de beul aten en dronken. De nabestaanden van de veroordeelden draaiden voor al deze kosten op. Daarnaast moesten alle dorpsbewoners voor elke terechtgestelde persoon één turf afstaan.


De eerste heksenverbranding werd snel door een tweede gevolgd. Vier personen lieten deze keer, nog geen twee maanden later, het leven. Eén vrouw kwam er beter af. Na de waterproef en de martelingen hoefde zij slechts een boete te betalen. Twee jaar later was het helemaal goed raak. Tussen 11 en 27 september 1589 laaide het vuur maar liefst vier keer hoog op. Twaalf personen vonden de dood. Eén beschuldigde werd na de waterproef vrijgelaten. Anders dan de vorige keer waren er nu ook twee mannen bij. Een tweede verschil was dat er nu geen beul uit Farmsum maar uit de stad Groningen werd gehaald.

 

  • Hierna leken de heksenvervolgingen voorbij, maar acht jaar later kleurden de vlammen de hemel nog één keer rood. In 1596 werd het kind van de dominee van Blijham ziek en overleed. Kort daarop werd de ongeveer 80-jarige weduwe Alke Engels beschuldigd. Zij zou het kind een betoverde appel hebben gegeven. Een pijnlijk verhoor in de kerker van de Wedderborg zorgde dat ze alle beschuldigingen bekende. Zo verklaarde ze lid te zijn van een heksengenootschap. Ook had ze omgang met de duivel. Alke werd verbrand, samen met twee andere heksen.

 

  • Hemcke Aaldriks kwam er beter af. Zij bekende na te zijn gemarteld dat ze Alke de vergiftigde appel had geleverd. Ook zij zou een heks zijn. Waar drie anderen werden verbrand, kreeg Hemcke slechts een hoge geldboete van 600 daalders opgelegd. Daarvan moest ze een fors deel direct betalen, de rest mocht later. Eenmaal thuis herriep ze haar bekentenis. Bovendien klaagde haar man de drost aan bij de hoofdmannenkamer en eiste smartengeld. De hoofdmannen schoven de zaak echter door naar drie rechtskundigen en deze… stelden de drost in het gelijk.

 

Na 1613 werden er in Nederland geen heksen meer verbrand. Wel vonden er op de Geeselberg nog terechtstellingen plaats. Vanaf 1795 mochten de ter dood gebrachten niet meer ten toon worden gesteld. Daarmee veranderde ook het aanzien van de executieplaats. De laatste openbare terechtstelling in de provincie Groningen vond plaats in 1851, op de Grote Markt in de stad.



processen tegen heksen in Westerwolde

 

19 in Westerwolde 7 x in 1587 en 12x in 1589 

 

In het jaar 1587 werden acht vrouwen in Westerwolde aan de waterproef onderworpen. Wie dan bleef drijven was voorzeker een tovenares. Bij de daaropvolgende martelingen kregen ze o.a. duivelsdrek (asa foetida) toegediend. Op één na werden ze na marteling en confessie verbrand op de Geeselberg bij Vlagtwedde. Dit herhaalde zich twee jaar later in 1589 met negen vrouwen en drie mannen die ook allen de waterproef ondergingen en vervolgens werden gemarteld. Vòòr 1593 was Westerwolde nog in handen van Philips II en dus nog geen onderdeel van de Republiek.
Ook in 1597 werden er nog twee vrouwen in Westerwolde op de Geeselberg verbrand. 

 

processen tegen heksen in Wijlre

 

  • In Wijlre werd één dame Heyl Bosch van hekserij beschuldigd. De aanklaagsters waren Mey Pulmans en haar dochter Agnes. Heyl Bosch zou een koe hebben betoverd, waarna het stierf. Bij de autopsie van de koe werd er een slang in de ingewanden gevonden. Heyl Bosch liet het niet bij de beschuldigingen zitten. Zij klaagde de dames Pulmans aan wegens laster. Uiteindelijk werd er een schikking getroffen. Pulmans moest de aanklacht intrekken en tweederde van de proceskosten betalen. Hierna komen er in Wijlre geen heksenprocessen meer voor.

 

Volgens verhalen

Enter

  • Het Kattelaar in Enter waarheen de heksen op bun bezemstokken reden, en waar ze als zwarte katten miauwden of als zwarte en grijze konijnen nen heelen nach tiegen mekaar op daansten

 

Holten

  • Diep in de bossen in een zandkuil bij het Numendal op de Holterberg woonde een heks. De heks, genaamd Old Minneke was berucht in de omliggende buurtschappen en boerderijen. Men beweerde dat Old Minneke zeer gesteld was op boerenzonen en deze naar haar heksenkuil lokte met goudstukken. Gait was zo’n boerenzoon. Op een zekere dag liep Gait door het bos bij de Holterberg en kwam hij een beeldschone meid tegen, genaamd Golida. Golida was van goede komaf; Haar ouders behoorden tot de rijkste boeren van de omgeving. Zoals in die tijd gebruikelijk was, was de vader van Golida erg beschermend voor zijn dochter. Toen Gait haar naar huis wilde brengen, riep Golida’s vader hem toe dat hij eerst een kruiwagen goud mee moest nemen, wilde hij zijn dochter ooit weer kunnen zien.

 

Markelo

  • Op de Markelose berg woonde een oude vrouw, die niet alleen heksen kon, maar ook waarzeggen. Zo wist zij steeds vermiste voorwerpen of weggelopen kuikens terug te vinden.

 

Glanerbrug

  • De bewoonster van het kleine tolhuisje bij Glanerbrug was ook een heks. Zij had het in haar macht om het jachtgeluk te niet te doen. De jagers uit Enschede, die in Duitsland gingen jagen, hebben dat meermalen ondervonden.

 

Haaksbergen

  • Kattendans in Haaksbergen waarheen de heksen op bun bezemstokken reden, en waar ze als zwarte katten miauwden of als zwarte en grijze konijnen nen heelen nach tiegen mekaar op daansten

 

Losser

  • 't Uilenbos bij het oude Duvelshof te Losser waarheen de heksen op bun bezemstokken reden, en waar ze als zwarte katten miauwden of als zwarte en grijze konijnen nen heelen nach tiegen mekaar op daansten

 

Luttermarke

  • Op het het land van de Bultboer in de Lultermarke waarheen de heksen op bun bezemstokken reden, en waar ze als zwarte katten miauwden of als zwarte en grijze konijnen nen heelen nach tiegen mekaar op daansten

 

Staphorst

  • In Staphorst was men tegen hekserij gevrijwaard, als men van alles wat men te eten of te drinken krijgt, iets weggooit als offer aan de boze geest  bijvoorbeeld een stukje appel of een scheut koffie

 

  • In Staphorst kookte men in een pot spelden en naalden, en dan duurde het niet lang of de heks kwam kwansuis een boodschap doen.

 

Vriezenveen

  • Een man uit Vriezenveen, die als koloniaal in de Oost diende, heeft op Java een bekende dorpsheks ontmoet.

 

  • Vriezenveen was alom berucht wegens zijn vele tovel heksen. Schold men de Venneluie in Almelo niet voor Vennehakse, die op ne witten tjörf, aover de Blanke Mjèr konnen schippern, en vertelde men niet dat het dorp gesticht was door drie uit Friesland gebannen heksen.

 

  • In Vriezenveen stopte men de verenkransen in een ketel met water en liet ze "kwakken" (koken), dan moet de !heks, of ze wil of niet, de drempel van het huis overschrijden.

 

  • Een duivelbanner een zekere R. uit buurt van Hannover werd te hulp geroepen bij een gezin uit de omgeving van Vriezenveen. Hij gaf de raad om het kussen in een pot met water te stoppen en boven het vuur te koken, maar zo dat de boze geest niet ontsnappen kon. Het deksel moest dus stevig vastgebonden worden en geen greintje stoom mocht ontsnappen, daar de geest dan gelegenheid zou krijgen te ontkomen.
    Een paar stevige kerels kregen opdracht er voor te zorgen, dat het deksel niet opgelicht werd, maar ja, de booze geest was hen te sterk; het deksel wipte even op en een wolkje stoom ontsnapte. Het kind stierf.

 

  • In een huisje in dezelfde buurt moest het kussen verbrand worden. Vooraf werden alle spleten en andere openingen goed dichtgemaakt, om de geest geen kans
    te geven, te ontkomen. Maar aan de schoorsteen had men niet gedacht. En het kind stierf.