Huisraad
Huisraad is de inboedel van in het bijzonder een woning. Huisraad bestaat uit alle niet-eetbare roerende voorwerpen in het huishouden, die bestemd zijn voor gebruik door de personen in dat huishouden. Hieronder vallen kookgerei (potten, pannen), elektrische apparaten, meubilair en dergelijke.
Huisraad omvat onder andere:
-
Consumentenelektronica
-
Meubilair
-
Huishoudelijke apparatuur
-
gebruiksvoorwerpen.
Gobelins - wandtapijten
De term gobelin wordt in het Nederlands gebruikt voor wandtapijt in het algemeen, maar duidt meer specifiek op de afkomst van het wandtapijt uit de Manufacture des Gobelins in Parijs. Die manufactuur is opgericht in het leegstaande pand het Hôtel Gobelin dat voorheen door het verversgeslacht Gobelin werd gebruikt.
In 1661 concentreerde Jean-Baptiste Colbert in de Gobelins de over Parijs verspreide weverijen met getouwen met staande of liggende ketting, de 'haute' en de 'basse lisse'. Er werkten in de vier werkplaatsen ongeveer tweehonderdvijftig arbeiders en vijftig leerlingen. Charles Le Brun was 25 jaar lang de directeur. Slechts een van de vier ateliers werkte met weefgetouwen met lage schering. Tussen 1694 en 1699 was de fabriek gesloten vanwege de malaise gedurende de Negenjarige Oorlog.
De zogenaamde pre-gobelins komen onder andere uit de manufactuur opgericht door twee tapijtwevers Frans van der Planken (François de la Planche) uit Oudenaarde, zijn zwager Marc Coomans (Marc de Comans) en diens broer Hieronymus de Comans uit Antwerpen. De mannen kregen allerlei voorrechten en hulp van de stad Parijs en koning Hendrik IV van Frankrijk.
Rubens en Simon Vouet leverden ontwerpen. In 1627 ging de fabriek over op de zonen van de beide eigenaren, maar in 1634 werd de samenwerking beëindigd. Vanaf dat moment waren er twee ateliers die respectievelijk in 1667 en 1670 opgeheven werden.
Een wandtapijt is een met de hand geweven tapijt met ingeweven versiering of voorstelling. Een wandtapijt is altijd geweven in linnenbinding. De schering wordt geheel afgedekt door de inslag.
In Nederland worden de termen wandtapijt, gobelin of aubusson door elkaar gebruikt, maar de laatste twee zijn niet correct. Deze namen zijn afgeleid van beroemde werkplaatsen waar wandtapijten werden gemaakt. De naam gobelin is ontleend aan het dorp Gobelins bij Parijs. In 1662 werd de daar al gevestigde werkplaats overgenomen door Colbert in opdracht van Lodewijk XV en werd bekend onder de naam Manufacture des Gobelins. De term aubusson verwijst naar de streek rond Aubusson en het nabijgelegen Felletin.
Wandtapijten worden geweven op verticale (haute-lisse) of horizontale (bas-lisse) getouwen. Bij haute-lisse tapijten wordt het patroon in grote lijnen overgebracht op de schering. Het karton (ontwerp op ware grootte) wordt naast of achter de wever geplaatst ter referentie. De wever kan het karton rechtstreeks of via een spiegel zien. De betreffende draden worden met de vingers van een hand opgelicht, de andere hand steekt het klosje (bobijntje) met garen door de schering. Deze manier van weven werkt langzamer dan weven op een bas-lisse getouw, maar levert een hogere kwaliteit op. De tekening op het karton is gelijk aan de tekening op het tapijt.
Bij bas-lisse tapijten wordt de schering bediend door twee pedalen. De draden worden over de gehele breedte opgelicht, de wever kan met beide handen het klosje garen door de gewenste draden steken, waardoor er sneller gewerkt kan worden. Het karton wordt in dit geval onder de schering geplaatst. Er wordt vanaf de achterzijde van het weefsel gewerkt, waardoor het patroon gespiegeld wordt. Het werk kan alleen door een spiegeltje gecontroleerd worden.
Als de draden bij een wisseling van kleur om elkaar worden geslagen ontstaat een verdikking. Als dat niet wordt gedaan ontstaat een opening, die later wordt dichtgenaaid. De draden worden niet afgehecht; zij hangen los aan de achterzijde van het tapijt.
De schering is meestal van ongekleurde wol, mogelijk gemengd met een andere draad. De inslag is van gekleurde wol, wol met zijde, of wol met linnen. Volledig zijden inslag komt alleen voor bij kleine tapijten, zijden schering komt nooit voor, daarvoor is het materiaal te zwak. Bij zeer kostbare tapijten kan goud- of zilverdraad ingeweven worden.
Voor het verven van tapijten werden natuurlijke verfstoffen gebruikt, uit een groot aantal plantaardige en dierlijke stoffen geselecteerd. Deze kleurstoffen zijn niet lichtecht waardoor veel wandtapijten in de loop der tijd zijn verkleurd. Dat is vooral te zien bij bijvoorbeeld de bladeren van een boom, die van groen naar blauw verkleuren omdat de kleur geel het eerst verdwijnt.
Het weven van een oppervlak van een hand kost ongeveer een dag en het weven van een m² neemt ongeveer zes weken in beslag. Daardoor is de productie van nieuwe wandtapijten kostbaar en beperkt.
Het wandtapijt kan meerdere functies hebben. Van oorsprong diende het ter isolatie van koude binnenmuren, daarna werd de decoratieve functie het belangrijkste en lang werd het, vanwege de grote kostbaarheid, gezien als investering. Het succes van het wandtapijt als decoratie is deels te verklaren door het mobiele karakter ervan. Vorsten en edellieden konden op vrij eenvoudige wijze een serie wandtapijten van hun ene residentie naar de andere meenemen. Aan het Bourgondische, Spaanse en Habsburgse hof stonden wandtapijten synoniem voor rijkdom, luxe, prestige en macht. Wandtapijten vormden meestal reeksen of caemers. Ze dienden om kastelen op te fleuren en tocht te weren. Wandtapijten die tuinen afbeelden, gaven op winterse dagen een aangename indruk. Daarnaast hebben wandtapijten ook een akoestisch effect. In kerken worden wandtapijten opgehangen voor speciale gelegenheden. Voor het bezoek van Maria de' Medici in 1638 huurde het Amsterdamse stadsbestuur enkele kostbare wandtapijten, ter versiering van de zalen, kamers en het toneel.
Wandtapijten hebben zowel een artistieke kant als een ambachtelijke. De wandtapijten werden geweven in weefateliers of manufacturen. Het ontwerp voor het artistieke product werd in de 16e en 17e eeuw regelmatig vervaardigd door een bekend kunstenaar. Zo hebben bijvoorbeeld Rafael, Pieter Coecke van Aelst, Bernard van Orley, Jan Cornelisz Vermeyen, Michiel Coxie, Hendrick Cornelisz. Vroom, Karel van Mander, Albert Eckhout, David Teniers III en Peter Paul Rubens vele kartons voor wandtapijten op hun naam staan. In veel gevallen kwam er nog een gespecialiseerde kartonschilder aan te pas die het ontwerp in spiegelbeeld afleverde.
De iconografie van de meeste westerse wandtapijten gaat terug op een geschreven bron: Herodotus, de Bijbel, mirakelenboekjes en de Metamorfosen van Ovidius zijn populaire inspiratiebronnen. Naast religieuze en mythologische kunnen ook jacht- en oorlogstaferelen het onderwerp zijn van een wandtapijt. Veel vernieuwingen zijn beïnvloed door de ontwikkeling van fresco's in Italië.
Aan de boord van een wandtapijt kan men de ouderdom afleiden. De boord is namelijk aan de mode onderhevig. De boorden werden in de loop der tijd soms afgeknipt, als ze als ouderwets werden ervaren.
De term gobelin wordt vaak gebruikt voor 'wandtapijt' in het algemeen, maar duidt meer specifiek op een wandtapijt uit de Gobelin-manufactuur bij Parijs. De zogenaamde "pre-gobelins" zijn geproduceerd vanaf 1602 (of 1607) door de Vlaamse tapijtwevers Frans van der Planken en Marc Coomans, die de techniek van de lage schering in Frankrijk introduceerden.
Een verdure is een wandtapijt, meestal afkomstig uit Oudenaarde, het Land van Aalst, Geraardsbergen of Edingen waarvan de achtergrond en eventueel de decoratieve boord volledig gevuld is met decoratief loofwerk. Een speciaal type van verdure zijn de millefleurs-tapijten. Zoals de naam doet vermoeden, bestaat het loofwerk hier uit bloemen.
De oudste wandtapijten zijn noordelijke producties en dateren uit de 13e eeuw. De belangrijkste productiecentra waren toen Parijs, Doornik en Atrecht. De laatste twee centra kregen in de 15e eeuw heel wat opdrachten van de hertogen van Bourgondië. In de veertiende eeuw werden ook al wandtapijten gemaakt in Brugge, Oudenaarde, Geraardsbergen, Edingen en Gent. In de 16e eeuw werd Brussel het meest vermaarde productiecentrum. De Triomf van Cleopatra is hier een mooi voorbeeld van. Ook in Mechelen, Leuven, Rijsel en Antwerpen waren clusters gevestigd. Antwerpen ging zorgen voor de verspreiding over de rest van Europa.In Oudenaarde werkten meer dan 12.000 personen in deze industrietak; in Brussel circa een kwart van de bevolking, ongeveer 15.000 personen. De Zuidelijke Nederlanden waren het centrum van de Europese wandtapijtenproductie geworden. De katholieke vorsten Margaretha van Oostenrijk, Maria van Hongarije en keizer Karel V behoren tot de grootste verzamelaars van wandtapijten.
Keizer Karel V was een echte mecenas voor de wandtapijtenindustrie. Hij gaf ter gelegenheid van zijn kroning in Aken de opdracht voor de negen imposante wandtapijten ‘Los Honores’. Die stelden verschillende deugden voor, die een goed heerser moest in acht nemen. Keizer Karel was bijzonder gehecht aan die tapijten. Ze reisden overal met hem mee om hem te herinneren aan de kwaliteiten die van hem verlangd werden.
Aan het einde van de zestiende eeuw verschoof de aandacht naar Parijs, Aubusson en de Noordelijke Nederlanden: Delft, waar François Spierincx en Karel van Mander jr werkten, Gouda en Amsterdam werden belangrijke productiecentra. In Firenze en Parijs werden staatsmanufacturen opgericht. Vooral de Parijse gobelins werden een begrip. De Aubussontapijten waren dan weer gekend voor hun decoratieve stijl.
Door de opkomst van het goedkopere behang in de 18e eeuw kwam de wandtapijtindustrie in de problemen. Maria Theresia heeft nog geprobeerd de Brusselse tapijtindustrie overeind te houden door regelmatige aankopen, die zij dan als "relatiegeschenk" weggaf, maar aan het einde van de achttiende eeuw was er in de stad geen weverij meer over.
De rijke materialen zijn de reden waarom veel wandtapijten de Franse Revolutie niet overleefden. Ze werden vernield omdat men de zilver- en gouddraad recupereerde. Ook voor de weverijen waren de immense dure tapijten niet altijd een zegen. Sommige weefateliers gingen failliet omdat ze jaren werkten aan een reeks, waarvoor ze een ontoereikend voorschot kregen.
Door het aantrekken van beroemde kunstenaars, zoals Jean Cocteau, Raoul Dufy, Salvador Dali, Georges Braque, Alexander Calder en Pablo Picasso had de tapijtfabriek in Aubusson een opleving in de jaren 30 van de 20e eeuw. In de jaren 80 is de fabriek gesloten.
Oudenaarde
Oudenaardse wandtapijten waren gedurende meer dan vierhonderd jaar het voornaamste luxe-exportproduct van Oudenaarde en hadden een afzet over de hele wereld. De stad nam van de vijftiende tot de achttiende eeuw een belangrijk aandeel van de productie van verdures voor haar rekening. De grootste bloei was in de zestiende eeuw. De Oudenaardse wandtapijten zijn meestal getekend met een brilletje.
Een van de meest fameuze producties was "De werken van Hercules, Les travaux d'Hercule", maar het is omwille van de verdures dat Oudenaarde zijn populariteit kreeg. In 1668 werd Oudenaarde tijdelijk bij Frankrijk ingelijfd. De uit Oudenaarde afkomstige Alexander Baert stichtte eind 17e eeuw een tapijtweverij in Amsterdam en Gouda.
- Huiskamer
- Keuken
Een keuken is een ruimte of plaats in een gebouw waarin mensen hun voedsel bereiden of laten bereiden. In enge zin wordt in bepaalde omstandigheden niet de ruimte maar de in de ruimte opgestelde kasten, meubilair, het aanrecht en apparatuur bedoeld (ik heb in mijn huis een nieuwe keuken laten plaatsen). Op een schip heet het keukengedeelte kombuis.
Als het vertrek ook wordt gebruikt om de bereide maaltijd tot zich te nemen spreekt men wel van eetkeuken. Dan is er naast ruimte voor de keukenkastjes, het aanrecht en de apparatuur ook plaats voor een eettafel met stoelen eromheen, een bar behoort echter ook tot de mogelijkheden.
In veel moderne woningen zijn de zithoek, eethoek en keuken geïntegreerd in een zodanig ingedeelde ruimte, dat de verschillende afdelingen onderling met elkaar in open verbinding staan. Deze zijn dus voor alle bewoners (en eventuele gasten) van het huis vrij toegankelijk, zonder een deur te hoeven gebruiken. In dit geval spreekt men van een open keuken.
De plaats waar buitenshuis eten wordt bereid, zoals in de tuin, wordt meestal niet als keuken beschouwd. Een keuken op een schip heet kombuis
De eerste bewijzen van een keuken zijn gevonden in opgravingen in Jericho uit de tijd 8350 v. Chr. tot 7379 v. Chr. Er werd een leemoven gevonden, een open vuurplaats en maalstenen op een binnenplaats omringd door lemen hutten. Er wordt vermoed dat dit een gemeenschappelijke keuken was waar families uit de omliggende hutten gebruik van hebben gemaakt.
In de oude stadstaten van Anatolië zoals bijvoorbeeld in Çatalhöyük zijn er ook aparte kook- en vuurplaatsen in de lemen huizen gevonden uit de tijd rond 7000 v. Chr. Het betreft hier simpele leemovens die in afzonderlijke ruimtes of gebouwen te vinden waren.
In Mesopotamië bestonden de kookplaatsen uit lemen bakstenen en open vuurplaatsen, meestal buiten geplaatst. In het warme klimaat hoefde de oven niet als warmtebron dienst te doen.
In het oude Griekenland werd de architectuur van de woonhuizen gekenmerkt door de Atrium-stijl. Een patio diende hier meestal als keuken. Alleen in de huizen van de rijkere bevolking bevond zich de keuken in een aparte ruimte, normaal gesproken direct naast de badkamer, zodat beide ruimtes tegelijkertijd met het vuur in de keuken konden worden verwarmd. Achter de keuken bevond zich vaak een kleine aparte ruimte waar de voorraad aan etenswaar en alles wat er in de keuken gebruikt werd, te vinden was.
In het Romeinse Rijk beschikten de eenvoudige stadsbewonders niet over een eigen keuken. Steeds minder werd er zelf brood gebakken, die rol namen bakkerijen op zich, waardoor de broodbakoven uit de huizen verdween. Eten werd in het algemeen in grote openbare keukens toebereid. De keukens van de rijkere Romeinen waren echter goed ingericht. De keuken was in de Romeinse villa een deel van het hoofdgebouw, echter als aparte ruimte aangelegd. Dit had voor een deel praktische redenen: bijvoorbeeld om de rookontwikkeling in de woonruimtes te beperken. Een andere reden was dat het werk in de keuken door slaven werd gedaan. De vuurplaats bevond zich normaal gesproken op de grond tegen een muur, soms iets verhoogd, zodat men er op de knieën kon koken.
Middeleeuwen
Een Europees langhuis had geen eigen keuken, maar een open vuurplaats onder het hoogste punt van het gebouw. Tussen deze vuurplaats, die meestal iets dieper lag en met stenen bekleed was, en de ingang van het huis was de "keuken" waar het eten werd voorbereid. Er was geen schoorsteen, een gat in het dak deed dienst als afzuigmogelijkheid voor rook. De vuurplaats was niet alleen de plek waar gekookt werd, hij diende ook als warmte- en lichtbron van deze huizen, die overigens uit slechts één ruimte bestonden.
In de grotere huizen van de Europese adel was de keuken vaak gelegen in een apart gebouw dat voor een deel iets dieper lag. Men wilde de rook weghouden van het representatieve hoofdhuis.
In de Middeleeuwen veranderde de keuken vrijwel niet. De enige manier om etenswaren op te warmen was door middel van open vuur. Europese keukens waren donker, vol met roet en rook. In de Europese steden in de 10e-12e eeuw werd er nog steeds gebruikgemaakt van een open vuurplaats in het midden van de ruimte. Rijke families hadden vaak de keuken op de eerste verdieping, aangezien er op de begane grond stallen en voorraadruimtes waren. In kastelen en kloosters waren de keukens en bijbehorende ruimtes gescheiden van de woonkwartieren. Daarom kon de oven niet meer als warmtebron worden gebruikt. Dit leidde tot het ontstaan van de betegelde kachels. Onder invloed van de klassieke Romeinse schrijvers, van wie het werk in de kloosters lag, werden antieke bouwwerken en bouwmethodes overgenomen.
Door de opkomst van de schoorsteen werd het fornuis / de oven vanuit het midden van de ruimte naar de muur verplaatst. Het vuur werd op het fornuis gemaakt, daaronder was een ruimte voor stookhout, dat daar ook goed kon drogen. Om het vuur naar de schoorsteen te leiden werd een zogenaamd "trekvuur" gebruikt: een goed stuk hout zorgde daarbij voor een warme luchtstroom en trok de rook door de schoorsteen. De aardewerk potten die gebruikt werden om te koken werden steeds meer vervangen door potten en pannen van ijzer, brons en koper, als hangketel of driebenige pot. Er werd gekookt in een ketel boven het vuur. De ketel kon hoger of lager worden gehangen, zo kon men de gebruikte warmte sturen. Dit maakte een verdere ontwikkeling van de kookkunst mogelijk en tegelijkertijd ook van de keukeninrichting. Het fornuis functioneerde tevens als rookkamer waar worsten en ham in konden worden gerookt.
Leonardo da Vinci vond een mechanische spies uit die door de warme opstijgende lucht draaide. Het systeem van de draaispies werd in de Renaissance in de rijkere huizen gebruikt.
Het koken boven open vuur in de keuken was in de Middeleeuwen in de steden een gevaar voor de bewoners aangezien er regelmatig branden ontstonden. Daarom werden er regels opgesteld om het minder gevaarlijk te maken.
In het begin van de late Middeleeuwen verloren de keukens in Europa steeds meer hun rol als verwarming. Er werd met een kachel verwarmd die weliswaar in de woonruimte stond, maar vanuit de keuken werd gestookt. Het voordeel: de woonruimte was rookvrij en kon als representatieve ruimte en als presentatie van de eigen rijkdom worden gebruikt. In de gebouwen van de bovenste klassen kookte het keukenpersoneel, waardoor de keuken steeds meer van de eetruimtes gescheiden werd. In kastelen en burchten werden er soms liften gebouwd om de toebereide maaltijden naar de eetruimtes te krijgen. In simpelere huizen was er nog heel lang slechts één ruimte of men maakte gebruik van een keuken bij de ingang van het huis. Sommige huizen hadden ook een keuken in een aparte aanbouw.
De middeleeuwse keuken, zwart door rook en roet, overleefde lang, vooral als boerenkeuken, of in de huizen van de armen. Huizen die op een dergelijke manier gebouwd waren, hadden vaak alleen een met hout en leem beklede, hele eenvoudige schoorsteen die naar boven, naar de zolder leidde. Daar werden dan de worsten en hammen in de rook gehangen. De rook werkte tevens als impregneermiddel voor de houten balken van de zolder tegen ongedierte.
Eet- en drinkgerei
Eet- en drinkgerei of tafelgerei is de algemene benaming voor alle voorwerpen die worden gebruikt bij het eten en drinken. Voor het eten worden daar zowel het serviesgoed, het bestek als de glazen onder verstaan. Onder keukengerei wordt soms ook het eet- en drinkgerei verstaan, maar meestal worden met keukengerei de voorwerpen voor het klaarmaken van maaltijden bedoeld.
Toen in Europa de dranken koffie en thee werden ingevoerd was daarmee het gebruik van nieuwe drinkbekers noodzakelijk, omdat het metaal de smaak veranderde en bovendien te warm werd. Vanuit China werden porseleinen drinkschalen zonder handvat geïmporteerd, waaraan men zich echter ook bleef branden. In Europa werden daarop ongeveer tegelijk met de koffiekannen, die uit metaal (zilver, tin, messing of geëmailleerd blik) bestonden, de kopjes met een oor geïntroduceerd, die gaandeweg allerlei verschillende vormen kregen. Vanaf de 18e eeuw kwamen ook de onderschotels (schoteltjes) in gebruik.
Van de 17e tot de 19e eeuw namen adellijke lieden op doorreis vaak hun eigen eetgerei, inclusief eierhouders, in koffers mee, omdat er in gasthuizen geen eetgerei was dat ze bij hun positie vonden passen. In de 20e eeuw werd er compact eetgerei ontworpen dat speciaal geschikt was voor militairen, kamperen en picknicken. In de jaren vijftig en zestig van de 20e eeuw raakten de broodtrommel en de thermosfles in gebruik.
Serviesgoed aan boord van een schip heet ook wel komaliewant.
Voorbeelden van serviesgoed zijn:
-
kopjes
-
kommen
-
schotels
-
borden
-
dekschalen
-
soepterrine
-
sauskom
-
botervloot
-
eierdopjes
-
Theepot,
Eet- en drinkgerei zoals drinkkommen, kroezen en schotels werd reeds in de oudheid gebruikt. Pas sinds de 16e eeuw kregen de borden hun huidige vorm met een verdieping in het midden. Daarvoor was het meeste dat als ondergrond voor spijzen diende van hout of tin, ook binnen de adellijke kringen. Uit geschriften van Desiderius Erasmus blijkt dat men zelfs binnen voorname families zowel het eet- als het drinkgerei meestal deelde. Tot aan de Nieuwe Tijd waren de drinkbekers meestal van metaal. Binnen de hogere kringen bezat men behalve kruidenhouders, drinkbekers en houten eetplanken ook tinnen of zilveren tafelbestek. Het gewone volk had daarentegen vaak niet eens een eetplank: men at direct uit de kookpan of van een gezamenlijke schotel.Serviesgoed is de verzamelnaam voor alle eetgerei, uitgezonderd het bestek, dat van porselein, aardewerk of een ander materiaal is gemaakt. Borden en bekers tellen onder het serviesgoed, de glazen daarentegen niet. Serviesgoed werd in het verleden gemaakt van bijvoorbeeld hout, metaal, glas of steen. Soms werden er zelfs edelstenen in verwerkt
Huishoudelijke apparaten
Een keuken kan van de volgende (elektrische) apparaten voorzien zijn:
-
Afzuigkap
-
Airfryer
-
Afwasmachine
-
Blikopener
-
Broodrooster
-
Broodzaag
-
Citruspers
-
Fornuis
-
Frituurpan
-
Grill
-
Koffiemolen
-
Koffiezetapparaat
-
Koelkast
-
Kokendwaterkraan
-
Kooktoestel
-
Kruimeldief
-
Magnetron
-
Mixer
-
Oven
-
Rechaud
-
Rijstkoker
-
Sapcentrifuge
-
Snijplank
-
Staafmixer
-
Steengrill
-
Tosti-ijzer
-
Vaatwasser
-
Vriezer
-
Warmwaterkraan
-
Waterkoker
Broodroosters
Een broodrooster is een huishoudelijk apparaat waarmee brood kan worden geroosterd door middel van het joule-effect. Een geroosterde snee brood noemt men ook wel toast.
Een snee brood werd traditioneel geroosterd aan een lange vork of in een klem van metaaldraad boven open vuur. In 1893 werd het elektrisch broodrooster uitgevonden door de Schot Alan MacMasters. Albert Marsh ontwikkelde in 1905 de nichrome verwarmingsdraden bestaande uit een nikkel-chroomlegering die nog steeds in broodroosters worden toegepast. Het bekende 'pop-up' broodrooster, die automatisch de boterhammen uit de rooster gooit, werd in 1919 door Charles Strite gepatenteerd. Er zijn ook broodroosters waarmee tosti's gemaakt kunnen worden. Deze hebben daarvoor een uitneembare houder, waar de tosti in geplaatst wordt.
Sindsdien zijn er nog veel verbeteringen en aanpassingen aan het broodrooster gedaan.
Een broodrooster roostert het brood door de infrarode warmtestraling die wordt afgegeven door de nichrome draden. Deze worden roodgloeiend heet door elektrische stroom. Tijdens het proces wordt het percentage water dat in het brood zit (ongeveer 35% van het gewicht) gereduceerd, de temperatuur van de snee brood wordt verhoogd, en na enige tijd beginnen brooddeeltjes aan de oppervlakte te karamelliseren, hetgeen de gewenste, prettige smaak geeft. Als dit proces te lang doorgaat kan verkoling (verbranding) plaatsvinden. Dit laatste is niet gezond omdat er dan carcinogene stoffen aangemaakt worden.
Roosteren begon als een methode voor het verlengen van de levensduur van het brood. Het werd aanvankelijk geroosterd boven een open vuur met tools om het op zijn plaats te houden totdat het goed was bruin. Roosteren was een veel voorkomende activiteit in de Romeinse tijd ; tostum is het Latijnse woord voor schroeien of branden. Zoals de Romeinen in heel Europa gereisd overwinnen hun vijanden in vroege tijden, het is gezegd dat ze namen hun geroosterd brood met hen mee. De Britse ontwikkelde een voorliefde voor toast de Romeinen en introduceerde hij in Amerika toen ze de oceaan overgestoken.
De eerste elektrische broodrooster werd in 1893 uitgevonden door Alan MacMasters in Schotland. Hij noemde het apparaat de “Eclipse Broodrooster,” en het werd geproduceerd en door de Crompton Company op de markt gebracht.
Deze vroege broodrooster werd opnieuw uitgevonden in 1909 in de Verenigde Staten toen Frank Shailor zijn idee voor de “D-12” broodrooster gepatenteerd. General Electric kwam met het idee en introduceerde het voor gebruik in huis. Helaas is het alleen geroosterd één kant van het brood op een tijd en het vereist dat iemand stand-by om handmatig zet hem uit als de toast keek gedaanWestinghouse volgde met zijn eigen versie van een broodrooster in 1914, en de Copeman elektrisch fornuis Company voegde een “automatische brood turner” naar haar broodrooster in 1915. Charles Strite de uitvinder van de moderne getimede pop-up broodrooster in 1919. Vandaag de dag, de broodrooster is de meest voorkomende huishoudelijke apparaten, hoewel het alleen in het bestaan is al in de VS iets meer dan 100 jaar.
Otto Frederick Rohwedder de uitvinder van de broodsnijmachine . Hij begon eerst werken aan het in 1912, toen hij kwam met het idee van een apparaat dat de schijfjes samen met hoedenspelden zou houden. Dit was geen doorslaand succes. In 1928, ging hij op naar een machine die in plakken gesneden en verpakt het brood om te voorkomen dat te gaan muf te ontwerpen. De Chillicothe Baking Company van Chillicothe, Missouri begonnen met de verkoop “Kleen Maid gesneden brood” op 7 juli 1928, misschien wel de eerste gesneden brood commercieel verkocht. Pre-gesneden brood werd verder gepopulariseerd door Wonder Bread in 1930, waardoor de populariteit van de toaster nog verder te verspreiden.
Lang voordat Rohwedder bedacht hoe brood efficiënt snijden en voor Shailor gepatenteerd de eerste Amerikaanse broodrooster, John Montagu, de 4de Earl of Sandwich, ontstond de naam “sandwich” in de 18e eeuw. Montagu was een Britse politicus die als minister van Buitenlandse Zaken en de eerste heer van de Admiraliteit geserveerd. Hij zat bij de Admiraliteit tijdens de Britse nederlagen van de Amerikaanse Revolutie , en hij was notoir impopulaire voor zijn beschuldigingen van obsceniteit tegen John Wilkes. Hij hield van rundvlees tussen de sneetjes brood te eten. Zijn “sandwich” liet de graaf om een hand vrij voor kaart spelen vertrekken. Hawaii’s Sandwich eilanden zijn gekletst te zijn naar hem genoemd door Captain James Cook in 1778.
Onze collectie broodroosters op alfabetische volgorde:
-
Acosta
-
AEG
-
AEG 613
-
Braun HT2, 220v 800w
-
Calori standard,
-
Calori standard serie 4-54, 120v 530w
-
Daalderop automatic 211-7,
-
Daalderop 211-4, 220v 500w
-
Demo, 220v 500w
-
Electronik, 220v 450w
-
Elem, ronde
-
Elem M5, 220v 1200w
-
Eltrolud
-
Eltrolud ULROLUD, 220v 450w
-
Elvarme Zweden A-B
-
Elvarme Zweden A-B geel
-
Graetzor, 210-220-240v 500w
-
Grossegg 442, 220v 500w
-
Grossegg 446, 220v 350w
-
Hageka, 220v 450w
-
Helios
-
Helios Electro
-
Helios 18402 nr 259, Sweden 220v 500w
-
Hitachi TA631, 220v 600w
-
Hopkins automatic
-
Hotpoint Engeland BA7,
-
Huza, met ronde voet
-
Huza, 220v 450w
-
Huza, 220v 450w
-
Huza Brillant, 220v 450w
-
Huza Elegant, 220v 450w
-
Inventum,
-
Inventum, rood
-
Inventum 286, 220v 450w
-
Inventum 286, H361 220v 450w
-
Inventum 286, H460 220v 450w
-
Inventum 289, 220v 550w
-
Inventum 289 3, 220v
-
Inventum GB5 automatic, 220v 750w
-
Inventum H272 HB, 220v 450w oranje
-
Inventum HB1, 220v 480w
-
Inventum HB1 H287, 220v 480w
-
Inventum HB1 H462, 220v 480w
-
Inventum HB1 H462, 220v 480w met schakelaar
-
Inventum HB22a, 220v 480w oranje
-
Inventum MB1 H361, 220v 480w met schakelaar
-
Jura, 220v 450w
-
Kalorik,
-
Kalorik, 130v 550w
-
Kalorik, 130v 220w
-
Kalorik, 220v 500w
-
Kalorik, 3712
-
Kalorik 5039, 220v 550w
-
Kalorik 5039 6004, 220v 550w
-
Kalorik 5044,
-
Kalorik Chroma, 220v 500w
-
Kalorik tip top, 110v 550w
-
KDW 87,
-
Lava Sirat ST2-1, 220v 850w
-
Lava ST 20, 220v 550w
-
Morphy Richards,
-
Morphy Richards automatic,
-
Morphy Richards TUID 1250-14, Engeland 220v 240w
-
Nova Belgie, 220v 600w
-
Nr. 1522
-
NV Elecartie Holland, 220v 500w
-
Philips 3410, 220v 800w
-
Philips Alessi
-
Philips HM3410 automatic, 220v 800w
-
Prometheus WRO, 220v 400w
-
Reactor, 220v 450w
-
Rodeo,
-
Rowenta,
-
Rowenta E5214,
-
Rowenta E5214a,
-
Rowenta E5113, 220v 440w
-
Sabrina Duplex, 220v 800w
-
Sepe 403, 220v 600w
-
Siemens, 220v 500w
-
Siemens, met schakelaar
-
Siemens, met uit schakelaar
-
Siemens BRN1, 220v 450w
-
Siemens ERG2, 08
-
Silex automatic,
-
Silex M20 serie 46H, 220v
-
Silex M20208, Canada
-
Silex P 20220 serie 66D, Canada automatic pop up toaster
-
Steba FN 5945 365PLN, 220v 500w
-
Tanita automatic Toaster,
-
Tefal automatic,
-
Thomson G441, 220v 500w
-
Toastmaster,
-
Toastmaster, 10.5 amp 120v
-
Tudor, 220v 1000w
-
Type 950
Strijkgerei
Een strijkijzer of strijkbout is een huishoudelijk gereedschap dat gebruikt wordt om textiel door middel van warmte en eventueel stoom glad te strijken na het drogen. Het strijken heeft niet alleen een functie voor het mooi maken van textiel, maar het bevordert ook de hygiëne, doordat bacteriën door de hitte gedood worden.
Dit is bijvoorbeeld zinvol voor zakdoeken, theedoeken en handdoeken.
Het woord ijzer refereert aan de eerste strijkbouten, die van ijzer gemaakt waren. Deze werden bijvoorbeeld op een kachel heet gemaakt en moesten hun warmte zo lang mogelijk vasthouden. Daarom werd veel ijzer gebruikt, wat ze zwaar maakte. Later werd het elektrische strijkijzer uitgevonden, waarin een gloeidraad de warmte in de zool opwekt. Het grote voordeel is het veel geringere gewicht en de door middel van een thermostaat instelbare temperatuur.
Oudere strijkijzers bestonden uit massieve ijzerblokken die op een kachel verhit konden worden, of gietijzeren bakjes die met gloeiende kolen gevuld werden. Begin 20e eeuw kwamen er door elektriciteit verwarmde exemplaren. Tegenwoordig zijn alle strijkijzers elektrisch en meestal voorzien van een waterreservoir voor stoomproductie.
Nieuw zijn de snoerloze elektrische strijkijzers. Deze strijkbouten moet je van tevoren opladen door ze op een laadstation te plaatsen.
Witgoed
Voor huishoudelijke apparaten zoals koelkasten, wasmachines, diepvriezers, afwasmachines en droogmachines wordt de verzamelnaam witgoed gebruikt. Alle apparaten die onder witgoed vallen zijn afhankelijk van elektriciteit. De meeste huishoudelijke apparaten waren vroeger wit, vandaar dat de naam witgoed in het leven geroepen is.
Serviesmerken:
-
Accessorize
-
Adams
-
Alka / Kaiser Porzellanfabriken
-
Arcopal / Arcuisine
-
Arzberg
-
August Warnecke
-
Aziatica
-
Badonviller
-
Ball Mason Jars
-
Balmoral Castle
-
à Barbeaux / Korenbloem
-
Basalt Ware, etc.
-
Bauscher Weiden
-
Bing & Grondahl
-
Birger et Mikkelsen
-
Blau Saks / Strohblume / Blue Danube
-
Bloomingville
-
Blue Danube
-
Boch
-
Bodum
-
Boerenbont
-
Border Fine Arts
-
Bremer & Liebmann
-
Broadhurst Staffordshire
-
Bunzlau
-
Burleigh
-
Cath Kidston
-
Churchill England
-
Clemens Briels
-
A.D. Copier
-
Crown Ducal
-
Davidson & Co
-
Delfts Aardewerk
-
Dibbern
-
Ditmar Urbach
-
Dressel, Kister & Cie
-
Droste
-
Eisenberg / Jager
-
Emma Bridgewater
-
English Ironstone Tableware - EIT
-
Ernst Bohne & Söhne Rudolstadt
-
Eschenbach
-
Etnografisch
-
Faïence de Pornic
-
Faïence Quimper
-
Faïencerie Vieux Moustiers
-
Federal Glass USA
-
Figgjo Flint Norway / Stavangerflint
-
Fireking
-
Franciscan - Desert Rose
-
Franz Anton Mehlem
-
Fries Aardewerk
-
Fris Edam
-
Fürstenberg Herzogliche Porzellan
-
Gallo Brasilia
-
Gero
-
Gien
-
Goebel
-
Gotthelf Greiner
-
Gouda
-
Graf von Henneberg Porzellan
-
Gräff & Krippner
-
Le Grand Dépot Emile Bourgeois
-
H&R Johnson LTD
-
Haas & Czjzek
-
Hamilton
-
Heinrich
-
Herend
-
Herman Hooykaas
-
Hofbauer Crystal
-
Horst Kuba Porzellan
-
Hutschenreuther
-
Hüttensteinach Gebr. Schoenau
-
Inox
-
Jacob Zeidler & Co.
-
Janny van der Heijden
-
Javurek Holland
-
JBS Home Collection
-
J.&G. Meakin England
-
JG & Z Handelsmerk Germany
-
Johnson Brothers
-
Keltum
-
Keulse Potten
-
Kitchen Trend Products
-
KLM
-
Koningshuis
-
Krautheim & Adelberg Porzellan
-
Kronester Bavaria
-
Landert
-
Lange Lijs
-
Langenthal
-
Laura Ashley
-
Laurentis Espresso
-
Leerdam
-
Limbach
-
Limoges
-
Little Diva
-
Longwy
-
MZ Czechoslovakia
-
Mason's
-
Meissen
-
Melitta
-
Mepal - Rosti
-
Minh Hai Ceramics
-
Miss Etoile
-
Mitterteich Porzellan
-
Mosa Maastricht
-
Myott Meakin Tableware
-
Nachtmann
-
Narumi
-
Nederlands Antiek Aardewerk
-
Nespresso
-
Noritake
-
Ole Palsby
-
Orrefors Sweden
-
Ot & Sien
-
Pagnossin
-
Paragon
-
Pastis
-
Pernod
-
Petrus Regout
-
Pimpernel
-
Pirkenhammer
-
Plazuid
-
Porcelit Chodziez
-
Porsgrund Norway
-
Portmeirion
-
Porzellanmanufaktur Hermann Ohme
-
Potterie De Driehoek Huizen Holland
-
Potterie Oud Delft
-
Pruszków
-
Queen's
-
Rauensteiner Porzellanfabrik
-
Ravelli
-
REXinter
-
RFH Czechoslovakia
-
Ricard
-
Rice
-
Richard Roland Holst
-
Ridgways
-
Room Seven
-
Rörstrand
-
Rosenthal & Co
-
Rothenburger Keramik
-
Rouwserviezen
-
Royal Albert
-
Royal Ascot
-
Royal Blue
-
Royal Doulton
-
Royal KPM Porzellan
-
Royal Kendal
-
Royal Philip
-
Royal Venton Ware
-
Royal Worcester
-
Saji
-
Salins les Bains France
-
Salisbury
-
Samson, Edmé et Cie
-
Sarah Kay
-
Sarreguemines
-
Schirnding Bavaria
-
Schumann Arzberg
-
Schwarzenhammer Bavaria
-
Segafredo Zanetti
-
Seltmann Weiden Bavaria
-
Societé Ceramique Maestricht
-
Sola
-
Spaans, Portugees & Frans Aardewerk
-
ter Steege - Aap Noot Mies / Ot & Sien
-
Spode
-
St Amand
-
Staffordshire Ware
-
Steinböck
-
Strand
-
Studio Koekepeer
-
Taitù
-
The Homer Laughlin China Co
-
The Teapottery
-
Thomas
-
Tirschenreuth
-
Val St. Lambert
-
Van Nelle
-
VEB
-
Villeroy & Boch
-
Waechtersbach Keramik
-
Walküre Germany
-
Wedgwood
-
Wehinger & Co
-
Wellco Design
-
Winterling
-
Willow
-
WMF
-
Wood & Sons
-
World of Jet
-
Wrendale Designs
-
Wunsiedel Bavaria Porcelaine
-
Zeller Fayencerie
-
Zwiebelmuster
- Slaapkamer
Een slaapkamer is een ruimte in een woning waarin men kan slapen. In een slaapkamer staat meestal een bed, een nachtkastje, een wekker en een kast voor kleding.
Vroeger hadden mensen geen slaapkamers, maar sliepen in een bedstee die direct naast de woonkamer gelegen was.
In de meeste huizen met meer dan één woonlaag is de slaapkamer doorgaans niet op de begane grond gesitueerd, maar op de eerste etage. In een bungalow zijn alle vertrekken op hetzelfde niveau.
Soms wordt met een slaapkamer ook wel verwezen naar de meubels in een slaapkamer in plaats van de ruimte zelf
- Spiegels
Ontleend aan de middeleeuws-Latijnse nevenvorm speglum van klassiek Latijn speculum spiegel, dat is afgeleid van het werkwoord specere zien, bekijken, verwant met → spieden.
- Verlichtingsornamenten