Kamp Lagemierde

Kamp Lage Mierde

Reusel

 

Kamp Lage Mierde
In juli 1940 staat in de stukken van de gemeenteraad dat door de Rijksdienst voor de Werkverruiming een werkkamp wordt opgericht voor ruim 200 arbeiders op het Vloeieind 37-39, achter café Gubela (Vloeieind 33), aan de weg tussen Lage Mierde en Hulsel. De door de crisis werkloos geworden arbeiders werden er tewerkgesteld door de Dienst Uitvoerende Werken om de woeste gronden te ontginnen. Dit gebeurde tot de herfst van 1943. Begin 1944 werd het kamp gevorderd door de Arbeidsdienst. Na dolle dinsdag werd het kamp verlaten. Vanaf 8 november werd het kamp in gebruik genomen door 1200 geëvacueerden uit Groesbeek, Berg en Dal en Ubbergen. Aangezien niet iedereen er plaats had werden de evacuees ook ondergebracht bij particulieren en in schoollokalen, ook in Hulsel en Hooge Mierde. Tot half juni werden ook gerepatrieerden uit Duitsland in het kamp opgevangen. Na de oorlog werd het kamp weer gebruikt door de DUW voor ruilverkavelingsprojecten of egalisering van grond. In 1953 stond het kamp een jaar leeg en kreeg het een onderhoudsbeurt. In de zomer van 1953 en 1954 werd het kamp gebruikt als zomerkamp voor lichamelijk gehandicapte kinderen en poliopatientjes. Eind 1954 arriveerden 18 Molukse gezinnen (circa 180 personen) (ex KNIL militairen), afkomstig uit grotere kampen, die al sinds 1951 naar Nederland waren gekomen. Vanaf 1961 bouwde de overheid woonwijken in vele gemeenten voor de Ambonezen. In 1962 trokken de Ambonezen weg uit Lage Mierde. Het woonoord stond vervolgens een jaar leeg totdat de familie Bogaers van café Bogaers “tijdelijk” onderdak kreeg in de beheerderswoning. De rest van het woonoord bleef leeg totdat pater van Gisbergen het in 1963 kocht voor de congregate Sint-Franciscus-Liefdewerk uit Rotterdam voor het organiseren van weekkampen. Dit gebeurde tot 1977. Na 1,5 jaar kocht de gemeente de opstallen terug en begon ze te slopen.

Tijdens de Duitse bezetting schijnen er ook Joodse mannen te werk te zijn gesteld. In de nasleep van Operatie Market Garden werden in 1944 Gelderse evacués ondergebracht. Later zaten in het kamp NSB’ers opgesloten.
Het barakkenkamp Lage Mierde is pas in 1940 gereedgekomen. De eerste bewoners waren werkeloze havenarbeiders uit Rotterdam, zij moesten de woeste gronden in gemeente omzetten tot vruchtbare akkergronden. Dit gebeurde met een schop en met kleine lorries op smalspoor, deze spoorstaven zijn later bij veel boeren op het bedrijf gebruikt.
Later hebben de Duitsers het kamp in gebruik genomen als Arbeidsdienstkamp met het nummer 434. Het kamp bleef steeds bewaakt door Duitse militairen.
Op dolle dinsdag zijn de Duitse militairen gevlucht en inwoners van Lage Mierde hebben bruikbare spullen uit het kamp gehaald. Vanaf september 1944 tot na de algehele bevrijding van Nederland op 5 mei 1945 waren Hooge en Lage Mierde en Hulsel toevluchtsoord voor grote aantallen evacués.


In de maanden september en oktober 1944 waren het voornamelijk mensen uit de naburige dorpen Hulsel, Reusel en Hilvarenbeek die vanwege zware gevechten hun woonplaats moesten ontvluchten en een goed heenkomen zochten in het relatief veilige Hooge Mierde en Lage Mierde. In november 1944 werd de gemeente “overspoeld” door evacués uit de regio Nijmegen die hier tot begin april 1945 verbleven.
Op 8 november 1944, een druilerige woensdagmiddag, kwamen ongeveer 600 dodelijk vermoeide evacués uit Beek-Ubbergen, Groesbeek en Berg en Dal op Engelse legertrucks in de gemeente aan. De dag erna arriveerde eenzelfde aantal mensen die vanwege de verwachte grote confrontatie tussen het Duitse en het geallieerde leger hun woonplaats hadden moeten verlaten. Voor de eerste opvang en voor de persoonsregistratie werden de evacués naar het barakkenkamp aan het Vloeieind te Lage Mierde overgebracht.
Bij aankomst van de evacués bleek het kamp totaal te zijn leeggeplunderd zodat met zeer beperkte middelen een centrale keuken moest worden opgezet. De voedselvoorziening was de eerste dagen hopeloos en onder het grote aantal evacués heerste dan ook complete chaos. Ouders zochten hun kinderen en omgekeerd. Wanhopig trachtte men een slaapplaats te vinden op de strolegers in de barakken. Tegen een dergelijke grote stroom vluchtelingen leek de kleine gemeente in organisatorisch opzicht niet opgewassen!


Na de oorlog werd het weer een woonoord voor de DUW, de Dienst Uitvoerende Werken, de werkverschaffing. Het kamp is nog even in gebruik geweest als vakantieoord voor missionarissen uit Rotterdam.
Van 1954 tot 1962 hebben hier 18 Molukse families gewoond.