Kamp Fort Buitensluis

Kamp Fort Buitensluis

 

Numansdorp

 

zie ook: 

Bewarings- en verblijfskamp Fort Buitensluis – 1945-1947

 

Na de oorlog maakte Fort Buitensluis in Numansdorp deel uit van een delicate periode uit de oorlogsgeschiedenis van de Hoeksche Waard. Meteen na de bevrijding werden vermeend foute personen gearresteerd door leden van de Binnenlandse Strijdkrachten. In eerste instantie ging het daarbij om NSB’ers, collaborateurs, landwachters, zwarthandelaren en leden van de Waffen-SS. Vanaf 30 oktober 1945, het moment waarop de Politieke Opsporingsdienst (P.O.D.) te Oud-Beijerland spreekuur ging houden, nam het aantal arrestanten toe. Bezorgde burgers konden daar ‘foute elementen’ aangeven. Vervolgens werd bepaald, al naar gelang het geleverde bewijs, of tot aanhouding moest worden overgegaan. Opgepakte personen werden in afwachting van hun tribunaalproces ondergebracht in een internerings- en verblijfkamp. In het hele land werden deze speciaal hiervoor ingericht of opgezet, zo ook in de Hoeksche Waard. In eerste instantie werd de verantwoordelijkheid voor de kampen en het gevoerde beleid gedragen door het Militair Gezag. Vanaf 1 januari 1946 gingen die verantwoordelijkheden gefaseerd over naar het Ministerie van Justitie, vertegenwoordigd door het Directoraat-Generaal voor Bijzondere Rechtspleging (D.G.B.R.).


Op 8 mei 1945 wordt in Oud-Beijerland het ‘Centraal Bewarings- en verblijfskamp Hoeksche Waard’ ingericht, in het gebouw van de ‘Rijks Hoogere Burgerschool’. Vanwege de gewenste hervatting van het onderwijs wordt al snel gezocht naar een meer geschikte locatie. Het oog valt daarbij op het 18e-eeuwse Fort Buitensluis, gelegen in Numansdorp aan het Hollandsch Diep. Na een eerste inspectie op 10 juni 1945 wordt het terrein geschikt verklaard. Maar er is werk aan de winkel. Behoudens het in redelijke staat verkerende gemetselde verdedigingswerk en een tiental gemetselde munitieopslagplaatsen en bunkers heeft het terrein zichtbaar te lijden gehad van de oorlog. Tijdens de ijskoude winters is vrijwel al het aanwezige hout door omwonenden opgestookt. Met alle gevolgen van dien. Van de voormalige artillerieloods staat alleen het geraamte nog overeind, ook de woning van de fortwachter is zwaar beschadigd en moet zelfs worden gesloopt. De daardoor vrijgekomen bouwmaterialen worden aangewend om een eveneens zwaar beschadigd loodsje een tweede leven te geven, als kampziekenhuis. Van de restanten wordt vervolgens een zeer eenvoudige wasbarak gebouwd, op het kampterrein nabij het hoofdgebouw. Via het Bureau Oorlogsbuit van het Ministerie van Financiën worden drie barakken aangekocht van ieder 8 bij 20 meter. De firma’s P.J. Wielhouwer en M. Langbroek uit Middelharnis breken die barakken af in een kamp in Ooltgensplaat en vervoeren ze naar Numansdorp. Nadat een directiekeet is gehuurd via Van der Sijde uit Strijen en ook nog een tweedehands barak uit Gouda is overgebracht wordt het kamp op primitieve wijze omrasterd met puntdraad. Onder begeleiding van de aannemer en bouwkundige D. Kooijman uit Blaakschedijk zorgen de gedetineerden zelf voor de aanleg van riolering, een appelplaats en een vernieuwing van de aanwezige gebouwen. Alle werkzaamheden worden uitgevoerd met toestemming van de Genie uit Breda, de eigenaar van het fort. Op woensdag 14 november 1945 is het dan eindelijk zo ver. Na een grondige reiniging van het schoolbouw, uiteraard eveneens uitgevoerd door de gedetineerden zelf, vindt een ware volksverhuizing plaats. Daarmee komt meteen een einde aan de gemengde bevolking van het kamp: de circa veertig aanwezige vrouwen worden overgeplaatst naar een speciaal vrouwenkamp in Delft. Het ‘Bewarings- en verblijfskamp Fort Buitensluis’ is een feit, het werkkamp is geopend. De capaciteit van het kamp wordt bepaald op 350 gedetineerden, onder leiding van de kampcommandant worden alle activiteiten aangestuurd vanuit drie afdelingen.

 

De Algemene Dienst bestaat uit de Sociale- en Geestelijke verzorging, de Medische Dienst, Bewaking en Bewaring. Wat betreft de sociale verzorging komt ieder initiatief van de gedetineerden zelf. Onder toezicht van de commandant worden recreatieavonden georganiseerd. Wat meer vooruitstrevend dan het gebruikelijke biljarten en kaarten is de cursus ‘Algemene ontwikkeling’, gegeven door een gedetineerd docent. Voor de geestelijk verzorging worden in de zomer van 1946 de predikanten Bousema en Den Boer aangesteld, enkele maanden later gevolgd door pastoor Jansen. De Oud-Beijerlandse arts Sliedregt wordt bij de verhuizing opgevolgd door kamparts Dr. Philippi uit Numansdorp. Drie keer per week houdt hij zitting, onder zijn toezicht is de dagelijkse leiding van het kamphospitaal in handen van een gediplomeerd verpleger. Tandheelkundige behandelingen worden uitgevoerd door Dhr. Clinge Doorenbos, hij verschijnt op afroep en is niet in dienst van het kamp. De bewaarders en bewakers staan onder commando van het hoofd van de Algemene Dienst. Hij regelt hun diensten, stelt de wachtlijsten op en bepaalt de verloven. Deze bewaarders en bewakers waren oorspronkelijk leden van de Binnenlandse Strijdkrachten; in Numansdorp komen degenen die aanblijven als gewoon personeel op de loonlijst van het kamp te staan. Bewakers zorgen voor de buitenbewaking; de toegang tot het kamp alsmede de bewaking van tewerkgestelden buiten het kamp vallen onder hun verantwoording. Bewaarders zijn verantwoordelijk voor de veiligheid binnen het kamp; ook begeleiden zij de gedetineerden bij bezoek aan familie (wegens bijzondere omstandigheden) of aan de tribunaalzittingen.

 

Onder de Inwendige Dienst vallen de Intendance (bestaande uit de afdelingen Bestellen Levensmiddelen, Verwerken Levensmiddelen, Beheer Voorraad Levensmiddelen en Administratie Voorraad Levensmiddelen) en de Werkverdeling (bestaande uit de afdelingen Werkverdeling en Werkadministratie). De Intendance staat onder leiding van de Menagemeester, de kostbaas. Hij bestelt de levensmiddelen en controleert de leveranties op hoeveelheid en kwaliteit. Ook houdt hij toezicht op de bereiding en de verstrekking van de levensmiddelen. Hij beheert de voorraad, voert de voorraadadministratie en beheert distributiebescheiden. De chef van de afdeling Werkverdeling organiseert de tewerkstelling van de gedetineerden en vertegenwoordigt het kamp tegenover de werkgevers. Dagelijks houdt hij aantekeningen bij in een werkregister, van de bij diverse objecten tewerkgestelden. De werkzaamheden ten behoeve van het kamp zelf bestaan voornamelijk uit corveediensten (zoals aardappelen schillen, het schoonhouden van de verblijven, het onderhouden van de terreinen), kampdiensten (ten behoeve van de keuken, kapper, schoenmakerij en kleermakerij) en de opbouw en uitbreiding van het kamp.

 

De Administratie is onderverdeeld in de afdelingen Secretariaat, Boekhouding, Registratie en documentatie, Inkoop, Opbrengst tewerkstelling, Personeels- en algemene zaken en Archief. Ook de afdeling Foerage valt onder de Administratie. Het hoofd, de administrateur, voert de correspondentie en boekhouding, verzorgt registratie en documentatie en is belast met de inkoop van alle artikelen, met uitzondering van de levensmiddelen. Ook de foerier (de beheerder van alle overige magazijngoederen) valt onder de administrateur. Tevens is de administrateur belast met personeelszaken, algemene zaken en met het bijhouden van het archief. Hij wordt daarbij bijgestaan door de schrijver, die ook de kas onder zijn beheer heeft.

Vanaf de opening van ‘Bewarings- en verblijfskamp Fort Buitensluis’ op 14 november 1945 was het alle betrokkenen duidelijk dat het kamp was bedoeld als werkkamp. ‘De gedetineerden zullen vast iets op hun kerfstok hebben, we gaan ze niet in de watten leggen’, zo luidde het oordeel bij de inrichting van alle 100 tot 150 gelijksoortige kampen in Nederland. Het paste in een tijd waarin de woede moest worden gekoeld, terwijl de hoofdschuldigen al met de staart tussen de benen naar het oosten waren vertrokken. Op diverse plekken in ons land werden gedetineerden mishandeld, in afwachting van een proces. En dat terwijl menigeen door de rechter werd vrijgesproken, na maanden van ontberingen in zo’n kamp. Zowel over het kamp in Oud-Beijerland als over Numansdorp kwamen diverse misstanden aan het licht. Schuldig of niet, alle betrokkenen probeerden na deze donkere jaren alles te verzwijgen en zo snel mogelijk te vergeten. De meerderheid van het personeel én van de gedetineerden deed gewoon wat het moest doen. Ooit zal het voorbij zijn.


Vrijwel alle bewakers en bewaarders uit kamp Numansdorp zaten bij de Binnenlandse Strijdkrachten. Na opheffing daarvan, eind 1945, kwamen zij op de loonlijst van het kamp terecht. Haaks op de beperkte bezetting door capabel administratief en leidinggevend personeel stond de enorme hoeveelheid van bewakers. Voor het vervoer naar de werkobjecten, de tribunalen en het ziekenhuis stonden diverse vervoersmiddelen tot de beschikking. Een nieuwe Austin Bellenwagen, een Ford V8 truck en een Fordson. Daarnaast werd van De Fonkert een DKW-motor gehuurd tot 1946, toen werd een nieuwe Triumph aangeschaft. Twee eigen fietsen én een eigen benzinepomp completeerden het dagelijkse reiscomfort. Het werken in het kamp viel weinig personeelsleden zwaar, al schuilde er gevaar in om vanwege een gebrek aan controle de regels naar believen te interpreteren. Ronduit onhandig was de werkplek van het personeel werkzaam op het ‘Bureau der Administratie’. Door plaatsgebrek stond hun barak tussen de gedetineerden, achter het prikkeldraad. Met uitzondering van de latere gedwongen ontslagen (wegens fraude en plichtsverzuim) waren er weinig mutaties aan het personeelsfront. Met 64 bewakers drukte de kostenpost salarissen enorm op de begroting. Te meer omdat hun salaris weinig verschilde ten opzichte van het hoger geschoolde personeel. Werd bij de start in Oud-Beijerland nog gewerkt met 14 personeelsleden, aan het einde van het jaar waren dat er in Numansdorp al 54. En precies een jaar later stonden liefst 73 personeelsleden op de loonlijst van het kamp.


Er moest worden gewerkt, zowel in het kamp als in de omgeving. Aanvankelijk gebeurde dat naar Duits evenbeeld; als slavenarbeid, zonder noemenswaardige vergoeding. Vanaf 1946 werd er salaris betaald aan de gedetineerden. Voor ongeschoolde arbeiders 30 cent per uur, geschoolde arbeiders 60 cent per uur en academisch gevormden kregen 1 gulden per uur. De werkzaamheden ten behoeve van het kamp bestonden uit corveediensten (aardappelen schillen, het schoonhouden van de verblijven, het onderhouden van de terreinen), kampdiensten (werkzaamheden voor de keuken, kapper, schoenmakerij en kleermakerij) en de opbouw en uitbreiding van het kamp. In 1946 werden door de gedetineerden een stenen badhuis en nieuwe toiletten gebouwd. De werkzaamheden voor derden, verspreid over de Hoeksche Waard, betroffen voornamelijk grond- en oogstwerk. De belangrijkste werkgeefster was de N.V. Grontmij te Zwolle, de tewerkstelling voor oogstwerkzaamheden liep via het Bureau Oogstvoorziening te ’s-Gravenhage. De gedetineerden werden aanvankelijk ingezet bij deze werkzaamheden: knollen trekken, aardappelen rooien, bonen plukken, witlof en peen rooien, vlas plukken en aardappelen wieden. In de wijde omgeving vormden de werkploegen vanuit het kamp al snel een vertrouwd beeld. Niet met kettingen aan elkaar verbonden (zoals elders in Nederland!), de arbeid kon redelijk humaan worden verricht. Vanwege het aantrekkelijke arbeidstarief werden de gedetineerden al snel voor van alles en nog wat ingehuurd: autoreparaties (garages), werk aan de kaden (R.T.M.), laden en lossen (Ambachtsheerlijkheid), kabelsmelten (PTT) en havenbouw (K. Simons). Voor de kampkas bleef er weinig over van de vergoedingen voor alle ingehuurde arbeid, deels vanwege diverse kosten. Zoals van het vervoer van de gedetineerden naar de werkobjecten en terug (indien verder dan 15 kilometer van het kamp hoefde niet te worden gelopen), de kosten van de bewaking op de werkobjecten, de kosten van de extra rantsoenen levensmiddelen voor zware arbeid, de slijtage van de kleding en de kosten van het bureau Oogstvoorziening. Het kamp werd weliswaar betaald voor het uitzenden van de werkploegen, een doorn in het oog daarbij was de lage beloning voor de arbeid aan cultuurtechnische werken. Dat was niet te wijten aan de prestaties van de gedetineerden, maar aan de extreme zuinigheid van sommige opdrachtgevers. N.V. Tiengemeten spande wat dat betreft de kroon, met een uiterst lage beloning. Extra inkomsten waren er voor gedetineerden die naast hun kamploon ook nog diensten verrichtten voor het personeel, zoals schoen- en kledingreparaties. Beroemd in dat kader waren de producten van de gedetineerde timmerman S. De houten creaties van S. waren zeer gewild onder het personeel, vanwege de hoge productiekosten werd hij gesommeerd zijn bijverdiensten te staken. Het hoofd van de administratie kreeg geregeld hulp vanuit Vlaardingen. Vanuit het uit kamp ‘De Vergulde Hand’ kwam een gedetineerde boekhouder over om hem de kneepjes van het vak bij te brengen! Het gebrek aan kennis en ervaring, alsmede schimmige geldstromen, droegen bij aan de val van het kamp, in 1947.


In 1946 bedroeg het totaal der voedingskosten in het kamp 47.300,33 gulden. Op een gemiddelde dagbezetting van 266 gedetineerden kostte dat dus 49 cent per dag, per gedetineerde. De kosten voor voeding werden als volgt gespecificeerd: Boter, vet, olie, kaas, eieren, vlees, vleeswaren, groenten, peulvruchten, fruit, aardappelen, brood, beschuit, bloem, melk, koffie, thee, suiker, macaroni, gort, havermout en overige.


De inventarislijst van 1946 geeft een mooi beeld van de aanwezige voorwerpen, en de herkomst daarvan. Bureaus, een elektrische kachel, een fornuis, een luidpreker en een spiegel waren in beslag genomen bij diverse NSB’ers. Zelf gemaakt door gedetineerden in het kamp waren de geweerrekken, een groentezeef, een kachelpook, een kachelpijp, diverse schragen, een aardappelstamper, een trap, drie vuilbussen, een werkbank, een werktafel en een zitbankje. Aanwezig en verkregen uit oorlogsbuit (lees: achtergelaten door de Duitsers): afgewerkte olie, een bankschroef, een benzineblik, een dresseerwagen, een fietspomp, 68 geweren, 40 kampmatrassen, ketels en kookpannen, een pikhouweel, een radio, 13 schoppen, een kist bouten en moeren, 3 stoelen, 4 tafels, 2 trekzagen, een ijzeren wagen en een weegschaal. De 49 richtingsborden werden overgenomen van de Binnenlandse Strijdkrachten

Begin 1947 was er nog sprake van een uitbreiding van het kamp. De capaciteit zou worden uitgebreid naar 500 gedetineerden. Een waslijst aan lokale ondernemers leverde diensten en goederen aan het kamp, de in te huren arbeidskrachten waren goedkoop en de werkgelegenheid in het kamp was omvangrijk. Goed nieuws dus voor de opkrabbelende Hoekschewaardse economie. Echter, schandalen, financieel wanbeleid en nieuwe inzichten bij de Nederlandse overheid zorgden ervoor dat in de zomer van 1947 een onverwacht einde kwam aan het ‘Bewarings- en verblijfskamp Fort Buitensluis’. Zelfs de aanstelling van een nieuwe kampcommandant en een nieuwe administrateur bleken onvoldoende om het onheil af te wenden.


De kampcommandant, voormalig Rijksveldwachter en lid van het verzet, vormde het middelpunt van kritiek en klachten. Twee officiële klachten, ingediend door gedetineerden uit kamp Oud-Beijerland en Numansdorp, leidden tot een veroordeling en tenslotte tot ontslag. In de H.B.S. werd het slaan van de gedetineerde D. met een gummiknuppel bewezen geacht. ‘Wij zijn geen Duitschers en mogen ook geen Duitsche methoden toepassen’, de boete voor de commandant bleef laag vanwege zijn staat van dienst tijdens de oorlog. Een uitgebreide klacht over fraude binnen kamp Numansdorp, ingediend in 1946 door gedetineerde G.H. de V., had grotere gevolgen. Dhr. Talsma van het Directoraat-Generaal voor Bijzondere Rechtspleging (DGBR) was na zijn onderzoek onverbiddelijk. De werkmeester, de administrateur en de kampcommandant (door de gedetineerden ‘Nero’ genoemd) werden ontslagen. Veel aantijgingen van De V. werden als overdreven ingeschaald, anderen konden eenvoudig worden bewezen. Bestudering van de financiën en een rondvraag onder personeel en gedetineerden leidden tot vele conclusies, aanbevelingen en maatregelen.

Twee kampleiders ontvingen een navordering voor verwerkt hout, ten behoeve van privé eigendommen. Onder het personeel vonden navorderingen plaats over geleverde producten, vervaardigd door de gedetineerde timmerman S. Vanwege het ontbreken van een poortwacht kon het aantal door gedetineerden gewerkte dagen (de tewerkstelling bij externe partijen) niet meer worden achterhaald. Om diezelfde reden kon, voor de bouw van een prieel en een stenen kippenhok bij de privéwoning van de commandant, geen arbeidsloon worden berekend. Aanvankelijk werden alle opbrengsten van de tewerkstelling direct per kas afgerekend. En dat terwijl alle uitgaven wel werden gedekt door documenten, voorzien van een handtekening van de commandant. Binnen het kamp vonden ongewenste functieverenigingen plaats, men moest zichzelf controleren. Feit was dat de administratie binnen het kamp belabberd was. Als oorzaken werden onkunde, eenzijdige ervaring, een gebrek aan ervaring en vergaande slordigheid opgevoerd. De aanstelling van een nieuwe administrateur in september 1946 loste niets op, ook hij bleek niet zelfstandig alle werkzaamheden te kunnen verrichten. De eigendommen van alle gedetineerden werden bij arrestatie ingenomen door leden van de BS; hiervan bleek geen Proces Verbaal opgemaakt. Zo kon het gebeuren dat eigendommen werden ontvreemd uit de bewaarenveloppen. De rijke Zuid-Beijerlandse boer Van S., die na zijn rechtspraak het kamp mocht verlaten, miste diverse eigendommen. Na onderzoek werd zijn gouden vulpen aangetroffen bij de zoon van een kampleider. De dienstauto van het kamp (met chauffeur) werd gebruikt voor het vervoer van familieleden en privéreisjes. In mei 1947 werd een werkproject op Tiengemeten per direct afgeblazen, de vergoeding voor de arbeid van de gedetineerden bleek als aangenomen werk maanden eerder al contant te zijn afgerekend; en dat terwijl een uurloon bij tewerkstelling de norm was. Ook bij de bewaking werden diverse misstanden gesignaleerd. Sommige bewakers lieten tegen betaling toe dat gedetineerden zich voor romantische avontuurtjes afzonderden tijdens werkprojecten. Een andere bewaker zat aan de borrel met een gedetineerde in een Rotterdams café. Dat gebeurde ook in Strijen, toen in het café van een ex-gedetineerde (!) recreatieartikelen moesten worden opgehaald. Alle wantoestanden werden toegeschreven aan onvoldoende kampinspectie, onvoldoende toezicht van het accountantskantoor en de onvoldoende kampleiding. Het eindoordeel van de inspectie luidde dat ‘alle dubieuze figuren zo snel mogelijk moeten worden ontslagen’. Van fraude en omkoping werd niet gesproken, wel van het schijnbaar moedwillig creëren van een omgeving waarin frauderen gemakkelijk en verleidelijk was.


De eerste daad van de nieuwe commandant Van Veldhuizen, aangesteld per 1 maart 1947, was het instellen van een poortwacht. Op die manier kon eindelijk worden bijgehouden wat aan tewerkstelling moest worden doorberekend aan opdrachtgevers. De maatregel kwam te laat, in de zomer van 1947 viel het doek. De kosten per mandag (meer dan 4 gulden) waren in vergelijking met vergelijkbare kampen schrikbarend hoog. De lage opbrengst van de tewerkstelling, gedeeltelijk als gevolg van de vorst, lag hieraan ten grondslag. Een andere oorzaak was de geringe bezetting (gemiddeld 200 gedetineerden; in die zomer nog maar 155), zonder dat van een aanpassing van de uitgaven sprake was. Het tekort over 1947 was na een half jaar al opgelopen tot bijna anderhalve ton, alleen een aanzienlijke uitbreiding van de capaciteit kon het kamp nog redden. Het aantal kampen in Nederland werd echter afgebouwd. Gedetineerden en geïnterneerden werden overgebracht naar grotere verzamelkampen. In de Hoeksche Waard kwam de politieke vervolging op 1 juni 1948 ten einde met de opheffing van de kamer Oud-Beijerland en het Dordtse tribunaal. De regering zag in dat het ondoenlijk en kostbaar was om iedereen te laten berechten. Lichte gevallen werden in vrijheid gesteld, na jarenlange gevangenschap en soms zonder proces. Net als In Numansdorp was de situatie in een groot aantal kampen, mede door het gebrek aan controle, betreurenswaardig te noemen. Naast het feit dat het de geïnterneerden aan vrijwel alle basisvoorzieningen ontbrak, werden zij behandeld op een manier die niet door de beugel kon. Nadat het besluit was gevallen om kamp Numansdorp te sluiten werden alle barakken en keten afgevoerd. Aannemer Dorsman uit Numansdorp voerde de noodzakelijke opruimings- en herstelwerkzaamheden uit, tenslotte werd het terrein weer ter beschikking gesteld van de Eerstaanwezend Ingenieur der Genie te Breda. Commandant Veldhuizen ging aan de slag in kamp Crailoo in Laren, wat bleef waren de strafcellen. Voorzien van ingekerfde namen en een wanhoopskreet: ,,Gij die hier binnentreedt laat alle hope varen”.

 

Groepsfotos van bewakers Kamp Fort Buitensluis