Kamp de Hoef

Geen NAD nummer

Otterloo

 

Duits Infanterieopleidingskamp 1941-1944 op De Hoef te Otterlo.

De Veluwe is niet alleen bekend als belangrijk bos- en natuurgebied van ons land, het gebied heeft ook naam gekregen door militaire activiteiten. Het is voorzien van veel legerplaatsen, kazernes en oefenterreinen, zoals het Infanterie Schietkamp (ISK) te Harskamp en het Artillerie Schietkamp te Oldenbroek. Het militaire grondbezit van het Ministerie van Defensie beslaat een flink deel van de Veluwe, n.l. ruwweg 20 % van het oppervlak.
Vandaag de dag denken we daarbij aan het Nederlandse leger, maar er zijn in de loop der eeuwen ook legerplaatsen aangelegd door ‘buitenlandse mogendheden’. Denk bijvoorbeeld aan het Romeinse marskamp in de Ermelose heide, nu een aardkundig monument, groot ongeveer 9 ha, waar in de tweede eeuw N.C. een tijdlang een Romeins leger (omvang naar schatting ongeveer een legioen van 6000 man) moet hebben gebivakkeerd. Maar veel recenter n.l. in het begin van de Tweede Wereldoorlog heeft de Duitse bezetter, naast overname van bestaande legerplaatsen en gebouwen, ook nieuwe infrastructuur gebouwd en/of bestaande uitgebreid.


Algemeen bekende voorbeelden in onze omgeving zijn de aanleg van het vliegveld Deelen, waarop toen in hoofdzaak nachtjagers waren gestationeerd. Een uiterst belangrijk vliegveld voor de Duitsers om hier vandaan de nachtelijke raids van geallieerde bommenwerpers op doelen in Duitsland te verstoren. In Ede werden de Simon Stevin legeringsgebouwen afgebouwd. In deze en andere Edesche kazernes werden ondermeer Hollandse SS-ers en Marine-eenheden opgeleid. Van de Weerd c.s. spreken over grote aantallen recruten, in 1943 tot 5000 man in Ede. De Duitse marine omvatte toen ook de verdedigers van de Atlantic Wall.


Minder bekend is, dat de Deutsche Wehrmacht ook het initiatief nam, om al in 1941 juist ten zuiden van het Infanterieschietkamp (ISK) te Harskamp, n.l. op de De Hoef (zie beneden) een geheel nieuw legerkamp te bouwen. Dit kamp heeft tot september 1944 gefunctioneerd en veel Duitse en Nederlandse jonge SS-ers of NSB-ers hebben hier hun basis infanterieopleiding gekregen of delen daarvan. Naast De Hoef werd het oude schietkamp uitgebreid met aangrenzende natuurgebieden. Dus kennelijk was het Duitse beleid in het begin van de oorlog gericht op snelle uitbreiding van de militaire capaciteit. In het Duitse leger kregen rekruten van alle disciplines, tot en met duikbootbemanningen, in principe eerst een basis-infanterieopleiding.
Maar waarom de capaciteitsuitbreiding hier buiten de grenzen van het Nederlandse schietkamp werd gelegd blijft wat gissen. Mogelijk werd het bestaande kamp te bekend geacht in ‘Londen’. Uit een luchtfoto, de enige foto die van het kamp op De Hoef bekend is, genomen in 1944, blijkt dat het terrein goede camouflagemogelijkheden bood (foto 1) Het ‘oude ‘ schietkamp is in de loop van de oorlog twee maal door geallieerde vliegtuigen aangevallen, dit nieuwe kamp op De Hoef nooit.
In dit artikel komt dus met name het Duitse kamp op De Hoef aan de orde, omdat hierover nauwelijks is geschreven. Maar eerst wordt, om De Hoef in breder kader te plaatsen in enkele hoofdlijnen de voorgeschiedenis van het gebied en de overname van het Nederlandse schietkamp door de Duitsers en het daaropvolgende gebruik weergegeven.

 

Al snel na de capitulatie van het Nederlandse leger in mei 1940 stuurde, zoals o.a. door Evert van de Weerd in zijn boek ‘Ede in wapenrok’ al is beschreven, het Duitse leger een kampcommandant met 30 man naar het ISK- Harskamp. Het werd vervolgens binnen en deels buiten het bestaande kamp voor de volgende doelen gebruikt.
1.Het kamp werd uitgebreid met De Hoef, een terrein dat toen tot de bezittingen van het Nationale park De Hoge Veluwe behoorde. Ook aangrenzende delen van het Ugchelse bos en het Spelderholt werden bij het schietkamp getrokken. De oefeningen werden niet alleen op de pure infanterie gericht, maar op de Zuiderheide, het zuidelijk deel van het bestaande kamp en grenzend aan De Hoef, werd ook met antitankgeschut (‘Panzerabwehrkanone’) geoefend.
2. Kamp de Harskamp werd ook sterk gericht op voedselproductie voor het bestaande en omliggende garnizoenen. Daarvoor werd ondermeer ook de boerderij ‘De Harskamp’ van de erven van mevr. Kröller-Müller in beslag genomen. Mevr. Kröller was in 1939 overleden. En de kampcommandant liet ook grote stukken heide ontginnen voor de teelt van granen en aardappelen. Verder fokte en mestte men koeien, varkens en schapen. Bijzonder was ook de fokkerij van zo’n 2000 angorakonijnen, waarvan de wol gebruikt werd voor de ‘bomberjacks’ van Duitse piloten.
3. In 1940 werd ook begonnen met de aanleg van een ‘dummy’ of ‘schijnvliegveld’ binnen het schietkamp. Het bestond. Het bestond uit startbanen in de hei van een A-vormige structuur en met ’poten’ van ca 600 m lengte en voorzien van ‘dummy’ vliegtuigen. Het was bedoeld voor misleiding, n.l. om de aandacht af te leiden van vliegveld Deelen. Het schijnvliegveld was uitgerust met o.a. grens- en landingslichten, een dummy vliegtuig werd heen en weer getrokken e.d. Maar de Geallieerden waren kennelijk goed op de hoogte en dus sorteerde het weinig effect.
4. In 1942 werd ook een begin gemaakt met de inrichting van een krijgsgevangenkamp met een capaciteit voor aanvankelijk 7000 man; later gehalveerd.
5. Verder herbergde de Harskamp in de loop van de oorlog ook Duitse legereenheden, die hier tijdelijk bivakkeerden en vaak opgelapt werden.
Op het kamp werkten in die tijd tot 175 burgers, uit Harskamp en verdere omgeving. Degenen, die er voor de oorlog al werkten, gingen na de capitulatie veelal gewoon weer naar hun werk, zoals dat in feite ook elders in het land gebeurde. Er werd door de Duitsers actief personeel geworven in de kranten.

 

 

Het gebied is (nu) genoemd naar het landhuis De Hoef, gelegen aan de Harskamperweg ( nu nr 74) en wordt omgeven door de Apeldoornseweg, de Hoefweg, de Harskamperweg en de Genieweg, totaal rond 100 ha. Het vormde in voorgaande eeuwen een deel van de buurt van Otterlo. Langs de genieweg liep toen dus ongeveer de grens tussen de Harskamper en de Otterlose buurtgronden. Het oostelijk deel van dit gebied behoorde vroeger tot het Otterlose zand, met stuifzand en heide, maar is vervolgens steeds meer begroeid geraakt met vooral vliegdennen.
Langs de Harskamperweg lag een kleine, oude landbouwenclave. Op de militaire kaart van De Man van 1810 is De Hoef helder aangegeven met een tweetal landbouwpercelen van afgeronde vorm. Begin 2000 werden deze gronden nog als weiland gebruikt. Men vindt in dit westelijk deel van de Hoef nog delen van een oude zandwegen met oude bomen en restanten van houtwallen, een forse stuifzandheuvel e.d. In de eerste jaren van de 21-ste eeuw is dit gebied door het Park verkocht aan Defensie (Domeinen).

Het Waldlager.
Na de verkoop van Otterlose buurtgronden vanaf het midden van de 19-de eeuw, kreeg Kröller begin 20-ste eeuw ondermeer het gebied van De Hoef in handen. Omdat hij streefde naar een geheel afgerasterd park, zag hij kans de overheid te bewegen om de oude weg van Otterlo naar Hoenderloo (nu Houtkampweg ), die dwars door zijn aankopen liep, als openbare weg uit het officiële verkeersregister te laten halen. Wel moest hij daarvoor de huidige Apeldoornse weg aanleggen, van Hoenderloo naar Otterlo. Het gevolg van de gekozen ligging van deze weg was dat De Hoef afgesneden werd van het met een hoog hek afgerasterde Park De Hoge Veluwe. Het afgesneden gebied stond daardoor nauwelijks in de belangstelling bij de staf van het Park, want er speelden binnen het Park grote projecten. Het bleef wel vrij toegankelijk voor het publiek. In de eerste jaren echter is de westzijde van de Hoef nuttig gebruikt bij de bouw van het jachthuis Sint Hubertus van 1916 – 1920. De huidige Apeldoornseweg was toen nog niet gereed zodat de bouwplaats lastig te bereiken was. Dit werd opgelost door een opslagplaats voor bouwmaterialen te maken op de Hoef en een smalspoorbaantje aan te leggen van de Hoef naar de bouwplaats van het jachthuis. Materialen, zoals de door “De Porseleyne Fles’ te Delft geglazuurde stenen voor de monumentale hal van het gebouw werden met boerenwagens opgehaald van treinstation Stroe, hier opgeslagen en later via het spoor naar de bouwplaats vervoerd. Ook bouwvakkers reden ’s morgens en ’s avonds met het treintje mee. Op sommige kaarten van het Park tref je in het noordwesten nog een kromme lijn met de naam Geitenspoor, een deel van het smalspoorbaantje. Deze naam komt van het mekkerend geluid van het locomotiefje.
In die tijd sprak men al over het Waldlager, mogelijk ontstaan doordat de familie Kröller in de eerste jaren nogal wat Duits personeel had. Tot aan de dag van vandaag staat het terrein bij vele Otterloërs nog bekend als het Waldlager.

Bouw en omvang van het nieuwe legerkamp.
Uit archiefstukken van de Gemeente Ede blijkt dat de Duitse Weermacht per 16 januari 1941 beslag heeft gelegd op de Hoef, inclusief de bebouwing. In april 1941 werd aan de eigenaar van het terrein n.l. Park De Hoge Veluwe een vergoeding op basis van pachtwaarde betaald van f 1062,50.
Het kamp is in het voorjaar/zomer van 1941 in hoog tempo opgebouwd.
In een brief aan de bevelhebber van de Duitse Weermacht te Berlijn meldt de bevelhebber van de Duitse troepen in Nederland, generaal F.Christiansen, met enige trots dat het kamp met een capaciteit voor 1200 man, medio 1941, in gebruik is genomen.
In het bosgebied van De Hoef waren toen, naast andere voorzieningen 12 houten manschappenbarakken neergezet met een capaciteit van 100 man per barak. De Duitsers hadden een soort standaardbarak (Hundertmannbaracke) ontwikkeld, die snel konden worden geplaatst. Mogelijk werd het werk uitgevoerd door een Nederlandse aannemer.

Indeling en ligging.
Het kamp bestond uit :
– 1 barak voor de staf (officieren/onderofficieren)
– 12 manschappen barakken;
– 5 wasgelegenheden van elk ca. 5 bij 8 m.
– 3 Luftschutzbunkers van ca. 25 m lengte en enkele meters breedte.
– 1 paardenstal met capaciteit van 120 paarden.
– tweetal keukens.
De gebouwen waren in hout uitgevoerd. Alleen de funderingen van de wasgelegenheden waren van beton. Ook de bunkers voor bescherming tegen luchtaanvallen waren deels voorzien van betonplaten. Verder kunnen er nog wel kleine bouwsels zijn geweest en mogelijk werden latrines in de natuur gebruikt. De weg van de T-kruising van Harskamperweg/ Genieweg naar de vijver werd beklinkerd. Het kamp was niet afgerasterd, maar wel bewaakt en er werd wel gepatrouilleerd.
Het Duitse legerkamp op De Hoef was geen netjes ‘aangeharkt’ kamp met barakken keurig op een rij. Gebruik makend van bestaande zandwegen en paden zijn de gebouwen in het terrein geplaatst, min of meer rond een bestaande vijver(foto 3). Het lijkt er op dat daarbij effen grondgedeelten en camouflage (bestaande bomen/struiken) leidend waren. De stafbarak stond evenwel aan de westzijde van de Harskamperweg. Dit terrein was in de oorlog nog een natuurgebiedje, kort erna ontgonnen tot akkerbouwland.
De genoemde vijver in dit gebied is vrij zeker na 1920 ontstaan. Hieruit werd zand gehaald voor de boerderij de Harskamp van Kröller in Harskamp Op een topografische kaart van 1934 is ze ingetekend.

Gebruik van het kamp.
Er is geen overzicht van de troepen, die een basis infanterieopleiding in dit kamp hebben gekregen. Uit gesprekken met leden van het Nederlandse personeel, werkzaam in het Park, blijkt dat de rekruten ontbijt en appèl meestal de hele dag het veld (schietkamp) ingingen. De vijver werd ook wel gebruikt om er de rekruten bepakt doorheen te jagen. Het Nederlandse personeel verrichtte vooral schoonmaakwerkzaamheden in en rond de barakken
Ook de rekruten van de Duitse opleidingen in Ede-dorp maakten gebruik van de voorzieningen op De Hoef. Toen in 1944 het gebrek aan manschappen bij het Duitse leger toenam werden voor de keukens Nederlandse keukenhulpen geronseld. Een van deze hulpen, Mina van Lunteren, de 17 –jarige dochter van de Otterlose bakker van Lunteren, vertelt in 2017 daarover het volgende:
“In het begin van 1944 kregen we op de bakkerij aan de Kerklaan van Otterlo bezoek van één van de Otterlose politieagenten, vergezeld van een Duitse militair. Zij kwamen speciaal voor mij als keukenhulp en weigeren was er niet bij. Ik moest elke week zes halve dagen werken in de ‘Marine’ keuken. We moesten schoonmaken, maar ook groente snijden, aardappels schillen e.d. We waren met vier meiden, naast mij nog twee uit Harskamp en een uit Ede. De Duitse korporaal-koks waren redelijk vriendelijk en soms kregen we ook wat te eten. De, meestal jonge, soldaten waren vaak verlegen en niet lastig. We kregen zelfs loon, 8 gulden per week.
In de andere keuken, de ‘ Hermann Göring’ keuken werkten ook meiden uit de omgeving. Een van hen uit Otterlo kende ik goed. Zij hadden het veel zwaarder dan wij en moesten vaak tot 10 uur ’s avonds werken. Daar kwamen vooral de rekruten van de SS-opleiding uit Ede.
Tegen de zomer van 1944 hakte ik mij bij het snijden van kool fors in mijn hand. Dokter Beumer, de huisarts van Otterlo plaatste er drie krammen in en ik kon langdurig niet werken. Toen ik in september terug wilde gaan bleek het kamp helemaal leeg te zijn.”
Met het oprukken van de geallieerden tot Arnhem werd het kamp verlaten door de genoemde opleidingen.

 

De plaatsen waar deze soldatenbarakken stonden zijn nauwelijks of niet terug te vinden. Onder andere door opslag van jong bos zijn deze plekken grotendeels uitgewist.
In het terrein zijn ook nog restanten van drie ‘ Luftschutzbunkers’ terug te vinden, dus bunkers die bescherming boden bij luchtaanvallen  Men vindt op die plaatsen de betonnen ingangsplaten met een dikte van 20 cm die voor een deel overeind nog overeind staan. Op een van deze ingangen ligt nog een betonnen afdekplaat van 12 cm dikte. Deze in de grond uitgegraven bunkers waren ca 25 m. lang, met drie ingangen. Van boven afgedekt met betonplaten en een laag grond. Er stonden houten banken in en er konden per bunker enkele honderden manschappen in plaats nemen. Ze boden ongetwijfeld wel bescherming bij luchtaanvallen, maar niet tegen zware bommen. Ze zijn, behalve voor oefeningen, niet gebruikt. Nu zijn ze ruw dichtgegooid.
Van de stafbarak aan de overkant van de Harskamperweg, nu dus landbouwgrond, is niets terug te vinden.
Ongeveer achter het huis De Hoef stond een barak voor paarden. In de brief van generaal Christiansen wordt het de ‘Schafstal’ genoemd, dus de schapenstal. De grootte van de stal lijkt voor 120 paarden lijkt wat overdreven. Bij die plek liggen nog twee weiden, die al enkele honderden jaren als landbouwgrond in gebruik zijn. Overigens zijn door de dorpsbewoners (Jan Jansen, Peet Brons, beiden nu overleden) in 1943/44 weinig paarden gesignaleerd. Wel wordt deze paardenstal ook genoemd als bergplaats voor de door de Duitsers in beslag genomen fietsen bij een razzia eind november 1944 in Otterlo..
Aan de oostkant in het terrein vindt men nog een wat vervallen loopgraaf van, in zigzag vorm. Mogelijk voor de verdediging van het kamp en /of oefendoeleinden. (foto 8)
Op enkele plaatsen langs de zandwegen zijn meerdere schuine gaten in de grond te vinden, die waren bestemd als schuilplaatsen voor voertuigen, vermoedelijk daarbij afgedekt met camouflagenetten. De grootste cluster van een stuk of tien schuilplaatsen ligt aan de noordoostelijke zijde van het kamp, vlak bij de Genieweg en bij een ingangsweg naar de Zuiderheide van het schietkamp Vermoedelijk werden hier de voertuigen van legereenheden, die een oefendag hadden met o.a. antitankgeschut, veilig opgeborgen. Tegen het einde van de oorlog waren er weinig of geen voertuigen aanwezig.

 

Waar is het materiaal van het kamp gebleven?

Dat is niet goed bekend. Maar voor de hand ligt dat er veel bruikbaar bouwmateriaal direct na de bevrijding is weggesleept
Door de gevechten die van 15 tot 17 april 1945 in en rond Otterlo plaats vonden (de Slag om Otterlo) waarbij ongeveer 150 mensen omkwamen ( 4 dorpelingen. 23 Canadeze en Engelse militairen en ongeveer 125 Duitse soldaten) leed het dorp zware schade. Er waren nauwelijks huizen en gebouwen die geen schade hadden opgelopen. In het schade dossier van de Gemeente Ede staan 118 beschadigde huizen geregistreerd. Daarnaast waren tenminste 20 huizen geheel vernield, waarvan de bewoners jarenlang in noodwoningen hebben gewoond. In Wekerom raakte de Coöperatie zwaar beschadigd. Ook in Harskamp is bij de bevrijding nog enige schade ontstaan.
Herstel en opbouw kostte jaren, mede door gebrek aan bouwmaterialen en lange procedures. In ieder geval is al het bruikbare materiaal van De Hoef verdwenen. Alleen zware betonelementen en grondverplaatsingen zijn nog te vinden.