Namenlijst Joodse begraafplaats Gennep
Hoewel de Joodse gemeente nooit groot was in Gennep, was er eind achttiende eeuw al een eigen begraafplaats. Er wordt in verschillende bronnen melding gemaakt dat de weinige Joden die in het stadje woonden, lange tijd onder de Joodse gemeente van Sittard vielen. Ook de Joodse gemeenten van Roermond en Venlo vielen in eerste instantie onder Sittard. Vanzelfsprekend was Sittard voor het begraven van overledenen wel heel ver weg. Weliswaar wordt er in 1842 in Gennep formeel melding gemaakt van een Joodse begraafplaats, maar dan is die zeker al vijftig jaar oud.
In de zeventiende en achttiende eeuw woonden er al Joden in Gennep, maar dat waren er steeds minder dan tien. Niet genoeg om een eigen gemeente te vormen. Pas in 1864 was de gemeente zodanig gegroeid dat er een gemeente opgericht kon worden met een eigen synagoge. Het onderwijs werd vanuit Cuyk verzorgd.
Dat de begraafplaats er al voor 1842 lag, wordt bevestigd door meerdere bronnen. Zo dateert de oudste steen op de begraafplaats van 1794. Hoewel onleesbaar is het jaartal bekend. Ook zijn er op de begraafplaats nog twee stenen te vinden, waarvan een met het jaartal 1804 en de andere met daarop de vermelding van 1830. Ook op de kadastrale kaart die rond 1830 werd getekend, komt de begraafplaats al voor. De grootte van het perceel bedraagt dan 490 m2. De begraafplaats in Gennep werd weliswaar weinig gebruikt, maar was wel een uitkomst. Een reis met paard en wagen van Gennep naar Sittard zou al gauw meerdere dagen in beslag nemen.
In eerste instantie was de begraafplaats omgeven met een sloot. In 1876 werd een muur rond de begraafplaats geplaatst. Twee jaar later zou zo’n 200 meter zuidelijker de spoorlijn Boxtel – Wesel in gebruik worden genomen. De plaatsing van de muur had waarschijnlijk daar mee te maken.
In de zomer van 1901 vond een vreemde gebeurtenis plaats op de begraafplaats. Negen grafmonumenten bleken geheel of gedeeltelijk gebroken. Allerlei beschadigingen werden aangetroffen, maar sporen van geweld konden niet ontdekt worden. Als oorzaak werd uiteindelijk gedacht aan de hevige onweersbui die Gennep enkele dagen daarvoor had geteisterd. Destijds lag de begraafplaats nog vrij en de begraafplaats werd niet dagelijks bezocht.
Rond 1920 werd tussen begraafplaats en spoorlijn een bijzondere woonwijk aangelegd in tuindorpstijl voor personeel van de Noord-Brabantsch-Duitse Spoorwegmaatschappij (NBDS). Na de Tweede Wereldoorlog veranderde het hele gebied rond de begraafplaats tot een woonwijk van het groeiende Gennep. Overigens bereikte de Joodse gemeente van Gennep bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog haar grootste omvang. In 1941 telde Gennep 45 ingezetenen met een Joodse achtergrond. Onder hen zeker vijftien vluchtelingen uit Duitsland. De begraafplaats van Gennep werd voordien ook al wel gebruikt door in Duitsland wonende Joden. Sommige van hen hadden zich al eerder in Gennep gevestigd.
Op de begraafplaats staat een groot samengesteld monument van zwart graniet voor de familie David. Deze Duitse familie was in 1933 uit Geldern naar Gennep verhuist met het oog op de situatie in Duitsland. In Gennep richtte Paul David met Karl Jordan de tricotagefabriek Daco op. Ook een andere Joodse emigrant, Ernst Kann uit Goch had al eerder een confectiefabriek in Gennep gesticht en kwam er in 1933 ook wonen. De vader van Paul David, Albert was in 1935 naar Keulen verhuisd en had zijn goedlopende bedrijf in Geldern verpacht. Albert overleed in 1938 in Keulen en werd in eerste instantie begraven in Geldern waar ook zijn vrouw in 1931 was begraven. Paul zelf durfde niet meer naar Duitsland te gaan, maar in alle stilte liet hij het gebeente van zijn vader en moeder overbrengen naar Gennep. Het bedrijf Daco doorstond de oorlogsjaren maar niet meer onder leiding van de familie David.
Van 22 Joden uit Gennep is bekend dat ze in de oorlogsjaren naar Polen zijn gedeporteerd. Van de rest is, op een onderduiker na die de oorlog overleefde, niet bekend wat er met hen gebeurd is. De inmiddels verdwenen Joodse gemeenschap maakte niet meer mee dat de synagoge bij beschietingen in 1944 en 1945 zwaar beschadigd raakte. Gennep was geëvacueerd en werd op 12 februari 1945 bevrijd. Joodse inwoners kwamen niet meer terug en er was niemand die de herbouw van de synagoge op zich kon nemen. Formeel werd de Joodse gemeente van Gennep in 1947 opgeheven en bij Venlo gevoegd. De burgerlijke gemeente Gennep is daarna de begraafplaats gaan onderhouden. In 1971 is hier voor het laatst begraven.
De begraafplaats telt nog 27 grafmonumenten, naast het granieten grafmonument voor de familie Davids vooral een variatie aan stèles. Deze grafmonumenten zijn overwegend van Belgisch hardsteen en verkeren in verschillende stadia van verwering. Op sommige is de tekst nog goed leesbaar, op andere in het geheel niet meer. Enkele jongere graven hebben tevens een hardstenen rand rondom het graf.