Postduiven

Duivensport staat op de Nederlandse lijst van immaterieel erfgoed 

 

Waar komt de postduif vandaan

De postduif of sportduif stamt vrijwel zeker af van de rotsduif (Columba livia). Deze leeft in middelgebergten, en dan vooral langs kusten en op zeekliffen. Je komt de rotsduif onder andere tegen in Groot-Brittannië en in de landen rond de Middellandse Zee.

Geschiedenis

Al ver voordat onze jaartelling begon, werden in landen als Perzië, Griekenland en Egypte duiven gehouden. Hierdoor kwam er een tamme duivensoort. Deze tamme duiven werden vooral gebruikt voor consumptie. Hierna gingen de Romeinen en Grieken de duiven ook gebruiken voor het versturen van berichten. 

In de 16e eeuw kwamen de eerste ‘duivenhokken’. Het waren onderkomens in de vorm van torens en deze waren eigendom van de edelen. De meeste jonge duiven at men op. Verder gebruikte men de ontlasting van de duiven om het land te bemesten.

De postduivenhobby waarbij men wedstrijden ging houden, is tussen 1815 en 1825 in België ontstaan. Het idee ontstond om duiven te gaan kweken die snel naar hun hok terugkeren. Vanuit België verspreidde de hobby zich over Europa en ook in Nederland werd het houden van duiven populair.

Mannetje of vrouwtje

Een mannetjesduif wordt doffer genoemd, een vrouwtje duivin. De doffer is meestal forser en krachtiger gebouwd dan de duivin, heeft grotere neusdoppen, een langer borstbeen en bredere slag- en dekpennen.

Lichaamsbouw

Een postduif kan snel en lang vliegen. De lichaamsbouw van de duif is hier helemaal op aangepast. Zo zijn de meeste botten van binnen hol. Hierdoor is de duif niet zwaar. Een postduif heeft ook twee hele sterke borstspieren. Deze spieren gebruikt de duif om de vleugels op en neer te bewegen.
De lichaamstemperatuur van vogels is veel hoger dan bij zoogdieren, namelijk 41ºC. Dat is omdat het vliegen veel energie kost en de duif daarom een hogere verbranding nodig heeft.

Van ei tot vliegende postduif

 

De postduif groeit heel erg snel in vergelijking tot andere dieren. Wanneer een jonge duif uit het ei komt, is het niet veel groter dan een duim en weegt het ongeveer 20 gram. Na vijf weken weegt de duif al 300 gram en wordt hij ook niet veel groter meer. 

Als een duif geboren wordt, is deze blind en naakt. De duif is met een beetje geel dons bedekt. De eerste dagen krijgen ze zogenaamde 'kropmelk' gevoerd. Dat is eiwitrijk voedsel dat aangemaakt wordt in de krop van zowel doffer als duivin. Na zes dagen gaan de ogen van de duif open. Vanaf dat moment krijgt hij geen kropmelk meer, maar granen. 

Na ongeveer drie weken is de duif zelfstandig en gaat hij zelf eten en drinken. Als ze vier weken oud zijn, beginnen ze te vliegen. Vanaf ongeveer een half jaar zijn de duiven geslachtsrijp.

 

De N.P.O. werd kort na de Tweede Wereldoorlog opgericht. In de Tweede Wereldoorlog werd de ringadministratie (de registratie van duiven en hun bezitters) uitgevoerd door het Nationaal Verbond van Nederlandse Postduivenhouders. Bij deze gelijkgeschakelde organisatie waren zowel alle Nederlandse bonden voor postduivenhouders als alle individuele postduivenbezitters verplicht aangesloten. Vanaf 1945 werd de registratie uitgevoerd door de Nederlandse Postduivenhouders Organisatie. De functie van ringadministrateur lag in handen van Maarten de Roode, die deze functie in opdracht van de Federatie van de Nederlandse Postduiven Bond ook al bekleed had bij het Nationaal Verbond.

De Nederlandse Postduivenhouders Organisatie (NPO) in Papendal is de Nederlandse landelijke organisatie voor hobbymatige postduivenhouders. Ze biedt informatie over het houden van postduiven, registreert verloren en gevonden duiven en organiseert wedstrijdvluchten, kampioenschappen en manifestatiedagen. De organisatie heeft een koepelfunctie voor lokale verenigingen, en heeft verschillende regionale afdelingen.

Wetenswaardigheden over NPO

De N.P.O. organiseert sinds haar oprichting nationale en internationale wedstrijdvluchten, kampioenschappen en manifestatiedagen. Prins Bernhard stuurde in 1953 zes van zijn beste duiven naar Haarlem, die op de kampioenendag van de N.P.O. hun kunsten zouden vertonen. In 1957 was Nederland het gastland voor de internationale Olympiade voor postduivenhouders. De organisatie lag in handen van de N.P.O., onder toeziend oog van de Fédération Colombophile Internationale, de internationale federatie van postduivenhouders. Achttien landen deden dat jaar aan het evenement mee.Nederland werd dat jaar tweede. De N.P.O. telde in die periode zo'n 45.000 leden.

Andere feiten:

  • In 1951 ontstond er opschudding in de postduivenwereld. De N.P.O. waarschuwde haar achterban dat postduivenvluchten, waar deelnemers geld op konden inzetten, mogelijk door Justitie in strijd met de loterijwet zouden worden gaan aangemerkt.
  • In 1960 zocht de NPO de publiciteit met betrekking tot de vergiftiging van 4.000 duiven. De duiven zouden opzettelijk vergiftigd zijn door landbouwers, die daarmee hun oogsten wilden beschermen.
  • In 1986 werd een deel van de administratie van de N.P.O. gestolen door leden van het dierenbevrijdingsfront. De diefstal werd uitgevoerd als protest tegen het hoge sterftecijfer van postduiven tijdens een vlucht eerder dat jaar.
  • In 2012 ontving de N.P.O. een bedrag van 100.000 euro van de NederlandsePublieke Omroep in ruil voor de domeinnaam npo.nl.
  • Al drie millennia geleden werden boodschappen overgebracht met postduiven.De winnaars van de Olympische Spelen werden op die manier aangekondigd.
  • Dankzij de uitvinding van het lichte papier werden boodschapperduiven nog veel praktischer. Vooral in de moslimwereld herleefde de duivenpost. De geleerden Al-Biruni (in Chorasmië) en Abu al-Wafa’ (in Bagdad) coördineerden zo hun waarnemingen van de maansverduistering in de nacht van 24 op 25 mei 997. Dit liet hen toe te berekenen dat de geografische lengte tussen hun locaties niet meer dan 15° bedroeg, zodat het onbekende deel van de wereld plots een stuk groter uitviel dan tot dan toe aangenomen. Tegen 1167 had sultan Nur ad-Din een geregelde duivenpostdienst ingesteld tussen Bagdad en Syrië.
  • De Spaanse reiziger Pero Tafur zag in 1436 postduiven bij Damietta, aan de Nijlmonding, en dacht ten onrechte dat ze heen en weer vlogen. Sultan Tipu had de Jamia Masjid moskee in Srirangapatna als centrum van zijn duivenpost.
  • Het systeem verspreidde zich naar Europa. De Republiek Genua zette een duivenpost op om communicatie te onderhouden tussen wachttorens in de Middellandse Zee.
  • In de lage landen werden postduiven tijdens de Tachtigjarige Oorlog gebruikt om berichten te sturen vanuit belegerde steden. Dergelijke oorlogsduiven werden nog lang gebruikt in Europa, bijvoorbeeld in de Frans-Duitse Oorlog, in de Eerste en in de Tweede Wereldoorlog. Twee bekende oorlogsduiven zijn Cher Ami († 1919) en G.I. Joe († 1961).
  • In het 19e-eeuwse Europa bleef men ook na de uitvinding van de telegraaf postduiven gebruiken om lacunes te ondervangen. Bekend is de financiële duivenvloot van Paul Reuter op de verbinding tussen Brussel en telegraafterminus Aken (1860). In december 1870 werd een microfilm in nauwelijks tien uren van Perpignan naar Brussel gevlogen.

 

Nederland kent 12 afdelingen:

Afdeling 12 de Kuststrook

Afdeling 11 Friesland '96

Afdeling 10 Noord-Oost Nederland

Afdeling 9 Oost-Nederland

Afdeling 8 Gelders Overijsselse Unie

Afdeling 7 Midden-Nederland

Afdeling 6 Noord-Holland

Afdeling 5 Zuid-Nederland

Afdeling 4 Limburg

Afdeling 3 Oost-Brabant

Afdeling 2 Brabant 2000

Afdeling 1 Zeeland '96

 

Postduivenverenigingen in Nederland:

Overijssel:

Deventer - idem

Doorzetters Steenwijkerw

Koerier Steenwijk

Luchtbode Borne

Luchtsport Vroomshoop

Luchtvermaak Rijssen

Postduif - Steenwijk

Postduif Kampen

Postduivenctrm. Enschede

PV Luchtsport - Enschede

Reisduif Borne

Snelvliegers Genemuiden

Snelvlucht Hengelo

Steeds Sneller Deventer

Steeds Verder Twello

Streekvliegers Staphorst

Vale Doffer Haaksbergen

Witpen Hengevelde

Zwaluw Rijssen

Zwaluw Wijhe

 

Utrecht:

Eendracht - Amersfoort

Eendracht Amersfoort

Lekvogels Wijk bij Dst

Maarssen idem

Zwaluw Oudewater

 

Zeeland:

Duivencentrum Nishoek

PV de Combinatie Middelburg

Reisduif Sluiskil

Snelvliegers Oostburg

 

Noord Holland

't Gooi Naarden/Bussum

Den Helder idem

Nieuwe Diep Den Helder

Postduif HW Zwanenburg

Snelle Wieken Santpoort

Snelpost Enkhuizen

Steeds In Sp. Alkmaar

Vrij Snel Hilversum

Zaanstreek N. Wormerveer

 

Zuid Holland

Adelaar Vlaardingen

Blauwe Duif Achthuizen

Doorzetters Alblasserdam

Eendracht Maasdijk

Gevl. Bode Streefkerk

Luchtbode Dordrecht

Luchtbode H.I. Ambacht

Luchtbode Papendrecht

Reisduif Naaldwijk

Reisduif Sommelsdijk

Snelle Wieken Gorinchem

Snelvlieger Cappelle

Snelvlucht Ameide

Steeds Sneller Noordwijk

Witpen Zoetermeer

 

Drenthe:

Airsport - landelijk

De Valk Meppel

Hoogeveen idem

Luchtbode Assen

Starfighters 2e Exloerm.

Steeds Sneller Holl'veld

Flevoland:

Flevocourier Lelystad

Flevoland Urk

IJsselmeervliegers Urk

Lelybode - Lelystad

Tot Weerziens Urk

Zuiderzeevliegers E'oord

Friesland:

Blauwband Balk

Blauwe Doffer Damwoude

Boalsert - Bolsward

De Snip Ureterp

Douwenocht St Nicolaasga

Dowetille Kootstertille

Duivensport Heerenveen

Friesche Postduif Dokkum

Gevl. Vr. Twijzelerheide

Gevleugelde Vrienden Jubbega

Koerier Buitenpost

Kustvliegers Holwerd

Luchtbode Wolvega

Noordervlucht Blija

Ons Genoegen Harlingen

Op Eigen Wjukken Stiens

Orion Leeuwarden

Postduif Harlingen

Reisduif Zwaagwesteinde

Steeds Sneller Ee

Us Nocht Bontebok

Vliegende Post Minnertsga

Vredesduif Noordwolde

Zwaluw De Westereen

Yalp

Gelderland:

CPL Silvolde

Eendracht Harderwijk

Gorssel idem

Hoksebergvliegers 't Harde

Koerier Zelhem

Lingebode Zetten

Luchtpost Aalten

PAX Snelpost Lochem

Pelikaan Oosterwolde

Reizende Postduif Hattem

Rode Doffer Loil / Didam

Roderlo Ruurlo

Union Apeldoorn

Valeouwe Apeldoorn

Velp Zuid Velp

Voorbode Ede

Vredesduif Duiven

Vriendschap Hattemerbr.

Waalvliegers Tiel

Witpen Weurt

Woudvliegers Putten

Zuid Oost Apeldoorn

Zuidpost Nijmegen

 

Groningen:

Blauwe Doffer Appingedam

Eemsvliegers Delfzijl

Luchtpost Delfzijl

Skymasters Musselkanaal

Snelpost Beerta

Stormvogels Ter Apel

Trouwe Duif Scheemda

Zwaluw Muntendam

 

Limburg:

De Valk - Dieteren (opg)

Vl. Hollander Heythuysen

Vredesduif Wessem

Zwaluw Venray

 

Brabant:

Arkduif Bladel

Baronie Breda

Deuteren Den Bosch

Drie Beerzen Middelbeers

Eendracht Etten Leur

Gevl. Vr. Nieuwkuijk

Gevl. Vrienden R'veer

Kaatsheuvelse Postd. Ver

Luchtgids Halsteren

Luchtklievers Hoogerh.

Luchtpost Boxtel

Luchtreizigers Eersel

Luchtstormers Goirle

Luchtvaart Sprang Capell

Madese Bond Made

Nooi Gedacht Sprang Cap.

Postduif St Willibrord

Postduif Waalwijk

Postduif Wernhout

Pro Patria Oss

Reisduif Bergen op Zoom

Steeds Sn. Dinteloord

Str. in Vrede Den Dungen

Terheijden Idem

Trouwe Duif Schaijk

Welkom Uden

Zwaluw Den Bosch

Zwaluw Rosmalen

 

 

Duivensport is een competitie, waarbij speciaal gefokte duiven zo snel mogelijk een traject tussen een lossingsplaats en hun hok moeten afleggen. De winnaar is de eigenaar van de duif die de afstand tussen losplaats en duivenhok met de hoogste gemiddelde snelheid afgelegd. Een liefhebber van de duivensport wordt een duivenmelker genoemd. Een belangrijk onderdeel is het kweken en trainen van postduiven.

Versturen van berichten

Een getrainde postduif kan over grote afstand, en zelfs na jaren, nog zijn hok terugvinden. Vroeger werd zo post verstuurd: een dun en klein papiertje werd beschreven met enkele regels, en dit werd aan de poot bevestigd. Na het loslaten vloog de duif terug naar zijn hok, waar dat bericht gelezen kon worden. Het was dus alleen mogelijk om berichten te versturen naar het thuishok van een getrainde duif. Door verschillende postduiven van verschillende locaties mee te nemen kon men berichten naar meerdere plaatsen sturen. Dit was vroeger een zeer snelle manier van communicatie. Pas met telegrafie en later met de telex kwamen nog snellere communicatiemiddelen, die natuurlijk ook veel betrouwbaarder waren.

In de Tweede Wereldoorlog werd ook gebruikt gemaakt van postduiven om berichten over te brengen. Bekende en (postuum) onderscheiden duiven zijn onder andere G.I. Joe, Flying Dutchman, Tommy, William of Orange en Dutch Coast.

Tegenwoordig

Voor veel mensen is het nog steeds een hobby die intensief wordt beleefd en waarbij de wedstrijden van maart tot en met half oktober plaatsvinden. De sport kent wel, net als veel hobby's die in verenigingsverband worden uitgeoefend, een groeiende vergrijzing. Mede hierdoor is de duivensport in Nederland en België op zijn retour. In het voormalige Oostblok en in Azië is de sport echter flink groeiende. Daarnaast is het, zij het steeds minder, ook een gokspel: de eigenaars kunnen op hun eigen duiven geld inzetten. Hierbij speelt de te verwachten prestatie van een duif uiteraard een grote rol. Gedacht moet worden aan prijzen van enkele tientallen euro's.

Elementen

Registratie


De klassieke methode: Hierbij wordt elke duif door middel van een
 ringentang voorzien van een gummiring, die bij aankomst van de duif in de klassieke duivenklok (constateur) wordt gestopt. Op lokale en regionale vluchten wordt deze methode nog nauwelijks toegepast. Op internationale vluchten wordt de gummiring nog vaak gecombineerd met de chipring, als anti-fraude maatregel.Bij het inkorven voor een wedstrijd worden momenteel twee soorten merkringen gebruikt, afhankelijk van hoe de aankomsttijd wordt vastgesteld:

  • De elektronische methode: Met het elektronisch constateren heeft de duif een chipring of een combiring om zijn poot, die bij aankomst een signaal geeft aan de antenne van de elektronische duivenklok. Merken van elektronische constateurs zijn: Tipes, Unikon, Benzing en Bricon.

Snelheidsbepaling


De duiven worden ingedeeld in leeftijdsklassen (jonge duiven, jaarlingen (vaak samen met oude) en oude duiven). Eventueel wordt er zelfs nog onderscheid gemaakt naar geslacht: doffers (m) of duivinnen (v).

LeeftijdsklassenDe snelheid van de duif varieert -afhankelijk van windrichting en weersgesteldheid- van 60 tot 130 km/h. De vliegsnelheid -die bepalend is voor het klassement- wordt berekend aan de hand van vertrektijd, aankomsttijd en vliegafstand. De vliegafstand wordt berekend aan de hand van de coördinaten (lengte- en breedtegraad) die door een officiële landmeter werden vastgesteld; die zijn dus voor elk hok verschillend. Met ingang van 2006 worden de afstanden tussen lossingsplaats en thuishok van de duif bepaald door middel van GPS-coördinaten. Hierdoor zijn de afstandsbepalingen veel nauwkeuriger, wat de competitie tussen de duivenliefhebbers ten goede komt.

 

Inkorving

Bij een inkorving geeft de speler zijn duiven af in een welbepaalde volgorde. De aanpakker registreert iedere duif in de computer en zet ze in een reismand (die voorzien is van drinkflessen en eetbakjes). Daarna rekent de speler af voor de kosten en de inzetten die hij riskeert. De reismanden worden vervolgens op een vrachtwagen naar een bestemming gebracht. De bestemming is meestal zuidelijk gelegen, maar kan uitzonderlijk ook oostwaarts liggen.

Door de stress van de inkorving en het transport en het contact met andere dieren, kunnen ze elkaar besmetten met ziekten als duivenpokken, het geel en coccidiose. Bij hun thuiskomst worden ze dan ook goed verzorgd en soms preventief behandeld (wat dan weer een gevaar inhoudt voor resistentievorming bij deze ziekteverwekkers).

Inzetten

Het duivenspel is in feite een gokspel: de speler kan geld inzetten op een duif op of een groep van duiven. De inzetten worden als prijzengeld uitgekeerd. Prijzen kunnen per tweetal, per drietal of hoger worden toegekend. Dat betekent dat slechts één duif op twee, drie of meer een prijs binnenhaalt. Een inzet van 1€ die per viertal verspeeld wordt, levert dan bijvoorbeeld 4€ op. De inzetten kunnen variëren van 0,25€ (voor de verplichte inzet) tot een tiental euro (voor de vrije inzetten).

Op de meeste (lokale en regionale) vluchten is het ook mogelijk om "leerduiven" mee te geven. Er is dan geen inzet en enkel de kosten voor het vervoer moeten worden betaald. Deze duiven komen dan ook niet op de uitslag.

Lossen


Het is dan aan de deelnemer om te schatten wanneer hij zijn duiven thuis mag verwachten, rekening houdende met de lostijd, zijn afstand en de weersomstandigheden.
De wedvluchtbegeleiders wachten op de losplaats tot een vooraf afgesproken uur om alle duivenmanden zo gelijktijdig mogelijk open te maken. Als de weersomstandigheden op het vliegtraject slecht zijn, kan beslist worden om het lossen uit te stellen, of -in een uiterste geval- de dieren veel dichter bij huis te lossen. Het lossingsuur werd aanvankelijk via een telegram naar het inkorvingslokaal gestuurd. Later werd de lossingsinformatie op zondag ieder uur vie de radio omgeroepen. Nog later kwam deze informatie op het teletext kanaal van sommige TV-zenders. Momenteel kunnen de deelnemers de lossingsinformatie vinden op de website van de nationale bond.

Afslag

Nadat de wedstrijdduiven bij aankomst geregistreerd werden (in een mechanische of elektronische constateur) moet de liefhebber de registraties laten uitlezen in het clublokaal. Hiervoor wordt nog steeds de term "afslag" gebruikt, die te maken heeft met een bijkomende registratie van de mechanische constateur in het lokaal om de afwijking met de moederklok vast te stellen. Wanneer alle resultaten overgebracht zijn naar de computer van het lokaal kan de uitslag berekend worden en vervolgens de toewijzing van het prijzengeld. Toen er nog geen computers waren, vergde dit intensief manueel rekenwerk en was het resultaat meestal pas na enkele dagen beschikbaar. Er waren toen vaak betwistingen omtrent rekenfouten. Tegenwoordig is de uitslag vaak reeds zichtbaar op Internet, enkele uren na de afslag.

Afstanden

De uiterste afstand die een duif in één dag kan afleggen, bedraagt ongeveer 1100 km; sommige vluchten kunnen dan ook twee dagen duren.
Men onderscheidt zo vier groepen wedstrijden:

  • afstand tot 300 km (vitesse of snelheid of sprint)
  • van 300 tot 500 km (midfond of halve fond)
  • van 500 tot 700 km (dagfond of eendaagse fond of fond)
  • van 700 tot 1300 km (overnachtfond of meerdaagse fond of grote fond)

Aan de hand van oefenvluchten en de prestaties van verwante duiven, weet de duivenmelker over welke afstanden zijn duiven best vliegen.

Losplaatsen 

  • Ablis
  • Angoulême
  • Argenton
  • Arras
  • Barcelona
  • Bergerac
  • Blois
  • Bordeaux
  • Bourges
  • Boxtel
  • Brive-la-Gaillarde
  • Cahors
  • Chantilly
  • Chartres
  • Châteauroux
  • Clermont-Ferrand
  • Collégien
  • Creil
  • Dax
  • Dizy-le-Gros
  • Dourdan
  • Écouen
  • Épehy
  • Épernay
  • Guéret
  • La Souterraine
  • Laon
  • Limoges
  • Melun
  • Mont-de-Marsan
  • Montauban
  • Montélimar
  • Montluçon
  • Morlincourt
  • Nanteuil
  • Narbonne
  • Nijvel
  • Noyon
  • Orange
  • Orléans
  • Perpignan
  • Pithiviers
  • Poitiers
  • Quiévrain
  • Reims
  • Rethel
  • Saint-Quentin
  • Saint-Vincent-de-Tyrosse
  • Sens
  • Sézanne
  • Soissons
  • Souillac
  • Strombeek
  • Tarbes
  • Tours
  • Toury
  • Troyes
  • Vervins
  • Vouziers

 

Training

Een jonge postduif zal eerst zelf in de omgeving van het duivenhok rondvliegen en die zo leren kennen. Daarna kan ze getraind worden door ze op slechts enkele kilometers te lossen. Als er oudere duiven tegelijkertijd worden losgelaten, kan de jonge duif gewoon meevliegen, maar ook alleen kan de jonge duif haar weg terugvinden.

Na het loslaten vliegt de duif een paar rondjes voor haar oriëntatie. Vervolgens vliegt ze de goede richting op. Daarbij vliegt ze bij voorkeur over land, en niet over water. Een duif kan zich ook best vergissen, maar zal dan via een omweg toch vaak de weg naar huis terugvinden.

Zelfs over een afstand van 1000 kilometer of meer kan de postduif de weg terugvinden naar haar hok. Bij zulke grote afstanden moet de postduif dan ook nog ergens overnachten.

Voeding

De duif is een zaadeter. Een reisduif krijgt een mengeling van allerhande zaden en granen, meestal aangepast aan het seizoen. Zo bestaan er specifieke mengelingen voor de rui, de kweek en het sportseizoen. Tijdens het sportseizoen krijgt een "fond" duif uiteraard een zwaardere voeding dan een "snelheids" duif.

Daarnaast speelt natuurlijk een goede conditie van de duif -gezond houden en de juiste voeding- een grote rol. Er is dan ook een ruim aanbod aan voedingssupplementen en (pseudo)geneesmiddelen voor duiven.

Motivatietechnieken

  • Een veel toegepaste methode om een zo groot mogelijke prestatie van de duif te bewerkstelligen staat bekend onder de naam "weduwschap". De doffer wordt in de week vóór de vlucht van de duivin gescheiden; doordat hij uit ervaring weet dat hij bij aankomst de vrouwtjesduif in het nest zal vinden, wordt zijn drang naar huis en dus zijn prestatie verhoogd. Wanneer op deze wijze met zowel doffers als duivinnen wordt gespeeld noemt men dat totaal weduwschap.
  • Een andere methode is het "nestspel". De doffers en duivinnen worden dan niet gescheiden, maar op een natuurlijke manier gehouden. Ze paren, broeden en brengen dus gewoon jongen groot. De duivinnen leveren de beste prestaties als ze broeden of kleine jongen hebben. De doffers hebben een betere conditie als ze grote jongen hebben of als ze 'drijven' (lees: de periode waarin ze paren met de duivin voor een nieuw legsel). Een extra stimulans kan het op de vlucht inzetten van de ouderduif van het nest met jongen zijn op het moment dat de partner niet aanwezig is. De ouderduif denkt dan dat de jongen zonder voedsel en bescherming zitten en zal zich vlugger terug naar het hok haasten.
  • Een populaire methode met jonge duiven is de schuifdeur. Tijdens de week leven en trainen de jonge doffers en duivinnen gescheiden in twee aanliggende hokken. Enkele uren voor de inkorving wordt een schuifdeur tussen beide hokken geopend en kunnen duivers en duivinnen vrij met elkaar scharrelen.

Achterblijvers

Na zulke vluchten (wedstrijd- en oefenvluchten) blijven ook dieren verdwaald achter. Deze achterblijvers (in jargon: opvangers) komen vaak bij andere liefhebbers op het duivenhok terecht. De eigenaar van een verdwaalde duif kan achterhaald worden aan de hand van het unieke nummer op de vaste voetring. Het telefoonnummer en/of e-mail adres van de eigenaar kan worden gevonden via de site van de nationale bonden. De liefhebber die de duif heeft opgevangen neemt dan contact op met de eigenaar en in overleg wordt gezocht naar een oplossing. Vaak is een duif na een paar dagen te zijn verzorgd op het 'gasthok' zelf in staat om de weg naar het eigen hok weer te vinden. Verdwaalde postduiven moeten niet worden verward met stadsduiven.

Fraude

Waar geld in het spel is, is fraude niet ver weg. Fraudeurs proberen op verschillende wijzen de uitslag van een wedstrijd te beïnvloeden:

  • manipulatie van de gummiring of de chipring bij het inkorven;
  • manipulatie van de duivenklok bij aankomst;
  • doping.

Uiteraard moet de organisator van een wedvlucht alle maatregelen nemen en respecteren om fraude te voorkomen. Het gebruik van doping is niet toegestaan. Er is een lijst met verboden stoffen en er worden jaarlijks vele controles uitgevoerd.

 

Duivensport in België

België is de bakermat van de duivensport. Omstreeks 1800 vonden er in Luik, Antwerpen en Gent al wedstrijden plaats. De Koninklijke Belgische Duivenliefhebbersbond (KBDB) bestaat sinds 1910 en heeft momenteel 5 regionale afdelingen in Vlaanderen en 2 in Wallonië. In tegenstelling tot in Nederland werden de Belgen tijdens de Tweede Wereldoorlog niet verplicht om hun duiven af te maken. Daar werden de duiven alleen uit enkele provincies geëvacueerd. Anders was dat in de Eerste Wereldoorlog, waarbij de Belgische duivensport zware klappen kreeg.

Sedert de jaren 1950 is in de omgeving van Lier, met zijn zondagse internationale duivenmarkt, de sport nog erg populair.

Duivensport in Nederland


Ondanks de zware straffen bij overtreding slaagden veel duivenhouders erin om hun duiven illegaal in leven te houden. Na de Tweede Wereldoorlog beleefde de duivensport een nieuwe opleving.
Vóór de Tweede Wereldoorlog telde Nederland vele duivenhouders, zowel van postduiven als van sierduiven. Op 16 mei 1940, direct na de capitulatie, werd door de Duitse bezetter geëist dat alle Nederlandse postduiven moesten worden afgemaakt. Enkele duivenmelkers tekenden hiertegen protest aan, en kregen het voor elkaar dat de verordening werd ingetrokken. Dit echter wel onder voorwaarden dat het houden van postduiven voortaan streng gereguleerd zou worden. Binnen twee maanden werd het Nationaal Verbond van Nederlandse Postduivenhouders opgericht. Het doel van de nieuwe, gelijkgeschakelde organisatie was het verenigen van alle bestaande postduivengroeperingen en bonden in één overkoepelende organisatie. Richtlijnen voor het functioneren van de nieuwe organisatie werden mede bepaald door een afvaardiging van het Duitse bestuur. Voor sierduiven werd er een vergelijkbare organisatie opgericht. Het Nationaal Verbond voor Nederlandse Postduivenhouders was onder andere verantwoordelijk voor de landelijke ringadministratie; de registratie van duiven en hun bezitters, uitgevoerd door middel van sluitringen om de pootjes van postduiven, een praxis die door de bezetter voor alle postduiven verplicht werden gesteld. Maarten de Roode, tot dan toe bestuurder bij de Federatie van de Nederlandse Postduiven Bond, kreeg van de Federatie de opdracht om zitting te nemen in het bestuur van de nieuwe organisatie. Hij was daar onder andere belast met de ringadministratie. In 1941 werd lid zijn van het Nationaal Verbond voor elke postduivenhouder verplicht. Toen in 1941 werd afgekondigd dat er slechts nog voor een paar duizend duiven voer beschikbaar zou blijven, werd het Nationaal Verbond van Nederlandse Postduivenhouders belast met het uitvoeren van de verordening. Uiteindelijk werden vrijwel alle Nederlandse duiven (1 200 000 postduiven en 48 000 sierduiven) afgemaakt, krachtens een verordening van 15 augustus 1942.

De naam van de landelijke postduivenorganisatie is de NPO (Nederlandse Postduivenhouders Organisatie). Deze is gevestigd in Veenendaal.

 

Duivenklok

 


Een duivenklok of constateur is een klok die gebruikt wordt tijdens wedstrijden in de duivensport. De klok geeft de tijden aan waarop de postduiven zijn vertrokken en weer zijn aangekomen.

In België is men in 1818 begonnen met het in wedstrijdverband vliegen met postduiven, Nederland volgde in 1840. Het zal duidelijk zijn dat in die tijd de sport er anders uitzag dan nu. Doordat er nog geen vervoersmogelijkheden waren gingen lopers op pad met een paar duiven op de rug. Als deze lopers –soms wel na een paar weken- aankwamen op de plaats van bestemming werden de duiven daar losgelaten en vlogen deze terug naar huis.

Voetringen of andere vormen van Identificatie bestonden ook nog niet in die tijd en er was dus maar een manier om aan te tonen dat de duif ook werkelijk was aangekomen. Men ging met de duif naar het lokaal. Hier aangekomen werden de duiven in kooitjes gezet en was het duidelijk zichtbaar hoe de prijsverdeling eruitzag. De duif in het eerste kooitje was eerste de duif, in het tweede kooitje tweede enz.

In het begin was dat geen probleem omdat er maar weinig duiven onderweg waren en het kon soms wel dagen duren tot de volgende duif arriveerde. De duivensport nam echter snel in omvang toe en men moest naar een betere manier van registratie.

In eerste instantie werd er een gewone klok naast de kooitjes gezet en werd genoteerd wanneer een bepaalde duif binnenkwam. Nu kon men ook verrekenen dat de ene liefhebber verder weg woonde dan de andere. Het bleef echter mensenwerk en zeer waarschijnlijk werd er ook in die tijd –al of niet opzettelijk- al weleens een verkeerde tijd genoteerd. Ook was het een probleem dat men nooit zeker wist dat de duif in het kooitje ook de duif was die onderweg was geweest.

Zo rond 1880 kwam er eindelijk een vorm van identificatie voor de duiven: het vleugelmerk. Nu werd het eindelijk mogelijk om een duif te herkennen. Het is waarschijnlijk in deze periode dat men begonnen is met het maken van de eerste constateurs. De eerste constateur werd naar alle waarschijnlijkheid ontworpen en gemaakt door Van den Bossche uit Oudenaarde (België). Dit was een klok met een uurwerk en een papierband. In de gesloten klok was een uitsparing van circa 1 bij 2 centimeter gemaakt waar de rol onderdoor liep. Op het moment dat de liefhebber met zijn duif in het lokaal kwam werd het vleugelmerk op het nog zichtbare stuk papier geschreven en werd er geconstateerd. De afdruk werd gemaakt door naaldjes in de vorm van een uurwerk. Omdat alleen wat gaatjes in een leeg stuk papier natuurlijk niet veel zeggen werden er bij deze klokken mallen geleverd om de tijd later zo nauwkeurig mogelijk om te zetten in een leesbare tijd.

Dit was ook de tijd waarin meerdere horlogemakers begonnen met het vervaardigen van duivenklokken. Een bekende klok uit die tijd is de Remy. Het afdrukprincipe (naaldafdruk) was gelijk aan die van Van Den Bossche alleen zat in deze klok geen doorlopende papierband maar losse kaartjes met daarop een tijdsverdeling waardoor de mallen overbodig waren. Een ander voordeel van dit systeem was dat op elk kaartje de tijd en het vleugelmerk stonden zodat niet meer de fout kon worden gemaakt dat het verkeerde vleugelmerk bij de verkeerde tijd kwam.

Met de komst van de gummiring in 1891 brak er weer een nieuw tijdstip voor de duivenklok aan want men hoefde niet meer met de duif naar het lokaal, maar slechts met een kleine gummiring. Het aantal leveranciers van deze klokken werd nu snel groter. Een bekende klok uit die tijd is de Toulet. Een duidelijke wijziging ten opzichte van voorgaande klokken was de aanwezigheid van een ringtrommel en nieuwe vormen van tijdsafdruk. Oude klokken zoals de Van Den Bossche en de Remy werden aangepast aan de nieuwe vorm van constateren en er werd in de klok een ringtrommel aangebracht, maar het afdrukmechaniek werd uiteraard niet gewijzigd, dat zou hetzelfde betekenen als een nieuwe klok ontwikkelen. Toulet (21 constateringen) en ook Gerard (20 constateringen) deden dat wel en maakten gebruik van ronde schijven voorzien van een tijdsverdeling.

De Gerard was nauwkeuriger dan de Toulet want deze had 3 schijven (uren, minuten en seconde) terwijl de Toulet alleen uren en minuten aangaf. Een groot voordeel van de Toulet was echter dat de ringen in het vak gegooid werden en geconstateerd. Bij Gerard had men pinnen aangebracht waar de ring nauwkeurig overheen geschoven moest worden wat natuurlijk weleens fout ging. Gerard is toen snel overgegaan op hetzelfde systeem als Toulet en werd in die tijd ook een zeer populaire klok. Evenals de Habicht (20 constateringen).

Aangezien de duivensport echter steeds populairder werd waren er steeds meer constateurs nodig. Werd er met 200 duiven gevlogen dan had men al snel 10 constateurs nodig, wat uiteraard een grote kostenpost was.

Met die kennis in het achterhoofd bracht de firma Benzing uit het Duitse Schwenningen am Neckar in 1897 zijn eerste duivenklok uit. Voorheen had deze firma al ervaring opgedaan met prikklokken en nachtwakersklokken en die ervaring werd verwerkt in de duivenklok. Om te beginnen had deze klok 50 constateringen, waardoor per club minder constateurs aangeschaft hoefden te worden, maar ook het systeem van afdruk was anders.

Voor het eerst werd er een afdruk op een papierband gestempeld door middel van een inktlint. Een goed leesbare afdruk was het gevolg. In dezelfde periode kwam in hetzelfde Schwenningen de firma Schlenker Grusen met een duivenklok uit. De afdruk werd bij deze klok ook gestempeld, maar de wijze van constateren was toch geheel anders dan bij alle andere klokken. De klok had geen ringtrommel, maar in plaats daarvan werd in de klok werd een kaartje gezet, met daarop de gummiring. Op het moment dat de kaart gestempeld was viel deze in de klok met als gevolg dat er in een klok circa 120 duiven geconstateerd konden worden.

In tegenstelling tot de klokken met veel constateringen in Europa begint men in Amerika rond 1898 met de productie van “two bird timers” Dit zijn klokken waar slechts 2 duiven in geconstateerd kunnen worden en waar ook de manier van constateren anders is. De klokken worden stil gezet op 12.00 uur en als er een duif geconstateerd wordt begint de klok te lopen. Aan de hand van het tijdsverschil met de moederklok werd dan de aankomsttijd vastgesteld. De eerste Amerikaanse klok was de Halstead en werd door de liefhebbers thuis gebruikt.

Rond 1900 beginnen, door toegenomen welvaart, ook in Europa de klokken te veranderen. Steeds meer liefhebbers kopen zelf een klok en constateren de duiven thuis. Een gevolg hiervan is dat de klokken minder constateringen krijgen en een ander gevolg is dat de klokken meer beveiligingen krijgen. Toen de klokken nog in het lokaal stonden was de beveiliging van minder groot belang omdat er altijd een paar man omheen stonden. Thuis had men echter alle vrijheid om met de klokken inventief bezig te zijn, en dat gebeurde dan ook.

Als ik als voorbeeld de Benzing met 40 constateringen (1902) neem, dan is daaraan duidelijk te zien wat er in die tijd gebeurde. 2 jaar nadat de Benzing met 40 constateringen –voor de vereniging- op de markt kwam werd deze gevolgd door de benzing met 20 constateringen – voor de liefhebber thuis-. De uitvoering met 40 constateringen had vrijwel geen veiligheidsvoorzieningen (alleen het verzegelen van de klok was mogelijk). De uitvoering met 20 constateringen had naast het verzegelen nog een extra veiligheidsvoorziening en dat was dat de klok met een speciaal sleuteltje geopend diende te worden. Ter decoratie was op de zijkant van deze klok een messing plaat aangebracht met daarin de inscriptie Benzing Stobbe.

De kast was echter snel geopend zonder sleutel en achter de messing plaat kon ongezien een opening aangebracht worden om in de klok te komen. Het resultaat was dat de plaat verwijderd werd en de klok werd voorzien van een prik. Dit voorbeeld was de Benzing, maar zo ging het in die tijd met zeer veel klokken.

Met deze kennis kwam Plasschaert in 1905 met een klok op de markt die geheel uit dit oogpunt ontworpen was. Werd de klok geopend dan werd er niet alleen een prikgat in de band aangebracht, maar werd de gehele papierband afgesneden. Drastisch, maar effectief.

Vanaf 1910 zijn er eigenlijk geen experimenten meer met de klokken en er blijven 2 soorten over: de prikkers en de drukkers. Naast wat veiligheidswijzigingen zoals de dolometer om aan te tonen dat er geschud is met de klok of de veiligheidsdriehoekjes van Benzing om aan te tonen dat er met de wijzers is gedraaid verandert er eigenlijk weinig.

In 1972 komt er dan echter een Engelsman, Edward Wikinson, met de Racemaster. Bij deze klok werd de tijd niet in uren, minuten en seconden weergegeven, maar alleen de seconden. Als op de afdruk bijvoorbeeld 46803 s stond betekende dat dat er 46803 seconde na de aanslag geconstateerd was. Stel dat de klok om 20.00 uur aangeslagen was, dan was de aankomsttijd 09.00.03. Het mag duidelijk zijn dat dit nooit echt populair is geworden.

De Racemaster was wel de eerste klok die werd aangedreven door een batterij. Dit kwam weliswaar niet de zuiverheid van het uurwerk ten goede want de batterij zorgde er alleen voor dat de veer van het mechanische uurwerk opgewonden bleef. De eerste klok die beduidend beter liep dan alle andere klokken was de Benzing Quarts uit 1976. Dit uurwerk had geen echappement maar werd volledig door een kwartsuurwerk aangedreven.

De volgende ontwikkeling was de computerklok waar Junior in 1982 mee op de markt kwam.Dit was de eerste klok die een printer nodig had om de tijden af te drukken en die rechtstreeks op de computer ingelezen kon worden waarmee het maken van een uitslag aanzienlijk werd versneld.

Naast Junior hebben Benzing (1987) en STB (1988) ook nog een computerklok gemaakt, maar het was gedaan met klokken waar een gummiring in moest toen in 1992 Tipes op de markt kwam met het elektronisch constateren.

Er werd geen gebruik meer gemaakt van een gummiring, maar van een chipring, een ring voorzien van een chip. Op het moment dat de duif de antenne nadert, is deze geconstateerd.

Er bestaan vele soorten constateurs, de ene al wat mooier afgewerkt dan de andere. Veel voorkomende modellen zijn bijvoorbeeld "La Lédoise", "Toulet" en "Benzing".