Kamp Lemmer

Geen NAD nummer

Lemmer

 

Kamp Lemmer in de Noordoostpolder was tijdens de Duitse bezetting een werkkamp ten behoeve van de ontginning van de Noordoostpolder.
Van april 1945 tot december 1945 was het in gebruik als een doorgangskamp voor transporten van te interneren politieke gevangenen.

Kamp Lemmer was van 1-11-1944 tot 11-10-1950 bedoeld voor polderarbeiders.

 

Een paar weken na de sluiting is dit kamp gebruikt voor de opvang van Ambonezen/Molukkers ( 7-12-1950 tot 16-4-1953.)

 

De barakken worden overgebracht naar Zeeland

Een paar barakken met holle, gordijnloze ramen, een schril fluitende loopjongen, die de beklemmende stilte scheen te willen ontvluchten, twee achteloos weggezette tuinstoelen aan het eind van een straatje, een eenzame kok die in de grote centrale keuken de laatste maaltijd klaarmaakte voor de laatste beide gezinnen. … Zó was “Kamp Lemmer” gistermiddag, toen de verhuizingsdrukte van de morgen achter de rug was. Een stuk of wat achterblijvers drentelden rond met verwezen gezichten en de juffrouw van de kleuterschool paste plichtsgetrouw op de laatste drie of vier kinderen. Alles was even troosteloos. Het naderende einde wierp z’n schaduw over het tot voor kort meer dan honderd bewoners tellende “dorp” en niemand scheen er zich aan te kunnen onttrekken. De bevolking werd ergens anders ondergebracht, vannacht om twaalf uur hield het kamp officieel op kamp te zijn en zeer binnenkort wordt het afgebroken om straks in Zeeland weer als een Phoenix te herrijzen en onderdak te bieden aan een groot aantal dijkwerkers, een functie, die belangrijker werd geacht dan de tegenwoordige.


Het zal dus uiteindelijk z’n oorspronkelijke taak weer opnemen, want ongeveer twaalf jaar geleden werd het door de directie Wieringermeer—Noordoost-polderwerken gebouwd om als woonplaats voor arbeiders te dienen. Niet op de tegenwoordige plaats aan de Hopweg, maar dichter bij Lemmer, tegenover de smederij. Dit punt was volgens de heren Duitsers bar ongeschikt. Het lag precies in het schootsveld van het afweergeschut en daarom werd niet lang na de opbouw bevel gegeven de barakken naar elders over te brengen. Via Lemmer kwamen ze op hun tegenwoordige plaats twee kilometer buiten het dorp terecht en vormden een rustig plekje met wat groen aan de rand van het nieuwe land.


Na de voltooiing van het grondwerk in deze hoek, verdween het gros van de arbeiders en werd het kamp voor de directie Wieringermeer overbodig. Zodoende kon het in December 1950 ter beschikking worden gesteld van de Dienst voor Maatschappelijke Zorg re Leeuwarden, die er een woonoord voor gerepatrieerden van maakte. De “directie” behield echter het beheer. Rond Vierenveertig gezinnen vonden er sinds die tijd onderdak. Eerst voornamelijk militairen, later ook gepensioneerde burgers. Allen, zonder uitzondering, hadden het uitstekend naar de zin en minder prettige voorvallen kwamen dan ook nimmer aan de orde. Dit mooie resultaat is grotendeels te danken aan de keurige inrichting van het kamp. De twee barakken hebben in totaal twintig kamers, die worden gecompleteerd met een recreatiezaal, een kraamkamer, een douchegelegenheid en — niet te vergeten — een kleuterschool.
Vooral voor de instandhouding van de goede harmonie onderling heeft dit schooltje heel wat gedaan. De kleintjes konden nu overdag geen kattenkwaad
uithalen (de kok-beheerder uitgegraven tulpen voor uien verkopen) zodat de rust in het kamp en in de gemoederen der ouders bijna spreekwoordelijk was.
Binnenkort zullen alleen wat boompjes en misschien een hek of een stukje plaveisel de plek aanwijzen waar eens Kamp Lemmer lag. Op den duur krijgt
de grond wellicht een andere bestemming en over enkele jaren heeft de tijd ook de laatste sporen weggewerkt. Het kan echter zijn dat ergens in het brein
van een arbeider of gerepatrieerde een gedachte blijft hangen aan het kamp, dat hem en zoveel anderen in zeer moeilijke jaren een onderdak heeft gegeven. Het kan zijn. maar dat is dan ook het enige.

 

Wiebe Soetendal zat bij de Binnenlandse Strijdkrachten. Hij kreeg de opdracht om te voorkomen dat de Duitsers de Noordoostpolderdijk bij Lemmer zouden opblazen. Het verzet werd over de situatie ter plekke ingelicht door drie Polen die deel uitmaakten van de in Lemmer gestationeerde Duitse bewakingstroepen. Na de Bevrijding werd lange tijd in de polder aangenomen dat deze Polen de polder hadden gered. Ze beweerden de lonten op het kritieke moment verdonkeremaand te hebben. Maar toen Soetendal in de morgen van de 17de april de situatie in ogenschouw nam, kon hij alleen maar concluderen dat niets erop wees dat de Duitsers de dijk hadden willen opblazen. Op 17 april 1945 bliezen de Duitsers echter wel de dijk van de Wieringermeerpolder in Noord-Holland op.