Kamp Stadspark

Kamp Stadspark

 

Groningen 

De verdediging van Groningen had bijzondere aandacht omdat de stad een knooppunt van land- en waterwegen was. Aan de stadsrand werden uitgebreide versterkingen aangelegd. Vooral het Noorderplantsoen en Stadspark gingen drastisch op de schop. Niet voor niets had de OT in 1944-45 zijn Groninger kantoor in het gevorderde gebouw van de hogere burgerschool aan de Helper Brink. Voor de handen die nodig waren, maakte de OT voornamelijk gebruik van dwangarbeid. Mannen tussen de 17 en 50 jaar werden hiervoor opgeroepen. De aanleg van het loopgravenstelsel begon pas laat, in het najaar van 1944. Het slechte herfstweer gooide regelmatig roet in het eten.

 

Willem Meiborg, leraar aan de MTS, was één van de Stadjers die werd opgeroepen voor het graafwerk. Hij schreef op 13 oktober in zijn dagboek:

‘Gegraven in de blubber en klei op de renbaan in het Stadspark. Door hoge OT ome getracteerd op jenever.’ Maar een dag later was, zo noteerde Meiborg, ‘“onze” put weer dichtgeschoven.’ Mogelijk hinderde de hoge grondwaterstand de werkzaamheden. Een deel van de versterkingen werd tenminste bovengronds aangelegd. Ook de winter maakte enige tijd het werk onmogelijk.


Tot in de eerste week van april 1945 werd door de gravers van de OT nog gewerkt aan de versterkingen ten zuiden van de Stad. Voor de oprukkende Canadezen bleken ze geen obstakel van formaat. De begroeiing had door het late tijdstip van aanleg geen tijd om zich te herstellen: de werken waren daarom voor de geallieerde luchtverkenning goed zichtbaar. Bovenal hadden de Duitsers te weinig manschappen om de linies goed te kunnen verdedigen.

 

De gemeentelijke hbs aan de Helperbrink, tijdens de laatste oorlogsjaren onderkomen van het kantoor van de Organisation Todt.