Kamp De Witte Driehoek

Kamp De Witte Driehoek

 

Rilland-Bath 

 

Voordat het Militair Gezag in het Zuiden de arrestatie van collaborateurs op zich kon nemen, kwam het op allerlei plaatsen al tot spontane arrestaties. Een probleem was, dat ook de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) nog nauwelijks de tijd hadden gehad zich te organiseren. Hierdoor konden allerlei "wilde groepen" direkt na de bevrijding aan het arresteren slaan. Voormalige illegale groepen arresteerden vrijwel iedereen die maar als "fout" bekend stond of als zodanig bekend werd gemaakt. Daarbij ging het vaak nogal chaotisch toe en kwamen talrijke misstanden voor. In diverse plaatsen werden huizen van collaborateurs geplunderd. Door de plaatselijke autoriteiten ondernomen pogingen om enigszins orde op zaken te stellen werden steevast bemoeilijkt. De uit de illegaliteit voortkomende groepen verzetten zich met succes tegen hun uitschakeling bij de arrestaties. Daarnaast bleek er tussen de voormalige illegale groepen vaak sprake te zijn van onderlinge naijver.

Menige burenruzie, familievete of zakenjalouzie werd in deze dagen afgewikkeld door de andere partij te beschuldigen van een "deutschfreundliche" houding. Hoeveel mensen er in het bevrijde Zuiden in totaal zijn gearresteerd en geïnterneerd is niet met zekerheid te zeggen. De administratie was meestal zeer onzorgvuldig. Vaak ontbraken alle gegevens over de verblijfplaatsen van de geïnterneerden. In het eindverslag van het MG is slechts vermeld, dat zich in de winter van 1944-1945 in de "kleine kampen" in het Zuiden ongeveer 15.000 gedetineerden bevonden. De schattingen van het werkelijke aantal geïnterneerden in het bevrijde Zuiden lopen tussen de 20.000 en 25.000. De gearresteerde collaborateurs werden vaak eerst in scholen, op politiebureau's en andere tijdelijke opvanglokalen verzameld. Van daar werden zij overgebracht naar al even haastig geïmproviseerde, grotere interneringskampen. Het Militair Gezag ontdekte telkens nieuwe kampen, zodat het wel leek of elk dorp over zijn eigen interneringskamp beschikte.


Er zijn aan het eind van de oorlog en vlak daarna verschillende interneringskampen in Zeeland te vinden:
. Kamp Domburg te Domburg, 1947-1950?
. Fort Ellewoutsdijk te Ellewoutsdijk, 1946-1950?
. Kamp Haamstede te Haamstede, 1946-1951?
. Militair Hospitaal te Middelburg, 1946-1951?
. Kamp Sluis/Groede te Sluis, 1946-1949?
. Kamp De Witte Driehoek te Rilland-Bath, 1946-1951
. Het Groot Eiland, tussen Axel en Hulst


Het interneringskamp voor NSB'ers aan de Kloosterweg in Haamstede was oorspronkelijk een werkkamp van de organisatie TODT.


De fouten van de Bijzondere Rechtspleging, die moest afrekenen met collaborateurs en politieke delinquenten, waren kort na de bevrijding al onderwerp van publicaties en politieke bemoeienis. De laatste tijd staat dit pijnlijke onderwerp opnieuw in de belangstelling. Ook in Zeeland heersten wantoestanden.

Wat waren de officiële regels voor de behandeling der politieke delinquenten ? Zij waren door generaal Kruis, in aansluiting op een eerdere, uit september '44 daterende verordening welke ten aanzien van het regime weinig bepalingen had bevat, begin april '45 in een tweede verordening nauwkeurig aangegeven. Alle gevangenen moesten het kamppersoneel bij elke ontmoeting groeten; lachen, zingen of fluiten tijdens het werk was verboden; er mocht niet gerookt worden; eens per maand zou men een brief mogen schrijven en bezoek mogen ontvangen; allerlei tucht­maatregelen waren toegestaan, als zwaarste maatregel opsluiting in een donkere strafcel. Evenwel: gedetineerden zouden van opgelegde straffen beklag kunnen doen en van die straffen moest een register worden bij gehouden.
Die regels sloten aan bij de Beginselenwet Gevangeniswezen en bij het Reglement op de Krijgstucht — hier en daar waren ze zwaarder. Dat gevangenen niet mishandeld mochten worden, stond er niet in — generaal Kruis ging er vanuit (hij had dat beterniet kunnen doen) dat een ieder wist dat mishandelingen in het Nederlandse gevangeniswezen niet gepermitteerd waren. Het is overigens de vraag of een formeel verbod veel effect zou hebben gehad.

Haamstede: het interneringskamp voor NSB'ers e.d. aan de Kloosterweg t.o. bejaardentehuis, dit kamp was oorspronkelijk een werkkamp t.b.v. de organisatie TODT, dat door de firma de Vetten, een ondernemer te Haamstede werd "gerund"


Met de voort­gang van de be­vrij­ding van Ne­der­land in 1944 en 1945 werd met­een be­gon­nen met de in­ter­ne­ring van NSB-le­den, land­ver­ra­ders, zwart­han­de­la­ren, mof­fen­hoe­ren, en­zo­voort. De OD-com­man­dan­ten ver­za­mel­den der­ge­lij­ke per­so­nen, die ter plaat­se wer­den vast­ge­zet, en die soms aan een eer­ste "rechts­ple­ging" on­der­wor­pen wer­den. We den­ken hier­bij aan het mis­han­de­len van ver­ra­ders, kaal­knip­pen van vrou­wen, en het met­een te-werk­stel­len van NSB’ers. In Goes was het ver­za­mel­punt van in­ter­ne­ring De Beurs op de Grote Markt, waar de eer­ste dagen na de be­vrij­ding en­ke­le hon­der­den men­sen bij­een wer­den ge­bracht. Het Tri­bu­naal­be­sluit voor­zag in de op­rich­ting van 19 tri­bu­na­len in het land, die straf­fen tot 10 jaar kon­den uit-spre­ken. In Zee­land werd een tri­bu­naal te Mid­del­burg geïnstal­leerd; in Goes vond ook recht­spraak in tri­bu­naal-vorm plaats, ver­moe­de­lijk door een on­der­deel van het Mid­del­burg­se tri­bu­naal. In ieder geval werd te Goes ook van het Goese Tri­bu­naal ge­spro­ken.


In de Zeeuws-Vlaam­se kam­pen was de si­tu­a­tie die eer­ste tijd nog slech­ter. 'De ge­van­ge­nen lig­gen dicht opeen ge­pakt op af­ge­schot­te ge­deel­ten op stroo op den grond en zoo dicht op el­kaar, dat al­leen recht­uit lig­gen vaak slechts mo­ge­lijk is'werd bij voor­beeld over het Groot Ei­land ge­meld. Begin no­vem­ber had­den de pre­di­kan­ten van de ring Axel te­gen­over Slot al van hun ver­ont­rus­ting over dit kamp blijk ge­ge­ven, omdat niet al­leen de om­stan­dig­he­den ui­terst pri­mi­tief waren, maar ook de be­han­de­ling zeer slecht. Zij vrees­den zelfs de mo­ge­lijk­heid dat er 'de­zelf­de maat­re­ge­len wer­den toe­ge­past, welke steeds bij de Nazi's ver­oor­deeld zijn'. De om­stan­dig­he­den en het re­gime in Sluis waren in het begin nau­we­lijks beter. De be­wa­king lag­ze­ker de eer­ste tijd in han­den van man­nen uit de streek, die veel ge­de­ti­neer­den ken­den en van hun daden op de hoog­te waren. Veel er­va­ring in het be­wa­ken be­za­ten zij niet. Mee­st­al be­trof het bij het MG in dienst zijn­de leden van de Bin­nen­land­se Strijd­krach­ten. Zlj be­hoor­den eerst tot de Be­wa­kings­troe­pen en later tot Ge­zags­com­pag­nieên. In sep­tem­ber 1945 waren hier­voor 450 man in­ge­scha­keld.'

 

Eind au­gus­tus zaten er in de drie Mid­del­burg­se be­waar­plaat­sen 388 geïnter­neer­den vast (voor meer dan de helft vrou­wen), in El­le­wouts­dijk 392 man­nen, in Ril­land-Bath 534 man­nen en in Haamste­de 169 man­nen en vrou­wen. De twee kam­pen in Zeeuwsch-Vlaan­de­ren tel­den an­der­hal­ve maand later on­ge­veer 630 (Sluis) en 250 (Groe­de) ge­de­ti­neer­den. Zowel in Sluis als in El­le­wouts­dijk en Ril­land-Bath zaten sinds juli uit Vught af­kom­sti­ge ge­de­ti­neer­den, in to­taal ze­ven­hon­derd, die hier spe­ci­aal naar waren over­ge­bracht met het oog op de oogst­voor­zie­ning. In to­taal zaten er in Zee­land in de twee­de helft van 1945 tus­sen de 2350 en 2400 men­sen ge­van­gen; ruim zes­tien­hon­derd van hen wer­den ervan ver­dacht zich tij­dens de be­zet­ting in Zee­land straf­baar te heb­ben ge­dra­gen. De om­stan­dig­he­den waren in­tus­sen over het al­ge­meen ver­be­terd, al ble­ven ze in veel op­zich­ten pri­mi­tief.


De ge­van­ge­nen waren on­der­ge­bracht in het voor­ma­lig Pen­si­o­naat St. Jo­zeph, een erg groot ge­bouw. Som­mi­ge delen waren nog on­bruik­baar door oor­logs­scha­de. Zo’n 900 ge­van­ge­nen wer­den er ge­huis­vest, ter­wijl er ook nog een vleu­gel was voor huis­ves­ting van de mi­li­tai­ren.
Naast “ge­wo­ne” NSB’ers kwa­men daar in 1945 Ne­der­land­se SS’ers uit an­de­re kam­pen om in Zeeuws-Vlaan­de­ren in de land­bouw te wer­ken. In de plat­te­lands­kam­pen heerste een wat vrien­de­lij­ker re­gime dan in die van de ste­den. En zeker ook wat be­treft het eten was het daar beter, want de boe­ren waar ze moesten wer­ken wis­ten drom­mels goed dat je op een lege maag niet kan wer­ken, dus zorg­den ze voor wat extra voed­sel. Een be­kend ge­zeg­de onder de ge­de­ti­neer­den was dan ook: “Goeie boer, goeie soep”.