Lijst Joodse gemeenschap in: plaatsnaam beginnend met N

 

Naaldwijk

 

Al voor 1750 vestigden zich twee joodse gezinnen afkomstig uit Duitsland, in Naaldwijk. De kostwinners waren beiden werkzaam als vleeshouwer. In 1793 werd een joodse gemeente opgericht, die voor de godsdienstoefeningen bijeen kwam in een woonhuis. Een jaar later werd een begraafplaats aangekocht aan de Opstalweg.

Prentbriefkaart van hofje met synagoge in Naaldwijk, ca. 1935

Tijdens de regeringsperiode van koning Lodewijk Napoleon kocht de joodse gemeente in 1807 de oude katholieke kerk in het Heilige Geesthofje aan en richtte deze in als synagoge. Ook was er in de Millenstraat een joods schooltje. Veel Naaldwijkse joden waren werkzaam als vleeshouwer, detailhandelaar of als hoedenmaker.

Ten gevolge van de verstedelijking in de tweede helft van de negentiende eeuw liep het aantal joodse inwoners van Naaldwijk sterk terug. In 1920 woonden er zo weinig joden dat besloten werd de joodse gemeente op te heffen. Dit kreeg in 1924 zijn definitieve beslag, toen de gemeente bij die van Den Haag gevoegd werd. De vervallen synagoge werd verkocht, vervolgens in 1933 gerestaureerd en in 1935 als Gemeentemuseum ingericht.

Aantal joden in Naaldwijk

1809    86

1840  133

1869    61

1899    66

1930    12

 

Naarden

 

In de loop van de zeventiende eeuw vestigden zich een aantal uit Amsterdam afkomstige Portugese joden in Naarden. Aanvankelijk kwamen zij voor hun godsdienstoefeningen bijeen in een privé-woning. In 1727 werd de eerste synagoge ingewijd aan de Gansoordstraat. In de loop van de achttiende eeuw begon zich in Naarden ook een Hoogduitse gemeente te vormen, die in de twintiger jaren van de negentiende eeuw uit zeven gezinnen bestond.

Prentbriefkaart van de Markt in Naarden met slagerij Van Gelder, ca. 1898

Bij de herindeling van de joodse gemeenten werd de Portugese gemeente van Naarden ingedeeld bij het synagogale ressort van de Portugese gemeente van Amsterdam. De Hoogduitse gemeente maakte gebruik van de Portugese synagoge, waarin tot aan het einde van de negenitende eeuw de diensten volgens de Portugese riten gehouden werden.

Tot 1825 begroef men de doden op Ouderkerk, Muiderberg of Zeeburg. Daarna had men de beschikking over een begraafplaats binnen de vesting Naarden. Een davidster in de gevel van het pand Kloosterstraat 78 herinnert aan deze begraafplaats.

In de loop van de negentiende eeuw nam het aantal Portugese joden in Naarden zodanig af dat de gemeente opgeheven werd. De synagoge werd in 1887 officieel overgedragen aan de Hoogduitse gemeente. In de hierop volgende jaren slonk ook de Hoogduitse gemeente. Toch werd er in het begin van de twintigste eeuw nog een nieuwe begraafplaats ingericht aan de Amersfoortsestraatweg te Bussum.
In 1917 vormden de joodse inwoners van Bussum een eigen, zelfstandige gemeente, dit zeer tegen de zin van de gemeente Naarden. In de synagoge van Naarden werden geen synagogediensten meer gehouden en het verwaarloosde gebouw is in 1935 ingestort. Twee jaar eerder was de gemeente opgeheven tot woede van de laatste bestuurder die daarop alle synagogale archieven verbrand heeft. Enkele kroonluchters uit de synagoge werden door het NIK in bruikleen gegeven aan het plaatselijk gemeentebestuur.

Aantal joden in Naarden:

1809  151

1840  206

1869    86

1899    64

1930    36

 

Nieuweschans

 

Rond 1630 vestigden zich blijvend joden in de garnizoensplaats Nieuweschans. Het waren meestal passanten uit Duitsland die ter plaatse bleven hangen. Samen met een aantal joden in het naburige dorp Bellingwolde werd al spoedig een joodse gemeente gevormd. Vanaf 1811 had deze gemeenschap de beschikking over een synagoge in de Achterstraat.

De joodse gemeente had twee begraafplaatsen, waarvan de oudste, gelegen in het oostelijke deel van Nieuweschans aan de Bunderpoort, buiten de voormalige wal, kort na 1811 aangekocht was. De andere lag aan de Kerkweg in het dorp Bellingwolde en was vanaf 1881 in gebruik. Naast een kerkbestuur, dat uit drie leden bestond, waren aan het einde van de negentiende eeuw binnen de gemeente een mannen- en een vrouwenvereniging voor de begrafenissen actief. De joodse kinderen kregen op kosten van hun ouders les van een godsdienstleraar uit Winschoten, aangezien het onderwijs niet van gemeentewege georganiseerd was.

Vanaf het begin van de twintigste eeuw liep het aantal joodse inwoners van Nieuweschans zodanig terug dat er alleen nog op de Hoge Feestdagen diensten gehouden konden worden. Toen er in de twintiger jaren ook op die dagen niet langer de vereiste tienjoodse mannen bijeengebracht konden worden is de bouwvallige synagoge in 1925 gesloten. Uit de opbrengst van de verkoop van het gebouw in 1934 werd een 'bidlokaal' in Bellingwolde ingericht. De voormalige synagoge werd in de loop der tijd voor verscheidene doeleinden gebruikt.

Met uitzondering van een tweetal onderduikers dat de bezetting overleefde, zijn alle joden van Nieuweschans gedeporteerd en vermoord. De joodse gemeente werd in 1948 officieel ontbonden en bij die van Stadskanaal gevoegd. In 1968 kocht de gemeente Nieuweschans het voormalige synagogegebouw, waarna het in 1973 door Monumentenzorg gerestaureerd werd. In 2004 werd het gebouw aangekocht door de Stichting Vrienden van de Nieuwe Schans.
De joodse begraafplaatsen worden onderhouden door het plaatselijke gemeentebestuur. De grafstenen op de begraafplaats in Bellingwolde werden geïnventariseerd in het Stenen Archief. Op deze begraafplaats is in 2010 een gedenkteken onthuld ter herinnering aan de tijdens de Tweede Wereldoorlog weggevoerde joden uit deze plaats.

Aantal joden in Nieuweschans en omstreken:

1809  46

1840  62

1869  97

1899  65

1930  48

 

Nijkerk

 

In het begin van de zeventiende eeuw vestigden de eerste joodse families zich in Nijkerk. Zij kochten land aan in de omgeving en hielden zich bezig met de tabaksteelt. De joodse gemeenschap van Nijkerk was rond 1650 al zo groot dat er een begraafplaats op Hoogstraten gekocht werd. De huidige Nieuwstraat heette in die tijd de 'Jodenbreestraat'.

In de tweede helft van de zeventiende eeuw verlieten vele joodse tabakstelers de plaats, maar de komst van een belangrijke joodse familie van Italiaanse afkomst in het eerste decennium van de achttiende eeuw gaf een nieuwe impuls aan de plaatselijke tabaksindustrie en aan de joodse gemeenschap.

De synagogediensten, die aanvankelijk in het 'Huijs met de Bijenkorf' aan de Koetsendijk plaats vonden en na 1728 in een andere privé-woning, werden gehouden volgens de Sefardische gebruiken. De Nijkerkse joodse gemeente was de enige Italiaans-joodse gemeenschap in Nederland.

In het begin van de achttiende eeuw kwamen er ook Hoogduitse joden naar Nijkerk. Zij waren behalve in de tabaksteelt en -handel ook werkzaam in de vleeshouwerij. De eerste jaren voegden ze zich bij de reeds bestaande Italiaanse gemeente, maar toen hun aantal toenam organiseerden ze aparte synagogediensten in een privé-woning
In 1761 dienen de Hoogduitse joden een verzoek in om een synagoge te mogen bouwen. Hoewel het verzoek ingewilligd werd, ging de nieuwbouw niet door. In plaats daarvan werd de zolder van een pakhuis aan de Singel verbouwd en tot 1801 als synagoge gebruikt.

De statuten van de Hoogduitse joodse gemeente van Nijkerk dateren van 1778. De begraafplaats 'de Korte Dood' aan de Oude Amersfoortseweg tussen Nijkerk en Nijkerkerveen werd twee jaar later aangekocht. Op Hoogstraten werd vlak bij de oude begraafplaats uit rond 1650 een tweede dodenakker ingericht.

In 1801 werd er aan de Singel een nieuwe synagoge van de Hoogduitse gemeente plechtig ingewijd. De Hoogduitse gemeente bleef groeien, terwijl tegelijkertijd de Italiaanse gemeente in omvang afnam. Dit is voor het Opperconsistorie aanleiding geweest om aan te dringen op een fusie die, na aanvankelijk verzet van Italiaanse zijde, in 1808 een feit wordt. Toch kwam er pas omstreeks 1844 een einde aan de synagogediensten volgens de Sefardische ritus. De nog uit Italië meegebrachte Torarol werd overgedragen aan de Hoogduitse gemeente en de Italiaanse synagoge werd in gebruik genomen als school en vergaderzaal; eerder had het joodse onderwijs plaatsgevonden in het huis van de godsdienstonderwijzer.
In 1848 werd een officiële joodse school opgericht, waar twee jaar later ook niet-joodse vakken ingevoerd werden. Later verhuisde de school naar een gebouw in de Kloosterstraat.

In de loop van de negentiende eeuw kreeg Nijkerk naam als centrum van Tora- en Talmoedstudie. Deze traditie werd voortgezet tot in de twintigste eeuw. Naast een kerkenraad, een kerkbestuur en een penningmeester voor het Heilige Land waren er in Nijkerk diverse genootschappen actief die zich bezighielden met studie, het verzorgen van begrafenissen en het onderhoud van de synagoge. Ook was er een vrouwengenootschap en een leenfonds voor detailhandelaars. De Israëlitische Hulpkas te Nijkerk dateert van 1885 en in 1936 werd er nog een ontspannings- en gezelligheidsvereniging opgericht.

In het begin van de twintigste eeuw liep het aantal gemeenteleden terug. Toch werd de synagoge in 1926 ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan nog gerestaureerd.

Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog woonden er nog enkele tientallen joden in Nijkerk. In de winter van 1940-'41 werd het gebruik van de synagoge gestaakt na een inval door Duitse militairen. Later werd het gebouw zwaar beschadigd door een granaatinslag. De joodse gemeenschap hield zo veel en zo lang mogelijk haar diensten in de school aan de Kloosterstraat. In april 1943 werden alle Nijkerkse joden overgebracht naar het kamp Vught en van daar gedeporteerd naar het oosten. Slechts enkelen hadden tevoren weten onder te duiken en hebben aldus de oorlog overleefd. Van de gedeporteerden keerde vrijwel niemand terug.

Na de oorlog is het joodse leven in Nijkerk niet hervat. De resten van de synagoge zijn in 1954 verkocht en later verbouwd tot bedrijfsruimte. In 1962 is de joodse gemeente Nijkerk officieel opgeheven en bij die van Amersfoort gevoegd. In dat jaar zijn ook de beide joodse begraafplaatsen op Hoogstraten geruimd. De begraafplaats aan de Oude Amerfoortseweg wordt tegenwoordig onderhouden door de burgerlijke gemeente. Er werden in 2000 herstelwerkzaamheden verricht.

Op 10 april 2002 werd op de hoek van de de Bruins Slotlaan en Vetkamp een monument ter nagedachtenis aan de 48 joodse omgebrachte Nijkerkse joden onthuld. Sinds april 2004 herinnert een plaquette op een schoenenwinkel aan de Singel in Nijkerk aan de synagoge die vroeger op deze plek stond. De Stichting Joods Monument Nijkerk nam hiervoor het initiatief.

Aantal joden in Nijkerk en omgeving:

1809  239

1840  206

1869  129

1899  149

1930  114

 

Nijmegen

 

In de eerste helft van de veertiende eeuw leefde in Nijmegen een joodse gemeenschap die als de belangrijkste middeleeuwse joodse vestiging in ons land te boek staat. De gezinshoofden hielden zich vermoedelijk bezig met geldzaken en men had de beschikking over een eigen begraafplaats ten zuidoosten van de stad. Tijdens de golf van jodenvervolgingen, die plaatsvonden ten gevolge van de pestepidemie van 1349, is ook de joodse gemeente van Nijmegen verwoest.

Korte tijd later vestigden zich opnieuw joden in Nijmegen, die zich wederom met geldzaken bezighielden. Daarnaast verwierven in 1386 ook enige handelaren het poorterschap. De begraafplaats buiten de Wijmelpoort bij de Kronenburgertoren werd voor het eerst in 1382 vermeld en is twee eeuwen later weer verkocht.
In de eerst helft van de vijftiende eeuw kocht de joodse gemeenschap een viertal panden in een steeg tussen de Stikke Hezelstraat en de Beneden Houtstraat. Deze stond vervolgens als 'Jodengasch' bekend. Er was er een synagoge die in de archieven vermeld stond als 'schola judeorum'.
In 1430 werd er vergunning verleend voor de aanleg van een ritueel bad. Toen de Provinciale Synode in Keulen in 1452 besloot dat joden een herkenningsteken moesten dragen, werd dit voorschrift ook in Nijmegen van kracht. Vanaf dat moment nam het aantal joodse inwoners van de stad af. De gemeenschap hield in de laatste decennia van de vijftiende eeuw geheel op te bestaan. Rond 1544 is er even sprake van hervestiging van joden in Nijmegen, maar de poging daartoe mislukt.

Rond het begin van de zeventiende eeuw woonden er opnieuw enkele joden rondom en in Nijmegen, maar een joodse gemeente is pas rond de zestiger jaren ontstaan. In 1683 werd bij de stadsmuur achter Mariënburg een begraafplaats aangelegd, die in de loop van de achttiende eeuw tweemaal uitgebreid werd. In dezelfde periode vonden er tweemaal grafschendingen plaats.

Aanvankelijk werden de synagogediensten gehouden in privé-woningen en gehuurde kamers. De eerste huissynagoge, aan de Vleeschhouwerstraat, werd in 1697 nadat er klachten geweest waren over lawaai op last van het stadsbestuur gesloten.
In 1713 kocht een vermogend bestuurder van de gemeente de voormalige herberg De Sleutel in de Groote Straat en liet die als synagoge inrichten. Dit gebouw heeft tot 1755 als gebedshuis gediend. Een jaar later werd aan de Nonnenstraat een nieuwe synagoge ingewijd, dit gebouw bestaat tot op heden. In de zestiger jaren van de achttiende eeuw kocht de joodse gemeente in dezelfde straat nog twee panden aan. Ook het rituele bad was in de Nonnenstraat gevestigd.
Het joodse onderwijs werd in de achttiende eeuw in Nijmegen door privé-godsdienstonderwijzers verzorgd.

Net als in andere gemeenten werden de joden in Nijmegen in hun economische mogelijkheden ernstig belemmerd door de gilden. Talloze maatregelen waren er op gericht het bestaan van joden zo moeilijk mogelijk te maken. Zo konden zij aanvankelijk geen poorter worden. In 1721 kregen joden het recht om tegen een aanzienlijke som geld een beperkt aantal burgerrechten te verwerven. Deze rechten werden vooral verleend aan joden van wie het stadsbestuur voordeel hoopte te trekken. Mede daardoor speelden enkele joodse pachters van de stedelijke bank, artsen, handelaren, ambachtslieden en fabrikanten een belangrijke rol in de economische ontwikkeling van Nijmegen.

Aan het begin van de negentiende eeuw was het merendeel van de joodse inwoners van Nijmegen armlastig. Zij hielden zich vooral bezig met straathandel en handel in tweedehands goederen. Aan het einde van de eeuw verbeterde de economische situatie enigszins.
In 1804 verkreeg Nijmegen de status van residentie van het opperrabbinaat van Gelderland. Daar kwam een eind aan toen het opperrabbinaat in 1881 naar Arnhem verhuisde.

In 1827 werd in Nijmegen een joodse school opgericht, waar behalve de joodse vakken ook niet-religieuze vakken gegeven werden. De school werd in 1873 gehuisvest in een nieuw gebouw, gelegen bij de synagoge aan de Nonnenstraat. Rond 1850 bestond er korte tijd een joodse naai- en breischool.

Aan het einde van de negentiende eeuw bestond de kerkenraad uit acht leden, van wie er vier zitting hadden in het kerkbestuur. Daarnaast waren er twee penningmeesters voor het Heilige Land. Verschillende genootschappen en verenigingen waren actief op het gebied van begrafeniswezen, zieken- en armenzorg en onderhoud van de synagoge.

In 1891 was de oude joodse begraafplaats uit 1683 vol en werd een nieuwe aangelegd langs de Broerdijk in Groesbeek, aan de huidige Kwakkenbergweg. Tussen 1806 en 1811 werd ook begraven op een speciaal gedeelte van de Algemene Begraafplaats.

In de eerste decennia van de twintigste eeuw groeide Nijmegen uit tot een middelgrote joodse gemeente. In 1913 werd een nieuwe synagoge ingewijd aan de Gerard Noodtstraat. In dezelfde periode werden er nog een joodse ontspanningsvereniging en een toneelvereniging opgericht. Aan het einde van de dertiger jaren bestond er korte tijd een zionistische jeugdbeweging. De meeste joden waren economisch actief in de textiel, als winkeliers, kleinhandelaars en vleeshouwers. Enkelen van hen hadden zitting in de gemeenteraad.

In de dertiger jaren kwam er een groot aantal joodse vluchtelingen naar de dicht bij de Duitse grens gelegen stad. Dit had tot gevolg dat zich bij het begin van de bezetting in mei 1940 rond de 530 joden in Nijmegen bevonden. Zoals overal in Nederland werden ook in Nijmegen in november 1940 alle joden uit overheidsdienst ontslagen. Aan het begin van het schooljaar werden in 1941 alle joodse kinderen uitgesloten van het openbare onderwijs en werd er een joodse lagere school opgericht. Deze school heeft tot april 1943 gefunctioneerd.

De deportaties begonnen in het najaar van 1942 en hebben tot april 1943 voortgeduurd. De meeste Nijmeegse joden zijn omgekomen. De ongeveer vijftig overlevenden waren voor het merendeel onderduikers, slechts enkelen keerden terug uit de concentratiekampen. De synagoge aan de Gerard Noodtstraat werd door de Duitsers geconfisqueerd en gebruikt als opslagplaats. De hele inboedel is door NSB-ers en Duitsers vernield. De Tora-rollen en rituele voorwerpen zijn verloren gegaan.

Na de bevrijding werd het joodse leven in Nijmegen hervat. De voormalige joodse school werd in gebruik genomen als synagoge. Het gebouw werd aan het einde van de zestiger jaren opgeknapt. Sinds het begin van de tachtiger jaren worden daar maandelijks en op de Hoge Feestdagen synagogediensten gehouden in Nijmegen.
De synagoge aan de Gerard Noodtstraat werd verkocht. Sinds 1980 is het Natuurmuseum Nijmegen in het pand gevestigd. De voormalige synagoge aan de Nonnenstraat maakte enige tijd deel uit van Museum het Valkhof (voorheen het Nijmeegs Museum Commanderie van Sint-Jan). In de zomer van 1999 kwam het gebouw voor het symbolische bedrag van 1 gulden weer in handen van de joodse gemeente Nijmegen. In november 2000 werd het heringewijd en weer als synagoge in gebruik genomen.
De oude joodse begraafplaats achter de Mariënburg is 1962 geruimd. In mei 1995 werd op de Kitty de Wijzeplaats een monument ter nagedachtenis aan de vermoorde joodse plaatsgenoten onthuld.

Aantal joden in Nijmegen en omgeving:

1784   ca. 270

1809        359

1840        506

1869        355

1899        460

1930        450

1951          52

1971          88

1998          30

 

Noord- en Zuidbroek

 

De joodse inwoners van Noord- en Zuidbroek hoorden in het begin van de negentiende eeuw tot de joodse gemeente Hoogezand. In 1883 werd aan de buurtschap Uiterburen in Zuidbroek een synagoge gebouwd, een jaar later kreeg de joodse gemeente een zelfstandige status.

In 1886 werd aan de Botjesweg bij 't Veen in Zuidbroek een eigen begraafplaats ingericht. In het eerste kwartaal van de twintigste eeuw liep de omvang van de joodse gemeenschap dusdanig terug, dat de zelfstandige status van de gemeente werd ingetrokken. Vanaf 1922 hoorde de joodse gemeente van Noord- en Zuidbroek weer bij die van Hoogezand-Sappemeer. De synagoge is in 1934 afgebroken. De joodse begraafplaats wordt tegenwoordig door de plaatselijke autoriteiten van Oosterbroek onderhouden.

Aantal joden in Noord- en Zuidbroek:

1809  13

1840  39

1869  48

1899  75

1930  39

 

Noordwolde

 

In 1750 vestigde het eerste joodse echtpaar zich in Noordwolde. In de loop van de achttiende eeuw kwamen er nog enkele families en ontstond een georganiseerde joodse gemeente. Deze had vanaf 1770 de beschikking over een begraafplaats aan de Schapendrift. De synagoge aan de Hoofdstraat-West bestond reeds vóór 1786. De gemeente onderhield vooral contacten met Gorredijk en Steenwijk.

De joodse inwoners van Noordwolde waren werkzaam in de handel. De economische omstandigheden waren echter zodanig, dat de gemeente in het begin van de negentiende eeuw de kerkelijke belasting niet op kon brengen. In 1861 werd nog een poging gedaan fondsen te werven voor de bouw van een nieuwe synagoge. In de jaren daarna nam het aantal leden zodanig af dat de gemeente opgeheven werd en bij de joodse gemeente van Heerenveen gevoegd.

De oude synagoge werd in 1876 verkocht en vier jaar later afgebroken. De joodse begraafplaats in Noordwolde, waar nog slechts drie stenen staan, word onderhouden door de Friese natuurbeschermingsvereniging It Fryske Gea. De begraafplaats is op 25 oktober 2003 overgedragen aan het NIK. Bij die gelegenheid werd een monument onthuld ter herinnering aan de joodse oorlogsslachtoffers uit Stellingwerf, waar de gemeente Noordwolde officieel onder valt.

Aantal joden in Noordwolde:

1809 66

1840 36

1869 41

1899 14

1930 17