Kamp Conrad
Kamp Conrad
Staphorst
o.a. een Joodse werkkamp
De gemeente Staphorst had voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog geen drie werkkampen Conrad, Beugelen en Het Wiede Gat, zoals algemeen bekend, maar vier. Ook de naam – als het al een naam had – is niet bekend.
Kamp Conrad was een Nederlands werkkamp in Rouveen. Vanaf de jaren 1930 tot 1942 deed het dienst als werklozenkamp voor de werkverschaffing; in 1939 kwam het onder toezicht van de Rijksdienst voor de Werkverruiming (RVDW) te staan. In 1942, te midden van de Tweede Wereldoorlog, werd het gebruikt als Joods dwangarbeiderskamp. Tussen 1954 en 1966 was het in gebruik als Moluks dorp.
In 1929 werden aan de westzijde van het Conradkanaal twee barakken gebouwd in het kader van de werkverschaffing. Nadat het kamp in 1939 onder de Rijksdienst voor de Werkverruiming was komen te vallen, werden de barakken in 1940 naar de oostzijde van het kanaal verplaatst. Het kamp bestond uiteindelijk uit vier woonbarakken, een beheerderswoning met kantoor en keuken, een kantine, toiletten, waslokalen en een magazijn, en bood plaats aan circa 190 personen. Het kamp werd geleid door een beheerder en kok. De kok en huishoudelijke hulp waren afkomstig uit het nabijgelegen Staphorst.
De vroegere locatie van het kamp is thans gelegen aan de Klaas Kloosterweg West. De laatst overgebleven barak werd lange tijd gebruikt als kerk in Staphorst. In 2007 werd het gesloopt. Begin 2011 werd aan de Lommertsteeg in Staphorst een vermeende vroegere barak van het kamp aangetroffen. Eind augustus 2011 bleek de ontdekte barak een directiekeet te zijn die werd gebruikt door een aannemer bij de aanleg van de A28.
Nadat Kamp Conrad tussen 1929 en 1942 gebruikt werd als kamp voor werklozen die in de werkverschaffing zaten, werd het in 1942 een Joods dwangarbeiderskamp. In januari 1942 kwamen de eerste Joodse dwangarbeiders aan in het kamp. In april dat jaar kwam de grootste groep in het kamp terecht. De meeste kwamen uit Amsterdam, maar er kwamen ook mensen uit Staphorst en Zwartsluis. De Joodse arbeiders moesten een weg (de Afschuttingsweg) en sloot aanleggen. Ook werden aardappelen gepoot voor extra voedsel.
In het begin was de sfeer in het kamp goed. De mensen gingen zelfstandig naar het werk en konden buiten werktijden om zelfstandig door het dorp wandelen, en eventueel koffie of melk kopen in de kantine. Ook konden ze bij een lokaal winkeltje genaamd “De Kruidhof” etenswaren inslaan en kregen ze soms gratis fruit mee. Verder konden ze dagelijks brieven schrijven naar het thuisfront en een van de gevangenen mocht bij paardenhandelaar Hofstede telefoneren met familieleden.
In augustus 1942 veranderde het regime in alle kampen. In Kamp Conrad mocht men sindsdien geen eet smakelijk meer zeggen en moest worden gemarcheerd naar het werk. Op 2 oktober, tijdens het Loofhuttenfeest, kwamen ongeveer tien tot vijftien agenten van de Ordnungspolizei het kamp binnen met de smoes dat ze op doortocht waren en in het kamp verbleven omdat er in Meppel geen plaats zou zijn. De volgende dag, om 07:00 uur, werd het kamp ontruimd, waarna de dwangarbeiders via Meppel naar Kamp Westerbork werden gedeporteerd. Vanaf daar werden ze op transport naar vernietigingskampen gezet.
Meerdere mannen sloegen tijdens hun verblijf in het dwangarbeiderskamp op de vlucht. Een van hen, Jacob Aronius, wist te ontsnappen uit het kamp, maar werd na zijn vlucht opgepakt in Zwartsluis. Hij werd per trein op transport gezet naar concentratiekamp Amersfoort waar hij opnieuw wist te ontsnappen en overleefde de oorlog, doordat hij was ondergedoken in Beilen. Ook tijdens het bezoek van de Ordnungspolizei en ontruiming van het kamp sloegen enkele mannen op de vlucht.
Na oktober 1942 kreeg Kamp Conrad andere bestemmingen. Eerst kwamen er werklozen uit Rotterdam te wonen, later evacués uit Zierikzee. Duitse soldaten op doortocht hebben het kamp een poos als kazerne gebruikt. In het laatste oorlogsjaar verbleven er evacués uit de kustprovincies, die moesten wijken voor de activiteiten rond de Atlantikwall.
De eerste barakken aan het Conradkanaal bij Rouveen werden eind jaren twintig van de vorige eeuw gebouwd. Ze stonden aan de westzijde van het kanaal. In 1940 verplaatste men de barakken naar de oostzijde. In dit kamp kregen werklozen onderdak, die werden ingezet bij ruilverkavelingwerkzaamheden.
Kok/beheerder Lonee was sinds 1941 werkzaam in Conrad. Werkkampen waren hem niet vreemd, hij had al ervaring opgedaan in kampen in Rotterdam en Steenwijk.
Conrad stond een eind buiten de bebouwde kom van Staphorst, vlak achter de oude Rijksweg. Het kamp bestond uit vier woonbarakken, elk met acht kamers met zes slaapplaatsen, een barak met daarin de beheerderswoning, kantoor en keuken. Verder een kantine, enkele toiletten, een magazijn en waslokalen.
In de keuken stonden drie kolossale kookpotten van ongeveer 1,5 meter doorsnee. De kok/beheerder had hulp van een kok en huishoudelijke hulp uit Staphorst. In de kantine -met toneel- konden de mannen biljarten.
In januari 1942 arriveerde de eerste joodse dwangarbeiders in kamp Conrad. De grootste groep arriveerde in april 1942 in het kamp. De meeste van hen kwamen uit Amsterdam, maar ook uit de directe omgeving werden mannen naar Conrad gestuurd. Manuel Roos, vertegenwoordiger, kwam uit Staphorst. Uit het naburige Zwartsluis kwamen rijwielhersteller Salomon Brest en de broers Jacob en Wolf Aronius, beiden manufacturier. Wolf Aronius was de leider van de joodse gemeenschap in Zwartsluis. In de maanden dat zij Conrad verbleven, hielden zij contact met de mensen uit hun dorp. Af en toe kwam er een slager uit Zwartsluit aangefietst en bracht hen worsten.
Loekie Halverstad uit de Amsterdamse Diamantbuurt schreef op 10 mei 1942 een brief aan zijn vriend Jan Tak: 'Je zult wel denken, die Loekie laat ook niets van zich horen. Maar hier ben ik dan. Dat zit zo. Veel tijd voor onszelf hebben we niet. Ik zal je hier de dagindeling even voorschrijven. Om 5 uur 's morgens opstaan. In de kou. Om 7 uur moeten we op het werk zijn. Dan werken we tot 9 uur. Dat werken bestaat uit zand laden op kiepkarretjes. Die karretjes een paar honderd meter verder rijden en daar weer lossen. En dan terug. We moeten nl. een weg aanleggen. Om 9 uur hebben we een kwartier schaften. Dan gaan we weer door in een ruk tot 12 uur.
Om kwart voor een begint het spul weer tot 3 uur en van kwart over drie tot kwart voor 5. Dan gaan we naar het kamp. Ik heb nu mijn fiets hier, dus ik ben om ongeveer 5 uur thuis. Dan ga ik me wassen en verkleden. Ik loop in het kamp altijd in korte broek. Dat vind ik veel lekkerder dan plus-four. Om 6 uur gaan we koffie drinken en om 7 uur eten. Om half negen brood snijden voor de volgende dag en om 9 uur lig ik in bed. Want als ik niet zo vroeg in bed lig, dan verslaap ik me 's morgens.
Het eten is lekker hier, alleen erg weinig. Voor het werk dat we hier doen behoren we veel meer te hebben. 's Morgens een bordje pap, dat lijkt wel stijfsel, 6 boterhammetjes voor de hele dag en 1 bord stamppot 's avonds. Gelukkig krijg ik geregeld iets van thuis, dus houd ik het wel uit. De buitenlucht heeft me anders al aardig bruin gemaakt.
We hebben hier ook een kantine. Daar kunnen we koffie krijgen of liever kopen en melk en kogelflesjes. Verder zijn er tijdschriften. Het eerste tijdschrift wat ik in mijn handen kreeg was een ingebonden jaargang van 'Wij' van 1938. En op de eerste bladzijde die ik opsloeg stonden de foto's van het Mei-feest van de A.J.O uit Friesland. Verder zag ik er ook nog foto's van het 20-jarig bestaan in het Concertgebouw. Dat deed me weer eens echt goed.'
Isaac Arbeid kwam op zaterdagmiddag 2 april 1942 samen met tientallen joodse mannen uit Amsterdam met de trein in Staphorst aan. Vanaf het station moesten ze lopen naar Conrad. Voor Arbeid, die bij de Paroolgroep in de illegaliteit werkte, was dit de eerste kennismaking met Staphorst/Rouveen. De ontvangst was goed voorbereid. De gebouwen waren netjes en helder. Kamer 13 werd toegewezen aan de groep van Arbeid. De eerste zondag was een vrije dag. Het viel de westerlingen op dat dit een hele rustige dag was. De winkels waren gesloten en er waren alleen mensen op straat voor de kerkgang.
Eind april kwam er een nieuwe groep van 137 mannen uit Amsterdam aan. Op 20 juli nog een klein aantal uit Drenthe: zij waren vanuit Assen vertrokken.
Brood met stamppot was vaak de dagelijkse kost in kamp Conrad. Om extra voedsel te hebben, werden in april aardappelen tussen de barakken gepoot. Bij winkel/café Kruidhof op Oude Rijksweg 414 mochten de arbeiders allerlei dingen inslaan. Kruidhof vroeg dan in het dialect of ze van het jodenkamp waren. Dan kregen ze bijvoorbeeld het fruit gratis. De winkel stond dan vol met joodse mensen, met ster.
Regelmatig was er contact met het thuisfront; bijna dagelijks schreef men brieven. De bezorging in zowel Amsterdam als het kamp verliep probeemloos. Soms werd iets lekkers opgestuurd, zoals bijvoorbeeld snoep. Isaac Arbeid mocht 's zondags bij paardenhandelaar Wicher Hofstede telefoneren met familie en zijn vriendin. Zij kwam ook een keer op bezoek in het kamp, begeleid door de broer van Isaac.
De mannen genoten een redelijke bewegingsvrijheid en gingen zonder Duitse begeleider naar het werk. 's Avonds en in de weekeinden kon ieder gaan en staan in het dorp waar men wilde.
Vanaf augustus 1942 werd het regime strakker en het eten schaarser. Er werden verschillende veranderingen doorgevoerd. Zo mocht aan het begin van de maaltijd niet meer gezegd worden 'eet smakelijk', maar 'goede honger'. Ook moest men vanaf nu afmarcheren naar de werkplek en kwam er strengere censuur op de ingekomen post.
Meerdere mannen hebben met succes geprobeerd om te ontsnappen uit het kamp. Jacob Aronius vluchtte naar Zwartsluis. Daar werd hij opgepakt en op transport gesteld naar Amersfoort. Tijdens de treinreis wist hij opnieuw te ontsnappen. Hij heeft uiteindelijk de oorlog overleefd door onder te duiken in Beilen.
Ook Jaap van Abbe uit Amsterdam wist tot twee keer toe te ontsnappen uit Conrad. De eerste keer had hij zijn spullen achter in de wc verstopt zodat hij die mee kon nemen bij de ontsnapping. Het plan werd echter ontdekt. De tweede keer zorgde zijn vader voor een fiets bij een boer in Rouveen. Ook was er een vals persoonsbewijs. Onder het werk zag Jaap kans te verdwijnen. Op de fiets ging hij richting Kampen. Hij stond doodsangsten uit, vooral tijdens de controle bij de Kamperbrug. In Kampen zat hij een poosje bij een verzetsman. Later dook hij onder in Amsterdam bij de vader van zijn vriendin, waar hij de bevrijding meemaakte.
Op vrijdag 2 oktober 1942 arriveerden 10 à 15 mannen van de Grüne Polizei in kamp Conrad. De arbeiders in het kamp werd gezegd dat ze op doortocht waren en dat ze een nacht in Conrad bleven omdat er in Meppel geen plaats was. Sommige joden kregen argwaan en zes mannen wisten die nacht nog te ontsnappen.
Zaterdag 3 oktober om zeven uur werden de mannen via Meppel naar kamp Westerbork gestuurd.
Na het vertrek van de joodse dwangarbeiders kreeg kamp Conrad verschillende bestemmingen. In de barakken hebben in de oorlogsjaren werklozen uit Rotterdam, evacués uit Zierikzee, doortrekkende Duitse soldaten en evacués uit de kustprovincies gewoond.
Na de oorlog werd kamp Conrad gebruikt als interneringskamp voor NSB'ers en anderen die zich onvaderlandslievend hadden gedragen. Ook werden honderden vrouwen in het kamp ondergebracht. Nadat het kamp niet meer als dusdanig in gebruik was, werd er tijdelijk een landbouwschool gevestigd.
Tussen 1954 en 1966 was het in gebruik als dorp voor Molukkers en woonden er circa 180 mensen afkomstig uit Indonesië, voornamelijk op dienstbevel geëvacueerde Molukse KNIL-militairen en hun gezinnen. In 1965 werd het kamp onbewoonbaar verklaard en werden de bewoners weggestuurd.
Lijst van Joodse mannen uit Steenwijk die in kamp Conrad Staphorst te werk zijn gesteld en omgebracht in vernietigingskampen of bezweken bij dwangarbeid in kampen:
- Isaac Casoetto
- Moos de Groot
- Salomon de Groot
- Salomon Jacobs
- Abraham de Leeuw
- Maurits de Leeuw
- Eduard de Leeuw
- Mozes de Leeuw
- Abraham Reindorp
- Simon Slager