Namenlijst Nijehoofster begraafplaats Leeuwarden

Nijehoofsterkerkhof, ca.1200-1580

Het feit dat de St. Vituskerk in 1285 als liggend in ‘Oldehove' wordt aangeduid, impliceert dat de parochiekerk van Nijehove - het nieuwe kerkhof - toen reeds bestond. Volgens recente inzichten zal deze aan Maria gewijde kerk rond het jaar 1200 op instigatie van de Cammingha's zijn gesticht. Ondanks het feit dat schriftelijke bronnen weinig bijzonderheden aangaande deze kerk en nog minder over het daarbij gelegen kerkhof hebben overgeleverd, mag er toch van worden uitgegaan dat er reeds kort na de stichting in en rondom deze kerk werd begraven. Dát er in deze kerk werd begraven blijkt wanneer Ulbe Hinnesdochter op 2 november 1582 de somma van anderhalve goudgulden betaalt ‘ter cause van een legersteedt voor haer moer, dien tot Niehooff inder kercke begraven is'.

 

Na de reformatie werd besloten om in deze kerk geen godsdienstoefeningen meer te houden. Nadat een gedeelte van het kerkhof als tuingrond in huur was uitgegeven, moest echter worden geconcludeerd, dat de naaste omgeving, voornamelijk wegens gebrek aan een goede afwatering en een deugdelijke bestrating, in een dermate deplorabele toestand verkeerde, dat hierin dringend verbetering diende te worden aangebracht. In de jaren die volgden werd het kerkhof gedeeltelijk opgeruimd en met ettelijke scheepsladingen zand, alsmede de grafaarde welke aan de westzijde van de kerk lag opgehoopt en waaraan deze plek de naam van ‘De Modder' dankte, opgehoogd en geëffend, om vervolgens met keien te worden bestraat.

Nadat er tot 1608 pestlijders en oorlogsslachtoffers waren verpleegd, diende het gebouw een tiental jaren als opslagplaats voor 's Lands krijgsbehoeften. In 1619 kreeg het gebouw een bestemming waaraan het de latere naam van ‘het Klokhuis' ontleende. Een deel van het gebouw werd toen verhuurd aan Hans Falck van Neurenberg om als klokgieterij te dienen. In 1674 werd een gedeelte van het gebouw ingericht als turfschuur voor de armen van het Hoekster Espel. Een ander deel werd in 1678 bestemd voor de doodkistenfabricage, waarop het Nieuwe Stads Weeshuis het monopolie had verworven. Nadat de voormalige parochiekerk haar bestemming als klokgieterij had verloren, diende zij nog als armenschool en als pakhuis.

De bouwvallige staat waarin het gebouw verkeerde., deed de Magi-straat in 1765 besluiten om het gebouw te laten afbreken. Gedurende de hele zomer hield men zich hiermee bezig. Alvorens de grond te egaliseren werden er diepe kuilen gegraven om er de doodsbeenderen in te begraven welke tegen de muren van de voormalige kerk hadden gelegen en waaraan deze hoek van het kerkhof de naam ‘Bonkenburg' ontleende. Overigens werd toen al lang niet meer van Nijehoofster-kerk- hof gesproken, doch werd het gehele terrein als Jacobijner- of Groot Kerkhof aangeduid. Nadat stichting van een armhuis op deze plek financieel niet haalbaar was gebleken, werd in 1768 besloten om de grond tot erven uit te geven om er woningen te laten bouwen. Ruim een eeuw later moesten deze woningen weer plaats te maken voor het St. Elisabethsgesticht en de Joodse Dusnusschool. Door uitbreiding van het eerstgenoemde gebouw verdween in 1911 het tussen de Grote Kerkstraat en Perkstraat gelegen straatje 'De Modder'.

Toen er in 1930 bouwactiviteiten plaatsvonden aan de Grote Kerk-straat, stuitte men op een diepte van twee meter op funderingsresten van Friese kloostermoppen. Daaronder trof men een aantal lijkkisten aan die alle in oost-westelijke richting waren begraven. Na nog dieper te hebben gegraven werd er een schacht geopend die tot een dikte van een meter bleek opgevuld met doodsbeenderen en puin. De gebeenten die aan de oppervlakte kwamen behoorden toe aan overledenen die voor 1580 op het Nijehoofsterkerkhof ter aarde waren besteld, doch nadien herhaaldelijk waren verplaatst en zonder enig gevoel voor piëteit door elkaar waren gesmeten.