Namenlijst Joodse begraafplaats De Pol
Ten noorden van Steenwijk lag lange tijd een ruig gebied met veen, dichte bossen, hier en daar doorsneden met wat zandwegen. Deze woeste gronden werden vanaf 1818 ontgonnen. Niet zomaar, maar door een particuliere instelling: de Maatschappij van Weldadigheid. Deze maatschappij was opgericht om de toestand van de armen en lagere bevolkingsklassen te verbeteren. Door scholing en arbeid zouden zij de woeste gronden ontginnen en daarmee voor zichzelf een beter bestaan verschaffen. Er werden verschillende kolonies gesticht en die werden voorzien van scholen, kerken en ook begraafplaatsen.
De Maatschappij stichtte in de negentiende eeuw twee joodse begraafplaatsen. Die in Veenhuizen (Drenthe) en in De Pol (Overijssel) nabij Willemsoord. De begraafplaats in Veenhuizen hoorde bij de bedelaarskolonie, maar die bij De Pol was onderdeel van de kolonie waar arme huishoudens naar toe gestuurd werden om heropgevoed te worden. De Joodse gezinnen werden gevestigd in een apart gebied dat al snel de naam de Jodenpol kreeg, later gewoon De Pol genoemd.
In de grote steden waar de arme gezinnen vandaan moesten komen, heerste ook onder Joden een grote armoede. Geen wonder dat in de commissies die gezinnen moesten toewijzen voor de kolonies ook Joodse zakenlieden zitting namen. In Amsterdam werden in 1820 twee gezinnen gekozen, dat van Jacob David Hofien en Samson Abraham Cohen. Ze kwamen terecht op De Pol en later volgden meer gezinnen. Rond 1837 woonden er 17 Joodse gezinnen op De Pol.
De Joodse gemeente in het nabijgelegen Steenwijk was in eerste instantie de aangewezen instantie voor de culturele en spirituele noden van de Joden die op De Pol terecht kwamen. Er ontstond echter al snel wrevel tussen de arme kolonie en de meer welvarende Joden in Steenwijk. De Joodse gezinnen van De Pol kregen uit Steenwijk een toelage, konden gebruik maken van het ‘kerkbad’ en genoten alle voorrechten en voordelen in de kerk. Ook stond aan hen de begraafplaats ter beschikking alweer ze zonder kosten begraven konden worden. Na 1831 bleken er op De Pol voldoende volwassen Joodse mannen te zijn om een eigen gemeente te stichten. De middelen ontbraken vooralsnog, maar daar werd in de jaren daarna in voorzien door steun van de Joodse gemeente van Steenwijk en ook andere gemeenten.
Vanaf 1834 hielden de Joden op De Pol hun eigen diensten en in 1837 kregen ze ook hun eigen begraafplaats. Rond 1845 bereikt de Joodse gemeente haar grootste omvang en woonden er op De Pol in totaal zo’n 160 bewoners, verdeeld over 21 gezinnen.
Op de topografische kaart van rond 1860 staan zowel begraafplaats als synagoge vermeldt. De structuur van de kolonie is eveneens goed zichtbaar
Het is bekend dat veel Joodse kolonisten het vaak niet lang uithielden in de kolonie. Gemiddeld bleef een gezin acht jaar om zich daarna elders te vestigen of omdat het gezin uit elkaar viel door vertrek van de kinderen of door sterfte. In hoeverre de Joodse begraafplaats gefungeerd heeft is niet duidelijk. De begraafplaats werd feitelijk maar kort gebruikt en had een beperkte functie voor de omgeving. Ongetwijfeld zullen hier talloze doodgeboren of vroeg gestorven kinderen zijn begraven, maar van welke gezinnen is niet bekend.
Begin tachtiger jaren van de negentiende eeuw woonden er nog maar vijf Joodse gezinnen op De Pol. In 1881 werd door de Centrale Commissie tot de Algemene Zaken besloten de Joodse gemeente op De Pol nog niet op te heffen. Andere Joodse gemeenten vroegen zich wel af of het nog nut had de Joden van De Pol te steunen. In 1884 hadden nagenoeg alle Joodse inwoners de kolonie verlaten en in 1885 werd de Joodse gemeente alsnog opgeheven. De enkele Joodse inwoner die nog waren achtergebleven op De Pol of nadien nog naar de kolonie kwamen, werden na hun dood begraven in Steenwijk.
De begraafplaats verwilderde en als er al grafstenen hebben gestaan, dan zijn die verdwenen.