Namenlijst Hervormde begraafplaats Beetsterzwaag
Op het Hervormde kerkhof van Beetsterzwaag valt vooral het grote, omheinde grafvak voor de Friese adellijke familie Van Harinxma thoe Slooten op. Links daarvan, aan de rand van het kerkhof, staat een klein grafmonument, het graf van Basoeki, overleden op 11 november 1924. Over het leven van Basoeki is ook niet veel bekend, behalve dat hij werd geboren op Java, zijn vader arts was en hij zelf studeerde voor arts in Nederland. Verslag van zijn begrafenis in het Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s courant van dinsdag 18 november 1924. In de krant staat zelfs een foto van de plechtigheid bij het graf. ‘t Was voor ons Friezen een ongewoon gezicht, die begrafenisstoet. De kist, bedolven onder bloemen en kransen, werd gedragen door bruine landsbroeders van den gestorvene, een 18-tal hier te land studeerende Indonesiërs, medische en juridische studenten, onder wie van vorstelijke bloede. Het waren afgevaardigden van de aan de verschillende universiteiten hier te lande studeerende Indonesiërs. Mas Basoeki was een Indonesische arts die in Nederland zijn opleiding genoot, iets wat in het toenmalige Nederlands-Indië niet mogelijk was. Zoals veel Indonesiërs was Basoeki moslim. Hij was woonachtig in Utrecht, waar hij waarschijnlijk studeerde aan de universiteit en woonde in bij de weduwe Fournier en haar dochter aan de Willem Barentzstraat 72. Hij overleed aan de gevolgen van een ziekte. De reden dat Basoeki in Beetsterzwaag werd begraven, was dat de echtgenoot van mevrouw Fournier, Antonius Hijpolitus Fournier, daar in 1913 begraven was. Het graf naast Fournier was gereserveerd voor haar. Zij stelde het graf echter ter beschikking om de jonge Mas te begraven. Op zijn grafmonument werd een grof gehakte stèle met zwarte geverfde tekstplaat op basement geplaatst. De tekst:
BASOEKI
† 11 Nov 1924
Wijsheid in het Leven
Kracht in den Dood
Schoonheid in den Morgen
stond van het Eeuwige Leven
Zijne vrienden door alle levens
Antonius Hijpolitus (Anton) Fournier werd 16 november 1871 in Uithoorn geboren als zoon van onderwijzer Andreas Cornelis Joseph Fournier (geb. 1851, Harderwijk) en Grietje van der Bijl (geb. 1849, Uithoorn). Nog geen jaar na zijn geboorte werd vader Fournier benoemd tot hulponderwijzer in Nederlands-Indië en eind januari 1873 vertrok het gezin met de Nederland naar Batavia. Fournier zou opklimmen van 4de hulponderwijzer in Samarang tot 1e hulponderwijzer 2e klasse aan de openbare school te Tagal in 1881. In september 1885 overleed zijn vrouw Grietje. Fournier werd wegens ‘dringende familieomstandigheden’ tweejarig verlof verleend naar Europa. Begin november vertrok Fournier met vijf kinderen per stoomschip Zeeland naar Nederland. Zoon Anton komen we daarna in 1896 tegen als hij een benoeming krijgt als onderwijzer in het Friese Oldeboorn. Anton was dus in zijn vaders voetsporen getreden. In 1897 trouwde hij in Gouda met Akke Sijtsma. Op een gegeven moment moet Anton een aanstelling in Dokkum hebben gekregen, want daar was hij bij zijn plotselinge overlijden in 1913 hoofd van de M.U.L.O. Anton overleed op 1 september op 41-jarige leeftijd in het ziekenhuis van Heerenveen en werd begraven op het hervormde kerkhof in Beetsterzwaag, waar het gezin woonde. Op het grafmonument in de vorm van een grof uitgehouwen stèle staat een eenvoudige tekst: ‘aan onzen geliefden leermeester A.H. Fournier in leven hoofd der school voor M.U.L.O. te Dokkum’.
De jongste telg van het gezin Fournier-Van der Bijl was in januari 1884 geboren in het Indonesische Tegal, groeide op in Semarang en studeerde werktuigbouwkunde in Delft. In 1909 vertrok hij weer naar Nederlands-Indië en maakte daar met succes carrière. Hij was naast zijn werk bijzonder actief. In 1926 werd hij priester in de Vrije Katholieke Kerk, een kerkgenootschap van gnostisch-theosofisch signatuur. Al sinds 1920 was hij lid van het hoofdbestuur van de Nederlands Indische Theosofische Vereeniging en hij werd later voorzitter van de Nederlands Indische afdeling van de Theosofische Wereld Universiteit. In 1926 had de afdeling 200 leerkrachten in dienst en werden de scholen bezocht door zo’n 5000 kinderen. Zonder twijfel kunnen we daarmee stellen dat Francois een overtuigd aanhanger van de theosofische beweging was. Tal van Indonesiërs sloten zich aan bij de beweging in de hoop betere contacten met de Europeanen op te doen. Soekarno zelf distantieerde zich daar tijdens zijn opvoeding overigens steeds meer van en in 1963 verbood hij de beweging zelfs.
Na de dood van Anton Fournier in 1913 verhuisde zijn vrouw Akke met hun dochter naar Utrecht.