Tegels
Inhoud
- Rangschikking naar motief op tegels
- Algemeen
- Datering tegels
- Bepaling ouderdom
- De Nederlandse tegelproductie, tegel- en plateelbakkerijen.
Rangschikking naar motief op tegels.
- Accolade-tegel met meanders al-s hoekmotief (1620-1660)
Zo zijn er veel accolade tegels met afbeeldingen van bloemen, dieren, huisdieren, soldaten. De drietulp was uitzonderlijk populair en is tot in de twintigste eeuw in productie gebleven. Accoladetegels met een vleugelblad omlijsting, bestaat in diverse uitvoeringen waarvan het hoofdmotief zowel in blauw als in kleur is gemaakt. De hoeken kunnen dan ook worden aangepast door verschillende hoekornamenten te gebruiken. Deze tegels stammen uit de overgangperiode ( 1620-1650) van gekleurde naar blauw-wit tegels.
- Arte-deco - Jugendstil
- Bijbeltegels
Vanaf de 17e eeuw tot heden, van Limburg tot Groningen, bij Katholiek en Protestant heeft de bijbeltegel zich in een brede belangstelling mogen verheugen. Natuurlijk vanwege het gemak van onderhoud, wat natuurlijk ook voor de andere tegels geldt en het kunnen tonen van een zekere welstand omdat bijbeltegels duurder waren, aangezien er meer en van elkaar verschillend schilderwerk in zat. Maar het was vooral de religieuze belangstelling in brede lagen van de bevolking die de tegel geliefd maakte. De Bijbel in beeld. Ideaal bij de godsdienstige opvoeding van ons voorgeslacht, de tegel als vorm van aanschouwelijk onderwijs.
- Bloemmotief
De bloem behoort tot een geliefd onderwerp op de Hollandse tegels dat in de 17e eeuw veelvuldig werd geproduceerd. Je vind er door diverse plateelfabrieken vervaardigd van alle slag en soorten: getyleerde tulpen, dubbele tulpen, dubbele bloemen, Turkse lelie, de keizerskroon, het kievitseitje, anemonen, narcis, klokjesbloem, aardbeienplant, paarse en oranje akeleien en andere botanisch moeilijk te bepalen bolgewassen. In de eerste helft van de 17e eeuw worden ze afgebeeld tussen dominante hoekmotieven, zoals forse Bourgondische lelie, meanders, balusters en grote ossenkoppen. In de late 17e eeuw tot vroeg 18e eeuw staat de bloem als decor tussen voornamelijk kleine ossenkoppen en afwijkende hoekmotieven afgeleid van de Bourgondische lelie. Achteraf verschijnt het spinnetje als hoekvulling.
Bloemenvaastegel behoort eveneens tot het soort tegels waarvan er in de 17e eeuw met duizenden werden geproduceerd. Ook de hoekmotieven lopen uiteen net zoals bij de bloemtegel het geval was, alhoewel de Bourgondische lelie als hoekmotief nog lang in gebruik bleef. Bloemenvaastegels zijn lang populair gebleven en er worden nog in de eerste helft van de 19e eeuw gedateerd, sommige nog iets later.
Ook werden er in de 17e eeuw tot in de 19e eeuw prachtige tegeltableaus vervaardigd, zowel in blauw-wit, mangaan als in kleur. Vaak werden grote tegeltableaus met bloemenvazen deel uitmaken van betegeling van voorname vertrekken of werden ze ingemetseld in schouwen.
- Dieren
Door de eeuwen heen is het dier een dankbaar onderwerp geweest. Bekende dieren als hond, kat, koe, haas en hert, maar ook uitheemse beesten als giraffe, olifant en neushoorn werden als model gebruikt. Bij de laatsten werd gebruik gemaakt van afdrukken van bestaande prenten. De meeste tegelschilders hadden de beesten nooit in het echt gezien en het komt dan ook nog al eens voor dat bijvoorbeeld bij de olifant de slurf wat slordig aan het grote lijf is gemonteerd. Ook tref je af en toe een diertegel waarbij het onduidelijk is of het bijvoorbeeld een hond of een koe is. In de 19e eeuw kwamen veel diertegels uit de Friese bakkerijen.
- Diversen
- Figuren
Van krijgslieden, ruiters, ambachtslieden, kooplui en andere figuren.
In de tweede kwart van de 17e eeuw verschoot de tegel van kleur. Onze voorouders hadden kennis gemaakt met het blauw van het Chinees porselein en dit had tot gevolg dat tegels i.p.v. veelkleurig nu blauw (Delft!) werden geschilderd. Rotterdam was een belangrijk centrum van gleibakkerijen . Daar werden o.a. de populaire krijgslieden (soldaten, landsknechten ..) en ruiters geschilderd en gebakken. Met als voorbeeld de gravures en etsen van beeldend kunstenaars als Jacob de Gheijn. Let op de houdingen die gracieus en stoer tegelijk zijn en daarbij de gedetailleerdheid van kleding en wapens.
Maar ook met personen zoals een nar en beroepen: de smid, de boer, de marskramer, de bedelaar, de hoedenverkoper …
- Herders
Op de herderstegel zien we een lieflijk landschap, met daarin centraal een herder(in). Gekleed in praktische korte kleding, met een grote hoed op en voorzien van een herdersstaf en soms afgebeeld met een attribuut zoals een muziekinstrument als fluit, doedelzak of harp.Het vaak lichtglooiend tafereel wordt compleet gemaakt met wat koeien of schapen op de achtergrond, Vaak zijn deze dieren versimpeld tot een rondje met twee streepjes. Vandaar dat de herder ook wel slakkentegel wordt genoemd. Herderstegels werden vanaf het midden van de 17e eeuw tot ca 1900 gebakken. Het was, evenals zijn geestelijke tegenhanger de bijbelse tegel, een wat duurdere tegel vanwege het ingewikkelder schilderproces. Ze sierden dan ook de haardplaatsen, hallen en keukens van de rijkere boerderijen en woonhuizen.
- Kinderspelen
Veel spelletjes zijn in de loop der eeuwen uit het straatbeeld verdwenen: beugelen, varkensblaas, hoed, kever aan een touwtje …, sommige zijn bijna verdwenen uit het straatbeeld: hinkelen, haasje-over, klootschieten. Soms is het niet goed te zien en moet elke keer weer goed gekeken worden of het bijvoorbeeld om bikkelen, tiepelen of koten gaat..
- Kandelaber- en poorttegels
De Chinese porselein was in Europa fel begeerd. In geen tijd begonnen ook hier in Europa ca. 1620 de tegelmakers hun tegels en pottenbakkers hun potten en borden te versieren naar het Chinees model in blauw en wit.
Een kandelabertegel heeft meestal Bourgondische lelie als hoekmotief, terwijl de omlijsting doet denken aan de verdikte vaasvormige stijl van een balustrade. Vandaar dat deze tegel de balustertegel werd genoemd. Zeldzaam zijn deze baluster- of kandelabertegels niet. De voorstellingen op de tegels zijn zeer gevarieerd van bloemvazen, bloemen, dieren, ruiters, krijgers, ambachten en figuren. Enkel de balustertegels met een landschappen zijn uiterst zeldzaam. De balustertegels werden net zoals de poorttegels uitsluitend gebruikt om in een horizontale rij in serie naast elkaar te plaatsen. Ze werden uitsluitend gebruik als randtegel of als plinttegel.
De zgn. poort- of portaaltegel, een gewelf door twee ronde zuilen ondersteund met meestal een persoon of krijger daartussen, werd net als de balustertegels niet gebruikt om er een wand mee te bezetten maar als plinttegels of randtegel waar ze in serie naast elkaar werden geplaatst in horizontale rij.
- Kwadraattegels
Van deze kwadraattegels zijn er veel varianten wat zowel de kleur, het vierkant, de bloemen en hoeken betreft. Onder kwadraattegel verstaan we een tegel waarbij het kwadraat gevuld werd met een of ander motief dat zich in de hoeken herhaald en wat een strakke, stijlvolle indeling van het muurvlak opwekt of aanricht.
- Landschap
De landschapstegels waren erg geliefd in de 17e en 18 e eeuw. Ze werden door de gleibakkerijen in bloemrijke omschrijvingen aangeprezen: Fijne Landschap in ’t Vierkant, Schetsjes, Landschap op Landen, Gemeen Fijn Landschap, Fijne Landschap in ’t Rond, Sprinkelde Landschap, Dikke Landschap in ’t Slinger…..
- Mythologie
Mythologische voorstellingen op Nederlandse tegels.
Metamorphosen, Herders, Cupido’s, Zeewezens.
Tegels met mythologische voorstellingen en afbeeldingen bij de metamorphosen van Ovidius zijn vrij zeldzaam. Ze worden nog wel eens voor Bijbeltegels aangezien.
Cupido’s zijn jeugdige wezentjes die plezier hebben in het spel, of het nu gaat om het liefdesspel, muziek maken, vissen, touwtje springen of wat dan ook. Cupido’s beschikken over een stel vleugels en zijn vaak toegerust met pijl en boog waarmee ze hun slachtoffer in een diepe verliefdheid kunnen storten. Amortjes worden ze ook wel genoemd en, vanwege de vleugels wordt in de wandeling ook wel eens de naam engeltjes gebruikt. Jongetjes die geen vleugels dragen heten putti . De cupido’s dateren vanaf de eerste helft van de 17e eeuw. Een belangrijke serie werd gebakken bij Pieter Grauda in Harlingen, ca 1660.
Zeegoden en Zeemonsters, Meermannen en Meerminnen, het zijn vreemdsoortige, de fantasie prikkelende wezens die de geheimzinnige oceanen bevolken. Daarnaast kunnen de fabeldieren en de arcadische taferelen hierbij worden geplaatst.
- Ornamenttegels 17e eeuw
De ornamenttegel heeft al een rijke geschiedenis achter de rug.
Ook in ons land is de ornamenttegel niet weg te denken. Ze werden toegepast voor hele wanden
De Haarlemse tegel uit de eerste helft van de 17e eeuw in de vorm van een rozet komt in verschillende variaties op de tegel voor en wordt het “Haarlemsmotief” genoemd op grond van de bodemvondsten toegeschreven aan de stad, al zijn deze tegels niet altijd in Haarlem vervaardigd. De tegels kunnen zowel uit Hoorn of Enkhuizen afkomstig zijn en zijn meestal eenkleurig, blauw-wit en bij de gekleurde types werd er spaarzaam gebruik gemaakt van kleuren. De tegels zijn sober meestal gedecoreerd met een geometrisch ornament, in de midden een rozet, versierd met krabben, krullen, strepen, punten en bladvormen. Er zijn zeer veel soorten, maar het grootse deel bestaan uit de kleuren blauw, geel, oker en soms komt er rood en groen van pas
- Tableaus & Tegelvelden
Tableaus kom je tegen in allerlei soorten en maten: scheepstaferelen, landschappen, boerenwerk, dieren, bloemen, behangsels, enzovoort. Ook als tweetal.
- Vierpassen & Viertjes
De vierpas wordt gevormd door 4 tegels in het vierkant die samen één voorstelling vormen: Jeruzalemsveren, Kievitseitjes, de Rozenster, Hoekanjelieren enz. Ze werden vroeger veelal toegepast als tableau in combinatie met witte tegels. Dus combinaties van 4 tegels in het vierkant die van hetzelfde type zijn maar die hun eigen afbeelding hebben. De afbeeldingen kunnen hetzelfde zijn: bijv. vier dezelfde bloempotjes of varianten van elkaar.
- Vruchten
Algemeen
Een wandtegel is in de regel een vierkant of rechthoekig stuk materiaal, dat tegen een wand kan worden gelijmd of gehangen. Tegels dienen vaak als bescherming en decoratie van wand of muur. Tegels worden van gebakken klei gemaakt of natuursteen zoals marmer.
De eerste scheepslading vol blauw Chinees porselein (kraakporselein genoemd) die in 1602 in Amsterdam op de markt kwam en werd geveild was afkomstig van Portugese schepen die uit het Verre Oosten kwamen en die door de Hollanders waren buitgemaakt.
Na die import door de Verengde Oost-Indische Compagnie, opgericht in 1602, zeilden de Nederlanders vanuit Amsterdam, Enkhuizen en Hoorn naar China en brachten vanuit dit oosterse land als retourvracht o.a. porselein mee. Vooral de eerste zes overtochten naar China waren batig geweest. Duizenden stuks blauw beschilderde Chinese porseleinen schotels, kommen en kannen werden naar Nederland verscheept. Deze import goederen waren zeer geliefd, vooral de rijken kochten deze vazen en schotels als sierstukken om hun huizen te versieren. Ook het Chinees tafelgerei had een voorname plaats in hun huisraad.
Kort daarna begonnen de Delftse plateelbakkers het Chinese porselein te kopiëren. Daar ze het procedé niet kenden om porselein te vervaardigen werd hun aardewerk in een veel dunnere uitvoering, en een fijnere, betere kwaliteit gele klei gemaakt in plaats van uit grove rode klei. Zo brachten ze borden, vazen, schotels, borden met het Chinees blauw op witte achtergrond op de markt.
Zo kwam het dat er ca.1620-1625 tegels niet enkel meer gebruikt werden als vloertegels, maar verkocht werden als wandtegels met diverse voorstellingen van Chinese tuinen binnen vier accolades of binnen een cirkel. Deze waren geïnspireerd op Chinese kraak- of porseleinen borden.
De tegels werden een tikkeltje Chineser en ze lieten zich dan ook uitstekend kombineren met de Nederlandse motieven. Als voorbeeld hiervan hebben wij het “Wan-Li patroon” of meanderend patroon, bestaande uit haakvormige dikke lijnen als hoekvulling en een accoladevormige omlijsting of een cirkel rond het midden decor. De hoekvulling is ontleend aan de Chinese mode uit de Ming dynastie ten tijde van de Chinese heerser en keizer Wan Li (1573-1619). Onder zijn bewind begon de grote export van Chinees porselein naar Europa.
De hoekmotieven werden vroeger “Wan-Li” genoemd. Het motief is afgeleid van het eeuwen oude swastika symbool dat in allerlei culturen wereldwijd bekend staat voor heiligheid, levenskracht (lang leven) en geluk. Achteraf werden deze hoekmotieven met “meanders” aangeduid.
Achteraf werd er alleen nog de witte ondoorzichtige ondergrond in het kobaltblauw geschilderd met voorstellingen uit het dagelijkse leven met als hoofdmotief, bloemen, bloemenvazen, allerlei dieren, zoogdieren, fantasiedieren, insecten, vogels, portretten, ruiters en soldaten. Later werden er ambachten en cupido’s en kinderspelen aan toegevoegd.
Pas in de tweede helft van de 17e eeuw werden landschaps- en herderstegels met het spinnetje als hoekmotief in grote hoeveelheden gemaakt en verschenen de eerste scheepjestegels, koopvaardijschepen en tegels met Bijbelse taferelen in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Harlingen en Makkum die in een mum van tijd zeer populair waren.
Met duizenden werden ze op bestelling gemaakt voor paleizen, kerken en kloosters over de hele wereld. Ook in woningen van welgestelde burgers en succesvolle kooplieden verschenen tegels als wandversiering eenvoudig schoon te maken in keukens, schouwen, gangen, trapportalen en dienden soms ook als plinttegels.
Delfts blauw
Vóór 1620 waren er al in Delft acht plateelbakkerijen. Maar tussen 1685 en 1725 tijdens de bloeiperiode waren er 10 fabrieken die 1600 tot 1800 werknemers te werk stelden. Vanaf toen ontstond het wereldberoemde Delfts blauw en werd Delft een belangrijke stad voor de productie van sier- en schotelgoed en van faience tegels. Vandaar de benaming voor alle blauw geschilderde tegels “Delftse tegels” ook al zijn die niet in Delft gemaakt. Overal in Nederland waren er plateelbakkerijen die blauwe wandtegels vervaardigd en Delfts blauw blijft een begrip, een verzamelnaam.
De toenemende welvaart, ook bij middenstanders en boeren, deed de vraag naar wandtegels verder stijgen. Plateelbakkerijen voerden hun productie op en boden zowel dure, verfijnd geschilderde tegels en tegeltableaus aan als eenvoudige en betaalbare decors. Tegen het einde van de zeventiende eeuw (ca.1690) beleefde de Nederlandse tegelindustrie gouden tijden. Intussen groeiden onder meer in Gouda, Hoorn, Enkhuizen en Harlingen de tegelbakkerijen als paddenstoelen uit de grond. Vóór 1700 waren er al zeven tegelbakkerijen in Harlingen.
De aanvoer van porselein uit China viel stil vanaf het einde van de tweede helft van de 17e eeuw wegens het uitbreken van een langdurige oorlog. Het meanderpatroon als hoekmotief onder invloed van het Verre Oosten bleef nog, maar het blauw-wit op de tegel als decoratie bleef wel gehandhaafd maar de beschilderingen werden eenvoudiger.
Het hoogtepunt van de tegelindustrie lag in de tweede helft van de zeventiende en de eerste helft van de achttiende eeuw. De export van de Nederlandse tegel nam een zeer hoge vlucht en op grote schaal werden tegels geëxporteerd vooral naar Duitsland, Denemarken, Engeland en Portugal, ook naar België, Frankrijk, Spanje en Rusland.
Deze manier van wanddecoratie en functioneel toepassen van tegels werd ook buiten ons land populair en had aanleiding gegeven zelf tegels te produceren op de motieven van de bestaande Nederlandse tegels. Om maar enkele voorbeelden te noemen: België (Brugge, Gent en Doornik), Noord-Frankrijk (Rijsel / Lille, Saint-Amand-les-Eaux, Aire-sur-la-Lys, Desvers, Vron, Boulogne), Duitsland (Schleswig, Hannoversch-Münden, Kellinghusen en Neurenberg), Engeland en Portugal. Het kwam zelfs zover dat in Portugal en Denemarken een invoeringsverbod van Nederlandse tegels werd uitgevaardigd ter bescherming van hun eigen productie.
In de tweede helft van de 18e eeuw kwam er een eind aan de bloeiperiode. Door de slechter wordende economie in Nederland en mede door de concurrentie van de industrietegels uit Engeland, Duitsland, Vlaanderen en Noord-Frankrijk holde de tegelindustrie er zienderogen op achteruit en de decors werden minder verzorgd. Ondertussen kwam het behangpapier in de mode en de technieken en motieven evolueerde heel snel. Het waren vooral de Franse en Engelse manufacturen die op deze nieuwe interieurtrend gingen inspelen en het behang steeds goedkoper gingen produceren ten nadele van de wandtegels.
In Friesland, vooral in Harlingen (1598-1910) en Makkum (ca.1675-tweede helft van de 20ste eeuw), maar ook enige tijd in Bolsward (1737-1801), bleef de combinatie van tegelproductie met schotelgoed in stand. Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw verminderde het aantal plateelbakkerijen. Na 1860 zijn de oude tegelbakkerijen alleen nog in Delft, Utrecht, Harlingen en Makkum te vinden.
DATERING TEGELS
Wie antieke tegels ergens ziet of zelf in bezit heeft wil altijd graag weten hoe oud ze zijn.
Ook de vraag hoe onderscheid je echte antieke tegels van latere namaak wordt veel gesteld.
Op beide vragen zal hier kort worden ingegaan.
Bepaling ouderdom. De tegelindustrie begon in de Nederlanden rond 1600 pas goed op gang te komen met als bloeiperiode de jaren 1620 tot 1680. Aanvankelijk werden de tegels veelkleurig uitgevoerd met forse tekeningen waarbij aanvankelijk vier tegels met elkaar het motief vormden. De - nogal zeldzame - tegels van vóór 1600 waren robuust als vloertegels en streng ornamenteel wat betreft voorstelling.
Na de grote import van Chinees porselein door de VOC vanaf 1630 veranderde de smaak van de burgers en kwamen tegels van één kleur in de mode, meestal was dat blauw maar ook tegels in sepia (een soort paars) verschenen in de huizen. Grofweg gezegd werden in de loop van de tijd de toegepaste kleuren lichter. Het middenmotief (ornament) werd minder uitgesproken en de hoekmotieven onbeduidender.
Na 1700 was er sprake van een sterke teruggang, zowel in productie als in artistieke kwaliteit. De hoekfiguur werd soms maar helemaal weggelaten hetgeen weer werk en kosten spaarde.
Op het platte land bleef de vraag naar mooie tegels echter nog een tijd bestaan en dat leverde nog een nieuw soort tegels op die opvallen door hun fraaie en volle beschildering en een terugkeer van het hoekmotief. Het centrale motief ontwikkelde zich tot ware minischilderijtjes
De wijze van produceren veranderde gedurende de tijd aanzienlijk. In het begin waren de tegels dik en zwaar en van rode klei gebakken. Alleen zo overleefden ze de hitte van de oven bij het eerste bakproces. Na 1620 begon men fijnere kleisoorten te gebruiken en mergel bij te mengen hetgeen resulteerde in dunnere tegels met, zoals dat heet, een "gele scherf". Verdere perfectionering leidde tot nog dunnere en daardoor lichtere tegels
Aan het begin van de 20e eeuw veerde de tegelindustrie nog een keer kort op met de fabricage van Jugendstil- en Art Deco-tegels. De eerste vertonen vloeiende lijnen gestileerde plantenfiguren in glooiende lijnen, de tweede zijn sterk geometrisch van aard. De motieven zijn tegelvullend en uitgevoerd in de typische kleuren van die tijd.
Bovenstaande summiere samenvatting kan al enigszins helpen een tegel op zijn ouderdom te schatten.
Voornaamste dateringskenmerken zijn:
1e helft 17e eeuw
afmeting: 13,0 x 13,7 cm,
dikte »1,2 - 1.8 cm,
kleur:»veelkleurig of intens blauw
2e helft 17e EEUW
afmeting: 12,8 -x 13,7 cm,
dikte 1,0 -1,6 cm,
kleur:veelal blauw, soms met andere kleur erbij
18e eeuw en vroeg 19e eeuw
afmeting:12,0 x 13,2 cm,
dikte 0,5 - 1,0 cm,
kleur:bleekblauw , ook paars, later weer donkerblauw
20e eeuw
afmeting: 13,0 x 15,0 cm,
dikte 1,0 cm, met opliggend reliëf,
kleur:grote kleurvlakken in typische Jugendstil of Art Deco-kleuren
Echt en imitatie Vooral ten behoeve van vooral de toeristenindustrie wordt tot op de dag van vandaag nog wel doorgegaan met het produceren van tegels. Op de zeer uniforme baksels (dun, glad en glanzend) werden de oude motieven aangebracht. Mooi gemaakt, niet onaardig om te zien maar toch gewoon imitatie. En voor de liefhebber van antieke tegels eigenlijk een gruwel.
Zeer bekend zijn de vele imitatietegels van Makkum-Tichelaar. Deze hedendaagse tegels zijn zeer uniform van maat (13 x 13 cm en hooguit 1,0 cm dik), altijd bijna volmaakt effen glazuur en met een glimmend oppervlak. De figuren missen, door de voornamelijk machinale productie, de typische kleine foutjes en afwijkingen die de originelen uit de 17e eeuw zo dikwijls kenmerken
Bepaling ouderdom.
De tegelindustrie begon in de Nederlanden rond 1600 pas goed op gang te komen met als bloeiperiode de jaren 1620 tot 1680. Aanvankelijk werden de tegels veelkleurig uitgevoerd met forse tekeningen waarbij aanvankelijk vier tegels met elkaar het motief vormden. De - nogal zeldzame - tegels van vóór 1600 waren robuust als vloertegels en streng ornamenteel wat betreft voorstelling.
Na de grote import van Chinees porselein door de VOC vanaf 1630 veranderde de smaak van de burgers en kwamen tegels van één kleur in de mode, meestal was dat blauw maar ook tegels in sepia (een soort paars) verschenen in de huizen. Grofweg gezegd werden in de loop van de tijd de toegepaste kleuren lichter. Het middenmotief (ornament) werd minder uitgesproken en de hoekmotieven onbeduidender.
Na 1700 was er sprake van een sterke teruggang, zowel in productie als in artistieke kwaliteit. De hoekfiguur werd soms maar helemaal weggelaten hetgeen weer werk en kosten spaarde.
Op het platte land bleef de vraag naar mooie tegels echter nog een tijd bestaan en dat leverde nog een nieuw soort tegels op die opvallen door hun fraaie en volle beschildering en een terugkeer van het hoekmotief. Het centrale motief ontwikkelde zich tot ware minischilderijtjes
De wijze van produceren veranderde gedurende de tijd aanzienlijk. In het begin waren de tegels dik en zwaar en van rode klei gebakken. Alleen zo overleefden ze de hitte van de oven bij het eerste bakproces. Na 1620 begon men fijnere kleisoorten te gebruiken en mergel bij te mengen hetgeen resulteerde in dunnere tegels met, zoals dat heet, een "gele scherf". Verdere perfectionering leidde tot nog dunnere en daardoor lichtere tegels
Aan het begin van de 20e eeuw veerde de tegelindustrie nog een keer kort op met de fabricage van Jugendstil- en Art Deco-tegels. De eerste vertonen vloeiende lijnen gestileerde plantenfiguren in glooiende lijnen, de tweede zijn sterk geometrisch van aard. De motieven zijn tegelvullend en uitgevoerd in de typische kleuren van die tijd.
Bovenstaande summiere samenvatting kan al enigszins helpen een tegel op zijn ouderdom te schatten.
Voornaamste dateringskenmerken zijn:
1e helft 17e eeuw
afmeting: 13,0 x 13,7 cm,
dikte »1,2 - 1.8 cm,
kleur:»veelkleurig of intens blauw
2e helft 17e EEUW
afmeting: 12,8 -x 13,7 cm,
dikte 1,0 -1,6 cm,
kleur:veelal blauw, soms met andere kleur erbij
18e eeuw en vroeg 19e eeuw
afmeting:12,0 x 13,2 cm,
dikte 0,5 - 1,0 cm,
kleur:bleekblauw , ook paars, later weer donkerblauw
20e eeuw
afmeting: 13,0 x 15,0 cm,
dikte 1,0 cm, met opliggend reliëf,
kleur:grote kleurvlakken in typische Jugendstil of Art Deco-kleuren
Echt en imitatie Vooral ten behoeve van vooral de toeristenindustrie wordt tot op de dag van vandaag nog wel doorgegaan met het produceren van tegels. Op de zeer uniforme baksels (dun, glad en glanzend) werden de oude motieven aangebracht. Mooi gemaakt, niet onaardig om te zien maar toch gewoon imitatie. En voor de liefhebber van antieke tegels eigenlijk een gruwel.
Zeer bekend zijn de vele imitatietegels van Makkum-Tichelaar. Deze hedendaagse tegels zijn zeer uniform van maat (13 x 13 cm en hooguit 1,0 cm dik), altijd bijna volmaakt effen glazuur en met een glimmend oppervlak. De figuren missen, door de voornamelijk machinale productie, de typische kleine foutjes en afwijkingen die de originelen uit de 17e eeuw zo dikwijls kenmerken
De Nederlandse tegelproductie, tegel- en plateelbakkerijen.
Rottedamse tegelproductie van 1609 - 1866
In het begin van de 17e eeuw waren de eerste plateelbakkerijen te Rotterdam gevestigd en tot 1866 werden alleen daar vele miljoenen tegels gebakken. In de loop de 17e eeuw werden er niet minder dan 17 bedrijven genoemd.
De belangrijkste waren: Aan de Delftsche Vaart, Het Wapen van Dantzich en de Bloempot.
Delftse Vaart 1635 - 1773
Claes Jansz. Wytmans, geboren in Rotterdam ’s Hertogenbosch, ca. 1570 richtte in februari 1614 een bedrijf op aan de Glashaven in Rotterdam voor het maken van huis- en vensterglas. Maar in 1634 werd dit glasbedrijf verkocht aan Lambrecht de Hooch. Claes Jansz. Wytmans trouwde in 1603 te Rotterdam met Dieverke Jacobdr. van Wageningen. Hij was werkzaam in Rotterdam, Gouda en Utrecht.
In de Wijnstraat aan de Delftsche Vaart in Rotterdam opende hij in 1635 de plateelbakkerij “Delftse Vaart” en legde zich in geen tijd toe op het produceren van majolicategels. Bij hem in het tegelbedrijf werkten zijn drie zonen Jan, Jacob en Carel Wytmans en werden evenals hun vader tegelbakkers. Claes Jansz. Wytmans overleed in 1642 te Rotterdam en werd begraven enkele dagen later op 9 oktober. Zijn bedrijf kwam onder leiding van zijn zoon Carel Claesz.Wytmans, getrouwd op 29 oktober 1641 te Rotterdam met Maertge Pieters Hontoms.
Na het overlijden Carel Claesz. Wijtmans in 1689 werd de tegelfabriek verkocht aan de familie Hendriks Schut tot 1709. De familie Schut had haar roots in de Duitse deelstaat Mecklenburg. Hendrik was reeds getrouwd in Rotterdam met Hester De Meijer, de dochter van Leendert Govertsz. De Meijer uit de tegelbakkerij “Het wapen van Dantzich”.
Hendrik Schut, overleden in 1709 werd opgevolgd door zijn weduwe Hester de Meijer en zijn zoon Hendrik Schut (II).
Hendrik (II) werd geboren in 1683 te Rotterdam en trouwde met Hendrina van de Bogaert. Hendrik werd tot hoofdman benoemd van de Sint-Lucasgilde in 1735 en 1736 en overleed in 1738 te Rotterdam en werd begraven enkele dagen later op 21 november. Hij werd opgevolgd door zijn zonen Jacob en Hendrik III.
Jacob Schut associeerde zich met de tegelbakker Gerrit Bakhuizen (ca. 1700-1760) de broer van Ludolf bakhuizen (1717-1782). Na het overlijden van Jacob Schut werd in 1773 de productie stilgelegd bij de Baambrug aan de Delftsche Vaart.
De bekendste tegelschilder was Cornelis Boumeester (1652-1733), hij was in deze fabriek werkzaam tussen ca. 1676-1732. Het tegelbedrijf “Aan de Delftschevaart”, was gespecialiseerd in grote tableaus met voorstellingen van zeeschepen, zeeslagen, zeegezichten en havens. Meerdere tegeltableaus zijn bekend uit het bedrijf: o.a. het tableau met ’s Landsschip Rotterdam en de haringvloot, 194 cm x 155 cm. - tegeltableau met rivierlandschap met koeien op de voorgrond, 88 cm x 75,5 cm. - tegeltableau met een zeegezicht, 77,5 cm x 77 cm. - tegeltableau met een havengezicht, 78 cm x 65 cm., enz…..
.
Het Wapen van Dantzich 1641 - ca.1807
De tegelbakkerij “Het wapen van Dantzich” werd opgericht werd in 1641 aan de zuidzijde van de Hoogstraat, tegenover het Gasthuis door Leendert Govertsz. De Meijer, geboren ca.1717 te Rotterdam, zoon van Govert Isaacsz. en Pietertgen Cornelis. In zijn bedrijf werkte zijn schoonbroer, Jacob Adamsz. De Konia (meester-tegelbakker) die na het overlijden van zijn vrouw Adriaantje van der Arent (†1658) hertrouwde in 1660 te Rotterdam met Hester De Meijer (1618-1689). Leendert Govertsz. dochter Hester trouwde met Henrik Jacobsz. Schut. Hij werd opgevolgd door zijn zonen Adriaan en Isaac. In 1712 na het overlijden van Isaac werd het geleid door Leendert Icaaksz. De Meijer tot in 1741.
In 1742 werd de fabriek “Het wapen van Dantzich” verworven door Joannes Bakhuizen, geboren in Amsterdam ca.1681 uit het derde huwelijk van de bekende in Emden (Duitsland) geboren marineschilder Ludolf Bakhuizen (1630-1708). Joannes Bakhuizen trouwde met Christina Sibilla Mol (ca.1695-1762) en overleed na 1751 te Rotterdam. Het tegelbedrijf “Het wapen van Dantzich” werd verder geleid door de weduwe Bakhuizen samen met haar kinderen tot aan haar overlijden in 1762. Daarna werd het bedrijf overgenomen door haar zoon Ludolf Bakhuizen, gedoopt op 29 augustus 1717 te Amsterdam. Ludolf huwde met Juliana Charlotte Elisabeth Parmesant (1717-1778). Na zijn overlijden op 6 april 1782 te Rotterdam, werd het bedrijf opgevolgd door zijn dochter Christina Sibilla Charlotte (1750-1810) en schoonzoon Johannes van den Brink en geleid door hun meesterknecht Johannes van der Wolk. In 1784 werd de plateel- en tegelfabriek door zijn dochter Christina verkocht Johannes van der Wolk (1748-1843). tot ca.1807. Johannes van der Wolk werd gedoopt in de Domkerk te Utrecht op 18 februari 1748. Hij woonde in Utrecht aan de Nieuwe Camp en was in dienst in de tegelbakkerij bij “Oudegracht” van François Kúvêl (1725-1786), die in 1753 door Kúvêl was opgericht. Johannes van der Wolk verliet op 23-jarige leeftijd in 1771 Utrecht en ging naar Rotterdam waar hij in 1771 trouwde, om meesterknecht te worden in de tegelbakkerij “Het Wapen van Dantzich”. In 1784 werd hij de eigenaar van deze tegelbakkerij. Daar hij geen opvolgers had sloot hij zijn bedrijf in 1841 op 91-jarige leeftijd na er bijna 70 jaar te hebben gewerkt. Hij overleed op 95-jarige leeftijd te Rotterdam op 15 mei 1843.
De Bloempot 1691 - 1852
De tegelbakkerij “De Bloempot” gelegen op de hoek van de Schiedamsedijk/Leuvehaven, genoemd naar het tableau dat daar in de muur is aangetroffen, maar beter bekend onder de naam: de tegelbakkerij Aalmis-Verwijk & Zonen-Van Traa aan de Schiedamsedijk, werd in 1691 opgericht door Pieter Jansz. Aalmis en Abraham Mozes van Lier.
Pieter Jansz. Aalmis was alleen eigenaar van de tegelbakkerij in 1699. Na zijn overlijden op ongeveer 58-jarige leeftijd op 29 oktober 1707 werd hij opgevolgd door Jan Pietersz. Aalmis (1674-1755). In 1755 kwam de fabriek in handen van zijn zoon: Jan Bartholomeüs Aalmis, meester-tegelbakker, geboren in 1725 te Rotterdam.
In 1788 werd het bedrijf verkocht aan Laurens Verwijk (1734-1796) gehuwd met Katharina van Beusekom (1730-1801). Laurens overleed op 17 augustus 1796 te Rotterdam. Het bedrijf werd verder geleid door zijn vrouw Katharina samen met haar twee zonen Martin (†1808) en Cornelis Roeland Verwijk.
In mei 1843 werd de Willem van Traa (geboren op 7 mei 1804-1870) de eigenaar van het bedrijf van zijn overbuur Cornelis Roeland Verwijk (†1842). Hij kocht deze van de erven Verwyk. Willem van Traa, Rotterdamse steenhouwer, geboren op 7 mei 1804 te Rotterdam en er overleden op 4 maart 1890 was de zoon van Willem (†1812) en Susanna Oudshoff (†1848). Hij huwde op 3 juni 1835 te Rotterdam met Anna Wilhelmina Dijxhoorn (1813-1836) en hertrouwde op 23 november 1836 te Rotterdam met Adriana Boer (1811-1893). In de inventaris van het bedrijf Verwijk die Willem had laten opmaken bleken er honderd grote tegeltableaus in blauw en in paars te zitten, samen ruim 9.000 tegels. Nadat het bedrijf zijn productie had stilgelegd en zijn deuren had gesloten in 1852 probeerde zijn meester-tegelbakker Frans Kleijn opnieuw een bedrijf op te richten in Delfshaven, gelegen aan de Nieuwe Maas, nu een deelgemeente van Rotterdam. Twaalf jaar later moet ook Frans zijn productie stopzetten. De tegelfabriek Aalmis-Verwijk & Zonen-Van Traa groeide uit tot een van de grootste fabrieken van Rotterdam, bekend voor zijn Bijbelse voorstellingen en verfijnde tegeltableaus. Veel Rotterdamse tegels zijn te vinden in Franse kastelen, Duitse paleizen, Spaanse en Portugese kerken en zelfs in het Topkapi paleis in Istanbul.
Rotterdamse plateelbakkerij Den Bergh Sion - opgericht in 1611.
De familie Hendrik Gerritsz. van den Heuvel (†1638) stichtte in 1611 een majolica- en plateelbedrijf op die hij de naam gaf “De Bergh Sion” van den Heuvel in Rotterdam in de Hoogstraat vlak bij de Spul. In 1621 richtte Hendrik Gerritsz. samen met zijn schoonbroer Willem Janz. Olivier in Gouda een majolica- en plateelbedrijf op aan de Oosthaven onder de naam “Willem Verswaen”. Willem Janz. Olivier was afkomstig uit Rotterdam. Vandaar soms die twijfel of sommige tegels in Rotterdam of in Gouda werden geproduceerd. Ook was Hendrik van den Heuvel in 1633 betrokken bij het oprichten van het bedrijf in Harlingen. Twee andere broers Van den Heuvel starten in 1613 in Dordrecht.
Een onbekend tegelbedrijf, Rotterdam.
Helman Pietersz. van Rijsoort (ca.1569-1618), tegelbakker trouwde op 20 mei 1598 te Rotterdam met Agniesge Dirksdr. van Geffen (ca.1572-1643) en hadden voor zover bekend 4 kinderen.
- Pieter Helmansz., geboren ca. 1609, gehuwd met Christina Jans Beeckmans
- Helmans van Rijsoort, geboren en overleden in januari 1611.
- Catalina, geboren ca. 1616, gehuwd op 23 september 1642 met Hendrik Sachman.
- Helmans van Rijsoort, geboren en overleden op 16 december 1617.
Of hij eigenaar was van een tegelbedrijf werd nergens vermeld. Hij werd begraven op 8 september 1618 te Rotterdam. Zijn zoon Pieter Helmansz. van Rijsoort, geboren ca.1609 was meester-tegelbakker en tegelfabrikant. Hij trouwde op 5 mei 1641 te Rotterdam met Christina Jans Beeckmans en het echtpaar kreeg twee kinderen, waaronder Helman Pieters, gedoopt op 15 april 1642. Pieter huurde een huis met atelier voor vier jaar op de Glashaven voor jaarlijks 220 gulden en ging er wonen. Pieter machtigde Joris Sageman uit Brugge op 9 september 1643 om 122 gulden te innen van Jacques Harbij, schipper uit Brugge, betreffende levering en koop van tegels. Pieter overleed op 26 mei 1655 en werd begraven op 30 mei te Rotterdam.
Jan Pluis heeft in vele publicaties de Rotterdamse tegels, tegeltableaus en Bijbelse tegels beschreven, zoals deze die in de tegelbakkerijen “Het wapen van Dantzich” van Johannes van der Wolk en in “De Bloempot” van Willem van Traa te Rotterdam. Deze publicaties leenk mij uitstekend te passen voor de homepage www.tegels-uit-rotterdam.com van Wilhelm Joliet. Ook Johan Kamermans, heeft uitvoerig de tegelbakkerij van Willem van Traa beschreven.
Plateelbakkersknechten, draaiers en schilders, Rotterdam
Cornelis Boursette, plateelbakker, begraven op 26 april 1797 te Delft. Gehuwd op 10 maart 1757 te Rotterdam met Francisca de Roo (1726-1800).
Adam Jacob Adamsz. De Colonia, tegelbakker / tegelschilder, geboren ca.1618 te Rotterdam en er overleden op 9 mei 1700. Gehuwd op 14 februari 1644 te Rotterdam met Adriaentje van der Arent (†1658). Zoon van Adam Loysz., meester-schilder, geboren in Antwerpen en gehuwd in 1593 te Rotterdam met Beatrijs Dircksdr.van Beijeren (1570-1648).
Jacob Adamsz. De Colonia, meester-tegelbakker in 1684 in Rotterdam, geboren in 1620 te Rotterdam en er overleden op 17 juli 1692. Zoon van Adam Loysz. en Beatrijs Dircksdr.van Beijeren .Gehuwd op 29 juli 1646 met Adriaentje van Strijen (1625-1685). Ook zij hadden een zoon, Dirck Jacobsz. Colonia, tegelschilder, gehuwd met Hester Goverts. de Meijer (†1689).
Esaias Michielsz. de Lindt, tegelbakker, gedoopt op 18 april 1618 te Rotterdam en er gehuwd op 9 oktober 1640 met Dingema Cornelis Sonnevelt, zuster van Pieter Cornelsz.
Anne Adams Dinhart, tegelbakkersknecht, geboren op 27 mei 1798 te Harlingen en overleden op 18 november 1849 te Delfshaven. Gehuwd op 12 oktober 1826 te Harlingen met Jacoba Scholtens (1797-1839).
Michiel Pietersz. Dullaert, tegelbakker, begraven op 8 november 1643 te Rotterdam. Gehuwd met Geertje Sijpenhoff.
Gerbrand Hendrik Helmig, plateelschilder, geboren op 11 november 1879 te Nieuwer Amstel en overleden op 9 februari 1955 te Rotterdam. Gehuwd in 1910 te Rotterdam met Anna Catharina Wevers.
Joost Linseé, tegelbakkersknecht, gedoopt op 8 juli 1748 te Rotterdam en er overleden op 10 mei 1815. Gehuwd op 16 mei 1775 met Anna Sophia Niemeijer (1745-1830).
Joachim Oudaen, tegelbakker, dichter – gedoopt op 7 oktober 1628 te Rijsburg en begraven op 26 april 1692 te Rotterdam. Gehuwd met Ewoutgen Stout.
Abraham Jans Paalvast, tegelbakkersknecht, geboren op 12 november 1795 te Rotterdam en er overleden op 3 oktober 1834. Gehuwd op 26 maart 1828 te Rotterdam met Christina Bastijn (1799-1874).
Johannes Hendrik Schols, tegelbakker, geboren op 14 februari 1821 te Rotterdam en er overleden op 18 maart 1902. Gehuwd op 27 mei 1902 te Rotterdam met Jaapje van de Kruit (1815-1892).
Casper Smeehuijzen, tegelbakkersknecht, gedoopt op 20 april 1771 en overleden op 21 september 1846. Gehuwd op 22 juni 1794 te Rotterdam met Joanna Kramer (1770-1837).
Hermanus Smeehuijzen, tegelbakker, geboren op 21 oktober 1812 te Rotterdam en er overleden op 6 februari 1880. Gehuwd op 9 januari 1839 te Rotterdam met Catharina Wilhelmina Mol (1815-1886).
Cornelis Willemsz. Sonnenvelt, tegelbakker, overleden te Rotterdam ca. 1637. Gehuwd met Annetgen Pieters (†1649).
Pieter Cornelisz. Sonnenvelt, tegelbakker, geboren ca.1617 te Rotterdam en er begraven op 15 maart 1654. Gehuwd op 11 november 1635 te Rotterdam met Aeltjenvan Eck (1620-1692).
Pieter Cornelisz. Sonnenvelt werkte samen als tegelbakker in hetzelfde bedrijf met Nicolaas van der Hoeven en zijn schoonvader Esaias Michielsz. de Lindt (1618-1640), tegelbakker, gehuwd in 1640 met Dingema Cornelis Sonnevelt.
Pieter Adriaans Waelpot, plateelschilder, gedoopt op 18 september 1650 te Rotterdam en begraven op 26 december 1694. Gehuwd op 16 november 1670 te Schipluiden met Annitge Claesdr. van Lee. Werkte later als plateelschilder in de plateelbakkerij “De 4 Romeinse Helden” bij Cornelis van den Hollaert in Delft.
Amsterdamse tegelproductie van 1584 – ca. 1854
In Amsterdam zou er tot kort na de eerste helft van de 19e eeuw één tegelbakkerij in productie zijn geweest. Veel tegels uit die periode zijn bekend. In Amsterdam werden tot in 1866 vele miljoenen tegels gebakken, er waren in de 17e- en 18e eeuw ongeveer 14 tegelbakkerijen. De bekendste drie bekende tegelbakkerijen waren: “De Twee Romeinen”, “ d’ Oude prins” en “De Botermarkt”.
Vermoedelijk werd in Amsterdam in de Kerkstraat een begin gemaakt met het produceren van tegels (majolica) door Carstiaen van den Abeele uit Antwerpen wanneer hij zich in 1584 in het centrum van de stad kwam vestigen. Nadien werd het tegelbedrijf in 1599 verhuist naar het Karthuizersklooster. Het Karthuizersklooster was gelegen tussen de Carthuijsersstraat en de Lijnbaansgracht. Het ouderlijk huis in de Kerkstraat van Jan Eijssen, plateelbakker, geboren in 1610 werd in 1646 gekocht door Willem Jansz Verstraeten, plateelbakker uit Haarlem.
Haye Esdré, plateelbakker en eigenaar van de plateelfabriek kwam in 1626 in dat huis wonen van 1627 tot 1647. Op 8 juli 1644 werd het tegelbedrijf verkocht voor de som van 2.800 gulden aan Adriaen Claess, plateelbakker. Getuigen: Adriaen van Oort en Bartholomeüs Wijers uit Utrecht. Adriaen Claess, tegelbakker/schilder van het Mariabolwerk te Utrecht had in 1643 een poging gedaan om in Amsterdam voet aan de grond te krijgen en de tegel- en plateelbakkerij van Haye Esdré over te nemen. Maar omdat de betaling uit bleef kwam er een rechtszaak van en vertrok hij na een jaar weer naar Utrecht. Adriaen Van Oort en Bartholomeüs Wijers uit Utrecht tekenden als getuigen. In feite was Adriaen Claess beschikbaar gekomen omdat de activiteiten van de tegelbakkerij aan het Mariabolwerk te Utrecht waarschijnlijk stil waren gevallen vanwege het monopolie van Adriaen van Oort.
Adriaen Claess zou als meester-tegel- en plateelbakker een jaar bij Adriaen van Oort aan de Agter ‘t Weystraat meegedraaid hebben en toen de stap hebben willen maken, waarschijnlijk met het geld van Adriaen.
Samen met Jan Pieterszoon Wielant had Adriaen Claess van 1643 tot in 1644 al gewerkt in de tegelbakkerij van Haye Esdré te Amsterdam ondanks dat het nog niet betaald was.
In ieder geval zien we hem kort na 1644 terug in Utrecht en hij wordt enige jaren tevens deken van het plateelbakkersgilde. Hij ging omstreeks 1660 bij Van Oort in Utrecht werken als eerste man. Jan Pieterszoon Wielant was tegel- en schotelbakker op het Mariabolwerk te Utrecht tot omstreeks 1655-1660 en vertrok daarna naar de tegelbakkerij van Van Oort aan de Agter ‘t Weystraat te Utrecht. Adriaen van Oort begon met zijn zoon Jan (Johan) in 1669.
Botermarkt 1669 - ca. 1720
De familie Van Oort was afkomstig van Antwerpen. Jacob van Oort, zoon van Daniël, trouwde op 23 oktober 1595 te Amsterdam met Sijlletgen Sproten. Adriaen Jansz. en zijn zoon Jan van Oort (1645-1699) kregen van de Amsterdamse magistraat op 6 juni 1669 de toestemming om een plateel- en tegelbakkerij op te richten op de Reguliersmarkt en heeft een grote rol gespeeld in het uitvoeren van Nederlandse tegeltableaus naar Portugal en andere landen.
Jan van Oort werd in 1710 opgevolgd door Dirck van Ulsen, gehuwd te Amsterdam met Magdalena van Oort. (Zijn zoon, Jacobus werd gedoopt op 24 april 1701 te Amsterdam).
In 1716 werd het bedrijf verkocht aan Abraham Muyssart. Later kwam (1854) de tegelbakkerij in handen van C.A. van Breda. Na 1850 zijn er geen tegels meer bekend uit het bedrijf van C.A. van Breda.
De Twee Romeinen ca. 1686 - 1808
De plateel- en tegelfabriek “De Twee Romeinen” werd vlakbij de Amstel opgericht door Jan van Oort (1645-1694) op een nog onbebouwd perceel aan de Amsterdamse Prinsengracht. Jan van Oort heeft nog in datzelfde jaar Willem Cornelisz. van der Kloet (1639-1686), een meester-tegelbakker uit Rotterdam naar Amsterdam laten komen om zijn bedrijf in te richten, op te starten en te leiden.
In 1685 kon Willem Cornelisz. van der Kloet het tegelbedrijf “De Twee Romeinen” aan de Prinsengracht overnemen en kopen met geld dat hij grotendeels heeft moeten lenen voor een bedrag van 17.000 gulden. Willem Cornelisz. was getrouwd met Celitje Willems Osch (†1694) en samen hadden zij acht kinderen: Trijntje (1662), Celitje (1664), Willem (1666-1747), Cornelis (1672-1733) en Bartholomeüs (ca.1670, alias Bartel Willems), Pieter (ca. 1674) en Cornélia (1676). In zijn bedrijf had hij als meesterknecht Nicolaas Wolf.
Kort nadat Willem Cornelisz. van der Kloet het bedrijf had gekocht overleed hij op 15 juni 1686. De tegelfabriek werd verder geleid door de weduwe samen met haar kinderen. Na haar overlijden in 1694 neemt de oudste, Willem van de Kloet het roer over. Willem was jarenlang hofleverancier voor Portugese kerken, kloosters en paleizen.
d’Oude Prins 1638 - 1802
Van het tegelbedrijf in de Anjelierstraat “ d’ Oude Prins” was Cornelis van der Kloet, gedoopt op 13 februari 1672 te Rotterdam de eigenaar in 1694 na het overlijden van Jan van Oort. Hij was de zoon van Willem Cornelisz. en Celitje Willems Osch (†1694). Willem was gehuwd met Joanna Hoos. Na zijn overlijden in 1733 werd het bedrijf overgenomen door zijn zoon Pieter van der Kloet, tegeltekenaar, gedoopt op 24 november 1713 te Amsterdam en er overleden op 1 juli 1785. Pieter was gehuwd te Amsterdam met Adriana Margreta van der Meulen. Als tegelschilder had Pieter, Gerrit de Graaf (1732-1794) in dienst.
Adam Sijbel, geboren in 1746 te Amsterdam en overleden in 1803 te Makkum was werkzaam in het tegelbedrijf “d’Oude Prins” vanaf ca. 1764 tot 1784. In 1784 verhuisde hij naar Makkum om te gaan werken in het zopas opgerichte tegelbedrijf “Kromme Sloot” van Hylke Jans Kingma.
“De Twee Romeinen” en “d’Oude Prins” was de werkplaats van Jan van Oort (1645-1699). Jan van Oort was net als Willem van der Kloet jarenlang hofleverancier voor Portugese kerken, kloosters en paleizen.
Plateel- en tegelfabriek “De Distel” 1895 - 1925
In 1895 werd er nog een plateel- en tegelfabriek opgericht in Amsterdam door Jacobus Mozesz. Lob. Jacobus Lob, geboren op 14 november 1872 te Amsterdam en er overleden op 19 februari 1942, huwde op 12 april 1910 te Amsterdam met Liberta Wolf (1877-1936). Jacobus Lob had als artistiek leider, plateelschilder en ontwerper Cornelis de Bruin (1870-1940) in dienst.
Het tegelbedrijf Lotus van Lambertus Nienhuis, opgericht in 1896 te Watergraafsmeer werd in 1901 door Jacobus M. Lob overgenomen en Lambertus (Bert) Nienhuis werd artistiek leider van “de Distel”. Lambertus Nienhuis, geboren op 14 november 1873 te Groningen en overleden op 26 mei 1960 te Amsterdam, huwde op 28 april 1904 te Amsterdam met Elisabeth Antonia Schutz (1876-1925). Na haar overlijden hertrouwde hij op 30 december 1926 te Amsterdam met Seline Teixeirad Andrade (1901-1964).
Nadat “De Distel” in 1897 verhuisde naar een grotere locatie veranderde het bedrijf van naam en werd het een Naamloze Vennootschap “N.V. De Distel”. In 1902 werd Jacobus Lob terug alleeneigenaar.
Nadat Bert Nienhuis in 1911 het bedrijf van Lob verliet werd hij opgevolgd door Willem Hendrik van Norden (1883-1978), plateelschilder, die de artistieke leiding overnam. Willem Hendrik van Norden, geboren in 1883 te Amsterdam en er overleden op 26 september 1978 was gehuwd op 24 december 1913 te Amsterdam met Berendina Hakkert (1888-1980). Hij was reeds in dienst op 15-jarig leeftijd in het bedrijf als leerling schilder. De productie werd stopgezet in 1925.
Plateelbakkersknechten, draaiers en schilders, Amsterdam
Lodewijk van Drongelen, plateelbakker, gedoopt op 25 maart 1770 te Amsterdam en overleden op 15 januari 1837 te Delft. Gehuwd op 15 januari 1837. Gehuwd op 8 april 1792 te Delft met Marijtje Hoksteen (1767-1842).
Willem G.F. Jansen (1871-1949), plateelschilder.
Dirk Straus (1884-1963), plateelschilder
Theo Nieuwenhuis (1866-1951), plateelschilder
Frederik Kloek, plateelschilder, geboren op 30 april 1873 te Amsterdam.
Jacobus van den Bosch (1886-1949), plateelschilder
Theodorus Molkenboer (1871-1920), plateelschilder.
Chris de Moor, plateelschilder, geboren op 5 februari 1899 te Rotterdam en overleden op 27 september 1981 te Amsterdam was gehuwd op 28 juli 1921 te Rotterdam met Hedwig de Roos (1902-gesheiden op 28 maart 1935).
Philip van Praag, grafisch ontwerper, plateelschilder, geboren op 31 mei 1887 te Amsterdam en overleden op 12 oktober 1942 in Auschwitz, (Polen). Gehuwd op 12 november 1913 te Arnhem met Marianna Flora Groenstad (18842-1942).
Meijer Smeer, plateelbakker, geboren op 8 september 1886 en overleden op 23 januari 1944 in Auschwitz (Polen). Gehuwd op 10 maart 1910 te Amsterdam met Branca Degem (1887-1944).
Delftse plateelproductie van 1602 – ca. 1820
Delft ontwikkelde zich pas in de eerste helft van de 17e eeuw tot een van de grote centra en was een kwantitatief en kwalitatief centrum en een van de belangrijkste productiecentra van aardewerk in tinglazuurtechniek met blauwe decoratie. De tegels die er gemaakt werden waren van hoge kwaliteit. In de 17e eeuw waren er ca.40 bedrijven, op het einde van de eeuw waren er nog 33 plateelbakkerijen aan het werk, waarvan nog hoogstens 9 bedrijven waren waar tegels vervaardigd werden. De helft van die fabrieken had maar één oven.
De Delftse pottenbakkers zijn in de eerste helft van de 17e eeuw begonnen met de nabootsing van het Wa Li-porselein.
De Porceleyne Schotel ca. 1595 – 1800
Het plateel- en tegelbedrijf gelegen aan de zuidzijde van de Molslaan werd opgericht omstreeks de eeuwwisseling door Egbert Huijgensz. Sas (°ca.1570). Zijn zoon Cornelis Egbertsz. Sas, plateelbakker en oprichter in 1615 van “De Vergulde Blompot” werkte bij hem in het bedrijf. Egbert Huygensz. Sas, werd in 1612 ook eigenaar van “De Vergulde boot”.
Hans Willemsz. van der Wint was de nieuwe eigenaar van het bedrijf in 1613, het jaar waarin Willem Jansz. Verstraeten, geboren in Amsterdam in 1594, voor het eerst werd vermeld als plateelbakkersknecht in “De Porceleyne Schotel”. Na Hans van der Wint kwam het bedrijf in handen van Gerrit Pietersz. Durven (ca.1590-1625), zoon van Pieter Durve(n), plateelbakker en Trijntgen Jansdr…….
Gerrit Pietersz. huwde met Elisabeth Cornelisdr. Suijcker. Willem Jansz. Verstraeten bleef als plateelbakkersknecht in het bedrijf. Ondertussen kwam ook zijn broer Claes Jansz. Verstraeten werken in de plateelbakkerij.
Willem Jansz. en zijn broer Claes Jansz.Verstraeten, beide geboren Amsterdam, waren zonen van Joannes Franciscus Delarue (Verstraeten) en Adriana Adriaens uit Antwerpen. Rond de eeuwwisseling verhuisde de familie van Amsterdam naar Haarlem. Willem heeft jarenlang in Delft een belangrijke bijdrage geleverd in de plateelindustrie tot hij in 1625 de mogelijk had een plateelbakkerij op het Bagijnhof in Haarlem over te nemen. Daarom verbrak hij in Delft zijn contract om zich als zelfstandige plateelbakker te vestigen. Zijn broer Claes Jansz. Verstraeten kocht samen met Frans Gerritsz. Vallenhof uit Amsterdam de plateelbakkerij “De Lampetkan” in 1637.
In “De Porceleyne Schotel” leidde Elisabeth Suijcker na het overlijden van haar man Gerrit Durve(n) in 1625 het bedrijf samen met haar schoonbroer Abraham Pieterz. Durve. Haar zoon Pieter Durve was toen amper 8 jaar oud. Enkele jaren daarna hertrouwde Elisabeth met Hendrick Marcelisz. van Gogh die na haar overlijden in 1640 de mede-eigenaar werd van het bedrijf samen met haar zoon Pieter Gerritsz. Durve.
Pieter Gerritsz. Durven, plateelbakker, geboren ca.1617 en zoon van Gerrit Pietersz. en Elisabeth Suijcker werd aangenomen bij de St.Lucasgilde en tot meester-plateelbakker benoemd op 17 januari 1654. Hij huwde enkele jaren na het overlijden van zijn moeder op 7 september 1642 te Delft met Maertge Heijndirckx van der Burch, (1621-1709).
De plateelbakkerij “De Porceleyne Schotel” werd verkocht in 1647 aan Dirck Hieronimusz. Van Kessel, de broer van Pieter Pieter Hieronimusz. van Kessel, eigenaar van “De Vergulde Boot”. Hendrick Macelisz. van Gogh richtte het jaar nadien in 1648 de plateelbakkerij “Het Geroond Porceleyne” op. Dirck Hieronimusz. Van Kessel verkocht enige tijd daarna het bedrijf aan Gijsbrecht Lambrechtsz. Cruijck / Cruyck. eigenaar van de plateelbakkerij “De Pauw”.
Daarna werd het bedrijf verkocht aan Aelbrecht Cornelisz. de Keizer, meester plateelbakker. De weduwe van Aelbrecht de Keyser, Elisabeth Willemsdr. Vos kwam in het bezit van het bedrijf na het overlijden van haar man in 1671 en liet het beheer en de leiding ervan over aan haar schoonzoon Jacobus Pijnacker die kwam uit het bedrijf “De Twee Scheepjes”. Jacobus kreeg in 1675, na vier jaar een kwart van de aandelen en het bedrijf werd door hem helemaal overgenomen in 1686.
Isaack Pietersz. van der Voorn en Jan Frerichs, twee bekende plateelschilders waren sedert 1676 werkzaam in de fabriek. Isaack Pietersz. van der Voorn, gedoopt op 26 januari 1630 te Delft en er begraven op 17 augustus 1709, huwde met Trijntje Jansdr. Bouden. Hij en zijn zonen zouden later eigenaars worden van het bedrijf “De Lampetkan”.
Jacobus Pijnacker kocht in 1693 een rij huizen met schuren en tuinen, breidde de plateelbakkerij “De Porceleyne Schotel” uit en verdeelde het in twee fabrieken met een eigen kleienwasstraat. Het bedrijf “De Vergulde Blompot” dat gelegen was aan de noordzijde van het Rietveld in Delft, die hij eerder in 1692 had gekocht, bracht hij onder in één bedrijf. Hij scheidde een deel van zijn bedrijf “De Porceleyne Schotel” af en verhuurde het aan diverse eigenaren o.a.: Jan Berman, Joost Lowijs Godyn, Matheus van den Bogaert, Cornelis van der Houve en Abraham Bredervelt.
- Jan Berman was net zoals Joost Godyn in 1692 een huurder van een deel van het bedrijf.
- Matheus van den Bogaert huurde het bedrijf sedert 1692 en was eigenaar van de plateelbakkerij “De Twee Wildemannen” in 1757.
- Cornelis van der Houve werkte sinds 15 oktober 1668 in “De Porceleyne Schotel” en huurde sedert 1692 het bedrijf van Jacobus Pijnacker.
- Abraham en zijn dochter Johanna Bredervelt zetten daar de productie onder de naam “De Vergulde Blompot” voort. Abraham, geboren in februari 1658 was de broer van de plateelschilder, Hendrick Abrahamsz. Bredervelt.
Jacobus Pijnacker verkocht in 1701 het bedrijf aan Pieter Jansz. Mol die kort daarna twee bekwame plateelschilders, Pieter Simonsz. Mesch en Arent Looting in dienst nam.
In 1706 werd Pieter Simonsz. Mesch , zoon van Simon en Barbara Rotteveel, mede-eigenaar van "De Drye Clocken" tot aan zijn dood in 1725 en Arent Looting, gehuwd met Maria van Norden. Hij kocht het bedrijf van Pieter Mol in 1706 en zette de productie in “De Porceleyne Schotel” verder. Hij verkocht het op 8 oktober 1715 aan Cornelis Jansz. Brouwer, plateelbakker, voor 8.000 gulden. Cornelis Jansz. Brouwer, gedoopt op 22 oktober 1684 te Delft en er begraven op 11 oktober 1752, was de zoon van Jan Cornelisz. Brouwer (1657-1697) en Machtelt Jacobsdr. de Lange (1655-1723). Hij huwde op 5 november 1715 te Delft met Adrijana Boender (1691-1755).
Negen jaar later op 26 november 1723 verkocht hij het bedrijf aan de Rotterdammer Johannes Pennis en zijn vrouw Dina Brinkman voor de zelfde prijs. Veertig jaar lang zal Johannes succesvol de plateel- en tegelbakkerij leiden. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Johannes. Johannes Pennis en zijn vrouw Dina Brinkman kochten in 1750 de plateelbakkerij “De Twee Scheepjes”, waarschijnlijk voor hun zoon Anthony.
In 1763 werd het overgenomen door de gebroeders Johannes en IJsbrand van Duijn en werd het verder gezet in 1777 door IJsbrand van Duijn, die zich nadien associeerde met de eigenaren van “De Lampetkan”, “De Drie Klokken” en “De Drie Porceleyne Astonne”.
Na het overlijden van IJsbrand in 1800 werd de plateelbakkerij opgegeven en verkocht. Het bedrijf “De Porceleyne Schotel” was de enige plateelfabriek die drie ovens had.
Rouaen 1603 - 1715 / Het Lage Huys 1715-1742
Het plateel- en tegelbedrijf werd opgericht in 1603 door Thomas Jansz. Van Boonen (†1649), plateelbakker en werd later opgevolgd in 1715 door “Het Lage Huys” (1715-1742).
Paulus Bourseth was eigenaar van de plateel- en tegelbakkerij de “Rouaen” in 1620 en werd in 1655 opgevolgd door Jacobus van den Veen, meester-plateelschilder benoemd op 15 mei 1662, en Gijsbrecht Lambrechtsz. Cruyck, meester-plateelbakker.
- Als tegel- en plateelschilder namen zij Jan Willemsz. van Haetrechts in dienst.
Ghijsbertus Jacobusz. van Veen vervangt zijn vader op 8 juni 1683. Twee werknemers uit de plateel- en tegelbakkerij “De Griekse A”, J. F. Schoonjan en L. van der Horst namen in 1715 het bedrijf over en veranderden de naam van de plateelbakkerij in “Het Lage Huys”.
Jan Frans Schoonjan, plateelschilder, geboren in 1676 te Köln en overleden op 17 april 1754 te Delft, huwde op 23 november 1698 te Delft met Geertruid van der Toets (†1753).
In 1722 was L. van der Horst de alleeneigenaar. Hij was de zoon van Salomon Claesz. Van der Horst (1651-1704), plateelschilder in dienst van “De Pauw” en Grietge Van Son en mede-eigenaar van “Het Lage Huys”.
In 1723 kwam Christijaan Bredervelt als plateelschilder erbij. Christijaan Bredervelt, geboren op 23 oktober 1687 te Delft en er overleden op 21 oktober 1734 huwde op 9 mei 1711 te Delft met Pieternelletje Francksdr. Van Dalen (1689-1741). Hij was de zoon van de plateelschilder, Hendrick Abrahamsz. Bredervelt en Maayke de Groot (1660-1725).
In 1735 werd het bedrijf verworven door Paulus van Essen die de productie stopzette in 1742.
De Lampetkan 1609 - 1812
Het plateel- en tegelbedrijf, gelegen aan de Oostzijde van de stad op de hoek van de Nieuwe Langendijk werd opgericht in 1609. Het veranderde in 1637 van naam in “De Porceleyne Lampetkan” en werd de plateel- en tegelbakkerij eigendom van de familie Vallenhoff en Claes Jansz.Verstraeten, geboren in Amsterdam ca.1597, uit “De Porceleyne Schotel”, de broer van Willem uit het tegelbedrijf "Geleyer Plateelbackerije" in Haarlem. Claes Jansz. Verstraeten werd door de St.Lucasgilde benoemd als meester-plateelbakker op 27 juni 1650.
In 1644 was de “Lampetkan” eigendom van Hendrik Marcelisz. Van Gogh, hij was eigenaar geweest van “De Porceleyne Schotel” van 1627 tot 1647, weduwnaar van Elisabeth Cornelisdr. Suijcker. Hij was de oprichter van “Het Gecroond Porceleyn” in 1648. Hij hertrouwde met de Ermpgen Cornelisdr., weduwe van Cornelis Harmansz. Vackenhoven en werd begraven op 15 april 1650 te Delft.
Johannes van der Voorn, plateelschilder, zoon van de plateelschilder, Isaack Pietersz. van der Voorn en Trijntje Jansdr. Bouden, kocht het bedrijf in 1703. Johannes van der Voorn werd gedoopt op 11 oktober 1676 te Delft en werd er begraven op 13 maart 1729. Hij had zijn beroep geleerd in “De Porceleyne Schotel” en huwde op 22 mei 1707 te Delft met Ariaentje van der Berch. Na het overlijden van zijn vrouw in juli 1709 hertrouwde hij met Ariaantje van der Slop (1689-1766) en hadden samen zeven kinderen.
In 1723 werd het bedrijf verkocht aan Abraham van der Ceel, meester-plateelbakker, afkomstig uit Rotterdam, hij werd opgevolgd in 1741 door zijn zoon Maarten van der Ceel die op 12 november 1753 het bedrijf van zijn vader kocht. Maarten was getrouwd met Maria van der Hagen (°1712). Na zijn overlijden in 1754 hertrouwde zijn vrouw Maria op 12 april 1755 met Gerardus Hugosz. Brouwer, chirurgijn op het schip "De Ketel" van de VOC kamer van Rotterdam, varende naar Oost-Indië op 6 juni 1734. Van het plateel- en tegelbedrijf "De Porceleyne Lampetkan" waren Gerardus en Maria de alleeneigenaars. Gerardus Brouwer, gedoopt op 11 juni 1713 te Delft, was de zoon van Hugo Brouwer (1690-1727) en Wilhelmina van Verrendaal (1675-1754) en de broer van de meester plateelbakker Justus Brouwer (1716-1775).
Gerardus overleed op 18 mei 1758 en werd op 24 mei begraven te Delft. Na zijn dood zette zijn vrouw Maria van der Hagen nog een tijd de productie verder tot op 21 februari 1778. Toen verkocht zij alle materialen en gereedschappen voor een bedrag van 6.000 gulden aan haar zoon Abram van der Ceel.
Abram van der Ceel, getrouwd op 27 januari 1780 te Arnhem met Geertruda Viervant zette de productie tot aan zijn dood op 4 oktober 1808 verder. Daarna volgde zijn zoon Hendrik van der Ceel-Courou zijn vader op. In 1812 werd de productie in het bedrijf opgegeven.
De Vergulde Blompot 1615-1841
De plateel- en tegelbakkerij werd opgericht in 1615 door Cornelis Egbertsz. Sas, zoon van Egbert Huygensz. Sas, eigenaar van “De Porceleyne Schotel” en “De Vergulde boot”. Hij trouwde op 19 juli 1615 te Delft met Jorisge Dircks en werd opgevolgd in 1671 door zijn zoon Gerrit Cornelisz. Sas, gedoopt op 3 augustus 1634 te Delft.
Het bedrijf gelegen aan de noordzijde van het Rietveld in Delft werd in 1692 gekocht door de eigenaar van “De Porceleyne Schotel”, Jacobus Pijnaker. Hij scheidde een deel van zijn bedrijf “De Porceleyne Schotel” af en verhuurde het aan diverse eigenaren o.a. Van de Houve, Matheus van den Bogaert, Jan Berman, Joost Lowijs Godyn, Abraham en Johanna Bredervelt die daar de productie onder de naam “De Vergulde Blompot” voortzette.
Pieter Verburgh, meester-plateelbakker die er sedert 1734 werkzaam was kocht het bedrijf in 1756. De erfgenamen van Pieter Verburg verkochten de plateelbakkerij in 1789 aan een zeker Compagnie die de naam “De Vergulde Blompot” in 1806 veranderde in “Erven Verburgh & Co” en achteraf vanaf 1813 in “Terburg, Perk & Co” dat de productie verder zette tot 1841.
De Dissel 1640 - 1701
Het plateel- en tegelbedrijf werd opgericht aan de zuidzijde van de Molslaan in 1640 door Lambrecht Ghijsbrecht Cruyck (†1644). Na zijn dood gingen beide zonen een compagnon schap aan met Abraham de Cooge en Cornelis Ariensz. Mol, meester-plateelbakker. Wouter van Eenhoorn kocht het bedrijf na zijn overlijden van zijn schoonvader Lambrecht Ghijsbrecht Cruyck.
Nadien waren Abraham de Cooge en Cornelis Ariensz. Mol nog de enige deelgenoten. Abraham de Cooge, geboren in 1598 te Alkmaar, kunstschilder, tekenaar, graveur en hoofddealer in schilderijen en luxegoederen. Hij was gehuwd met Jannetje Wolf en kwam in 1632 naar Delft, waar hij herhaaldelijk een van de hoofdmannen van de St.Lucasgilde werd. Hij volgde Pieter Jorpen Oosterlaen na de dood van op, op 6 december 1666.
In 1682 werd het bedrijf verworven door Leendert Boersse die als meester-plateelschilder werd opgenomen door de St.Lucasgilde op 13 september 1683. Vanaf de jaren ca.1690 begon hij in slechte papieren te geraken.
In 1694 werd de plateelbakkerij openbaar verkocht en op die manier kwam het bedrijf in het bezit van Cornelis van der Kloot. In 1701 werd “De Dissel” opgenomen door het bedrijf “De Grieksche A” van Adriaen Kocks.
Naar verluid zou de plateelbakkerij “De Dissel” in Delft de eerste geweest zijn die het Chinees Wan Li-porselein met succes heeft gekopieerd.
De Paeuw 1651 - 1779
Het plateel- en tegelbedrijf werd opgericht op de Kroonmarkt in 1651 door Dirck Hieronimusz. van Kessel (ca.1606), mede-eigenaar van “De Metalen Pot”. Dirck Hieronimusz. was getrouwd met Jacomijntje Stevens en werd meester-plateelschilder op 28 juni 1655. In het bedrijf werkten zijn zoon Steven, meester-plateelbakker en zijn schoonzoon Claes Jansz. Messchaert (†1674), gehuwd op 9 mei 1649 te Delft met Anna van Kessel (1626-1651). Later verkocht zijn zoon Steven Dircksz. van Kessel, meester-plateelbakker sinds 30 mei 1661, het bedrijf aan Gijsbrecht Lambrechtsz. Cruyck, Willem Cleffius en Wouter van Eenhoorn. Steven Dircksz. van Kessel werd in 1681 mede-eigenaar van het plateelbedrijf “De Wildemanspoort” die het veranderde van naam in “De Twee Wildemannen”.
Gerrit Pietersz. Kam kreeg in 1668 de helft van de aandelen in handen. Hij werd als meester-plateelbakker benoemd op 15 juli 1675 en toegelaten tot de St.Lucasgilde. In 1668 kwamen Heynrick van Corenbusch, Jan van Ackeren en Salomon Claesz. van der Horst, in dienst als plateelschilders. Salomon Claesz. van der Horst (1651-1704) was gehuwd op 12 november 1672 te Delft met Grietge Van Son. Gerrit Pietersz. Kam, gedoopt op 10 april 1652 te Delft en er begraven op 6 maart 1705, huwde op 24 december 1673 te Voorburg met Johanna de Roo (†1708). Gerrit Pietersz. Kam overleed in 1705 en werd begraven op 6 maart te Delft.
In 1701 werd zijn zoon Pieter Gerritsz. Kam in 1701 de alleen eigenaar van het bedrijf en behaalde zijn diploma van meester-plateelbakker op 5 december 1667 voor de St.Lucasgilde te Delft. Hij werd op 25 mei 1705 te Delft begraven.
David Gerritsz. Kam, gedoopt op 7 april 1677, nam de plateelbakkerij van zijn broer over. Hij huwde op 12 januari 1701 te Delft met Margaretha Jacobsdr. Oversloot (1684-1725). Na David overlijden in 1719 zette zijn vrouw Margaretha het bedrijf verder. Nog vóór haar dood op 24 september 1725, op bijna 41-jarige leeftijd verkocht zij het bedrijf aan Joannes Verhagen.
In 1740 volgde Jacobus de Milde als nieuwe eigenaar Joannes Verhagen op en zijn zoon Abraham de Milde volgde zijn vader op in 1772. Abraham huwde in 1732 met Saartje Theunis, de weduwe van Abraham van Dijck (†1727), plateelbakker, eigenaar van “De Roos” sedert 1712. De productie werd in 1779 stopgezet.
Abraham van Dijck, gedoopt op 13 mei 1665 in Haarlem, zoon van Cornelis Pietersz. van Dijck, geboren in Delft. Gehuwd op 27 juni 1685 te Haarlem met Jannetge Andries. Abraham van Dijck hertrouwde op 14 mei 1690 te Haarlem met Saartje Theunis en overleed in 1727.
Hun zoon Cornelis van Dijck, gedoopt op 8 januari 1694 te Haarlem, huwde op 19 mei 1715 te Haarlem met Alida van der Kerkhoven (°1687).
De Grieksche A 1658 - 1818
Het plateel- en tegelbedrijf werd opgericht door Wouter van Eenhoorn in 1658. Het bedrijf had twee ovens. Wouter was de zoon van de zakenman en beddenmaker Johan van Eenhoorn († Delft, 23 november 1649) en was omstreeks 1665 eigenaar of mede-eigenaar van vijf plateelbedrijven. Aanvankelijk was Wouter een koopman en vlashandelaar.
In 1644 werd hij eigenaar van de plateelfabriek “De Dissel” van zijn schoonvader Lambrecht Ghijsbrecht Cruyck (†1644). In 1655 mede-eigenaar van de “De Porceleyne Fles”. In 1652 mede-eigenaar van het bedrijf “De Paeuw”, opgericht in 1651. In 1665 mede-eigenaar van het bedrijf “Het Hooge Huys”, opgericht in 1648.
In 1668 kocht hij het bedrijf “De 3 Vergulde Astonnekens”, opgericht in 1655 en bleef er eigenaar van tot in 1679. Zakelijk eigenaar van een bedrijf betekende in die tijd niet dat zo iemand ook daadwerkelijk deelnam aan de productie, bijvoorbeeld als meester-pottenbakker of meester-schilder. Daarvoor moesten eerst Gildeproeven worden afgelegd. Hij trouwde in 1642 te Delft met Christina Cruyck (†Delft, 22 oktober 1677) de dochter van de servies- en glazenverkoper en oprichter in 1640 van het plateelbedrijf “De Dissel”. Lambrecht Ghijsbrecht Cruyck (†1644) en Judickgen Gerritsdr. Zijn belangrijkste medewerkers waren Adriaen Kocks en Arie de Milde.
Wouter van Eenhoorn zijn dochter Judith trouwde met Adriaen Kocks. Zijn jongste zoon Samuël van Eenhoorn (1655-1686) kreeg als huwelijksgeschenk “De Grieksche A” waarin hij sedert 1674 reeds de bedrijfsleider was. Na het overlijden van Samuel van Eenhoorn in 1686 kocht Adriaen Kocks, eigenaar van “De Dissel”, de plateelbakkerij “De Grieksche A” van zijn schoonzuster en leidde samen met zijn zoon Pieter Kocks het bedrijf tot aan zijn dood in 1701. Na het overlijden van Adriaen (†1701) en Pieter Adriaensz. Kocks (†1703) zette de weduwe van Pieter, Johanna van der Heul, plateelschildster, nog twintig jaar de plateelbakkerij verder.
Jan Verburgh, plateelschilder, afkomstig uit het bedrijf “De Proceleyne Fles” was er werkzaam sinds 1698 tot 1706. Goris (†1715) en zijn broer Michaël van Torenburg werkten sinds 1686 in het bedrijf. Goris van Torenburg verliet het bedrijf in 1693 en ging werken in "De Porceleyne Bijl" waar hij na twee jaar later trouwde met Marija van der Sante op 29 mei 1694 te Delft, de dochter van het bedrijf. Zijn broer Michaël van Torenburg verliet in 1697 het bedrijf en ging als meesterknecht naar "De Porceleyne Bijl".
Twee werknemers van het bedrijf, Jan Frans Schoonjan en L. van der Horst namen in 1715 de plateel- en tegelbakkerij de “Rouaen” over van Jacobus van den Veen en Gijsbrecht Lambrechtsz. Cruyck.
Ook nam het bedrijf in 1713 Adrie Ariensz. van Rijsselberg (1665-1735), plateelschilder, vergulder in dienst die na vijf jaar in 1718 overstapte naar “De Drie Vergulde Astonnekes”.
Adriaen Ariensz. was de zoon van de plateelschilder Arien Harmensz. Van Rijsselberg (1634-1687) en Heijtje Cornelisdr. van der Burch (1626-1698). Adriaen Ariensz., gedoopt op 13 december 1665 te Delft, huwde in 1688 te Delft met Maria van der Scherm.
In 1722 werd het bedrijf overgenomen door Jacob van der Kool, meester-plateelbakker, en hij werd opgevolgd in 1757 door Jan Theunis Dextra.
In 1765 kwam het bedrijf slechts voor drie jaar in handen van Jacobus Adriaensz. Halder en werd het overgenomen in 1768 door Jan van den Briel tot 1785. Wie het nadien overnam, tussen 1785 en 1796, vond ik niet terug. Het bedrijf “De Grieksche A” was sterk op Engeland georiënteerd. Denk aan de keukentegels van het jachtslot Amalienburg in Nymphenburg en de residentie van Willem III van Orange. Het overleefde samen met “Van der Goes & Co”, het vroegere tegelbedrijf “De Roos” de Franse Revolutie.
De laatste eigenaars waren Pieter Jansz. van Marksveld en Joost Vrijdag die in 1796 het bedrijf overnamen en die de productie staakten in 1818. Joost Vrijdag, trouwde op 14 maart 1784 te Delft met Dirkje van der Hoeven (1762-1787), dochter van Pieter van der Hoeven (†1770) en Maria van den Enden.
Frederik van Frijtom 1658 - 1702
Frederik, geboren in ca.1632 was kunstschilder, prentkunstenaar, olieverfschilder, vooral landschappen en ook tegelschilder. Hij kwam in 1658 naar Delft. Hij richtte in 1658 een plateel- en tegelbedrijf op dat hij als zelfstandige uitbaatte tot aan zijn dood in 1702.
De Roos 1661 - 1854
Opgericht werd de plateelbakkerij “De Roos” in 1661 door Jan Jansz. Culik, meester-plateelbakker. Cornelis van der Hoeve, mede-eigenaar liet in 1668 zijn neef Isaac Adriaensz. Soubrée, meester-plateelbakker komen om de leiding over het bedrijf op zich te nemen. Opeenvolgende eigenaars waren Claes Jansz. van Straeten en zijn zonen Jan Claesz. van Straeten en Nicolaes van Straeten.
In 1675 volgde Arendt Cosijn hen op. Hij stierf rond 1730, en op 25 mei 1732 hertrouwde zijn weduwe met Jacobus De Milde. Nadien kwam het bedrijf “De Roos” in handen van Frederick Van Hess. In 1685 kwam Hendrick Jansz. Paridon, plateelschilder in dienst en Joris Arentsz. van Vliet, plateelschilder kwam er in 1686 werken van 1698 tot 1702. Hendrick Jansz. Paridon, gedoopt op 18 december 1642 te Delft en er begraven op 14 februari 1722, huwde op 26 december 1664 te Delft met Trijntje Willems van der Spek.
In 1694 werd het bedrijf verkocht aan Dammas Hoffdijck / Hofdyck en met Jacobus de Lange werd er een samenwerkingsverband gevormd. Als gevolg van deze samenwerking vertoont de productie van De Roos en De Witte Ster in deze periode veel overeenkomsten. Jacobus de Lange, plateelschilder werd in 1724 tot 1753 mede-eigenaar van het bedrijf “Fortuyn”.
Abraham van Dijck kocht het bedrijf in 1712. Na zijn overlijden in 1727 hertrouwde zijn vrouw in 1732 met Jacobus van Milde. Als erfdeel nam Abraham van Dijck zijn zoon Cornelis Baptiste de plateelbakkerij over. Abraham van Dijk trouwde op 7 mei 1694 met de zus van de plateelbakker Joannes van der Wal, Engeltje van der Wal, met wie hij tien kinderen kreeg (1697 tot 1721). Een van deze kinderen, Kornelis Baptiste van Dijk, geboren op 6 oktober 1711 te Delft, heeft later het plateelberoep uitgeoefend. Op 17 september 1714 schreef Abraham van Dijk zich in de St.Lucasgilde als eigenaar van de fabriek aan “De Roos”. Abraham van Dijck, gedoopt op 13 mei 1665 in Haarlem, zoon van Cornelis Pietersz. van Dijck, geboren in Delft, huwde op 27 juni 1655 te Haarlem met Jannetge Andries. Abraham van Dijck hertrouwde op 14 mei 1690 te Haarlem met Saartje Theunis en overleed in 1727.
Hun zoon Cornelis van Dijck, gedoopt op 8 januari 1694 te Haarlem, huwde op 19 mei 1715 te Haarlem met Alida van der Kerkhoven (°1687). Dirck van de Does was eigenaar van 1755 en staakte zijn productie in 1770. Van wat er nadien is gebeurd, daarover vond ik niets terug. Wel weten wij dat de stad er alles heeft aan gedaan om de fabriek draaiende te houden en er zelfs een korte periode beheerder van geweest is.
Het bedrijf veranderde van naam in het begin van de eerste helft van de 19e eeuw in “Van der Goes & Co”. J.M. van der Mandele werd er in 1841 de nieuwe eigenaar van. De laatste eigenaars waren J. van der Mandele en Christiaan Dekker (1812-1846) die de productie staakten in 1854/56.
De Vier Romeijnsche Helden ca.1580 - 1738
De plateelbakkerij “De Vier Romeinse Helden” werd opgericht ca.1580 tussen het sluis en de Nieuwe Langendijk door Samuël Prereius Berreveldt.
In 1626 verkocht hij zijn bedrijf aan Cornelis Cornelisz. Hollaert en Jan Jonasz. van der Burgh. Door hen werd op het daar achterliggend terrein van de voormalige brouwerij “Het Anker” in 1657 een nieuw plateelbedrijf “De Dubbelde Schenkkan” opgericht. Evert Janz. van Westen, meesterbakker werkte in de plateelbakkerij tussen 1649 en 1653.
Ook Pieter Adriaans Waelpot was er als plateelschilder in dienst. Pieter Waelpot, gedoopt op 18 september 1650 te Rotterdam en begraven op 26 december 1694, huwde op 16 november 1670 te Schipluiden met Annitge Claesdr. van Lee.
Johannes Simonsz. Mesch (°Delft, 1655) werd eigenaar in 1676. Hij was de zoon van de notaris Simon Jansz. Mech (°ca.1625), gehuwd op 28 september 1650 te Delft met Barbara Cornélia Rotteveel (°Delft,1627). Johannes Simonsz. richtte in 1671 het plateelbedrijf “De Drye Clocken” op.
Bij hem werkte zijn broer Joris Jansz. Mesch (†1674), gehuwd met Judith Philipsdr. van Velsen. Zijn zuster Elisabet Mesch was gehuwd op 19 augustus 1629 te Delft met Cornelis van der Brurch.
Hij werd opgevolgd door zijn zoon Quirinus Jorisz. Mesch, plateelschilder, werd geboren op 20 augustus 1677 te Delft en gehuwd met Margaretha den Appel (1685-1718), dochter van Jan Appel (1657-1696) en Maria van Leeuwen (1656-1717).
Matheijs Boender, meester-plateelbakker / plateelschilder sinds 1714 in Delft, werkte of was eigenaar van het bedrijf. Zijn zuster Adrijana Boender (1691-1755) trouwde op 5 november 1715 met Cornelis Brouwer (1684-1752).
Aelbrecht van den Bogaert en Hans Baenaert werkten tussen 1720 en 1736 in deze fabriek. De productie werd opgegeven in 1738 en er werd een productieverbod opgelegd.
De Romeyn 1606 - 1769
Opgericht werd het plateelbedrijf in 1606 door Egbert Janz. Van Swinnen. Martinus Gouda en Arie de Milde kochten het bedrijf in 1671. Arie Hansz. de Milde, meester-plateelbakker benoemd op 11 juni 1658, werkte reeds vóór 1671 in het bedrijf. Hij trok zich nog geen jaar later terug uit het bedrijf en ging zich toeleggen op het vervaardigen van rode theepotten.
Nog vóór zijn overlijden verkocht Martinus Gouda (†1697) de plateelbakkerij in 1696 aan Reiner Gerritsz. Hey.
- Gerrit van Beek, plateelschilder kwam in het bedrijf in 1722 en Johannes van der Kloot, plateelschilder in 1727.
Reiner Hey werd opgevolgd in 1745 door Petrus Marum. Van Petrus Marum kocht Johannes van der Kloot in 1764 het bedrijf en kort daarna werd het pand door een maatschappij overgenomen en verhuurd. In 1769 werd de productie opgegeven en deed men de poorten dicht.
De Vergulde Boot 1612 - 1770
Op een brouwerij terrein werd in 1612 de plateelbakkerij opgericht door Egbert Huygensz. Sas, de oprichter van “De Porceleyne Schotel” in ca.1595.
Pieter Hieronimusz. van Kessel, geboren ca.1610, meester-plateelbakker was er eigenaar in 1634. Hij werd toegelaten tot de St.Lucasgilde op 20 december 1638.
Hij werd opgevolgd door Augusteyn Reijgensbergh, meester-plateelbakker in 2 april 1633. In het bedrijf werkte als meester- plateelbakker Jan Jansz. Culick van 1663 tot 1667. Jan Jansz. Culick, meester-plateelbakker sedert 27 maart 1662 verliet het bedrijf en liet zich op 15 augustus 1667 inschrijven in de St.Lucasgilde als eigenaar van “De Porceleyne Bijl”.
Augusteyn Reijgensbergh werd in 1663 opgevolgd door Pieter Woutersz. Katersvelt.
In 1683 werd
- Claes Dircksz. Harleus in dienst genomen als meester-plateeldraaier.
- Johannes van de Appel, plateelschilder werkte er in 1764 en overleed op 14 april 1797 te Delft.
Willem van Blommesteijn, geboren op 29 april 1723 te Delft en er overleden op 9 januari 1789, werd in 1753 de nieuwe eigenaar van het plateelbakkerij “De Vergulde Boot”. Hij huwde op 12 september 1747 te Amsterdam met Catharina Anna Grommée (1723-1789). Hij was burgemeester van 1772 tot 1786 en havenmeester. Willem staakte de produktie en sloot de deuren van het bedrijf in 1770.
\
De Twee Scheepjes 1621 - 1794
Het plateelbedrijf “De Twee Scheepjes” werd gesticht in 1621 door Adriaen Cornelisz. de Kater. Na zijn overlijden erfden zijn mede-eigenaars, waaronder Nicolaes Cornelisz. de Keyser, de plateelbakkerij.
Nicolaes Cornelisz. de Keyser, meester-plateelbakker, was degene die begon met het Imari-porcelein te kopiëren. Nicolaes was de broer van Aelbrecht Cornelisz. de Keizer, meester plateelbakker en eigenaar van “De Porceleyne Schotel”.
Na de dood in 1667 van Nicolaes de Keizer nam Cornelis Aelbrechtsz. de Keizer, de zoon van zijn broer Aelbrecht Cornelisz, samen met nog enkele schoonbroers, Jacobus Sijmonsz. en Adriaen Sijmonsz. Pijnacker de plateelbakkerij over. Cornelis Aelbrechtsz. de Keizer behaalde zijn proef als meester-plateelbakker op 10 september 1668 en werd toegelaten tot de St.Lucasgilde.
Jacobus en Adriaen Pijnacker waren zonen van Sijmon Jacobsz. Pynacker en Dieuwertye Floris van der Laer uit Leiden. Zij leerden hun beroep in het bedrijf van Aelbrecht de Keizer “De Porceleyne Schotel” en trouwden elk een dochter.
Jacobus Pijnacker, gedoopt op 14 mei 1645 te Delft, trouwde in 1671 te Delft met Teuntje Aelbrechtsdr. de Kiezer en kreeg zeven kinderen (1672 tot 1680). Op 29 februari 1672 werd hij toegelaten tot de St.Lucasgilde en op 19 april 1679 werd hij, meester-plateelbakker benoemd.
Adriaen Sijmonsz. Pijnacker, meester-plateelbakker was alleeneigenaar van 1689 tot 1694.
Adriaen, trouwde in 1680 met de dochter Willemyna Aelbrechtsdr. de Keizer, gedoopt op 1 oktober 1651 te Delft.
Pieter Poulisse werd op 25 juli 1690 als meester-schilder opgenomen in de St.Lucasgilde te Delft en werd door Adriaen Pijnacker ingehuurd om zijn bedrijf te leiden. Hij bleef een viertal jaren werkzaam in het bedrijf.
In 1707 werd Jan Abrahamsz. Gael, meester-plateelschilder, geboren op 16 juli 1660 te Delft en er overleden op 1 juli 1725, de nieuwe eigenaar van “De Twee Scheepjes” en zette de productie in de traditionele stijl verder. Hij was de zoon van Abraham Willemsz. Gael (1633-1695), plateelschilder en Agnietgen De Vos (1633-1686).
Jan Abrahamsz. Gael huwde in 1686 te Delft met Elisabeth van der Planck (1663-1728) en het echtpaar telde zeven kinderen:
Angenietie (1687), Engeltie (1690), Marytye (1692-1734), Abram Jansz. (1695), Cornelia (1698-1761), Johanna (1701-1701) en Cornelis (1705-1709).
- Marytye Gael, trouwde in 1727 met Hendrik van den Velden, plateelbakker.
- Abram Jansz. Gael, plateelschilder. Hij overleed op 39-jarige leeftijd in 1734.
- Cornelia Gael, trouwde in 1725 met Adriaen van der Does, meester plateelbakker die in 1728 deelgenoot werd van het plateelbedrijf “De Drye Clocken” en er eigenaar van werd op 5 juli 1743.
Na zijn overlijden in 1726 nam zijn vrouw Elisabeth deze taak over en overleed twee jaar later op 25 december 1728. Daarna nam Abram Jansz. Gael, plateelschilder, de leiding over het bedrijf, maar ook hij stierf op 39-jarige leeftijd op 21 september 1734 in het huis van zijn schoonbroer, Hendrik van den Velden.
Nadien kwam het bedrijf in het bezit van Johannes Pennis en zijn vrouw Dina Brinkman, eigenaars van “De Porceleyne Schotel”, die later werden opgevolgd door zijn zoon Anthony. In 1764 nam Anthony officieel de fabriek van zijn vader over waarin hij reeds vanaf 1750 het beheer voerde.
Na het overlijden van Anthony in 1770 werd het bedrijf verder geleid door zijn vrouw tot in 1782, die daarna werd opgevolgd door haar zoon Johannes jr. Na het overlijden van Johannes jr. Pennis werd het bedrijf verder gevoerd door een maatschappij tot in 1796 tijdens de Franse Revolutie de productie werd opgegeven.
De Metalen Pot 1638 - 1757
De plateelbakkerij “De Metalen Pot” gelegen op de Lange Geer, werd waarschijnlijk opgericht in 1638 door Dirck Hieronimus van Kessel en werd overgenomen door de West-Indische Compagnie die het op haar beurt verkocht in 1670 aan Willem Cleffius voor 6.000 gulden die het bedrijf samen met zijn zoon Lambertus leidde.
Lambertus Cleffius, zoon van Willem trouwde in 1672 te Delft met Catharina van der Wiel (1651-1677) en was een tijd lang mede-eigenaar van de plateel- en tegelbakkerij “De Paeuw”, samen met Wouter van Eenhoorn de oprichter van “De Porceleyne Fles”. Na het overlijden van zijn halfbroer Hendricus Cleffius nam ook hij de plateelbakkerij “De Witte Starre” over. In het bedrijf hadden zij Johannes van der Wal, meester-plateelschilder sinds 9 april 1685 in dienst samen met Hendrick Jansz. Paridon, Michiel van Eemst, meester-schilder en Jan Verburgh. Lambertus Cleffius had samen met Catharina drie kinderen, waarvan Willem en Lambert. Na haar overlijden hertrouwde hij op 16 september 1679 in Delft met Maria van Leensvelt. Hij overleed op 28 januari 1691 te Delft. Reeds op 6 april 1691 werd door zijn erfgenamen de plateelbakkerij verkocht aan zijn neef Lambertus van Eenhoorn (1651-1721).
Lambertus van Eenhoorn leidde de plateelbakkerij met succes tot aan zijn dood in 1721. Hij had sinds 22 april 1697 Cornelis van der Kloot in dienst. Na zijn overlijden zette zijn vrouw de productie nog enkele jaren verder en verkocht het bedrijf in 1724 aan Cornelis Coppens.
Pieter Paree kocht het bedrijf in 1756. Van wat er toen verder met het bedrijf is gebeurt heb ik geen weet! In 1757 werd de productie opgegeven.
Hendrick Jansz. Paridon, plateelschilder, gedoopt op 18 december 1642 te Delft en er begraven op 14 februari 1722 was gehuwd op 26 december 1664 te Delft met Trijntje Willems van der Spek (†1693).
Het Gecroond Porceleyn 1645 - 1753
De plateelbakkerij gelegen aan de zuidkant, in de Molslaan werd in 1645 opgericht door Hendrick Marcelisz. Van Gogh. Gillis Bailley, meester-plateelbakker die sedert 1701 in het bedrijf werkte nam het van hem over in 1706.
In 1753 werd een productieverbod opgelegd in opdracht van de gilde en werd het bedrijf gedwongen zijn deuren te sluiten.
Het Hooge Huys 1648 - 1741
Door Samuël Pererius van Bereveldt , meester-plateelbakker werd de plateelbakkerij opgericht in 1648.
Wouter van Eenhoorn en Johann de Waerdt werden in 1665 mede-eigenaar van het bedrijf.
Op 12 augustus 1675 werd Samuël van Bereveldt vervangen door Amerensie (vrouw) van Kessel.
In 1686 kwam het in handen van Nicolaes van der Kest, meester-plateelbakker en werd het in 1693 verkocht aan Jacobus van Veen. In 1721 was Franciscus Ferrier de laatste eigenaar die twintig jaar later in 1741 de produktie stop zette en de gebouwen liet slopen.
De Porceleyne Fles 1653 - …..
De plateelbakkerij “De Porceleyne Fles” gelegen aan de Westzijde van het Oosteinde in Delft werd opgericht door David Anthonisz. van der Pieth in 1653, waarschijnlijk voor zijn jongste zoon Jan Davidsz. van der Pieth. Bekend is dat Jan van de Pieth zich liet inschrijven op 21 juli 1653 bij de St.Lucasgilde te Delft. Maar reeds na twee jaar op 19 maart 1655 werd het bedrijf verkocht door vader David van de Pieth aan Quirinus Aldersz. van Kleynoven, meester-plateelbakker en Wouter van Eenhoorn.
Wouter van Eenhoorn was een koopman en vlashandelaar die nog niet veel af wist van plateelbakken. In de eerste plaats was hij zakenman en had financiële belangen in meerdere Delftse plateelbakkerijen. Hij was reeds eigenaar van het plateelbedrijf sedert 1644 van “De Dissel” die hij gekocht had van zijn schoonvader Lambrecht Ghijsbrechtsz. Cruyck (†1644). Hij was mede-eigenaar sedert 1652 van het bedrijf “De Pauw”. In 1658 richtte hij “De Griekse A” op en werd ook mede-eigenaar in 1665 van “Het Hooge Huys”. In 1668 kocht hij “De Drye Vergulde Astonnekes”. Wouter van Eenhoorn zelf woonde en stierf in december 1679 in “de Grieksche A”, te midden van kostbare huisraad en 47 schilderijen. Dat bleek later uit zijn nalatenschap. Hij werd een van de bekendste plateelbakkers van Delft en was echter nooit als meester-plateelbakker ingeschreven in de gildeboeken.
Wouter van Eenhoorn verkocht na acht jaar in 1663 zijn aandelen aan Quirinus Aldersz. van Kleynoven die vanaf dat ogenblik dus alleeneigenaar was. Als meester-plateelbakker stond Quirijnus een aantal jaren tussen 1659 en 1688 als hoofdman van de St.Lucasgilde.
Quirijnus Aldersz. trouwde op 9 augustus 1648 te Delft met Engeltje Pietersdr. Oprust. Zijn dochter Catarina trouwde met Johannes Mesch, de zoon van Joris Mesch en Judith van Velsen.
Na het overlijden van Quirijnus Aldersz. van Kleynovens in 1695 zette zijn weduwe, Engeltje Pieters Oprust (†1699) nog enkele jaren de productie verder en verkocht het bedrijf met zijn twee ovens op 5 februari 1697 aan Johannes Willemsz. Knotter uit Leiden, zoon van Willem en Maria Cornélia van Houten. Nog hetzelfde jaar nam Johannes, Johan Verburg als meesterknecht in dienst.
Vier jaar later in 1701 kwam het in bezit van Marcelis de Vlugt. Vermoedelijk zou Marcelis de Vlugt geen plateelbakker of plateelschilder zijn geweest en nam hij daarom Jan Sixtus van der Hoeck, meester-plateelschilder in dienst die bekend werd vanwege zijn prachtige decoraties die hij schilderde.
In 1750 werd het bedrijf verkocht aan Christoffel van Doorne en zijn zoon Pieter.
Christoffel Pietersz. van Doorne, gedoopt op 12 juli 1693 te Delft en begraven op 26 februari 1762, huwde op 7 mei 1712 te Delft met Susanna Spaendonck (1689-1761). Na het overlijden van zijn vader in 1762 zette Pieter het bedrijf verder.
Pieter Christoffelsz. van Doorne, gedoopt op 8 augustus 1717 te Delft en er begraven op 5 april 1770, huwde op 3 april 1745 te Delft met Hendrina van der Klok. Na haar overlijden op 10 januari 1758 hertrouwde hij op 6 mei 1758 te Delft met Magteld Bluset (1727-1777). Na zijn dood in 1770 verkocht zijn vrouw Magteld Bluset het bedrijf op 9 mei 1771 aan Jacobus Harlees. Jacobus stierf in 1786 en zijn zoon Dirck Harlees volgde zijn vader op.
Door de economische crisis na de Franse bezetting en het afsluiten van het Kanaal in de periode tijdens de Franse Revolutie voelde Dirck zich gedwongen de productie te staken en het bedrijf te verkopen. "De Proceleyne Fles" werd verkocht in 1794 door Agatha Herlees.
Op 23 mei 1804 kwam het in handen van Henricus Arnouldus Piccardt uit Leiden, een oud-officier van het Franse bezettingsleger. Hij was een van de eerste die zijn aardewerk begon te versieren met gedrukte decoraties. Samen met zijn twee dochters Geertruida en Sara leidde hij het bedrijf tijdens de Franse bezetting en ook nog daarna tot in 1849. Hij werd opgevolgd door zijn dochters Geertruida en Sara Piccardt die de fabriek “Piccardt en Co.” draaiende hielden tot in 1876. Hendrik Arnouldus Piccardt strief in 1851.
In 1876 kwam de plateel- en tegelbakkerij in het bezit van Joost Thooft (1844-1890), een jonge Delftse ingenieur die er meteen mee begon de moderne Engelse technieken over te nemen. Hij wilde iets beters en zocht en vond de oplossing in het gebruik van een samenstelling van het witte harde en taaiere Engelse aardewerk en moest daarom de samenstelling van de grondstof die zij gebruikten wijzigen.
In het bedrijf werden nieuwe machines geplaatst om geperste tegels sneller te kunnen vervaardigen die hij met behulp van de nieuwe techniek op een niet geglazuurde, hard gebakken witte biscuit, net zoals bij echt porselein, liet beschilderden om het daarna met een doorzichtige glazuur te overtrekken.
Joost Thooft vertrouwde kort na de overname de opleiding van de zopas aangenomen schilders toe aan de drieënzeventigjarige Cornelis Tulk (1803-1893). Hij was de enig overgebleven plateelschilder in het bedrijf.
Samen met Adolf Le Comte (1850-1921), een jonge en ambitieuze ontwerper ondernam hij pogingen om modern aardewerk te produceren. In Karlsruhe en Neurenberg had Adolf Le Comte zijn opleiding gekregen en was in Parijs een tijdlang werkzaam geweest voor hij terug keerde naar Delft en professor werd aan de Polijtechnische School in Delft.Hij was getrouwd met Anna Catharina Carbentus en trad later op als artistiek leider in “De Porceleyne Fles”.
In 1878 kwam de 18-jarige Leon Senf (1860-1940) zich als werknemer aanbieden en is 52 jaar in het bedrijf gebleven. Hij leerde zijn vak als plateelschilder en werd later één van de belangrijkste ontwerpers In acht jaar tijd, in 1884 was hij erin geslaagd, samen met Adolf Le Comte en Abel Labouchere, die sinds 1881 in het bedrijf werkzaam was, een keramiek van hoge kwaliteit wereldwijd op de markt te brengen dat gewild, geliefd, beroemd werd en een goede naam verkreeg.
Nog in datzelfde jaar besloot Joost Thooft om de plateel- en tegelbakkerij uit te breiden en associeerde zich met Abel Labouchere (1860-1940) als zakelijke partner en veranderde het bedrijf van naam “De Porceleyne Fles - Joost Thooft en Labouchere”. Joost Thooft stierf op 27 mei 1890 op de leeftijd van 46 jaar en Abel Labouchere zette de fabriek als alleeneigenaar voort.
In 1904 werd “De Porceleyne Fles” door Abel Labouchere omgezet in een naamloze vennootschap met als firmanaam “De Porceleyne Fles anno 1653”. De plateelfabriek verhuisde in 1916 van het Oosteinde naar de Rotterdamseweg te Delft en er werd aan de fabriek in 1919 het predicaat “Koninklijke” verleend.
De enige overgebleven Delftse tegelfabriek “De Porceleyne Fles”, was het enige bedrijf dat in 1858 stand had gehouden en had op het einde van de 19e eeuw toen de belangstelling voor tegels en aardewerk herleefde de produktie weer ter hand genomen.
Het Jonge Moriaenshooft 1654 - 1792
Het bedrijf werd opgericht in 1654 aan de Gasthuislaan door Jacobus Wemmersz. van Hoppesteyn van Leeuwen samen met zijn leermeester-plateelbakker aan Jan Aelbrechtsz. Groenlant.
Jacobus Wemmersz. Hoppesteyn, gedoopt op 5 mei 1626 te Delft en trouwde op 29 augustus 1649 te Delft met Jannetje Verstraeten (†1686), dochter van Claes Jansz. Verstraeten uit de tegelbakkerij “De Lampetkan”. Claes Jansz. was de broer van Willem Verstraeten, stichter van de plateel- en tegelbakkerij de "Geleyer Plateelbackerije" in Haarlem. Jacob Wemmersz. overleed op 17 april 1671 te Delft. Hij werd opgevolgd door zijn vrouw en later door zijn zoon Rochus Hoppesteyn, gedoopt op 4 januari 1661 te Delft en er overleden op 30 maart 1692, meester-plateelbakker en schilder. Rochus werd in 1680 zaakvoerder en na het overlijden van zijn moeder Jannetje Verstraeten in 1686 alleeneigenaar. Rochus huwde op 15 september 1685 te Delft met Aaltje Lantsvelt (1664-1705).
Het bedrijf had in dienst:
- Willem van der Lith, plateelbakker
- Jeremias T. Godtling als meester-plateelschilders
- Wouter Bornat, plateelschilder, gehuwd op 17 juni 1657 te Delft met Berber Lathouwer en overleden in 1692.
- Stoffel Wouterz. Bornat / van Bornat, plateelschilder, gehuwd op 11 mei 1681 te Delft met Catharina Dircks van Rijsselbergh.
- Jan Brasem, plateelschilder, gedoopt op 25 augustus 1673 te Delft en er begraven op 5 december 1722 en gehuwd te Delft met Josijntje Dooij (†1741).
- Michiel de Heus, plateeldraaier, gedoopt op 29 november 1645 te Delft, gehuwd op 20 juli 1669 te Delft met Maria van der Meijde (†1690).
- Stefanus Michielsz. de Heus, plateelschilder, gedoopt op 15 november 1678 te Delft en er begraven op 8 november 1732. Gehuwd op 1 mei 1701 te Delft met Haasje Jans (†1732).
- Jacobus de Heus, plateelschilder, geboren in 1650 te Delft en gehuwd op 22 januari 1678 te Delft met Marija Philips van Dijck.
Rochus liet de plateelbakkerij door ziekte belast met schulden achter zodat het bedrijf in tweeën scheurde. Zo ontstond in 1690 “Het Oude Moriaenshooft”.
Lieven van Dalen nam de plateelbakkerij in 1691 van Rochus Hoppesteyn over. Rochus stierf op 31-jarige leeftijd in 1692.
Jan van der Hagen nam van Lieven van Dalen, het bedrijf over in 1732 en werd opgevolgd in 1764 door (zijn) weduwe Van der Strale.
Thomas Jansz. Fonteyn, eigenaar van “Het Oude Moriaenshooft” kocht de plateelbakkerij in 1782. In dienst had hij als plateelbakkers Arent van Straeten en Gijsbrecht Claesz. Verhaast en als meester-schilder, Jan Thomas de Blij en Jan Aldertsz. Bart van Weck.
Daar hij voornamelijk exporteerde naar Engeland was het bedrijf niet bestand tegen de door de Franse Revolutie veroorzaakte moeilijkheden en werd de productie, zowel in dat van “Het Jonge Moriaenshooft” als in “Het Oude Moriaenshooft” opgegeven in 1792.
Het Oude Moriaenshooft
Jacobus van der Kool was er werkzaam als meesterbakker vanaf 1714 en werd een deelgenoot van Nicolaes Cornelisz. Van der Planck, de toenmalige eigenaar. Van der Kool Jacobus nam het bedrijf van Van de Planck over in 1716 en verkocht het vier jaar later in 1720 aan Pieter van Dalen. Geertruij Verstelle volgde Pieter van Dalen op in 1761. Na haar huwelijk in 1740 met Cornelius Jansz. Fonteyn werd de plateelbakkerij in 1769 eigendom van de gebroeders Cornelis, Thomas en Anthony Fonteyn. Daar het bedrijf exporteerde naar Engeland was het niet bestand tegen de door de Franse Revolutie veroorzaakte moeilijkheden en werd de productie opgegeven in 1792.
China / Syna 1654 - 1743
De plateelbakkerij werd opgericht in 1654 door Steven Gerritsz. van Noorden, gehuwd met Amalie Emerentia. Na zijn overlijden werd hij opgevolgd op 23 juli 1663 door zijn broer Abraham Gerritsz. van Noorden, gedoopt op 5 augustus 1632 te Delft, die zijn meester-plateelbakkersdiploma behaalde op 17 oktober 1651. Abraham Gerritsz. van Noorden huwde op 1 maart 1654 te Delft met Geertuijt van der Brugge. Samen hadden zij zeven kinderen.
Frederick Sixtusz. van der Sande (1637-1724), nam het bedrijf van hen over in 1685. Frederick huwde ca.1672 met Clasijna Jacobs van der Poel, van wie hij drie kinderen kreeg.
- Marija, gehuwd op in 1694 met Goris van Torenburgh (†1715) die in 1694 werkzaam was als plateelschilder in “De Porceleyne Bijl” en die zich op 4 oktober 1700 als meester-plateelbakker benoemd.
- Sixtus van der Sande, geboren ca.1677.
- Clasijna,(1684-1780) gehuwd op 12 april 1716 te Delft met Pieter Pieters Hanout (1688-1726) en hertrouwde op 8 maart 1727 te Delft met Jacobus van de Ceel.
Frederick hertrouwde met Claasje Hartman. Op 11 februari 1686 werd hij door de St.Lucasgilde opgenomen als meester-plateelbakker. Na zijn dood in 1724 liet hij het bedrijf als erfdeel over aan zijn zoon Sixtus van der Sande.
Nadien kwam het in handen van Jacob Simonsz. Mesch (1693-1739) gehuwd op 11 december 1717 te Delft met Wilhelmina Torenburgh die het bedrijf na het overlijden ophief en de deuren sloot in 1743.
De Drie Vergulde Astonnekes 1655 - 1803
De invoer naar Nederland van het zeer geliefde kraakporselein stagneerde door een burgeroorlog in 1647 in China. De vraag naar Chinees porselein was echter groot. Om dit gat in de markt te vullen richtte Hieronymus Pietersz. van Kessel langs de Lange Geer in Delft in 1655 de plateelbakkerij “De Drie Vergulde Astonnekes” op. Ook was Hieronymus Pietersz. van Kessel mede-eigenaar van “De Metalen Pot” in 1656 samen met zijn zoon Dirck Hieronimus van Kessel.
Hieronymus Pietersz. van Kessel verkocht in 1668 het bedrijf aan Wouter van Eenhoorn en Gerrit Pietersz. Kam. Wouter van Eenhoorn was reeds eigenaar van “De Dissel” sinds 1644 dat hij gekocht had van zijn schoonvader Lambrecht Ghijsbrechtsz. Cruyck (†1644). Hij was mede-eigenaar sedert 1652 van het bedrijf “De Pauw”. In 1658 richtte hij “De Griekse A” op en werd ook mede-eigenaar in 1665 van “Het Hooge Huys”. Hij overleed in 1679 te Delft.
Gerrit Pietersz. Kam was alleeneigenaar van 1700 tot aan zijn dood in 1705. Anthony van der Kloot volgde Gerrit op en nam Zacharias Dextra, meester-plateelbakker in 1712 en in 1718 en Arie van Rijsselberg (†1735), plateelschilders, vergulders in dienst die van “De Griekse A” kwamen.
Zacharias Dextra, meester-plateelbakker, kwam in bezit van de plateelbakkerij in 1721. Ook door Zacharius werd Adriaen van Duyn, plateelschilder in 1729 aangenomen om bij hem te werken. Zacharias Dextra was eigenaar tot in 1757. Hij werd opgevolgd door een van zijn werknemers, Hendrik van Hoorn die sinds 1738 in het bedrijf werkzaam was. Na zijn overlijden in 1803 werd het bedrijf verkocht door zijn erfgenamen.
De Porceleyne Bijl 1657 - 1803
De plateelbakkerij “De Porceleyne Bijl” gelegen aan de zuidzijde aan de Gasthuislaan, bij de Bijlepoort werd in januari 1657 opgericht door Jacobus Wemmersz. Hoppesteijn (1631-1671), meester-plateelbakker en zijn vriend, Benédictus van Houten. Beiden hebben zij hun vak geleerd van Jan Aelbrechtsz. Groenlant, meester-plateelbakker en medeoprichter en mede-eigenaar van de in 1654 opgerichte Jonge Moriaenshooft samen met Jacobus Wemmersz. Hoppesteijn.
Benédictus van Houten, geboren in 1626 te Delft en er begraven op 25 november 1675, huwde op 9 juli 1656 te Delft met Maria Pietersdr. van Castilien (1623-1668). Hij had zijn proef afgelegd voor de St.Lucasgilde te Delft in mei 1656 en behaalde zijn titel van meester-plateelbakker. Zijn zoon Adriaen van Houten, plateelbakker, werkte mee in het bedrijf.
Nog in 1657 verkocht Jacobus Wemmersz. Hoppesteyn zijn aandelen van “De Porceleyne Bijl” aan Pieter Woutersz. Katersvelt (1611-1776) iets later verkocht hij ook die van het plateelbedrijf “Het Jonge Moriaenshooft”. Met dat geld kocht Jacobus Hoppesteyn een bedrijf waar hij op zijn eigen kon beginnen.
In de periode tussen 1659 en 1662 breidden Pieter Woutersz. Katersvelt en Benédictus van Houten hun bedrijf uit door een rij huisjes met tuinen te kopen gelegen tussen de Bijle- en de Vestpoort en zij kochten nog een stuk grond aan het oosteinde van de Bijlepoort om er een nieuwe kleiwasserij op te bouwen. In 1663 nam Katersveld de helft van de aandelen van Benédictus van Houten over. Benédictus van Houten kocht met dat geld op 8 september 1663 het aan de Molslaan gelegen plateelbedrijf “Het Gecroond Porseleyne” waarvan hij de alleeneigenaar werd.
Pieter Woutersz. Kastersvelt voelde zich nu verplicht om Jan Otte van Schaeck / van Schagen als meesterknecht, plateelbakker in dienst te nemen, na het vertrek van Benédictus van Houten. Maar drie jaar later, na vertrek van Jan Otte van Schaeck stelde hij de plateelbakkerij te koop voor 8.000 gulden, maar daar er zich geen koper kwam melden verhuurde hij na een tijd het bedrijf aan:
- August Cool (1666-1667), broer van Jacobus.
- Dancard Versélewel, een advocaat uit Den Haag.
- Jan Jansz. Culick (ca. 1625-1677). Het drietal was ook mede-eigenaar van “De Roos” sinds 13 juni 1671.
Jan Jansz. Culick kwam van de “De Vergulde Boot” liet zich in augustus 1667 inschrijven als eigenaar van “De Porceleyne Bijl”. Op 20 februari 1662 had hij zijn meesterproef afgelegd voor de St.Lucasgilde, hij zou vermoedelijk zijn beroep geleerd hebben bij Aelbrecht de Keyser.
Het verhuren van het bedrijf aan het drietal was geen succes daar het tien maanden later werd verkocht aan Cornelis Cornelisz. van der Hoeve (ca.1637-1679), mede-eigenaar samen met de gezusters Cornélia, Maria en Elisabeth van Schoonhoven van “De Porceleyne Clauw”. Hij trouwde met zijn dienstmeid Catharina Jansdr. Slagtoe.
Op 17 april 1662 had Cornelis Cornelisz. van der Hoeve Jan Otten van Schaeck aangetrokken als meesterknecht van de “De Porceleyne Clauw” om uit de nood te geraken. Jan Otten van Schaeck kwam uit het bedrijf van Joris Mesch en werd daar vervangen op 19 September 1661 door Jan Sixtus van den Hoeck.
Verder kocht hij samen met Abraham de Cooge, schilder, een verfmolen, de molen was gelegen op de stadswal aan het einde van de Nieuwe Langendijk.
Op 15 oktober 1668 kwam de meester-plateelbakker Isaac Adriaensz. Soubree in dienst in “De Porceleyne Bijl”, een neef van Cornelis van der Hoeve zijn vrouw. Soubree was mede-eigenaar van “De Roos”. Abram van der Elst en Arijns Brugman plateelbakker en plateelstoker werkten in het bedrijf.
Van der Hoeve was in 1663 één van de hoofdmannen van de St.Lucasgilde. Na het overlijden van Cornelis Cornelisz. van der Hoeve in 1679 werd de plateelfabriek door de erfgenoten verkocht aan Huijbrecht Brouwer (1646-1697). Deze bleef alleeneigenaar tot aan zijn dood in 1697. Als meesterknecht benoemde Huijbrecht Brouwer op 27 december 1679 Jacob Aldersz.
van der Haec, die reeds sedert 1662 werkzaam was in het bedrijf en die er gebleven tot 1692. Dat betekend dat Isaac Adriaensz. Soubree het bedrijf had verlaten. Jacob Aldersz. van der Haec behaalde zijn meesters-diploma voor de gilde op 26 augustus 1686.
Huijbrecht Brouwer was één van de hoofdmannen van de gilde in 1692-93. Hij trouwde op 17 november 1696 met de weduwe Elsgen Pietersdr. Berckelhouck. Hun huwelijk was kort want Brouwer overleed op 8 maart 1697.
Frederick van der Sande (1637-1724) de eigenaar van het bloeiend bedrijf plateelbedrijf “China” sedert 1685, kocht het bedrijf “De Porceleyne Bijl”. Op 1 februari 1686 had hij de titel van meester-plateelbakker behaald. Zijn dochter Marija trouwde in 1694 met Goris van Torenburgh (†1715) die in 1694 werkzaam was als plateelschilder in “De Porceleyne Bijl” en die op 4 oktober 1700 als meester-plateelbakker werd benoemd. Mogelijk kocht Frederick van der Sande het bedrijf voor zijn schoonzoon op 17 juni 1697 was Goris baas van de Porcelyne Bijl”. Hij nam zijn broer Michiel van Torenburgh, meester-plateelbakker bij hem in dienst die kwam als meesterknecht van “De Porceleyne Claeuw”. Goris stierf in 17 april 1715, zijn vrouw zette nog twee jaar de zaak veder tot aan haar dood in 1717.
De enige erfgename was haar dochter Wilhelmina die huwde op 11 december 1717 te Delft met Jacob Simonsz. Mesch (1693-1739) die werkzaam was in het bedrijf “De Porceleyne Bijl” en die door zijn huwelijk mede-eigenaar werd van het bedrijf. Jacob Simonsz. Mesch was de zoon van Simon, de eigenaar was van het bedrijf “’t Hart” en kleinzoon van Simon en Barbara Rotteveel. Toen zijn vader overleed in 1713 erfden Jacob Simonsz. Mesch en zijn zes broers en twee zussen ieder een zevende deel van de plateelbakkerij “’t Hart”. In 1717 kocht een van zijn zusters de aandelen op en werd alleeneigenares.
Jacob Mesch werd in 1718 tot meester-plateelbakker benoemd door de St.Lucasgilde. In dienst had hij als plateeldraaiers: Johannes Verburgh in 1724 en Pieter Derwanr in 1733.
Hij verkocht het plateelbedrijf waarschijnlijk wegens ziekte op 15 mei 1739 aan Willemina van Verrendaal (1675-1754), weduwe van Hugo Brouwder (1690-1727). Jacob Mesch overleed een half jaar later en werd begraven op 3 december 1739 te Delft. Zijn vrouw Wilhelmina van Torenburgh (†1778) kocht het jaar nadien in december de plateelfabriek “China” dat ze liet afbreken in 1743.
Willemina van Verrendaal had de plateelbakkerij “De Porceleyne Bijl” gekocht als huwelijksgeschenk voor haar zoon Justus Hugosz. de Brouwer (1716-1775). Justus huwde op 21 juni 1739 te Delft met Anna Maria Christina van Oorden, een dochter van Hendrik van Oorden, een buitengewoon diplomaat voor de Hollandse Provinciën in Zweden en Anna Strobel uit Zetten. Justus Hugosz. de Brouwer kocht op 15 november 1760 het plateelbedrijf “De Drije Porceleijne Flesschen” van de weduwe van Johannes de Maare-Colijn waar hun zoon Hugo de leiding had. Hij kocht het voor zijn zoon, maar Hugo kreeg maar het volledige gebruik van “De Drije Porceleijne Flesschen” op 5 februari 1767. Als plateeldraaier werkte Jan Goester er in 1749.
Na het overlijden van Justus Hugosz. Brouwer op 8 september 1775 zette Hugo samen met zijn moeder in beide bedrijven de productie verder. Maar nog geen twee jaar later werd de plateelbakkerij "De Drye Porceleijne Flesschen" opgegeven en op 24 maart 1777 verkocht door Anna Cristina van Oorden, die nog de helft van de aandelen bezat en haar zoon Hugo aan Jacobus Oosterhout en Jacobus de Hooyer. Na de dood van zijn moeder op 14 maart 1785 ging uit de nalatenschap de plateelbakkerij "De Porceleijne Bijl” over op zijn zoon Hugo die hij tot 1788 in eigendom hield.
In 1788 werd het bedrijf verkocht aan een zakenman Jacobus Craenendonck (†1808) die het verder verkocht aan Floris Breda, meester-plateelbakker. Floris Breda had het reeds van af het begin moeilijk wegens gebrek aan geld en door het uit van de Franse Revolutie voelde hij zich genoodzaakt, net zoals de meeste plateelbakkerijen in 1803 zijn deuren te sluiten.
De Dobbelde Schenckan 1657 - 1777
De plateelbakkerij “De Dubbele Schenkkan” werd in 1657 gesticht op het terrein van de voormalige brouwerij “Het Anker” aan de Oude Langendijk door Cornelis Cornelisz. Hollaert en Jan Jonasz. van der Burgh. Beiden waren reeds eigenaars van het daar achterliggende plateelbedrijf “De Vier Romeynse Helden”. Jan Jonasz. van der Burgh, geboren 13 januari 1623 te Delft, trouwde op 13 december 1648 te Delft met Cornelia de Vos (1625-1668) waarmee hij zeven kinderen had. Jan Jonasz. had zijn beroep geleerd in het plateelbedrijf “De Porceleyne Schotel”.
In 1661 was Jan Adriaensz. van Hamme er de nieuwe eigenaar van, hij had het gekocht in december 1660. In het bedrijf kwam zijn broer Cornelis van Hamme als plateelschilder werken.
Cornelis van der Velde was de eigenaar in 1676. Hij werd drie jaar later in 1679 opgevolgd door Dirck Jansz. van Schie die de leiding overnam. Dirck Jansz. van Schie verkocht “De Dobbelde Schenckan” in 1688 aan Victor Victorsz. …. en zijn zoon Louwijs Victorsz. …
Jacobus van Thiel nam in 1713 het bedrijf van zijn schoonvader van Louwijs Victorsz. over.
In het bedrijf waren omstreeks 1720 de gebroeders Hendrick en Gilles de Koningh als schilders en vergulders aan het werk. Later, in 1735 namen Hendrick en Gilles de Koningh het bedrijf over. De productie werd opgegeven in 1777 en het bedrijf sloot zijn deuren.
De Porceleyne Claeuw 1661 - 1840
De plateelbakkerij “De Porceleyne Claeuw” werd opgericht in 1661 door Arent Gouda. Die was gevestigd aan de overkant van de Gasthuissteeg, aan de oostzijde van de Koornmarkt. In het bedrijf was op 16 oktober 1661 Jacob Wemmersz. Hoppesteyn, benoemd als plateelbakker.
De gezusters Elisabeth, Maria en Cornélia van Schoonhoven en Cornelis van der Hoeve waren eigenaars van het bedrijf in 1661. Als meesterknecht werkte er op 17 april 1662 Jan Otten van Schaeck / Schragen om zich uit de nood te geraken en vertrok nadien naar “De Porceleyne Bijl”. In 1677 was Michaël Van Torenburgh er als meesterknecht werkzaam en die werd op 15 januari 1685 benoemt als meester-plateelbakker. Toen Cornélia van Schoonhoven stierf in 1691 liet zij haar aandelen na aan haar zusters. In 1702 na de dood van Maria was Elisabeth alleeneigenares.
Pieter van Oosterwijck kocht het in 1705. In 1740 verkocht hij het verder. Cornelis en Jan Otten van Schaeck / Schragen, Gerrit Paape, Hendrik Knijff en Pieter Verschoor waren nadien de eigenaars van 1740 tot 1763. In het bedrijf waren de plateelschilders: Gerrit van Passauw (sinds 1730) en Willem Witsenburgh werkzaam.
Bezitter ervan van 1763 tot 1806 was Lambertus Sanderus, plateelbakker, getrouwd met Maria Cloppenburg. Hun zoon Lambertus Sanderus (°Delft, 1787-1853) plateelbakker, trouwde op 27 juli 1832 te Edam met Anna Elisabeth Arentz. (1795-1864). Sanderus zette in 1806 zijn bedrijf met zijn twee ovens in een vennootschap om, onder de naam Sanderus & Co en stapte later in 1822 uit de vennootschap. De familie Sanderus was afkomstig van Antwerpen en heeft de stad verlaten tijdens de Spaanse bezetting.
In 1840 werd door de vennootschap de productie opgegeven.
De Witte Starre 1660 - 1804
In 1660 werd aan de westzijde van de Oude Delftvaart bij de Ketelpoort, een plateel- en tegelfabriek opgericht door Willem Cleffius en zijn schoonbroer Gijsbrecht Lambrechtsz. Cruyck. Gijsbrechts broer Lambrecht Gijsbrecht Cruyck was eigenaar van de plateelbakkerij “De Dissel” in Delft. Gijsbrecht Lambrechtz. Cruyck was getrouwd met Annitgen van der Leth (†1685).
Willem Cleffius hertrouwde na het overlijden van zijn vrouw Judith Van Eenhoorn (†1660) met Cornelia Woutersd. van de Leth, de zuster van Annitgen. Hierdoor werden in 1661 Cornelia en haar broer Nicolaes Woutersz. van der Leth mede-eigenaars. In 1677 kocht hij de aandelen op en werd samen met zijn vrouw tot aan zijn dood in 1679 de enige eigenaars. In 1668 beschikte het bedrijf over twee ovens. Na zijn overlijden in december 1679 werd Willem opgevolgd door zijn zoon Henricus Cleffius.
In 1690 kocht Dirck Witsenburgh (†1709), getrouwd met Sara Fest een vierde van de aandelen en werd mede-eigenaar van het bedrijf. Hij introduceerde zijn zoon Cornelis in 1696 tot meesterknecht, die in 1699 de plateelbakkerij met een behoorlijk aantal werknemers leidde.
In het begin van de 18e eeuw kwam het bedrijf in financiële moeilijkheden en werd het in 1705 verkocht aan Dammas Hoffdijck en Jacobus de Lange (1668-1723), die al voordien in 1694 de plateel- en tegelfabriek “De Roos” hadden gekocht. Vandaar toonde de productie van “De Witte Ster” en “De Roos” veel gelijkenissen.
Door de aandelen te kopen van Dammas Hoffdijck (†1726) in 1711 werd Jacobus de Lange de alleeneigenaar van de fabriek. Na zijn overlijden in 1723 zette zijn vrouw Francina van Eijck het bedrijf verder.
Jannetje Adriaansdr. van Eijck, neef van Francina van Eijck en haar man Cornelis Specx erfde in 1723 van hun tante de plateelfabriek “De Witte Ster” die enkele maanden nadien op 21 november 1723 werd verkocht voor 9000 gulden aan Cornelis Jansz. Brouwer en Adriana Boender, de vroeger eigenaars van de plateelbakkerij "De Porceleyne Schotel" verkocht in 1723 aan Johannes Pennis en Dina Brinkman uit Rotterdam.
Cornelis Jansz. Brouwer verkocht in 1737 de plateel- en tegelfabriek aan zijn zoon Jacobus Cornelisz. Brouwer, gedoopt op 16 november 1716 te Delft en die dat jaar in september 1737 in Delft trouwde met Cornelia de Held, een plateelbakster in de plateelbakkerij. Na het overlijden van haar man, Jacobus Cornelisz. Brouwer op 6 februari 1742 zette zij nog enkele maanden de productie verder onder toezicht van haar schoonvader Cornelis Brouwer en haar schoonbroer Cornelis Mesch.
Als weduwe van Jacobus Brouwer verkocht zij op 4 april 1743 de plateelfabriek aan Johanna Jacoba en Maria van de Bergh.
Albertus Kiell kocht in 1761 het bedrijf van de familie van den Bergh. In 1772 kwam het opnieuw in handen van de familie van de Bergh. Cornelis van de Bergh verkocht in 1803 de plateelbakkerij aan een vennootschap die werd ontbonden in 1804.
De Drije Porceleyne Flesschen 1661 - 1777
In 1661 werd dit bedrijf, gelegen aan de Gasthuislaan, opgericht door Cornelis Jansz. Bijlleweht, meester-plateelbakker benoemd op 30 mei 1661. Hendrick Jansse, plateelschilder was tussen 1663 en 1665 een van zijn medewerkers.
Nadien kwam de plateelbakkerij in het bezit van Nicolaes Woutersz. van der Leth, de schoonboer van de plateelfabrikant Willem Cleffius (†1679) en van de plateelfabrikant Gijsbrecht Lambrechtsz. Cruyck die getrouwd waren met elk één van zijn zusters.
In januari 1698 zou het bedrijf in handen geweest zijn van Johannes Knotter / van der Knotter samen met Pieter Poulisse, meester-plateelbakker die van het bedrijf “De Twee Scheepjes” kwam. Verder werd het bedrijf verworven door Johannes de Maare-Colijn. In het bedrijf was Jacob Willemsz. van der Kool werkzaam.
Op 15 november 1760 kocht Justus Brouwer (1716-1775) en Anna Maria Christina van Oorden (†1785) het bedrijf van de weduwe van Johannes de Maare-Colijn, waar hun zoon Hugo Brouwer nadien de volledige leiding had. Hugo Brouwer werd geboren op 17 april 1740 te Delft, trouwde op 28 juni 1762 te Delft met Cornelia Pennis (1736-1808), dochter van Jan Pennis, meester plateelbakker en Dina Brinkman, eigenaars van “De Twee Scheepjes”. Hij werd erkend door de St.Lucasgilde als meester-plateelbakker in 1761 een jaar voor zijn huwelijk.
Na het overlijden van Justus Hugosz. Brouwer op 8 september 1775 zette zijn zoon Hugo in "de Porceleijne Bijl" en in "De Drye Porceleyne Flesschen" samen met zijn moeder de productie verder.
Maar nog geen twee jaar later werd de plateelbakkerij "De Drye Porceleyne Flesschen" opgegeven en op 24 maart 1777 verkocht door Anna Cristina van Oorden, die nog de helft van de aandelen bezat en haar zoon Hugo aan Jacobus Oosterhout en Jacobus de Hooyer.
Na de dood van zijn moeder op 14 maart 1785 ging de nalatenschap de plateelbakkerij "De Porceleijne Bijl” over op zijn zoon Hugo Justusz. die hij tot 1788 in eigendom hield. Hugo Justusz. Brouwer overleed te Delft op 8 april 1817.
’t Fortuyn 1661 - 1791
Het plateelbedrijf “’t Fortuyn” dat grensde aan de plateelbakkerij “De Metalen Pot” werd opgericht in 1661 door Joris Jansz. Mesch. Langs deze vaart waren er nog een viertal plateelbakkerijen gevestigd: “De Metalen Pot”, “De Grieksche A”, “Drie Vergulde Astonnekens” en “De Drye Clocken”.
Joris Mesch was getrouwd met Judith van Velsen en was ook eigenaar van het plateelbedrijf “’t Hart” van 1661 tot aan zijn dood in 1674 en van “De Vier Romeinsche Helden” opgericht in 1616. Tevens was hij mede-eigenaar van het plateelbedrijf “De Drye Clocken” die hij samen met zijn broer Simon Mesch (notaris) in 1671 had opgericht. Andere leden van de familie (Jacobus Mesch) hadden belangen bij “De Porceleyne Bijl” opgericht in 1657 en bij het plateelbedrijf “China” opgericht in 1654. Tot 1724 was het bedrijf “’t Fortuyn” in handen van de familie Mesch.
Nadien kwam de plateelbakkerij in het bezit van Johannes van der Wal, Dammas Hofdijck en Jacobus de Lange, plateelschilder.
Joannes van der Wal, plateelbakker, kwam als werknemer vanuit “De metalen Pot”.
Dammas Hofdijck (†1726) en Jacobus de Lange, waren eigenaars van “De Witte Starre”.
Jacobus de Lange (1668- 1723), meester-plateelbakker ontving op 10 oktober 1694 zijn meesterdiploma in de St.Lucasgilde. Waarschijnlijk werkte hij vijftien jaar in de bakkerij “Fortuyn”. Hij was de schoonbroer van Abraham van Dijk.
Pieter van den Briel kocht het bedrijf in 1753 en na zijn overlijden zette zijn vrouw Elisabeth Elling het verder.
Haar zoon Johann Hermann Frerkingh uit haar eerste huwelijk was in 1769 de alleeneigenaar en staakte zijn productie in 1784/1791.
’t Hart 1661 - 1762
De plateelbakkerij “’t Hart” werd in 1661 opgericht door Joris Jansz. Mesch, meester-plateelbakker, geboren ca.1620 en overleden te Delft in 1674, huwde met Judith Philipsdr. Van Velsen. Hij was ook eigenaar van het plateelbedrijf “De Vier Romeinsche Helden” opgericht in 1616 tot aan zijn dood in 1674. Tevens was hij mede-eigenaar van het plateelbedrijf “De Drye Clocken” opgericht in 1671 samen met zijn broer Simon. Joris Mesch werd opgevolgd door zijn zoon Johannes, gehuwd met Catarina Van Kleynoven. Samen met zijn broer Simon presenteerde Joris Mesch zich in 1667 aan de St.Lucasgilde en bracht vijf dagen door in loge voor het maken van zijn meesterwerk, hij behaalde zijn meesterdiploma op 27 juni 1674. Zijn zoon Quirijnus werd in 1702 toegelaten tot de St.Lucasgilde, als meester-plateelbakker.
In 1662 verliet hij Joris Mesch om de richting van het bedrijf van “De Porceleyne Claeuw” te volgen, die hij met Cornelis Cornelisz. van der Hoeve had opgericht.
In 1694, op 6 december, liet hij zijn zoon Johannes, Cornelis van Schagen, meester-plateelbakker ontvangen en kreeg hij de plaats van medewerker / vennoot en contra-meester die hij in de plateelbakkerij van “De Porceleyne Claeuw” bezette.
Jan Oette van Schaeck / van Schagen uit Pijnacker bij Delft, werd op 23 december 1658 toegelaten om deel uit te maken van de St.Lucasgilde, in kwaliteit van meester-plateelbakker. Later omstreeks 1660, voegde hij zijn naam Schaeck toe, en ging hij in dienst van Joris Mesch, om zijn vestiging te leiden in maart 1661.
In 1654 stierf Jannetje Abrahams, met wie hij meerdere kinderen kreeg. Toen hij weduwnaar werd, hertrouwde hij op 14 april 1675 met Ryckje Lourens Hasenduyn, weduwe van Cornells van der Woorm.
Jan Frédèric Jansz. Kriekelioen trouwde op 11 oktober 1659 met Vroutge Pieters. Zijn huwelijksakte geeft hem de kwaliteit van plateelschilder. Hij woonde in de Rysselstraat. Zijn oorspronkelijke Franse naam is Criquillion. Zijn zoon Frederic Jansz. Criekelioen, plateelbakker in 1682. Jan Sicktis Van Den Houk werd toegelaten in de hoedanigheid van meester-plateelschilder op 17 oktober 1659.
Op 19 september 1661 ging Jan Sicktis of Sirrus Van Der Home naar Joris Mesch, in de kwaliteit van meesterknecht, met de missie om zijn vestiging te leiden. Hij verving Jan Oette Van Schagen, die oorspronkelijk deze plaats had bezet. Op 11 juli 1701, trad hij opnieuw in dienst bij Marcelus de Blugt. Ook Jan Van Der Houk signeerde een aantal stukken uit het bedrijf.
Jan Jansz. van der Laen / Laan, geboren in 1655 te Delft, plateelbakker, gehuwd op 21 augustus 1661 te Delft met Sara Jacobsdr. van de Wal. Hij hertrouwde op 23 januari 1666 te Delft met Jaepje Dirckx van de Pijl.
Jan Jansz. van der Laan, hertrouwde op 26 februari 1695 te Delf met Marija Lantsot, weduwe van Jan Abrahamsz. Blieswijck. Op zestig jarige leeftijd hertrouwde hij op 6 maart 1715 met Anna van der Voest. Op 29 januari 1675 werd hij opgenomen en erkend als meester-plateelbakker tot de Sint Lucasgilde en maakte een zesjarige verbintenis met de plateelfabriek “De Drye Clocken” opgericht in 1671 door Simon Jansz. Mesch en zijn vrouw Barbara Cornelisdr. Rotteveel. Hij vernieuwde zelf zijn contract, afgezien van een korte afwezigheid die hij maakte (3 maart 1691, tot 6 april 1693), bleef hij altijd verbonden aan deze fabriek.
Het plateelbedrijf “’t Hart” bleef in handen van de familie Mesch tot in 1745.
Daarna werd Hendrick van Middeldijk de eigenaar. De plateelbakkerij sloot zijn poorten in 1762.
De Wildemanspoort 1661 - 1681
Opgericht in 1661. De eigenaars: Steven Dircksz. van Kessel, Sebastian van Cuyck / Kuyck en Augustyn Reygersbergen.
Sebastiaan Maartensz. van Cuyck, plateelbakker, geboren ca.1625 en begraven op 21 november 1678 te Delft, trouwde met Catharina Mauriksz. Van Steenhuysen (†1681). Sebastiaan werd meester-plateelbakker benoemd op 15 mei 1662 door de St.Lucasgilde.
Na hem kwam het bedrijf in het bezit van zijn schoonzoon Cornelis Willemsz. Holaert.
Cornelis Willemsz. Holaert, plateelbakker, geboren in 1651 en overleden op 13 oktober 1716 te Delft, huwde op 23 november 1681 met Krijntje van Cuyck, dochter van Sebastiaan Maartensz. van Cuyck, en Catharina Mauriksz. Van Steenhuysen. Hij veranderde het bedrijf van naam in 1681 in “De Twee Wildemannen”.
Mattheüs van den Bogaert was er eigenaar van in 1757. Willem van Beek volgde hem op.
Willem van Beek, eigenaar, gedoopt op 6 maart 1725 te Delft en er overleden op 17 januari 1796 , liet in 1764 zijn merk registreren. Hij was gehuwd met Adriana van Dorp. Hun zoon van Willem ( 1688-†ca.1740) plateelschilder, gehuwd in 1716 te Delft met Elsje Bellaert (1690-1763)
Daarna kwam de familie Harlees die ook de eigenaars waren van “De Porceleyne Fles”.
Agatha Harlees verkocht in 1794 het bedrijf.
“De Drye Clocken” 1669 - 1841
Opgericht in 1669 door Joris Mesch. Na zijn overlijden in 1674 nam zijn vrouw Judith van Velsen en haar schoonbroer Simon Mesch en zijn vrouw Barbara Rotteveel het bedrijf over. ( Barbara Rotteveel was plateelbakster en lid van de St.Lucasgilde). Zij waren werkzaam in het bedrijf:
- Jan Jansz. van der Laan, meester-plateelbakker, geboren in 1655 te Delft, nam de leiding van het bedrijf over van 1675 tot 1693. Vertrok vandaar als bedrijfsleider naar “’t Hart”.
- Abraham Willemsz. Gael, plateelschilder, gedoopt op 27 januari 1633 te Haarlem trouwde op 2 april 1657 te Delft met Agnietgen Nathanaëlsdr. de Vos (1633-1686). Hij overleed op 6 februari 1695 en werd op 10 februari in de Nieuwe Kerk te Delft begraven.
- Willem Abrahamsz. Gael, plateelschilder, gedoopt op 20 augustus 1665 te Delft en er begraven op 16 januari 1714 was de zoon van Abraham, werkte eveneens in “De Drye Clocken”. Gehuwd op 24 september 1695 te Delft met Geertruid Middendorp (1657-1740).
Pieter Simon Mesch nam in 1706 de plateelbakkerij over en leidde het bedrijf tot 1725. Pieter Mesch zijn vrouw was een Geijr.…van der Does. Of het een zuster was van Dirck van der Does, heb ik niet kunnen terug vinden. Dirck zijn zoon, Adriaen van der Does werd mede-eigenaar in 1728.
Jan Abrahamsz. Gael, meester-plateelschilder, geboren op 16 juli 1660 te Delft en er begraven op 7 juli 1725, trouwde in 1686 met Elisabeth van der Planck (1663-1728). Hij werd eigenaar of mede-eigenaar van het plateelbedrijf “De Drye Clocken”. Kinderen:
- Abram Jansz. Gael, plateelschilder, gedoopt op 22 november 1695 te Delft en is er overleden op 21 september 1734.
- Marytje Jansdr. Gael, gedoopt op 1 januari 1693 te Delft en is er overleden op 24 september 1776 trouwde met Hendrik van de Velde, plateelbakker (1735), geboren in 1699 en begraven op 31 januari 1770 te Delft.
- Cornélia Jansdr. Gael (1698-1761), gehuwd met Adriaen van der Does, meester-plateelbakker.
De schoonzoon van Jan Abrahamsz. Gael, Adriaen van der Does werd op 5 juli 1743 eigenaar van “De Drye Clocken” en werd opgenomen in de St.Lucasgilde als meester-plateelbakker.
Adriaen Dircksz. van der Does, gedoopt op 21 september 1702 te Delft en er overleden op 15 juni 1750, werd in 1728 deelgenoot in het plateelbedrijf “De Drye Clocken”. Hij trouwde in 1725 met Cornélia Jansdr. Gael (1698-1761). Voor zover wij weten hadden zij vier kinderen:
- Maria Adriaensdr van der Does (1725-1792), trouwde op 7 december 1762 te Delft met Cornelis Mom, notaris te Utrecht.
- Dirk Adriaensz van der Does, plateelbakker, gedoopt op 30 augustus 1729 te Delft trouwde met Susanna Margretha Moolenaar (1736-1784).
- Willem Adriaensz. van der Does, plateelbakker, geboren op 17 januari 1734 werd eveneens meester-plateelbakker in “De Drye Clocken” en trouwde op 13 november 1762 met Cornélia Rijshouwer. Willem van de Does liet in 1764 zijn merk registreren.
- Henderina Maria van der Does (1740-1793), trouwde op 11 augustus 1762 te Delft met Johannes (Jan) van Eijk (1734-1816), koopman te Amsterdam.
Na het overlijden van Adriaen in 1750 zette zijn vrouw Cornelia het bedrijf verder.
Het bedrijf kwam in 1799 in handen van een coöperatie. De firma “Jacobus van der Putten & Co” nam de coöperatie over in 1809. Wilhelmina Brouwer (1756-1828), ongehuwde dochter van Gerardus en Maria van Haagen was in de periode 1808 en 1809 nog mede-eigenaar van de coöperatie.
De coöperatie “De Drye Clocken” ging in 1840 een fusie aan met “De Porceleyne Claew”, beide bedrijven werden kort daarop opgegeven.
Dan vinden we nog de volgende plateelbakkerijen:
- De Nagtegaal, opgericht in 1633 en stopte de productie in 1651.
- De Ham, Plateel- en tegelbedrijf, opgericht in 1639, dat zijn poorten sloot in 1726.
- De Gecroonde Theepot, theepotbakkerij/rood aardewerk van Ary de Mile, opgericht in 1689, die zijn productie staakte in 1724.
- Buitenwatersloot, plateelbakkerij, opgericht ca.1669-1717/1732.
- De Hollandsche Daelder, 1696 - 1708/1721.
- De Eendragt, opgericht in de Gasthuisstraat in 1801, de productie werd opgegeven in 1830.
Plateelbakkersknechten, draaiers en schilders, Delft
Dirk Baans, meester-plateelschilder “De Porceleyne Fles”. Geboren in 1670 en begraven op 18 april 1733 te Delft, gehuwd met Marija Anthonijsdr. Bakeé (1678-1748).
- Alexander Baans, plateelschilder, gedoopt op 17 mei 1699 te Delft en er begraven op 23 mei 1738. Gehuwd op 7 april 1720 te Delft met Willemijntje Molet (1695-1741).
Pieter Huibrechtsz. Barbas, tegelbakker, geboren in Delft en begraven op 7 maart 1752 te Delfshaven. Gehuwd op 20 oktober 1708 te Delft met Jannetje Brouwer (†1736).
Jacobus Bonard, plateelbakker, gehuwd met Willemina Van den Velden (1761-1833).
Cornelis Boursette, plateelbakker, begraven op 26 april 1797 te Delft. Gehuwd op 10 maart 1757 te Rotterdam met Francisca de Roo (1726-1800).
Heindrick Abrahamsz. Bredervelt, plateelschilder, geboren in 1658 te Maassluis en gehuwd op 25 mei 1680 te Delft met Maayke Corstiaensdr. de Groot (†1725).
- Dirck Heindricksz. Bredervelt, plateelschilder, gedoopt op 27 oktober 1689 te Delft en er overleden op 1 augustus 1752.
Petrus Brikko, plateelbakker, geboren in 1720 en begraven op 17 december 1780 te Delft. Hij trouwde op 20 mei 1742 te Delft met Agnes Ongena (°1717).
Cornelis Jansz. Brouwer, plateelschilder, gedoopt op 28 juli 1630 te Delft en er gehuwd op 31 januari 1654 met Josijntje Bartels van der Burgh (1634-1666).
- Bartel Cornelisz. Brouwer, plateelschilder, gedoopt op 26 oktober 1655 te Delft en er begraven op 13 november 1698. Gehuwd op 11 mei 1680 te Delft met Annetje Cornelisse van der Valck (°Delft,1655).
Arij Cornelisz. Brouwer, plateelschilder, gedoopt op 9 december 1664 te Delft en er begraven op 30 december 1727. Zoon van Cornelis Dirkse Brouwer en Jannetje Ariens van Drijen. Gehuwd op 19 juli 1699 te Delft met Marija du Pon (1676-1752).
Dirk Brouwer, plateelbakker - geboren op 12 februari 1641 te Delft en er overleden op 10 februari 1692. Hij trouwde op 6 april 1665 te Delft met Josijntje Willemsdr. Blom (†1691).
- Hendricus Dirksz. Brouwer, plateeldraaier / plateelschilder, geboren op 2 augustus 1665 te Delft en er overleden op 9 februari 1718 trouwde op 13 augustus 1689 te Delft met Jannetje van der Houve / Hoeve (1665-1702), dochter van Maerten Jacobsz. en Aaltje Claes Ravenstein. Broer van Huibrecht Brouwer (1646-1697).
- Willem Dirksz. Brouwer, plateelschilder, geboren op 30 september 1674 te Delft, gehuwd met Anna de Vijt (†1721).
Huibrecht Brouwer, meester-plateelbaker en plateelschilder, geboren op 12 augustus 1646 te Delft en er overleden op 8 maart 1697. Hij trouwde in ca.1678 met Jannigje Pieters Kuitmans, meester plateelbakster en plateelschildster.
Franciscus Cedée, plateelbakker, geboren op 6 september 1710 te Delft en er begraven op 24 februari 1739. Hij trouwde op 9 juni 1731 te Delft met Johanna Jannetje Jeris (1711-1795).
- Franciscus Cedée, plateelbakker, geboren op 28 juli 1731 te Delft en er begraven op 19 september 1782. Hij trouwde op 11 augustus 1754 te Delft met Petronella Gerritsen (1727-1789).
Joost Centen, plateelbakker, getrouwd op 18 oktober 1620 te Delft met Crintjen Engelen.
Willem Coester, plateelbakker, gedoopt op 3 oktober 1751 te Delft en er gehuwd op 16 mei 1779 met Maria van Bemmelen (†1820).
Ary Jacobsz. Corsendonk, plateelschilder, geboren in Gouda en begraven op 14 december 1669 te Delft, gehuwd op 7 november 1632 te Gouda met Sara Jansdr. Huyboom (†1679). Aangenomen door de St.Lucasgilde en tot meester-plateelschilder benoemd op 9 augustus 1677.
Jacobus de Caluwe, plateeldraaier, gedoopt op 8 november 1734 te Delft en er begraven op 17 november 1773. Gehuwd op 10 mei 1767 te Delft met Marija Schildwagter (1739-1775).
Leendert Jacobsz. de Coninck, plateelschilder, geboren op 3 januari 1676 te Delft en overleden op 29 september 1718. Gehuwd op 6 juni 1694 te Blieswijk met Aeltge Jansdr. de Vree (1667-1736).
Hendrik de Kooning, plateelschilder, geboren op 19 april 1799 te Delft en er overleden op 9 januari 1841. Gehuwd op 30 mei 1827 met Catharina Willemsdr. de Hoog (1787-1859).
Gerrit Gerritsz de Lange, plateeldraaier, geboren in 1665 en gehuwd op 26 juli 1693 te Delft met Annetje Ariens (°1670), dochter van Gerrit en Marijtge Carels Godefroij (1641-1699).
Johannes de Meyer, plateelbakkersknecht, gedoopt op 3 september 1749 te Delft en er overleden op 27 oktober 1803. Gehuwd met Anna Hederik (1747-1812).
Alexander de Raad, plateelbakker, gedoopt op 1 januari 1732 en gehuwd op 1 juni 1760 te Delft met Jannetje Rochusse Kunst (1737-1778). Zijn was de zuster van de plateelbakker Pieter Rocusz. Kunst (1734-1807).
Johannes de Roo, plateelschilder, gedoopt op 22 november 1661 te Delft en er gehuwd op 4 juni 1691 met Geertruit Baarsenburg.
Johannes de Roo, plateelbakkersknecht, geboren op 6 december 1792 te Gravelinde (Fr.) en overleden te Delft op 26 oktober 1859. Gehuwd met Allegonda Hermse (°Nijmegen, 1784-1843).
Jacobus de Roo, plateelbakkersknecht, gedoopt op 27 juni 1802 te Delft en er overleden op 29 april 1849. Gehuwd te Delft op 22 augustus 1827 met Susanna Elisabeth Mutters (1806-1843).
Abraham de Roo, plateelbakker, geboren op 2 september 1830 te Delft en er overleden op 9 maart 1887. Gehuwd op 11 november 1857 te Maastricht met Joanna Jacoba Meij( 1834-1919).
Willem de Visser, plateelbakker, gedoopt op 16 juli 1719 te Delft. Hij huwde op 7 september 1738 te Delft met Joanna Anna van Kempen (1720-1810).
Daniël Abramse de Vos, plateelbakker / plateelschilder, geboren op 4 januari 1728 te Delft en er overleden op 23 december 1796. Hij trouwde op 14 januari 1753 te Delft met Joanna Jannetje Biesbak (1732-1778).
- Abraham de Vos, plateelschilder, gedoopt op 21 januari 1754 te Delft en er begraven op 23 oktober 1810. Hij trouwde op 21 oktober 1773 te Delft met Louisa Van Engelen (1751-1796).
- Daniël de Vos, plateelschilder, gedoopt op 31 december 1775 te Delft en er overleden op 15 juni 1813. Zoon van Abraham de Vos en Louisa Van Engelen. Hij huwde op 5 mei 1799 te Delft met Pieternelle Reeser (1781-1854).
Tjerk Claessen de Vries, plateelschilder, begraven op 10 juni 1752 te Delft en gehuwd op 24 april 1718 te Harlingen met Aaltje Johannes Greijdanus (†1738).
Jan Jansz. de Vroom, plateelbakker, geboren op 15 maart 1668 te Delft en gehuwd op 17 juni 1696 te Delft met Annetje Jansdr. Oversloot (1664-1739).
Jacob Gijsbrechtszn. den Hengst, plateelschilder, gedoopt op 20 juli 1621 te Delft en er gehuwd op 16 juni 1641 met Magdalena Claesdr. ….. (1620-1689).
Gijsbertus Jansz. den Hengst, plateelbakkersknecht, gedoopt op 27 maart 1783 te Delft en er overleden op 17 november 1814. Gehuwd op 30 mei 1803 te Delft met Marija Adrijana Piera (1773-1809).
Johannes Denie, plateelbakkersknecht, geboren Languedoc (Fr), gehuwd op 1 mei 1757 te Delft met Johanna Christina Nobel.
Jacobus Drevin, plateelbakker / plateelschilder, geboren op 23 augustus 1802 te Delft en er overleden op 31 augustus 1852. Gehuwd op 16 mei 1821 te Delft met Maria van Oorschot (1800-1852).
Pieter Pietersz. Duijven, plateelbakkersknecht, gedoopt op 12 oktober 1659 te Delft en er begraven op 6 mei 1705. Hij huwde op 12 september 1683 te Delft met Rebecca Laurensdr. Van Waart (1662-1709).
Joost du Pon, plateelschilder, gedoopt op 2 maart 1645 te Delft en er begraven op 1 maart 1695. Gehuwd op 8 december 1668 te Schipluiden met Martijntje Louijs du Cerf (1641-1724).
Pieter Isaacsz. du Pon, plateelschilder, gedoopt op 27 mei 1732 te Delft en er gehuwd op 11 september 1752 met Anna Marlee … (1718-1759).
Pieter Pietersz. Du Pon, tegelbakker, geboren op 13 december 1804 te Delft en er overleden op 1 november 1853. Gehuwd op 11 februari 1835 te Delft met Hendrina Susanne Kramer (1811-1888).
Petrus Johannes Gerbrands, meester-plateelschilder “De Procelyne Fles”, geboren op 10 januari 1867 te Delft en er overleden op 13 november 1951. Gehuwd op 22 november 1893 te Delft met Catharina Apollonia van der Hoeven (1874-1950).
Cornelis Maertensz. Hartichsvelt, plateelbakker, huwde op 5 februari 1617 te Delft met Lijsbeth Boeckels van de Burch. Haar zuster Trijntgen Boeckels van der Burch (†1655) wonende in de Pluijmpot trouwde op 19 mei 1613 te Delft met Pieter Huijgensz. …, plateelbakker, overleden op 21 oktober 1624 te Delft.
Andries Hederik, plateelbakkersknecht, geboren op 26 januari 1792 te Delft en er overleden op 7 april 1840. Gehuwd op 20 oktober 1811 te Delft met Jannetje van de Waaijfoort (1793-1871).
Pieter Pietersz. Heesterman, plateeldraaier, gedoopt op 8 december 1675 te Delft en er begraven op 20 januari 1729. Hij huwde op 31 maart 1698 te Delft met Elisabeth le Fèvre (1679-1708) en hertrouwde op 10 juni 1708 te Delft met Maria Ariens Burghoorn (†1715).
Cornelis Ariens Hopman, plateelschilder, gehuwd op 25 mei 1693 te Delft met Aagje Theunis Westhoorn (°Delft, 1671). Na Cornelis overleden op 17 januari 1694 hertrouwde Aagje Westhoorn in 1699 met Arij Cornelisz. Kunst.
Salomon Claesz. Horst, plateelschilder, gehuwd op 12 november 1672 te Delft met Grietge Dirckdr. van Son (†1722).
Roeland Kopperseur, plateelbakker, gedoopt op 22 juni 1701 te Delft en er overleden op 11 juni 1776. Hij trouwde met Geertrui Edikshoven.
Thomas Pleunsz. Koster, plateeldraaier, geboren op 14 december 1660 te Delft en er begraven op 27 juni 1724. Hij trouwde met Catreijna Dirricka Rotshoeck (1656-1734).
Hendrik Kruger, plateelbakkersknecht, gedoopt op 8 april 1788 te Delft en er overleden op 20 juni 1826. Gehuwd op 25 december 1816 te Delft met Maria Willemse …(†1791).
Jannigje Pieters Kuitmans / Keuijtmans, meester-plateelbakster en plateelschildster. Zij trouwde in ca.1678 met Huibrecht Brouwer, meester-plateelbaker en plateelschilder, geboren op 12 augustus 1646 te Delft en er overleden op 8 maart 1697. Hij was de broer van Dirk Brouwer, plateelbakker.
Adrianus Kuijkhoven, plateelschilder, gedoopt op 5 januari 1713 te Delft en er overleden. Gehuwd met Joanne van Oostenrijk (†1755).
Joannes Kuijkhoven, plateelschilder, gedoopt op 25 januari 1765 te Delft en er overleden op 28 januari 1818. Gehuwd op 26 april 1793 te Delft met Gertrudis Vastenauw (1769-1808).
Cornelis Jansz. Kunst, plateelschilder, gedoopt op 17 januari 1638 te Delft en er begraven op 25 februari 1673. Zoon van Jan Cornelis (1600-1661) en Aaltje Claesdr. Ravensteyn (1603-1674). Cornelis Jansz. Kunst trouwde met Emmerentia Wemmertsdr. Hoppesteyn (1634-1722), zuster van Jacob Wemmertsz. Hoppesteyn (1626-1671).
- Arij Cornelisz. Kunst, plateelschilder, gedoopt op 1 september 1666 te Delft en er begraven op 9 juni 1724. Gehuwd op 18 april 1699 met Aagje Theunis Westhoorn (1671-1727), de weduwe van de plateelschilder Cornelis Ariens Hopman (†1694).
- Rochus Cornelisz. Kunst, plateeldraaier - gedoopt op 22 november 1668 en getrouwd met Elise Jacobs Stuijlingh.
Pieter Rochusz. Kunst, plateelbakker, gedoopt op 14 oktober 1734 te Delft en er begraven op 3 september 1807. Hij trouwde op 13 juli 1777 te Delft met Elisabeth Hoevenaar (1732-1794). Hij was de schoonbroer van Alexander de Raad, plateelbakker - gehuwd met Jannetje Rochusse Kunst.
Arij Kunst, plateelbakkersknecht, zoon van Rocus (1710-1767) en Christina Boxmeer (1707-1785), gedoopt op 25 april 1745 te Delft en er overleden op 25 februari 1803. Gehuwd op 3 augustus 1766 te Delft met Geertruida Knother (1744-1814).
- Rocus Adrijsz. Kunst, plateelbakkersknecht, gedoopt op 13 januari 1778 te Delft en er overleden op 21 februari 1850. Gehuwd op 15 mei 1802 te Delft met Petronella Stokking (1780-1833).
Cornelis Kunst, plateelbakkersknecht, geboren ca. 1731 en overleden in 1753 te Delft. Gehuwd op 9 november 1776 met Cornélia Verhaage (1751-1818).
Anthonius Gerritsz. Kunst, plateelschilder (1821), geboren op 24 december 1778 te Delft en er begraven op 31 augustus 1840. Hij trouwde op 15 april 1798 te Delft met Antje de Vos (1779-1829).
Jan Kuijs / Kuyk, plateelschilder, gehuwd in 1673, Pijnacker met Agnieta Kuijs (°Delft,1646), weduwe van Huibrecht van Eijk.
Willem Mackbeé, plateeldraaier, begraven op 6 juni 1719 te Delft en gehuwd met Annetgen van der Vest (1633-1708).
Hendrik Manger, plateelbakkersknecht, geboren in 1798 te Delft en er overleden op 8 december 1848. Gehuwd op 22 maart 1820 te Delft met Cornélia van de Burgh (1802-1866).
Jan Mensert, plateelbakkersknecht, gedoopt op 14 december 1745 te Delft en er overleden op 31 maart 1819. Gehuwd op 3 oktober 1772 te Delft met Jannetje Heedrik.
Jan Mesch (ca.1590) huwde met Aeltje Simondr. Voorburgen en voor zover wij weten hadden zijn drie zonen en een dochter: Johan Jansz., Joris Jansz.(†1674), Simon Jansz.(†1679) en Elisabet Jansdr. Mesch.
- Joris Jansz. Mesch, plateelbakker, huwde met Judith Philipsdr. van Velsen. - Johannes Jorisz. Mesch huwde met Catarina van Kleynoven, dochter van Quirijnus (†1695) en Engeltje Pietersdr. Oprust (†1699). Johannes zoon Quirinus Mesch, plateeldraaier / schilder, geboren op 20 augustus 1677 te Delft en gehuwd met Margaretha den Appel (1685-1718) dochter van Jan (1657-1696) en Maria van Leeuwen (1656-1717).
- Simon Jansz. Mesch, notaris en plateelbakker, huwde op 28 september 1650 te Delft met Barbara Cornelisdr. Rotteveel (°Delft,1627). Het echtpaar had vijf kinderen: Elisabet Simonsdr. (°1651), Maria Simonsdr.(°1652), Simon Simonsz. (1653-1713), Johannes Simonsz. (°1655) en Pieter Simonsz. (ca.1657-1725).
Opgevolgd werd Simon Jansz. in 1706 door zijn zoon Pieter Simonsz. Mesch en vervolgens door de weduwe Van der Doers (1759) en in 1764 door zijn zoon Willem.
Willem Mortier, plateelschilder, geboren in 1740 te Delft en er gehuwd op 5 mei 1765 met Barbara de Visser (1733-1817).
Jacobus Olijff, plateeldraaier / plateelschilder, geboren in 1765 en begraven te Delft op 8 juli 1714. Gehuwd met Maria Joosten van Leeuwen en hertrouwd op 30 november 1692 te Delft met Jannetge Ewouts de Roos (†1705).
Carel Palmentier, plateelschilder, gedoopt op 31 december 1722 te Delft en er begraven op 1 november 1757. Gehuwd op 19 januari 1744 te Delft met Elisabeth Macor (†1781).
Hendrick Jansz. Paridon, plateelschilder, gedoopt op 18 december 1642 te Delft en er begraven op 14 februari 1722. Gehuwd op 26 december 1664 te Delft met Trijntje Willems van der Spek (†1693).
Anthonij Heijndricxsz. Piera, plateeldraaier, gehuwd op 8 augustus 1671 te Delft met Jannitge Jacobs Rijckaert (†1687).
Joost Potter, plateelschilder, gedoopt op 3 juli 1644 te Delft en er begraven op 17 maart 1717. Gehuwd op 25 mei 1669 te Delft met Marijtje Suijdervliet (†1700).
Johannes Provoost, plateelschilder, begraven op 18 juli 1700 te Delft en gehuwd op 1 april 1690 te Delft met Josina Gerrits Beeck.
Hermanus Romberg, plateelbakkersknecht, geboren in 1769 te Delft en er overleden in 1814. Gehuwd met Elsabeth Salenberg (1769-1833).
Petrus Rovers, plateelbakkersknecht, gedoopt op 5 juni 1805 te Delft en er overleden op 27 maart 1856. Gehuwd op 5 mei 1830 te Delft met Joanna Koster (1798-1833).
Hermanus Pietersz. Schoor, plateelbakker, gedoopt op 28 maart 1663 te Delft en er begraven op 30 augustus 1726. Hij trouwde op 27 augustus 1689 te Delft met Korsie Anthonisdr. de Vogel (†1690).
Pieter Joosten Schotte, plateelschilder, gehuwd op 10 mei 1620 te Delft met Geertje Goossens.
Adriaen Schreuder, plateelbakker, gedoopt op 5 mei 1771 te Delft en er overleden op 23 februari 1837. Gehuwd op 16 juli 1803 te Delft met Alida Rijp (1781-1841).
Isaac Arentsz. Soubrée, plateelschilder, gedoopt op 30 november 1625 te Delft en gehuwd op 24 mei 1649 te Delft met Trijntje Leenderts Swaenshals (1626-1703).
Theunis Thijs Spaendonck, plateeldraaier, trouwde op 15 augustus 1699 te Delft met Dickje Pieterdr. Schoor (1672-1748).
Dirk Cornelisz. Stolk, plateelbakkersknecht, gedoopt op 11 november 1768 te Maassluis en overleden te Delft op 26 juli 1810. Gehuwd op 20 maart 1796 te Delft met Maria Emmikhuijzen (1768-1843).
Julianus Bartholomeüs Storm, plateelbakkersknecht, gedoopt op 19 februari 1794 te Delft en er overleden op 5 november 1871. Gehuwd op 27 april 1820 te Alpen met Martetje van Heiningen (1792-1868).
Antonius Franciscus Storm, plateelbakkersknecht, gedoopt op 3 oktober 1807 te Delft en er overleden op 26 oktober 1877. Gehuwd op 31 mei 1837 te Delft met Gerritje van Elzen (1811-1877).
Teunis Willemsz. Toeslager, plateelschilder / plateeldraaier, geboren op 26 januari 1662 en overleden in Delft in 1726, gehuwd met Geertrui Arensdr. Bot (†1728).
Arij Willemsz. Toeslager, plateelschilder, gehuwd op 10 november 1685 te Delft met Geertruid Reusbergen (†1688).
Anthonij Toussaint, plateel- en tegelschilder, zoon van Marcus (†1658) en Ester Antoon de Reviere, geboren op 8 december 1641 te Delft en er overleden op 29 mei 1670. Gehuwd op 24 oktober 1665 te Delft met Maria Simondr. van der Pijl.
Daniel Aertsz. Valck, plateelschilder, gedoopt op 3 maart 1665 te Delft, gehuwd op 28 september 1687 te Delft met Jannetje Hendricks van Bueren.
Cornelis Aertsz. Valck, plateelschilder, gedoopt op 1 juni 1668 te Delft en er begraven op 7 juni 1717. Gehuwd op 20 juni 1693 te Delft met Belia Jans van Duijst (†1740).
Jan Gerrits van Aert, plateelschilder / draaier. Gehuwd op 15 december 1691 te Delft met Maria Joris Segoor (°Delft, 1665).
Frans van Battum, plateelbakker, geboren op 19 mei 1726 te Delft en er overleden op 19 mei 1762. Hij trouwde op 20 mei 1752 te Delft met Jacoba van der Tas (1728-1793).
Gerrit Willemsz. van Beek, plateelschilder, geboren op 31 augustus 1678 te Delft en er overleden op 25 december 1728. Gehuwd op 17 mei 1696 te Delft met Grietje Leenderts van Buijtenen (1678-1741). (zie “De Twee Wildemannen”)
Albertus Van Bemmelen, plateelschilder, gedoopt op 24 december 1733 te Delft en er overleden op 21 april 1771. Gehuwd op 18 juni 1752 te Delft met Jacoba Rijkwaert (1728-1768).
Arent Jansz. van Bolgersteijn, plateelschilder, geboren op 12 januari 1644 te Delft en gehuwd met Catarina Heindricx van Schrickenbergh.
Leendert Dircksz. van Boxmeer, plateelschilder, gedoopt op 14 november 1658 te Delft en gehuwd op 13 maart 1683 te Delft met Marritje Davidsdr. van Dockum (†1706).
Jacob van Cuyck / Kuyck, plateeldraaier, geboren op 7 december 1700 te Delft en er overleden op 14 juni 1737. Hij huwde op 18 juni 1730 te Delft met Anna S’Jacob (1707-1782).
Pieter Ruthsz van Dalen, plateelbakker, gehuwd met Pieternelle Francken Voorstadt.
- Franck Pietersz. van Dalen, plateelschilder, geboren op 3 maart 1665 te Delft en er begraven op 3 januari 1729. Gehuwd op 30 mei 1688 te Blieswijk met Pleuntje Jansdr. de Vree (1662-1718).
- Jan Pietersz. van Dalen, plateelschilder, geboren op 3 oktober 1666 te Delft en er begraven op 27 januari 1728. Gehuwd op 10 mei 1692 te Delft met Neeltje Jansdr. de Vree (1665-1751).
- Markus Pietersz. van Dalen, plateelschilder, gedoopt op 6 maart 1672 te Delft en er overleden op 12 december 1737. Gehuwd op 23 april 1701 te Delft met Jobge van der Burgh (1676-1750). Schoonzoon van plateelbakker, Cornelis Jacobsz van der Burgh en Maartje Pieters (†1631).
Abraham Abrahamsz. van de Vijver, plateeldraaier, gehuwd op 2 juni 1685 te delft met Susanna van Oorthogen (°1662).
Cornelis Corstiaansz. van den Abeele(n), plateeldraaier, geboren op 25 december 1667 te Delft en er overleden op 5 februari 1731. Hij huwde op 27 december 1693 te Berkel en Rodenrijs met Marijtje Jansdr. de Vree (1672-1728).
Walraven Jansz. van den Bogaert, plateelschilder, gedoopt op 17 september 1655 te Delft. Gehuwd op 23 februari 1675 te Delft met Reijmtje Jans van Boucken (1643-1712).
Jeremias van den Boogert, plateelschilder, gedoopt op 28 februari 1785 te Delft en er overleden op 27 juli 1836. Gehuwd op 10 juni 1804 te Delft met Petronella Koolhoven (1785-1864).
Hendrick Hendericksz. van den Bosch, plateelschilder, gedoopt op 12 november 1713 te delft en er begraven op 19 december 1798. Gehuwd op 9 april 1735 te Delft met Maria Heindricks van der Zee (1715-1782).
Hendrik Hendricksz. van den Bosch, tegelbakker, geboren op 26 januari 1736 te Delft en er overleden op 20 september 1806. Gehuwd met Anna van Berckel.
Pieter van den Bosch, plateelschilder, gedoopt op 15 december 1737 te Delft en er begraven op 30 maart 1798. Gehuwd op 13 juni 1762 te Delft met Maria Baan (1734-1802).
Hendrik Joosten van der Aart, plateelschilder, geboren in Delft en er begraven op 1 juli 1713. Gehuwd op 14 april 1681 te Delft met Lisbeth Goossens Leeling (†1720).
Jesaias (Jan) van der Beek, plateelbakker, gedoopt op 24 januari 1725 te Delft en er begraven op 20 maart 1801. Hij trouwde op 21 mei 1752 te Delft met Liedewij Waar (1727-1811).
Louris Philips van der Block, plateelschilder, gedoopt op 17 oktober 1660 te Delft en er gehuwd op 14 juni 1682 met Kniertje Jaspers Hogendorp.
Beukel Jans van der Burgh, plateelbakker, overleden op 24 november 1665 te Delft, getrouwd op 12 november 1651 te Delft met Maertge Hendericxsdr. Diependaal (†1671).
- Johannes (Jan) Beukelsz. van der Burgh, plateelbakker, gedoopt op 26 februari 1653 te Delft en overleden vóór 1682 in Den Haag. Hij trouwde met Cornelia Hendriksdr. Stam(me) (1660-1725).
Cornelis Jacobsz van der Burgh, plateelbakker, huwde op 24 september 1623 te Delft met Maartje Pieters (†1631). (acht kinderen).
- Coenraad Cornelisz. van der Burgh, plateeldraaier, gedoopt op 31 augustus 1651 te Delft en er begraven op 24 december 1703. Hij trouwde op 10 mei 1665 te Delft met Maria Salomonsdr. du Flo.
- Pieter Cornelisz. van der Burgh, plateeldraaier, huwde op 16 juli 1673 te Delft met Maritje Marcusse Toussaint de Vroo (°Delft, 1645).
- Jobge van der Burgh (1676-1750) gehuwd met plateelschilder Markus van Dalen (1672-1737).
Jacobus van der Cool, plateelbakker, gedoopt op 18 juni 1645 te Delft en er overleden op een leeftijd ongeveer 55 jaar. Hij trouwde te Delft in 1678 met Catharine Bommelaar (1648-1697).
Adriaen Dirksz. van der Does, meester-plateelbakker, gedoopt op 21 september 1702 te Delft en is er overleden op 15 juni 1750. Hij werd in 1728 deelgenoot in het plateelbedrijf “De Drye Clocken”. Hij trouwde in 1725 met Cornélia Jansdr. Gael (1698-1761), dochter van Johannes Abrahamsz. Gael, (1660 -1725) en Elisabeth van der Planck (1663-1728).
- Maria Adriaensdr van der Does (1725-1792), trouwde op 7 december 1762 te Delft met Cornelis Mom, notaris te Utrecht.
- Dirk Adriaensz van der Does, meester-plateelbakker, gedoopt op 30 augustus 1729 te Delft trouwde op 16 april 1758 te Delft met Susanna Margretha Moolenaar (1736-1784).
- Willem Adriaensz. van der Does, plateelbakker, geboren op 17 januari 1734 werd eveneens meester-plateelbakker in “De Drye Clocken” en trouwde op 13 november 1762 met Cornélia Rijshouwer.
- Henderina Maria van der Does (1740-1793), trouwde op 11 augustus 1762 te Delft met Johannes (Jan) van Eijk (1734-1816), koopman te Amsterdam.
Willem Gijsbregtsz. van der Dol, plateeldraaier, geboren op 10 januari 1679 te delft en er overleden op 28 augustus 1753. Hij trouwde op 3 augustus 1698 te Delft met Petronella Barentsdr van der Sparre (†1721).
Elias Leendertsz. van der Hoek, plateelschilder, gehuwd op 19 juni 1683 te Delft met Annetge Cornelisdr. Bonsert.
Maarten Jacobsz. van der Houve, plateelbakker, overleden in december 1635, getrouwd op 28 november 1627 te Delft met Aaltje Claasdr. Ravesteijn (1603-1674).
Salomon Jacobsz. van der Houve, plateelbakker, begraven op 29 april 1673 te Delft.
Jan Jansz. van der Laen, plateelbakker, gehuwd op 23 januari 1666 te Delft met Jobpje Dirckx van de Pijl.
Jan Jansz. van der Laan, plateeldraaier, gehuwd op 26 februari 1695 te Delf met Maria Lantsot, weduwe van Jan Abrahamsz. Blieswijck.
Frans Boudewijns van der Lande, plateelschilder, gedoopt op 8 maart 1650 te Delft en gehuwd op 1 december 1669 te Delft met Fijtge Joris van der Schout.
Hermanus van der Lee, plateelbakker, geboren op 18 januari 1731 te Delft en er overleden in 1796. Hij huwde op 31 augustus 1760 te Delft met Alida Oudshoorn (1728-1825).
Hendrick Pietersz. van der Rein, plateelbakker, getrouwd op 2 augustus 1609 te Delft met Lyntge Jansdr.
Lenaert Pietersz. van der Rein, plateelbakker, getrouwd op 24 april 1611 te Delft met Dignum Claesdr. (†1642).
Dirck Aryensz. van der Sloot, plateeldraaier, gedoopt op 18 oktober 1635 te Delft en er begraven op 2 september 1680. Gehuwd op 18 februari 1662 te Delft met Maria Jansdr. Rees.
Arij Melisz. van der Sloot, plateeldraaier, gedoopt op 12 augustus 1670 te Delft. Hij huwde op 18 mei 1692 te Delft met Neeltge Abrams Westerbaen (†1699) en hertrouwde op 23 augustus 1699 te Delft met Agata Claas Spanjersberg ( 1664-1737).
Johannes Pietersz. van der Sluis, plateelschilder, gehuwd op 15 juni 1687 te Delft met Maria Pieters van der Sprenkel (†1743), zuster van de plateeldraaier Robbregt.
Robbregt van der Sprenkel, plateeldraaier, gehuwd op 27 augustus 1684 te Delft met Cornelia Jacobs van de Bilt (†1693) en hertrouwd op 16 juli 1695 te Delft met Johanna van Kessel. Hij was de schoonbroer van de plateelschilder Johannes van der Sluis.
Cornelis Pietersz van der Storm, plateelschilder, gedoopt op 9 november 1653 te Delft en er begraven op 6 maart 1700. Gehuwd op 24 oktober 1676 te Delft met Jacomijne Dircks van Ee (1655-1701).
Pieter van der Storm, plateelschilder, gedoopt op 2 februari 1679 te Delft en gehuwd op 9 november 1698 te Delft met Marijtje van der Buis.
Pieter Abrahamsz. van der Tant, plateelschilder, gedoopt op 10 januari 1659 te Delft en er gehuwd met Annetgen Regeer.
Jasper Abrahamsz. van der Tant, plateelbakker / plateelschilder, gedoopt op 22 december 1662 te Delft en er begraven op 14 januari 1714. Gehuwd met Cornelia Regeer (1659-1730).
Dirk Claasz. van der Vest, plateelbakker, trouwde op 27 augustus 1623 te Delft met Marrigje Vriesdr. van Drunen (°ca.1592).
Claes Gerritszn. van der Vest, plateelschilder, gehuwd op 30 april 1645 te Delft met Hillegont Bastiaensdr. …..
Hendrick Hendricksz. van der Zee, plateelschilder, gedoopt op 13 augustus 1665 te Delft en er overleden op 16 september 1742. Gehuwd op 26 december 1688 te Delft met Maria Jans van Osch (†1737), dochter van de plateelschilder Jan Arents van Osch (†1674) en Grietje Coddewijk (1640-1724).
Matthijs Simonsz van Diepen, plateelschilder, gehuwd op 1 oktober 1690 te Delft met Maria Willemsdr. Toeslager.
Lodewijk van Drongelen, plateelbakker, gedoopt op 25 maart 1770 te Amsterdam en overleden op 15 januari 1837 te Delft. Gehuwd op 15 januari 1837. Gehuwd op 8 april 1792 te Delft met Marijtje Hoksteen (1767-1842).
- Pieter van Drongelen, plateelschilder / plateelbakkersknecht, gedoopt op 22 juli 1792 te Delft en er overleden op 14 december 1865. Gehuwd op 18 mei 1814 te Delft met Catharina Hennink (1792-1874).
Pieter Allen Jansz. van Esch, plateelbakker, geboren in 1625 en getrouwd op 8 november 1654 te Delft met Marijtge Carels Godefroij (†1699).
Josephus van Haaren, plateelbakkersknecht, geboren in 1795 te Delft en er overleden op 2 januari 1866. Gehuwd met Maria Margareta Stuut.
Pieter van Heijeck, plateelschilder, gehuwd op 30 augustus 1620 te Delft met Jannitge Vechters.
De familie van Kessel was gevlucht uit Antwerpen tijdens de Spaanse bezetting.
Dirck Hieronimusz. van Kessel, in 1638 eigenaar van “De Metalen Pot”
Had de plateelbakkerij “De Pauw” opgericht in 1651, in het bedrijf werkte zijn schoonzoon Claes Janz. Messchaert (†1674), getrouwd op 9 mei 1649 te Delft met Anna van Kessel (1626-1651). die later door zijn zoon Steven Dircksz. werd verkocht aan Gijsbrecht Lambrechtsz. Cruyck.
Pieter Hieronimusz. van Kessel, van 1634 tot 1663 eigenaar van”De Vergulde Boot”.
Steven Dircksz. van Kessel, in 1661 mede-eigenaar of oprichter samen met Sébastiaen van Cuyck / Cruyk van “De Wildemanspoort” on 1661. Hij verkocht de plateelbakkerij “De Pauw” later aan Gijsbrecht Lambrechtsz. Cruyck.
Hieronimus Pietersz. van Kessel (ca.1625) “De 3 Vergulde Astonnekens” opgericht in 1655. Mede-eigenaar van de “Metalen Pot” in 1656.
Lucas van Kessel, plateelbakker, begraven op 14 oktober 1682 te Delft en getrouwd op 17 oktober 1660 te Delft met Jannitge Leeuwenhoek (1633-1681). Werd op 22 april 1675 als meester- plateelbakker toegelaten tot de St.Lucasgilde.
Abraham van Leeuwen, plateelbakkersknecht, geboren op 11 januari 1796 te Delft en er overleden op 15 december 1856. Gehuwd op 30 mei 1821 te Delft met Christina Roos (1799-1849).
Marinus van Leeuwen, plateelschilder, geboren in 1746 en overleden op 12 mei 1815 te Delft. Gehuwd op 15 maart 1772 te Delft met Maria Berghuijsen (1750-1839).
Théodorus Anthonius Bernardus van Lingen, plateelschilder, geboren op 9 augustus 1879 te Delft en er overleden in 1955. Gehuwd op 25 oktober 1905 te Delft met Johanna Maria Francisca Peters (1880-1974).
Gerrit Thomasz. van Luijck, plateelschilder, gedoopt op 23 augustus 1643 te Delft en gehuwd met Neeltje Jansdr. van der Meer.
Paulus van Marksveld, plateelschilder, gedoopt op 1 oktober 1752 te Delft en er overleden op 6 juni 1811. Gehuwd op 23 mei 1773 te Delft met Anthonia Bobbink (†1810).
Nicolaus Petrusz. van Nieuwpoort, plateelbakkersknecht, gedoopt op 10 augustus 1752 te Delft en er overleden op 30 november 1809, gehuwd op 16 april 1780 te Delft met Adriana Arnoudusdr. Kruyckhoven (1755- 1834).
Hendrik van Nieuwpoort, plateelbakkersknecht, gedoopt op 29 oktober 1786 te Delft en er overleden op 31 januari 1841. Gehuwd op 11 januari 1815 te Delft met Johanna van der Roefen (1793-1873).
Adriaen van Oosterzee, plateelbakker, gedoopt op 23 november 1729 te Delft en er overleden op 19 januari 1814. Hij trouwde op 26 januari 1766 te Delft met Johanna Mallan (1742-1807).
Jan Arents van Osch, plateelbakker, geboren in 1636 te Tilburg en begraven op 8 februari 1674 te Delft. Hij trouwde op 30 september 1668 te ’t Woudt met Grijetge Theunisdr. Coddewijk (1640-1724). Schoonzoon: Hendrick van der Zee, plateelschilder (1665-1742) gehuwd met Maria Jans van Osch (†1737).
Adrian Jansz van Osch, plateelschilder, gedoopt op 7 februari 1641 te Delft en er begraven op 5 mei 1687. Gehuwd op 24 april 1660 te Delft met Hillegont Cornelisse Kint.
Arien Harmensz. van Rijsselberg, plateelbakker, gedoopt op 23 april 1643 te Delft en er overleden op 22 maart 1687. Gehuwd met Heijtje Cornélia van der Burch (1626-1698), dochter van Cornelis Jacobsz. van der Burch.
- Adry Ariensz. van Rijsselberg, gedoopt op 13 december 1665 te Delft, plateelbakkersknecht.
Corstiaen Gidionsz. van Ruijven, plateelbakker, gehuwd op 3 november 1669 te Delft met Josijntje Pietersdr. van Endhoven.
Frederick Cornelisz. van Santen, plateeldraaier (1665), gedoopt op 31 augustus 1642 te Delft en er begraven op 14 juni 1696. Hij huwde op 10 mei 1665 te Delft met Catharina Jacobsdr. van der Wal (1629-1683).
Philip van Schie, plateeldraaier, gedoopt op 17 oktober 1645 te Delft en er begraven op 2 mei 1686. Hij trouwde op 29 mei 1666 te Delft met Lijsbeth … (1647-1721).
Johannes van Seventer, plateelbakker / plateelschilder, gedoopt op 21 januari 1710 te Delft en er begraven op 15 april 1775. Hij huwde op 8 november 1732 met Catharina van ’t Wout (1710-1776).
Dirck Willems van Sprenchuysen / Sprinckhuysen, plateelschilder, begraven op 10 juni 1672 te Delft. Gehuwd op 17 juni 1646 te Delft met Neeltje Jacobs … (†1698).
Théodorus van Zwanenburg, plateelbakkersknecht, gedoopt op 8 september 1798 te Delft en er overleden op 1 mei 1863. Gehuwd op 7 februari 1821 te Delft met Wilhelmina Deelen (1797-1875).
Jan Vanduyn, tegelbakkersknecht, geboren op 17 januari 1771 te Delft en er overleden op 21 maart 1847. Gehuwd op 22 november 1795 met Catharina de Kok (1770-1835).
Otto Vansteenbergen, plateelbakkersknecht, geboren op 7 januari 1821 te Nieuwaal / Gameren en overleden op 8 maart 1886 te Delft. Gehuwd op 24 juli 1850 te Delft met Cornélia Bontje (1825-1897).
Willem Velthoven, plateeldraaier, zoon van Johannes en Marrigje Gael, gehuwd op 27 mei 1690 te Haarlem met Huijbertje Gael (°Delft, 1663) dochter van Abraham (1632-1695) en Agatha de Vos (1633-1686).
Johannes Jacobsz. Verburgh, plateelschilder, gedoopt op 18 september 1661 te Delft en er gehuwd op 22 november 1682 met Cornélia Jacobsdr. Loventvos (†1728).
Adrianus Verburgh, plateeldraaier, overleden op 31 januari 1732 te Delft en gehuwd op 28 augustus 1689 met Annetge Dirkx van der Dol (1661-1717).
Aart Verschoor, plateelbakker, geboren in 1734 in Delft en er begraven op 22 juni 1799. Op 18 mei 1760 trouwde hij te Delft met Maria van Bemmelen (1738-1811).
- Abraham Verschoor, plateelschilder, gedoopt op 27 juli 1769 te Delft en er begraven op 25 april 1804. Gehuwd op 10 oktober 1789 te Delft met Alida Nieuwmunster (1766-1851).
- Goris Verschoor, plateelschilder, gedoopt op 2 oktober 1774 te Delft en er overleden 25 mei 1820 (ongehuwd).
- Jacobus Verschoor, plateelbakker / plateelschilder, gedoopt op 2 maart 1777 te Delft en er overleden op 28 mei 1814. Gehuwd met Ida Stockmans.
Dirk Vielaars, plateelschilder, gedoopt op 10 juni 1755 te Delft en er begraven op 19 augustus. Gehuwd op 18 januari 1778 te Delft met Maria van Brugge (†1781).
Jacob Jansz. Voorstadt, plateelbakker in 1667. Hij trouwde op 16 juli 1667 te Delft met Catharina Uterants Post (†1671).
Jan Ijsen Wagenburgh, plateelschilder, geboren op 24 september 1669 te Delft en er overleden op 1 november 1718. Gehuwd op 3 mei 1698 te Delft met Willemijntje Antonisse de Vroom (1675-1754).
Jacobus Wijnmaalen, plateelbakkersknecht, geboren op 24 december 1792 te Delft en overleden op 21 maart 1834.
Johannes Joosten Wijnmael, plateelbakker, gedoopt op 15 april 1671 te Delft en er begraven op 30 november 1704. Hij huwde op 6 september 1693 te Delft met Ida van Tertolen.
Cornelis Zuiderwyk, plateelbakkersknecht, geboren in 1765 te Delft en er overleden op 24 mei 1826.
Utrechtse tegelproductie van 1602 – 1994
De tegelbakkerij “Het Sint Mariabolwerk” 1616 - 1721
Gesticht in 1616 door de tegelbakker Jan Gerritsz. Overmeer (ca.1567). Na zijn overlijden op 19 oktober 1631 te Utrecht werd hij opgevolgd door Johannes de Bruijne.
In 1664, in het jaar dat Adriaen van Oort de tegelbakkerij “Oudegracht” opende verhuisde de tegelbakkerij “Mariabolwerk” naar de Bemuurde Weerd. Hebben er gewerkt: Adriaen Claess, tegelbakkers-schilder tot ca.1643 en Jan Pietersz. Wielant, tot 1664.
In 1665 neemt Johannes de Bruyne, de Jonge (°1620) het bedrijf van zijn vader over. Willem van Mourik / Maurik kocht in 1696 de muursteentjesfabriek en baatte die uit tot 1721.
Het plateelbedrijf “Oudegracht”, Agter ’t Weystraat 1664 - 1855
Adriaen van Oort, afkomstig van Groningen kocht vanaf 1658 verschillende percelen grond in Utrecht ter hoogte van Laaggraven. In 1659 op een die percelen omgeven door drassige grond, waar biezen en lis groeide, liet hij op een wat hoger gelegen buitenplaats een huis “De Liesbosch” bouwen. In 1664 richtte Adriaen van Oort samen met een van zijn zonen de tegelbakkerij “Oudegracht” op , gelegen achter ’t Weystraat bij het bolwerk Sterrenburg ten westen van de Oudegracht in het zuiden van de stad. Adriaen Claess keerde uit Amsterdam terug naar Utrecht en werd door Adriaen van Oort aangenomen om als meester-tegelmaker/schilder zijn bedrijf te leiden. Nog in datzelfde jaar vinden we als werknemer, Jan Pietersz. Wielant, tegel- en plateelbakker, die de tegelbakkerij “Mariabolwerk” had verlaten om bij Adriaen van Oort te komen werken.
Waarschijnlijk verwierf François van Oort in 1691 het bedrijf en werd het in 1753 verkocht aan en François Kúvêl (1725-1786). Een van zijn werknemers was Johannes van der Wolk gedoopt in de Domkerk te Utrecht op 18 februari 1748. Johannes van der Wolk verliet in 1771 Utrecht en ging naar Rotterdam, 23 jaar oud, om meesterknecht te worden in de tegelbakkerij “Het Wapen van Dantzich”. Hij werd zelfs eigenaar van de tegelbakkerij in 1784. (zie Rotterdam) Hij overleed op 95-jarige leeftijd te Rotterdam op 15 mei 1843.
Zijn meesterknecht in 1798 was Abraham van Griethuysen, gedoopt op 3 februari 1751 te Utrecht en er overleden op 9 juni 1834. Hij was de zoon van Abraham van Griethuysen, gedoopt op 18 februari 1724 te Utrecht en er overleden op 28 juli 1759, knoopjesdraaier en Aletta van der Vlerk.
Abraham trouwde ca.1773 met Hermina Felix, overleden op 26 maart 1785. Uit dit echtpaar werden er 5 kinderen geboren, waarvan: Abraham van Griethuysen, gedoopt op 5 november 1776 te Utrecht en overleden op 4 maart 1814 te Rotterdam, meester-tegelbakker trouwde met Hendrina Faber, gedoopt op 20 februari 1776 te Rotterdam en er overleden op 29 november 1819.
François Kúvêl overleed in 1786 te Utrecht en werd opgevolgd door Albert Prince. Daarna kwam het bedrijf in 1798 in handen van Gerrit Bruyn en Hendrik Jacob Kraane Poock. Opgevolgd in 1823 door Hendrik Jacob Bruyn, Paulus Bruyn en Pierre Ambroise Bert. Verder gezet door Boudewijn en Jacob van der Mandere in 1834 tot 1839.
Heimerich Camerlingh leidde het bedrijf verder in 1839 samen met David Hendrik Royaards, geboren op 29/08/1790 te Utrecht en gehuwd op 17/11/1813 met Louise Johanna Elisabeth Wierts (1791-1856). David Hendrik overleed op 11/04/1848 en het bedrijf werd voortgezet door zijn zoon Franciscus Marinus Royaards, geboren op 25/12/1816 te Utrecht en overleden op 16/12/1900.
In 1844 verhuisde het bedrijf dat op naam staat van "Rooyaards & Co" van de Oudegracht naar de Twinstraat “Het Lucasbolwerk. Op 6 oktober 1855 werd de tegelbakkerij verkocht en werd in 1867 gesloopt. De familie van de gebroeders Ravestein had bij de liquidatie van het tegel bedrijf een groot deel van de sponsen kunnen verwerven en hun meester-tegelmaker Pieter Antoine van Kasteel, (†1865) werd in 1856 door Johannes Schillemans in dienst genomen om zijn bedrijf “Rotsenburg” te leiden.
De plateetbakkerij “Rotsenburg aan de Vaartse Rijn” 1668 tot - 1894 tot 1918
In 1668 kocht Adriaen van Oort een hofstede met een bijhorende tuin, met een steenoven, loods en theehuis waaraan hij de naam “Rotsoord” gaf. Op het terrein liet hij een huis bouwen waar hij samen met zijn oudste zoon François ging wonen. Naast en achter zijn woning “Rotsoord” liet hij voor Johannes en Gerard nog twee huizen bouwen of verbouwen die hij Rotswijk en Rotsenburg noemt. Na het overlijden van Adriaen van Oort, tegel- en steenfabrikant in 1676, neemt zijn zoon Gerard het tegelbedrijf “Rotsenburg” over. De steenbakkerij laat hij over aan zijn oudste zoon François. Die werd in 1691 door François uitgebreid. Op het einde van de 17e eeuw liet François op het daarnaast gelegen terrein “Rotsoord” een prachtig huis bouwen met koepeldak, geflankeerd door vier torens dat in 1702 werd voltooid. Na het overlijden van Gerard in 1717 verwierf François van Oort ook Rotsenburg. Het huis werd in 1722 verhuurd aan een welstellende dame, Adriana de Visscher (ca.1668-1729) uit Rotterdam, gescheiden in 1715 van een zijdehandelaar Isaac Simonsz. Het perceel werd een bedrijfsterrein.
François van Oort overleed in 1727. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Wouter. Maar Wouter leed aan een ernstige psychische ziekte en werd opgenomen in een krankzinnigengesticht in 1741 waar hij stierf in 1756. Het buitenhuis “Rotsenburg” werd bezien als een duivelsoord, werd bouwvallig en afgebroken.
Daarna werd de deken van het kapittel van Oudmunster van Utrecht Abraham Keer de eigenaar van de percelen en gebouwen. Abraham Keer was een kleinzoon van Johannes van Oort en woonde in 1783 alleen op Rotsoord. Hij was een uitvinder, een duivelskunstenaar zo beweerde men omdat hij met verschillende papieren luchtballon na experimenteerde in de tuin van Rotsoord. Abraham Keer was het die als tweede in Europa met een luchtballon het luchtruim koos. Na zijn dood werd het huis Rotsoord niet meer bewoond en het werd in 1840 afgebroken. Herbouwd werd het twee jaar later en verdween onder de sloophamer in 1956.
In het huis “Rotsenburg” zou de schilder Willem Roelofs (1822-1897), die behoorde tot de Haagse School, er zijn jeugd doorgebracht hebben en er zijn schildersatelier hebben gehad.
Johannes Schillemans, een takabsmakelaar uit Roosendaal, geboren op 13 september 1820 te Zierikzee en zoon van Hubert Petrus (1786-1863) en Anna Maria Liefmans kocht in juni 1855 het buitenhuis “Rotsenburg”, inclusief de 187 jaar oude tegelfabriek en landgoed aan de Vaarste Rijn.
Johannes trouwde op 13 september 1849 te Roosendaal met Anna Cornélia Laarne (1829-1851). Het echtpaar had twee kinderen:
- Hubert Petrus Schillemans, geboren op 30 mei 1850 te Roosendaal en overleden op 23 september 1850.
- Hubert Petrus Schillemans, geboren op 19 mei 1851 te Roosendaal.
Johannes hertrouwde op 7 mei 1856 te Utrecht met Catharina Maria Gerardina ten Haagen (1828-1863). Kinderen:
- Anna Maria Huberdina, (1857-1927).
- Christina Henrica Bernardina (1858-1918).
- Juliana Huberdina Maria
Op 23 juli 1867 hertrouwde hij te Utrecht met Catharina Wilhelma Veldman (1826-1906).
Johannes Schillemans, pas hertrouwd heropenende de tegelfabriek in 1856 en nam Pieter Antoine van Kasteel, (1819-1865) meester-tegelmaker uit de tegelbakkerij op het Lucasbolwerk in dienst om het bedrijf te leiden en te herinrichten. Johannes nam onmiddellijk 25 werknemers dienst en in geen tijd verliep de overgang vrij soepel, duizenden tegels gingen er de deur uit. Zo kwamen er bestellingen uit Havana en Brazilië en waarschijnlijk door bemiddeling van zijn schoonbroer Johannes Veldman, apotheker in stad Semarang (Midden-Java, Indonesië) uit Oost-Indië. Na 1860 waren er in het bedrijf ca. 40 werknemers aan het werk.
In 1865 komt zijn meesterknecht, Pieter Antoine van Kasteel te overlijden en die werd opgevolgd door Albert Vroom.
Zijn zoon uit zijn eerste huwelijk Hubert Schillemans, geboren op 19 mei 1851 te Roosendaal nam de tegelfabriek over in 1879 en kort daarna overleed zijn vader Johannes Schillemans op 23 juli 1879 te Utrecht.
In 1883 nam Hubert deel aan de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling in Amsterdam, waar 28 landen met paviljoens van 1 mei tot 1 oktober vertegenwoordigd waren. De Wereldtentoonstelling had meer dan één miljoen bezoekers van over de hele wereld. Daar ontvang Hubert Schillemans zijn eerste gouden medaille.
Hubert zag het daarna groot en begon op het terrein de fabriek uit te breiden door nieuwe gebouwen te plaatsen en het bedrijf te moderniseren, maar het kapitaal bleek ontoereikend en hij kreeg geen nieuwe leningen meer. Daarna geraakte zijn bedrijf in de rode cijfers zodat door de bank in 1893 het faillissement werd aangevraagd en de massaproductie werd gestopt.
Jan Willem Mijnlieff , geboren op 29 april 1862 te Jutphaas, eigenaar van de steenfabriek “De Liesbosch” kocht de tegelfabriek Rotsenburg van de bank in 1894 en de oude fabriek werd grotendeels gesloopt. Hij huwde op 23 maart 1893 te Utrecht met Elisabeth Joanna de Meijer (1863-1930) en overleed op 29 december 1940 te Scheveningen.
In 1894 werden nieuwe gebouwen afgewerkt en hij veranderde de naam in N.V. Faience- en Tegelfabriek in “Holland”. In 1905 ging het met de verkoop van de faiencetegels niet zo goed en werd de tegel afdeling opgegeven. Nadien werd nog een tijd faience produceert, maar door het wegvallen van de handel in de Eerste Wereldoorlog ging het bedrijf, net zoals dit van Westraven over kop en werd het gebouwencomplex in 1918 overgenomen door de Utrechtse Stoelen- en Meubelfabriek.
Gebrs. Ravesteyn 1845 - 1918/1994
Nadat het oude gebouw in de Jutfaseweg in 1845 verwoest werd door een brand werd door de gebroeders Huibert Nicolaas Ravesteyn (1808-1875) en Hendrik Frans Ravesteyn (†1868) in het nieuw gebouw een faience- en tegelfabriek “De Nijverheid” opgericht.
Op 21 mei 1864 werd de vennootschap tot het fabriceren van dakpannen en tegels onder de firma “Gebroeders Ravesteyn” bestaande uit Huibert en Hendrik, beide wonende te Jutphaas, ontbonden bij akte betekend door de notaris H. Duifjes te Utrecht. Huibert zou het bedrijf onder de naam “Gebroeders Ravesteyn” voor zijn eigen rekening verder zetten samen met zijn zoon Huibert.
In 1875 werd het bedrijf verder gezet door de Wed. Huibert Nicolaas Ravesteyn, en achteraf samen met haar zoon Huibert Nicolaas junior (°1868).
In 1894 werd door Huibert Nicolaas Ravesteyn een vennootschap opgericht samen met Frederik Willem des Tombe (1871-1955). Werkte toen in het bedrijf vanaf 1890, Jan Jansz. van Luyn (1859-1933), meester-tegelbakker / tegelschilder.
J.K.Leurs (1865-1938) kwam in 1896 samen met nog andere schilders die het plateelbedrijf “Rozenburg” in Den Haag hadden verlaten. Omstreeks 1905 werd Dirk Zwanink (1887-1950) aangenomen als tegelschilder.
In 1907 trok Huibert Nicolaas Ravesteyn zich terug uit de vennootschap en Frederik Willem des Tombe zette alleen het bedrijf verder onder de naam: Tegelfabriek “Westraven” v/h Gebrs. Ravesteyn.
Door de Eerste Wereldoorlog ging het bedrijf in 1918 bankroet en werd het overgenomen door hun meesterknecht Jan Jansz.J. van Luyn die het met minder werknemers verder zette. In 1920 werd het bedrijf verplaatst en verhuisde het naar de Helling, 112 langs de Vaartse Rijn in Utrecht en veranderde de naam N.V. Faience- en Tegelfabriek “Westraven” v/h Gebrs. Ravesteyn. Het bedrijf werd in 1963 opgekocht door de tegelfabriek “De Porceleyne Fles” in Delft en werd nog jaren voortgezet.
In 1985 verhuisde het bedrijf wederom van plaatst van de Helling naar de Groenkanseweg te Groenekan net buiten Utrecht en de N.V. werd nu een B.V.Faience- en Tegelfabriek “Westraven – Anno 1661”.
In 1994 werd het bedrijf gesloten, nadat het moederbedrijf “De Porceleyne Fles” besloten had de fabricage terug te brengen naar Delft.
Tegelschilder Antony Turel, tegelschilder, geboren in 1732 huwde op 12 februari 1762 te Utrecht met Elisabeth de Groot. Hij is bekend door zijn tegeltableau met klokken en wijzerplaten. Janis Johannisz. van den Brink, tegelschilder gehuwd met Catharina Turel, een achternicht van hem werkte in hetzelfde tegelbedrijf. Weet iemand in wel bedrijf? Anthony Turel overleed te Utrecht op 13 mei 1779.
Janis van den Brink, plateelschilder kwam uit Rotterdam, of hij familie was van Johannes van den Brink (1743-1806), plateelbakker uit Amsterdam gehuwd met Christina Sibila Bakhuizen (1750-1810), ook dat weet ik niet.
De in Haarlem gebakken tegels, ca.1560 -
Na de vlucht van de ‘geleymakers’ uit Antwerpen in de jaren 1570-1585 naar Nederland, kwam Jan Bogaert in 1570 naar Haarlem en Adriaen Bogaert in 1568 uit Antwerpen zich vestigen als plateelbakkers in de pottenbakkerswijk.
Albrecht van den Bogaert en Hans Barnaert Vierleger waren werkzaam als plateelbakkers of plateelbakkersknechten in Haarlem in 1607. Tussen 1720 en 1736 vinden we beiden terug in de plateelbakkerij “De Vier Romeinse Helden” in Delft. Ook de families: Carstiaen van de Abeele, Samuël De Meulenare, Nouts, De Kessel, Sanderus, Barnaert Vierleger en Jean Delarue waren gevlucht uit Antwerpen.
In Haarlem was in 1570 Cornelis Vroom als plateelbakker aan het werk. Cornelis Vroom was beeldhouwer en plateelbakker, geboren ca.1530 en overleden in 1577 gehuwd met Cornelisje Laurens. Zijn zoon Nanningck Cornelisz. Vroom (1565-1614), gehuwd op 6 mei 1590 te Haarlem met Dignum Hermans (1565-1640) zette het bedrijf verder. Of Nanningck Cornelisz. Vroom opgevolgd werd door zijn zoon Harmen Nannigsz. kan ik niet zeggen. Harmen Nannigsz. de Vroom, geboren in 1596 te Haarlem en er begraven op 11 augustus 1664 trouwde op 7 februari 1638 te Haarlem met Grietje Cornelis.
Op het einde van de 16e eeuw kwam Jean Delarue met zijn vrouw Adrienne Adriaens en voor zover wij weten, drie kinderen: Willem, Claes en Arent vanuit Amsterdam zich vestigen in Haarlem. Jean veranderde zijn familienaam Delarue in Verstraeten. Hij stuurde zijn beide zonen Willem en Claes Jansz. Verstraeten, geboren in Amsterdam, naar de plateelbakkerij “De Porceleyne Schotel” om er een beroep te leren.
Willem Jansz.Verstraeten keerde in 1625 naar Haarlem terug en zijn broer Claes Jansz. Verstraeten kocht in 1637 het plateelbedrijf "De Lampetkan" in Delft.
In Haarlem werd Willem Jansz.Verstraeten (°Amsterdam, 1594) plateelbakker, afkomstig van Delft voor het eerst vermeld toen hij van de stad Haarlem een stuk grond gelegen N.Z. van het kerkhof aan het Grote Bagijnhof, kon huren om een bedrijf op te zetten met zeven ovens en drie molens, genaamd de “Geleyer Plateelbackerije”. In 1629 verzocht hij de stad om het stuk grond te mogen aankopen. Hij had toen een veertigtal werknemers in dienst.
In het St. Lucasgilde te Haarlem heeft hij een belangrijke rol gespeeld. Vinder van de gilde in 1638 en Deken van de gilde in 1638, 1639, 1649 en 1651. Willem huwde op 14 juli te Delft met Grietgen Gerritsdr. Van Oud Beijerland (†1627). Samen hadden zij vier kinderen:
Aeltje (°ca.1620), gehuwd met Simon Jansz. Clopper. Gerrit Willemsz. (1622-1658), gehuwd met Annetje Schut. (1622). Willem Willemsz. En Adam Willemsz. Verstraeten (°ca.1627).
Willem hertrouwde op 9 april 1628 te Haarlem met Katelijntge Franzen Wervecke (1611-1643). Samen had het echtpaar vijf kinderen:
- Maria (°1629), gehuwd met Claes Pietersz. Schoudt en hertrouwd met Johan Cornelis.
- Gijsbergt Willemsz. (1633-1697), gehuwd met Annigje Jacobsdr. Mom
- Jacobus, gehuwd met Hillegonda Arents.
- Adriaena, gehuwd met Willem Hutse.
- Jannetgen
Willem huwde een derde keer op 15 augustus 1645 te Amsterdam met de 26 jaar jongere Geertruit Heindrix.
In 1645 kocht Willem Jansz. Verstraeten van de toekomstige schoonvader van zijn oudste dochter, Pieter Cornelis, een erf en begon een nieuw bedrijf gelegen aan de Stadsvest aan de Oostzijde van het Spaarne tussen de Spaarnwouderpoort en de Nieuwe Spaarnwouderstraat. De zuster van Pieter Cornelis, Grietje was getrouwd met Harmen Nannigsz. de Vroom.
Willem Jansz.Verstraeten werd begraven op 10 juni 1656 te Haarlem en door zijn erfgenamen werd het plateel- en tegelbedrijf verkocht op 18 november 1656 aan Jacobus Pietersz. van der Kindt, plateelbakker, gehuwd op 22 november 1656 te Delft met Machteld Jansdr. Hoogevelt (°1629).
Gerrit Willemsz. Verstraeten, plateelbakker, gedoopt op 16 oktober 1622 te Delft. In 1642 nam hij op zeer jonge leeftijd het plateel- en tegelbedrijf "De Geleyer Plateelbackerije" aan het Bagijnhof te Haarlem over en richtte zich op het vervaardigen van een fijner porselein baksel dat hij decoreerde naar het Chinees voorbeeld wat hij voor zich behield. Gerrit wilde het procedé voor zich behouden wat aanleiding gaf tot een zekere concurrentiestrijd en wat leidde tot diverse processen. Zo werden er processen gevoerd in Haarlem, in 1642 te Den Haag en tenslotte in 1651 voor Hof van Holland die beslisten dat de zoon zich “porceleynbacker” mocht noemen en de naam van "Hollands Porceleyn" mocht dragen en dat de vader mocht verder werken onder de naam "Majolica".
Kort voor zijn huwelijk met Annetje Jansdr. Schut kocht hij op 9 oktober 1647 een herenhuis vlak achter de plateelfabriek. Hij overleed in juni 1658 te Haarlem.
Gijsbrecht Willemsz. Verstraeten, plateelbakker/plateelschilder, gedoopt op 27 november 1633 te Haarlem en begraven op 23 april 1697 te Delft trouwde op 27 februari 1655 te Amsterdam met Annigje Jacobsdr. Mom (1637-1715). In het jaar van zijn huwelijk had hij in Haarlem een huis met een atelier gekocht van Cornelis Luterstein dat lag aan de Bakkenessergracht. Maar op 20 december 1656 verkocht hij zijn bedrijf “De Gekroonde Keyser” en zijn huis aan Jacob Jansen Versluys, plateelbakker en verhuisde terug naar Delft. In Delft werden de opeenvolgende kinderen geboren: Cornélia in maart 1657, Jacob (†1660) in oktober 1659, Katrijnje in april 1662 en Jacob in mei 1665. Maar in de periode tussen 1667 en 1678 werden er een aantal kinderen geboren in Haarlem wat laat vermoeden dat Gijsbrecht met zijn gezin was teruggekeerd naar Haarlem. Op latere leeftijd verhuisden het echtpaar terug naar Delft, waar beiden, Gijsbrecht op 23 maart 1697 en zijn vrouw op 1 februari 1715 overleden en werden begraven.
- Zijn zoon Willem Gijsbrechtsz. Verstraeten,plateelbakker, gedoopt op 15 juni 1655 te Haarlem en overleden op 15 juli 1706 te Delft. Gehuwd op 13 april 1681 te Delft met Catharina Lucas Esterveld (1664-1715). Samen hadden zij negen kinderen, waaronder zes minderjarigen.
Anna (°1681), Agniesje (°1683), Jannetje (°1685), Catharina (°1686), Marijtje (°1688), Maria Willemsdr. (1689-1746), Gijsbregt (°1691), Lucas (°1694) en Joanna (°1698-vóór 1706).
- Willems zoon Gijsbregt Verstraeten, plateel- en tegelbakker, gedoopt op 23 oktober 1691 te Delft werd er begraven op 22 oktober 1735. Hij trouwde negen maanden na het overlijden van zijn moeder Catharina Lucas Esterveld, op 3 november 1715 te Delft met SusannaBailje (1689-1738).
- Zijn zoon Willem Van Straaten (Verstraeten), plateelbakker, gedoopt op 24 januari 1723 te Delft en er overleden op 9 december 1785. Gehuwd op 11 juni 1747 te Delft met Catharina van de Kasteele (1725-1818), dochter van Willem van de Kasteel (1690-1736) en Grietje van der Eest (°1691). Na zijn overlijden hertrouwde zijn vrouw Catharina op 8 januari 1792 te Delft met Hendrik van Tiffelen. Hun zoon Nicolaas Van Straaten (1757-1840) werd scheepsbouwer in Delft.
Plateelbakkersknechten, draaiers en schilders, Haarlem
Abraham Willemsz. Gael, geboren in 1633 te Haarlem was plateelschilder in Delft en overleed er op 6 februari 1695. Hij huwde in 1657 te Delft met Agnietge de Vos (1633-1686).
Aris Knikker, plateelschilder, geboren op 10 augustus 1887 te Haarlem en er overleden op 5 oktober 1962. Gehuwd in 1909 met Maria Joanna den Heijer.
Willem Velthoven, plateeldraaier, geboren in 1664 was huwde op 27 mei 1690 te Haarlem met Huybertje Gael (1663-1706) en overleed in 1706 te Delft.
De faience- en tegelbakkerijen, Harlingen ca.1598 – 1910
Zuidzijde Schritsen, Raamstraat 1598 - 1910
In 1598 kochten Steffen Gunter d’Olde en Jantien Pieters (1565-1623) een grondstuk met huis aan de zuidzijde van de Schritzen, aan de Zoutsloot waarin er een tegelbakker werd opgericht. In dit bedrijf werkten waarschijnlijk Witse Pieters Abbema, plateelbakker en koopman, gehuwd op 26 december 1615 te Amsterdam met Doed Eelckes uit Utrecht en Claes Aerntsz., plateelbakker. Bij zijn overlijden, kort vóór 1616 was Steffen Gunter d’Olde nog alleeneigenaar en hertrouwde zijn weduwe Sicke in 1617 met Claes Aerntsz.
In 1618 kwam het bedrijf in handen van haar zoon Steffen Steffensz. Gunter. In 1621 werd het tegelbedrijf verkocht aan de uit Leeuwarden komende Simon Thoenis van der Pijpe, geboren ca.1596 te Delft en gehuwd met Maeycke Jansdr. van der Laan. Simon, had zich voordien, ca.1611 gevestigd als tegelbakker in Leeuwarden. Hij verliet Leeuwarden in 1621. Zijn dochter Lijsbet, geboren te Leeuwarden, ca.1616, huwde op 23 november 1637 te Leeuwarden met Ides Tjallingi uit Aalsum (Groningen). Martigen Jansdr. van der Laan, Simon’s echtgenote sloot in Delft in 1637 een contract met Arij Cornelis van Leeuwen, plateelschilder. Door de komst van Arij Cornelis van Leeuwen naar Harlingen kwamen er nieuwe motieven, gekleurde schotels en tegels in productie die hij overgenomen had van deze uit Delft.
Simon Thoenis van der Pijpe overleed in 1639 te Harlingen. Het bedrijf werd nog een tijd verder uitgebaat door zijn vrouw en er werd verder door haar nog een tegel- en plateelbakkerij “Aan de Zoutsloot” opgericht.
In 1681 werd het bedrijf verkocht door Jan Aerts en Jeltie Jabobs voor 2.200 gulden aan de gebroeders: Pytter Grauda en Jan Folkerts Grauda, beide zonen van de tegelschilder Pytter Grauda, geboren in 1620.
Jan Folckerts Grauda, geboren in 1655, verkocht in 1684 zijn aandelen van de plateelbakkerij aan zijn broer Pytter Pytterse Grauda en zijn vrouw Jetske Sybouts. Zo werd Pytter Grauda alleeneigenaar van wie recepten en sponsen bewaard zijn gebleven. Zo komen wij te weten dat er witte tegels met kinderspelen, landschappen, dieren, vogels en zelfs gemarmerde tegels werden geproduceerd.
Na hun overlijden verkocht hun zoon Wybe Grauda, een meerderjarige vrijgezel het bedrijf in 1712 aan Johannes Cramer, plateelbakker en koopman. Maar nog geen zes jaar later werd de plateelbakkerij door Johannes Cramer in 1718 verkocht aan Enne Hiddes de Vries die het op haar beurt verkocht in 1721 aan Petrus Gelinde, plateelbakker en Pietje Jans Karmann. Vanaf 1748 kwam de tegelfabriek in handen van Jarig Gelinde (1722-1803). Jarig Gelinde, meester-plateelbakker verkocht het tegelbedrijf in 1783 voor 10.000 gulden aan Hotze R. Binksma en Janke Rasschen. Albertus Binksma, zoon van Hotze R. Binksma was gehuwd met Sipkje Nauta en werkte er samen met zijn vader.
Na het overlijden van zijn ouders in 1803 verkocht Albertus Binksma de plateelbakkerij en het woonhuis aan Frans Tjallingii en Catharina Feytama. Frans en zijn opvolgers hielden beide bedrijven draaiende. Vanaf dan komen de Tjallingii’s in Harlingen duidelijk naar voren in de plateelbakkerswereld.
De tegel- en plateelfabriek “Nieuwe Kerkstraat” ca.1633 - . . . .
In de Nieuwe Kerkstraat werd er ca.1633 een tegelbedrijf opgericht door Hendrik van den Heuvel uit Rotterdam en Hendrik Dircks en zijn zwager Jan Adamsz. van der Veer (Gipson geheten), “wijncooper” beide uit Harlingen. Bij de notaris den Hove werd een contract opgesteld voor acht jaar. Na het overlijden van Hendrik van den Heuvel (†1639) werd de tegelfabriek in 1641 eigendom van Jan Adamsz. Gipson, gehuwd in 1629 met Teuntie Dirksdr. Het bedrijf werd overgenomen in 1656 door Reyer en Leendert Jacobsz. Braef uit Delft. Wat er achteraf met het bedrijf is gebeurd hebben we geen weet.
Tegel- en plateelbakkerij “Aan de Zoutsloot” ca.1650 - 1910
Ondertussen werd er een nieuw bedrijf opgestart ca.1650 door Maeycke Jansdr. van der Laen, de weduwe van Simon Thoenis van de Pype en een zekere Andries Piersz. In het bedrijf werkte Pieter Sijbrand Feijtama, gehuwd op 10 december 1637 te Harlingen met Fongertje Van Hemert. Na haar overlijden werd het bedrijf ca.1685 overgenomen door zijn zoon Sybrand Pieters Feijtama (1640-1691/94) gehuwd op 21 februari 1663 te Harlingen met Grietje Jans. Het bedrijf werd verder gezet door zijn zoon Pieter Sybrands Feytama (1668-1722), meester plateel- en tegelbakker, gehuwd op 26 december 1696 te Harlingen met Elisabeth Caases Botsma (1669-1731). Na zijn overlijden werd de fabriek verworven door zijn zoon Sybrand Pieters Feytama (1704-1774) gehuwd met Nynke Willems Mouter. Na haar overlijden in 1781 werd het bedrijf verder gezet en uitgebreid door haar schoonzoon Frans Tjallingii (1747-1810) gehuwd op 20 mei 1781 te Harlingen met Catharina Sybrands Feytama (1757-1816). Voor zover bekend hadden zij vijf kinderen: Sybren Frans (1783-1857), Martha Frans (1787-1807), Frans (1790-1821), Pieter Frans (1792-1827) en Elisabeth (1797-1818).
Zijn broer Jacob Tjallingii werkte bij hem in het bedrijf. Jacob nam in 1789 als meester plateel- en tegelbakker het bedrijf “Buiten de Kerkpoort” over van zijn schoonvader Johannes Laases Spannenburg (1721-1804). Op 28 december 1783 huwde hij te Harlingen met zijn dochter Philippina Spannenburg.
In 1803 werd de faience- en tegelbakkerij Zuidzijde Schritsen in de Raamstraat door Frans Tjallingii overgenomen en korte tijd daarna werd de tegelbakkerij in de Raamstraat stilgelegd.
Sybren Frans Tjallingii (1783-1857), plateel- en tegelfabrikant trouwde met Rijke Fontein. Zijn zoon Drik zette na het overlijden van zijn ooms, Frans, op 5 juli 1821 en Pieter Frans op 12 december 1827, samen met zijn vader het bedrijf verder. In 1910 sloot het bedrijf zijn poorten.
Plateelbakkerij “Buiten de Kerkpoort” ca.1660 - 1932
Omstreeks 1660 werd de gleibakkerij “Buiten de Kerkpoort” opgestart door Theunis Clasen Sybeda.
In 1750 kocht Johannes Laases Spannenburg (1721-1804) gehuwd met Philippina van der Veen het bedrijf, bouwde een nieuwe oven en het bedrijf groeide uit tot een bloeiende tegelfabriek. Hij was eigenaar van 1750 tot 1789. Een belangrijke schilder in het bedrijf van Johannes Spannenburg was Pals Karsten (ca.1725- 1777), hij werd bekend door zijn eigen stijl en gedetailleerd schilderen van scheeps-bloementableaus. Ook Jan Eelkes Kronenburg (°Harlingen, 1729-1790), gehuwd in 1752 te Harlingen met Tieertie Ritkes Sakes was werkzaam als tegel- en tegeltableauschilder in het tegelbedrijf van Johannes Spannenburg en zijn schoonzoon Jacob Tjallingii, eigenaar van 1789 tot 1794. Na zijn overlijden in 1794 kwam het bedrijf in handen van Jan Lammerts van der Veen en Laas Tjebbes Spannenburg (1752-1812) de eigenaars. Daarna in 1815 waren Meile van der Plaats en Abraham Frederiks de Ruiter.
Meile van der Plaats verkocht in 1850 de plateelbakkerij aan Jan van Hulst (1850-1920). Jan Van Hust had Joseph Witte (1843-1909) als plateelschilder in dienst. In het bedrijf werden in de periode tussen 1910-1930 de oude thema’s van de kinderspelen vernieuwd. Op het einde van de 19e eeuw werd het verder gezet door zijn zonen Jan en Sybren van Hulst. Het bedrijf werd in de crisisjaren 1932 opgegeven en gesloopt in 1933.
Het tegelfabriekje “Aan de trekvaart”
Omstreeks 1698 werd er in Harlingen langs de Trekweg een tegel- en dakpannenfabriekje opgestart door Jacob Pyters Hibma, geboren in 1650 in Midlum (Harlingen) en gehuwd op 8 juli 1676 met Neeltje Klazes. Sicco Rienstra nam in 1764 het fabriekje over en in 1789 werd het verkocht aan Frans Tjallingii (1747-1810) gehuwd in 1781 te met Catharina Sybrands Feytama. In 1813 was F. Tjallingii daarvan alleen eigenaar. Vermoedelijk werd het na zijn overlijden opgegeven en overgenomen door de familie.
Harlingen groeide door zijn gunstige ligging aan de zee uit tot een belangrijke havenstad. De hoofdproducten van de Friese plateelbakkerijen: Harlingen, Leeuwarden, Bolsward en Makkum waren hoofdzakelijk faiencetegels en schotelgoed (borden). Sinds de 17e eeuw werden er onafgebroken in grote hoeveelheden witte tegels, beschilderde tegels en tegeltableaux gemaakt, zo’n ca. 400 miljoen tegels.
De Friese tegelbedrijven Harlingen - 1598, Makkum 1697,
Bolsward – 1737 tot 1800 de familie Steensma en Leeuwarden.
De Friese tegelbedrijven Harlingen en Makkum wisten in de tweede helft van de 18e eeuw vooral met hun Bijbelse tegels een belangrijk deel van de markt in Duitsland en Denemarken te veroveren.
Plateelbakkersknechten, draaiers en schilders, Harlingen
Johannes Bader, plateelbakkersknecht, geboren op 12 september 1814 te Harlingen en er overleden op 14 december 1886. Gehuwd op 27 juli 1837 te Harlingen met Cornélia Nak (1816-1852).
Dirk Jacobs Danser, plateelbakkerij / tegelschilder, geboren in 1699 te Haringen en er overleden in 1763. Gehuwd op 1 juli 1730 met Geertje Dijksma.
Tjitse Jansz. De Groot, plateelbakkersknecht, geboren op 13 november 1818 te Harlingen en overleden vóór 1877. Gehuwd op 2 juli 1840 te Harlingen met Yda Jans Wiersma.
Tjerk Claessen de Vries, plateelbakker / plateelschilder, begraven op 10 juni 1752 te Delft. Gehuwd op 24 april 1718 te Harlingen met Aaltje Greijdanus (†1738).
Sybren Gerbens Dijkstra, tegelbakkersknecht, geboren op 17 maart 1812 te Harlingen en er overleden op 25 november 1836. Gehuwd op 10 mei 1832 met Trijnte de Vries (1815-1867).
Anne Adams Dinhart, tegelbakkersknecht, geboren op 27 mei 1798 te Harlingen en overleden op 18 november 1849 te Delfshaven. Gehuwd op 12 oktober 1826 te Harlingen met Jacoba Scholtens (1797-1839).
Pieter Sijbrandsz. Feytama, plateelbakker, overleden vóór 1648. Gehuwd op 10 december 1637 te Harlingen met Fongertje Arjens van Hemert.
Sijbrand Pieters Feytama, plateelbakker, geboren in 1640 te Harlingen en er overleden op 20 november 1691. Gehuwd op 21 februari 1663 te Harlingen met Grietje Jans (†1693).
- Pieter Sijbrands Feytama, meester-plateelbakker, geboren op 2 november 1668 te Harlingen en er overleden op 30 april 1722. Gehuwd op 26 december 1696 te Harlingen met Elijsabet Botsma (1669-1731).
Sybrand Pieters Feytama, plateelbakker, geboren in 1704 te Herns en overleden te Harlingen op 4 januari 1774. Gehuwd met Nynke Willems Mouter.
Jan Folkerts Jans, plateelbakkersknecht, geboren op 27 augustus 1831 te Harlingen en er overleden op 2 maart 1907. Gehuwd op 12 november 1857 te Harlingen met Grietje Bul (1832-1864) en hertrouwde na haar dood in 1866 met haar zuster Trijntje Bul (1837-1864). Jan Folkerts Jans en Hendrik Folkerts Jans waren broers.
Hendrik Folkerts Jans, plateelbakker en tegelschilder, geboren op 10 oktober 1842 te Harlingen en er overleden op 26 maart 1914. Gehuwd op 14 november 1872 te Harlingen met Anna Smit (1847-1931). Broer van Jan Folkerts Jans.
Barend Kroese, plateelbakker, geboren op 9 november 1852 te Harlingen en er overleden op 22 januari 1900. Gehuwd op 9 januari 1879 te Harlingen met Gerritje Vellinga (1857-1941).
Poppe Andriesz. Meinsma, plateelbakkersknecht, geboren op 2 augustus 1773 te Makkum en overleden te Harlingen op 5 december 1838. Gehuwd op 23 juni 1801 te Makkum met Aagje Gerrits Groot (1781-1841).
Willem Nales, plateelschilder, geboren op 4 juli 1880 te Gorinchem en overleden op 18 augustus 1957 te Breda. Gehuwd in 1907 te Harlingen met Douwtje de Boer.
Barend Oorthuis, plateelbakker / plateelschilder, geboren op 14 november 1822 te Harlingen en er overleden op 1 februari 1899. Gehuwd op 16 mei 1850 te Harlingen met Wiebkjen Haringa (1820-1898).
Jantien Pieters, plateelbakker, geboren in 1565 te Harlingen en er overleden in 1623. Gehuwd in 1590 te Harlingen met Pieterge Jans (1570-1635).
Pieter Riem, plateelbakkersknecht, geboren op 6 mei 1806 te Harlingen en er overleden op 10 april 1887. Gehuwd op 24 mei 1832 te Harlingen met Romke Postma (1809-1884).
Tjeerd Riem, plateelbakkersknecht, geboren op 24 april 1841 te Harlingen en er overleden op 25 april 1881. Gehuwd op 10 december 1864 te Barradeel met Dieuwke Sjoerds Schaaf (1841-1921).
Ruurd Rien, tegelbakker, geboren op 12 maart 1893 te Harlingen en er overleden op 29 januari 1967. Gehuwd in 1945 te Harlingen met Hermina Schoot.
Karst Thomas van de Meulen, plateelbakkersknecht, geboren op 9 juli 1795 te Harlingen en er overleden op 23 januari 1848. Gehuwd op 17 januari 1819 te Harlingen met Hinke Pieters Riem (1788-1833).
Karst Thomas van de Meulen, plateelbakker, geboren op 9 juli 1795 te Harlingen en er overleden op 23 januari 1848. Gehuwd op 17 januari 1819 te Harlingen met Hinke Pietersdr. Riem (1788-1833).
Miele van der Plaats, plateelfabrikant, geboren in 1787 te Harlingen en er overleden op 7 augustus 1873. Gehuwd op 29 juli 1817te Harlingen met Catharina Westra.
Barend Visser, plateelbakkersknecht, geboren op 15 februari 1840 te Makkum en overleden te Harlingen op 27 februari 1891. Hij was de zoon van Wybe Barends Visser, plateelbakker en Dieuwke Jacobs de Boer uit Makkum. Hij huwde op 14 november 1867 met Corneliske Pool (1841-1915).
Joseph Witte, plateelschilder, geboren op 27 november 1843 te Harlingen en er overleden op 22 december 1909. Gehuwd op 20 juli 1865 te Harlingen met Barbera Fluitsma (1841-1930).
Makkumse tegelproductie van ca.1675 - ……
Aan de noordkant “Grote Zijlroede”
De tegelbakkerij van de Tichelaars werd in 1675 of 1676 gesticht op de Turfmarkt door Freerk Jans Tichelaar, zoon van Jan Feddes (†1695) en Tydske Jacobs (†1675), overleden in 1712 te Makkum, gehuwd met Jouwer Ymes. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Yme Freerks Tichelaar, gedoopt op 17 januari 1687 te Makkum en er overleden op 1 juli 1770. Hij trouwde op 21 december 1715 met Gatske Tjebbes en hertrouwde na haar overlijden op 10 juli 1723 te Makkum met Liesbeth Pieterdr. Oldaan.
Het bloeiende bedrijf werd verder gezet door Pieter Ymes Tichelaar, geboren in 1727 te Makkum en er overleden in 1808. Pieter trouwde met Grietje Jelmers en voor zover we terug vonden hadden zij drie zonen:
- Yme Pieters Tichelaar
- Jelmer Pieters Tichelaar, directeur -eigenaar, gehuwd met Sybrigje Leenderts Kingma (1772- ). Kinderen: Pieter Jelmers (1795-1877) en Botje Jelmers (°1806).
- Jan Pieters Tichelaar huwde met Grietje de Boer.
Na Pieter Ymes Tichelaar werd het bedrijf geleid door Pieter Jelmers Tichelaar, gedoopt op 21 april 1795 te Makkum en er overleden op 15 februari 1877, directeur-eigenaar. Hij was de zoon van Jelmer Pieters en Sybrigje Leenderts Kingma, dochter uit het tegelbedrijf “Kromme Sloot” van Leendert Hylkes Kingma en Rinsche Sybrens. Pieter trouwde op 8 juli 1826 te Makkum met Feikjen Horrius Tichelaar, dochter van Jan Pieters en Grietje de Boer.
Kinderen:
- Jelmer Pieters Tichelaar 1831-1911
- Jan Pieters Tichelaar 1835-1919
- Fransina Tichelaar 1838-1902
Jelmer Pieters Tichelaar, geboren op 25 november 1831 te Makkum en er overleden in 1911, volgde samen met zijn broer Jan hun vader op. Hij huwde op 8 augustus 1883 te Workum met Catharina Tjebbes (1851- ). Hun zoon Pieter (1884-1976) werd griffier en trouwde te Maastricht met Carolina Odilia Mar Houba (1903-1989).
Jan Pieters Tichelaar, geboren op 12 april 1835 te Makkum en er overleden op 4 mei 1919 trouwde op 17 mei 1867 in Bolsward met Riemke Brouwer (1843-1924), dochter van Jan Dirks en Louisa Steensma.
Kinderen:
- Pieter Jans Tichelaar (1868-1913)
- Jan Jans Tichelaar (1880- ).
Pieter Jans Tichelaar, geboren op 28 juni 1868 te Makkum en overleden op 31 januari 1913 te Amsterdam, huwde op 5 juli 1892 te Leeuwarden met Doetje Leverland (1866- ). Hun zoon Jan Pieter Tichelaar, geboren op 27 november 1893 te Makkum en overleden op 16 juli 1981 zette de productie als directeur van het bedrijf verder. Hij trouwde op 22 juli 1918 te Giethoorn met Antje Kramer (1894-1987).
Jan Jans Tichelaar, geboren op 1 augustus 1880 te Makkum, huwde op 23 augustus 1905 te Makkum met Afke de Vries.
De gebroeders Tichelaars noemden zich in het begin van de 20ste eeuw “Fabrikanten van Delftsch Aardewerk” alhoewel hun aardewerk niet is vervaardigd in Delft en eigenlijk helemaal geen Delfts aardewerk is. Tot op de dag van vandaag wordt er in de plateel- en tegelbakkerij “Koninklijke Tichelaar” op de Turfmarkt nog steeds kwalitatief tinglazuuraardewerk vervaardigd. Doch men spreekt nu niet meer over Delfts-, maar over Fries aardewerk.
Adam Sybel (1746-1803) heeft ook gewerkt voor de bekende, nog steeds bestaande aardewerkfabriek van Tichelaar te Makkum.
Het voorm. pakhuis (Turfmarkt 55) van de fabriek dateert uit circa 1890 en heeft door Jacob ten Zweege geschilderde tegeltableaus.
Aan de oostkant “Kromme Sloot” 1784 - 1825
Als de familie Kingma in 1784 een nieuw bedrijf opricht laten ze de tegelschilder Adam Sybel uit Amsterdam komen. Adam Sybel, geboren in 1746 te Amsterdam en overleden in 1803 te Makkum was voordien vanaf ca.1764 tot 1784 werkzaam in het tegelbedrijf “d’Oude Prins” aan de Anjerlierstraat te Amsterdam.
Hylke Jans Leendert Kingma, gedoopt op 16 oktober 1708 te Makkum en er overleden op 24 september 1782. Hij huwde op 7 februari 1733 te Makkum met Ytje Hayes (1712-1798). Samen hadden zij negen kinderen, waaronder vijf zonen:
- Jan Hylkesz. Kingma 1735-1807
- Leendert Hylkesz. Kingma 1737-1788
- Trijntje Hylkesz. Kingma 1741-1745
- Maerten Hylkesz. Kingma 1746-1825
- Trijntje Hylkesz. Kingma 1748-1818, huwde met Yme Freerks Tichelaar (1735-1812).
- Romke Hylkesz. Kingma 1749-
- BottjeHylkesz. Kingma 1751-1834
- SikkeHylkesz. Kingma 1752-
- Baukjen Hylkesz. Kingma 1756-1756
Na zijn overlijden in 1782 bleef het bedrijf in handen van de familie.
Jan Hylkesz. Kingma, gedoopt op 29 september 1735 te Makkum huwde met Ybeltje Jeltesdr. Kool. Hij overleed op 10 september 1807 te Makkum.
Leendert Hylkes Kingma, gedoopt op 13 oktober 1737 te Makkum, huwde op 22 december 1771 te Makkum met Rinscke Sybrens. Hij overleed op 28 april 1788 te Makkum.
Hun dochter Sibrigje Leenderts Kingma, geboren op 23 april 1772 te Makkum en er overleden op 1 juni 1845 trouwde op 29 juni 1794 te Makkum met Jelmers Pieter Tichelaar (1765-1827), waarmee zij acht kinderen had.
Marten Hylkesz. Kingma, geboren in 1746 te Makkum, huwde op 15 januari 1786 te Makkum met Baukje Paulusdr. Hoekema (1764-1825). Marten stierf op 24 oktober 1825 te Makkum. De productie werd gestaakt in 1812 en het bedrijf werd verkocht en gesloopt in 1835.
Plateelbakkersknechten, draaiers en schilders, Makkum
Blom Sybrand Sjerpsz., plateelbakkersknecht, geboren op 29 december 1811 te Leeuwarden en overleden op 25 januari 1868 te Makkum. Gehuwd op 21 mei 1837 te Sneek met Angenietje Jansdr. De Wit (1808-1868).
De Boer Oepke Pietersz., plateelbakkersknecht, geboren op 12 mei 1799 te Makkum en er overleden op 17 mei 1871. Gehuwd op 24 januari 1824 te Wonseradeel met Sijbrigje Rinnerts de Haas (1794-1858).
De Bruin Bouwe Okkes, plateelbakkersknecht, gedoopt op 7 januari 1805 te Makkum en er overleden op 14 mei 1853. Gehuwd op 29 augustus 1829 te Wonseradeel met Trijntje Jansdr. Wielinga (1810-1850).
Sytses Gatse (1724-1798) als tegelschilder bij Tichelaar, leerling Douwe Klazes (1767-1815) rond 1783.
de Haan Hendrik Bastiaan, (1799-1848), tegelschilder, die vanaf 1825 tegel schilderde voor tichelaar.
Meinsma Poppe Andriesz., plateelbakker bij Tichelaar, geboren op 2 augustus 1773 te Makkum en overleden op 5 december 1838 te Harlingen. Gehuwd op 23 juni 1801 te Makkum met Aagje Gerritsdr. Groot (1781-1841).
Meinsma Tymen, plateelschilder bij Tichelaar, geboren op 12 maart 1893 te Makkum en er overleden op 5 mei 1967. Gehuwd ca.1923 met Jetske de Vries (1898-1938).
Potma Tjalling, meester plateelbakker, gedoopt op 28 september 1759 te Makkum en overleden op 19 februari 1841 te Workum. Gehuwd op 19 juni 1816 te Workum met Rinske de Vries (1763-1818).
Rinnerts Gerben, meester-plateelbakker, gedoopt op 10 augustus 1719 te Harlingen en overleden in 1761 te Makkum. Gehuwd op 3 maart 1754 te Makkum met Rinske Tjamles (1727-1793).
Visser Wybe Barendsz., plateelbakkersknecht, geboren in 1810 te Makkum en overleden vóór 1867. Gehuwd op 8 juni 1839 met Dieuwke Jacobsdr. De Boer (1812-1882).
Visser Barens Wybesz., plateelbakkersknecht, geboren op 15 februari 1840 te Makkum en overleden op 27 februari 1891 te Harlingen. Gehuwd op 14 november 1867 met Corneliske Pool (1841-1915).
Jacob ten Zweege (1808-1869), plateelschilder, zijn zoon Willem ten Zweege (1831-1896) en diens kleinzoon Jacobus, geboren in 1917.
Bolswardse tegelproductie van 1737 - 1801
Buiten de Santster Poort
In Bolsward werd in 1737 het tegelbedrijf “Buiten de Santster Poort” opgericht door Johannes Tichelaar en zijn schoonbroer, Jan Lolles Steensma, Wybe Lolles Steensma en Hero de Jager.
Over de stichter is weinig gekend:
Johannes Franses Tichelaar, geboren Harlingen in 1702 en overleden te Bolsward in 1746, werd opgevolgd door zijn zoon Frans Johannes Tichelaar (1740-1788).
Jan Lolles Steensma, gedoopt op 4 september 1710 te Franeker (Friesland) en overleden op 26 november 1783 te Bolsward, huwde op 7 september 1732 te Bolsward met Lemkjen Wybrens Tichelaar (1712-1784).
Wijbe Lolles Steensma, geboren op 29 april 1706 te Franeker (Friesland) en overleden te Bolsward, huwde op 29 mei 1729 te Midlum (Harlingen) met Ybeltje Pyters Hylarides (°Pingjum,1704). Hij verkocht zijn aandelen van het bedrijf aan zijn broer.
In Bolsward is er waarschijnlijk ooit maar één plateelbedrijf geweest. Het stond aan de zuidkant van het stadje, buiten de Santster waterpoort tussen de stadsgracht en de vaart naar Sneek. Maar de tegelproductie moet er groot geweest zijn. Tegels uit Bolsward vind men terug langs het hele Waddengebied, in Duitsland tot in Denemarken.
Zouden er werkzaam zijn geweest, de plateelschilders: Hilbrand Jans, Sybren Taekeles, Adam Sybel en Pais Karsten (1773).
Uit een advertentie “Leeuwarder Courant 29 Mei 1793 no.1881” zien we dat dit plateelbedrijf in 1793 te koop werd aangeboden. Het werd omschreven als “Een gleybackerij aan de Sneeker-vaart” en behoorde toe aan de weduwe van Frans Tichelaar.
Het plateelbedrijf werd gekocht door Wopke Cnoop & Comp. (1793-1801) voor 1391 goudgulden en 28 stuivers. Opgeheven ca.1800 en gesloopt omtrent 1805.
In de plateelbakkerij hing een tegeltableau aan de wand van 182,5 cm hoog x 144 cm breed, bestaande uit 154 tegels. Waarop geheel boven in een cartouche het opschrift: De Stichters van dit werk / Zijn deese met haar vieren / Wiens waapens met haar naam / Doen deese muier versieren / Anno 1737. Daaronder de namen en wapens van de stichters (Joh.Tichelaar, Hero de Jager, Jan Steensma, Wijbe Steensma en een beeld met een dwarsdoorsnede van de fabriek, waarop de verschillende werkzaamheden zijn afgebeeld.
Nog voor het bedrijf werd gesloopt werden deze tegels van de wand gehaald, door iemand gekocht en in een zak gestopt. Nadien kwam dit tableau in omloop zodat na een zekere tijd niemand meer wist waar het vandaan kwam. Deze tegels werden in 1883 gekocht voor 300 gulden door het Rijksmuseum Amsterdam van een zekere Monnikendam.. Een tegeltableau uit het aardewerk- en tegelbedrijf van Bolsward is sedertdien wereldbekend., waarschijnlijk gemaakt ca.1745 - ca.1765 en geschilderd door de Haringer tegelschilder Dirk Jacobs Danser (1699-1763), te bezichtigen in het Rijksmuseum Amsterdam.
Op het tegeltableau zijn onderaan de stokers, de schilders en de kleimolen te zien. Op het eerste verdiep zien we de pottendraaiers aan het werk, de plaats waar het vaatwerk wordt gemaakt en op het tweede verdiep zijn de werknemers bezig tegels te maken om die daarna naast de schoorsteen te drogen te leggen.
In het Hannemahuis te Harlingen is een replica te bezichtigen van het tegeltableau.
Andere centrum
De bekendste en belangrijkste centra waren: Rotterdam, Amsterdam, Delft, Utrecht, Haarlem, Harlingen en Makkum, al mogen wij Bolsward niet vergeten.
Vóór 1600.
De oudste tegelfabriek in Nederland is waarschijnlijk die van Joris Andries geweest die in 1565 in Middelburg begon met het vervaardigen van majolicategels en aardewerk.
- Haarlem, als plateelbakker gevlucht uit Antwerpen, Adriaen Bogaerts in 1568. Komt ook naar Haarlem, Hans Barnaert Vierleger in 1594.
- Amsterdam, plateelbakker Carstiaen van den Abeele in 1581 komende van Brugge, gevolgd door Joannes Franciscus De la Rue (Verstraeten) en Samuël De Meulenaere in 1594 uit Antwerpen.
- Dordrecht, werd een majolica- en plateelfabriek in 1586 opgericht door Jan Heijndricks uit Antwerpen. Een dochter van hem Magdalena trouwde in 1623 te Gouda met Christiaan Danielsz., weduwnaar van Anneke Willems.
Na 1600.
In de periode tussen 1605-1620 komt alles in een stroomversnelling.
- Enkhuizen -1608
- Delft, als plateelbakker gevlucht uit Antwerpen, Michiel Nouts in 1609.
- Rotterdam, 1609
- Harlingen, 1610
- Dordrecht, aan de Nieuwenhaven waren sinds 1613 de gebroeders Gerrit (†1618) en Jacob Van den Heuvel (1588-1624) als plateelbakkers aan het werk. Na het overlijden van Gerrit in 1618 te Dordrecht kreeg Jacob in 1619 steun van zijn broer Helman die nog in datzelfde jaar hertrouwde. Jacob overleed in het najaar van 1624. Helman volgde zijn broer op en zette de tegelbakkerij verder samen met zijn broer Hendrik (†1638), plateelbakker te Rotterdam uit het bedrijf “Den Bergh Sion”. In 1644 kwam het bedrijf volledig in handen van Helman en zijn zoon Gerart (plateelbakker) en werd in oktober 1648 verkocht aan Corstiaen Jans van de Abeele en Jan Eijssen.
Gerart Van de Heuvel (°Dordrecht, 1621) trouwde op 4 december 1650 te Dordrecht met Geertruid Jansdr. Neijs, geboren ca.1628 in Emmerik / Noordrijn-Westfalen, Duitsland.
Maria van den Heuvel, geboren in 1619 dochter van Jacob Van den Heuvel (1588-1624) getrouwd in 1618 met Maritje Claesdr. trouwde in 1638 in Rotterdam met een advocaat Gerrit Bick uit Gouda (1616-1652). Zij overleed in Gouda in 1695.
Corstiaen Jans van de Abeele uit Amsterdam een kleinzoon van de majolicabakker Carstiaen van de Abeele uit Antwerpen, richtte samen met Jan Eijssen in oktober 1648 er een plateelbedrijf op. Voordien waren ze nog werkzaam in Haarlem en Delft.
Jan Eijssen, plateelbakker, geboren in 1610 trouwde op 17 april 1633 te Amsterdam met Trijntje Jans.
De productie werd in 1654 in Dordrecht stilgelegd en werd het bedrijf ontbonden. Door de erfgenamen van Helman van den Heuvel werd de plateelbakkerij en het woonhuis gelegen aan de Nieuwehaven verkocht op 7 augustus 1654 aan Jacob Schiltmans voor 2.600 gulden.
Corstiaen van de Abeele hertrouwde in 1651 met Trijnje Pouwels waarvan, voor zover gekend, drie kinderen: Johannes (°1652), Cornelis en Poulus. In de plateelfabriek “De Witte Starre” in Delft was Corstiaen werkzaam is meestermajolica- en tegelbakker sinds 1666. Zijn zonen, Cornelis en Poulus waren later als plateelbakkersknechten werkzaam in de tegelbakkerij “’t Fortuin” in Delft. Ook Johannes verliet (met zijn gezin) Dordrecht en vertrok naar Delft.
- Hoorn, 1611 - begon Jan Lourisz. de Vogel - een tegelbakkerij daar de tegels met een tulp over twee tegels verdeeld aan Hoorn werden toegeschreven.
- Leiden, 1614
- Gouda, 1615 - Majolica- en plateelbakkerij Willem Jansz. Verswaen in de tegelbakkerij “De Swaen”. (gekend zijn de spijkertegels, ongeveer 24 voorstellingen). In 1621 dienen Hendrik van den Heuvel en zijn schoonbroer Willem Jansz Oliviers uit Rotterdam een verzoek in voor het oprichten van een tegelbedrijf die zij “Willem Verswaen” gingen noemen.
- Deventer, 1623 - begon Cornelis Jansz. Dorpman uit Delft.
- Leeuwarden, 1616-1623 - Simon Toenis van der Piet (Pijpe), een plateelbakker uit Delft, gehuwd met Maeycke Jansdr. van der Laan, zou zich omstreeks 1616 gevestigd hebben te Leeuwarden, midden in de stad bij de Korfmakerspijp. Daar zou hij vijf jaar plateel en tegels geproduceerd hebben. In 1621 verhuisde hij naar Harlingen waar hij het plateel- en tegelbedrijf de “Zuidzijde Schritsen” had gekocht van Steffen Gunter en zo verdwijnt dit bedrijf voor goed uit Leeuwarden.
- Alkmaar - in 1640 waren Willem Klaassen, geboren in 1603 en wonende aan de Sambeekse Hoek en Poulus Jansz. Pot, 31 jaar, wonende in de Afterstraet, op de Dronckenoordt of Verdroncken-Oort in Alkmaar aan het werk als plateelbakkers en tegelmakers. Wie de eigenaar van het bedrijf was weet ik niet. Poulus Jansz. Pot zijn zoon Frans Poulusz. Pot, gedoopt op 1 november 1651 te Alkmaar, werkte bij zijn huwelijk in 1672 te Alkmaar met Anna Jansdr. van de Heul nog in het bedrijf. In het begin van de 18e eeuw was Jacob Yven Boot, gedoopt op 6 januari 1658 te Alkmaar en gehuwd op 26 maart 1679 te Alkmaar met Neeltje Claes en na haar dood hertrouwd op 24 april 1687 te Alkmaar met Catharina Row (†1732) eigenaar van een tegelbedrijf in Alkmaar. Van Jacob Yven Boot met Catharina Row vond ik een zoon terug, Jacob Jacobsz. Boot, gedoopt op 8 december 1693 te Alkmaar en gehuwd op 30 november 1717 te Rotterdam met Trijntje van Oppersent (1691-1756). Hij kan onmogelijk zijn vader opgevolgd hebben in het bedrijf want na zijn huwelijk verhuisd hij naar Rotterdam. Op het einde van de 18e eeuw was Jacobus Muusz. Kuyt, gehuwd met Jacoba Maria van der Horst (1771-1805), de eigenaar van een tegelbedrijf in Alkmaar.
Verder gevonden in Alkmaar:
Nanning Willemsz., plateelbakker, gehuwd op 30 oktober 1605 te Alkmaar met Neeltje Jans.
Heidericksen Roelof, plateelbakker, overleden op 10 juni 1663 te Alkmaar en gehuwd met Jacobje Ariaens.
Rothfusz Johann Ulrich, plateeldraaier, gedoopt op 8 augustus 1705 te Alkmaar en overleden in november 1785 te Vlissingen. Gehuwd met Anna Raisch.
Kueter / Krueger Johan Théodor, pottenbakker, geboren op 9 september 1791 te Suttrop (D) en overleden op 29 augustus 1843 te Alkmaar. Gehuwd te Alkmaar met Cathaerina de Zon (1794-1858.
Kueter / Krueger Johan Georg Friederich, pottenbakker, geboren op 24 mei 1822 te Suttrop (D) en overleden op 8 mei 1849 te Alkmaar. Gehuwd op 15 november 1846 te Alkmaar met Maria Katharina Post (1824-1854).
Tournai / Doornik
De eerste gleisbakkerij of plateelbakkerij, om nog niet te spreken over een faiencebakkerij zou kunnen ontstaan zijn ca.1650 in Doornik.
Twee namen die daarvoor in aanmerking komen zijn: Robert Scorion, geboren in Doornik in 1626 en getrouwd op 29 juni 1652 te Doornik met Isabella Vander Meulen, een Nederlandse uit de zogenoemde Waalse kerk (Calvinistische gemeenschap). Robert Scorion overleed op 48-jarige leeftijd op 11 juli 1674. Een van zijn ervaren werknemers Pieter Vanderlier, een inwoner van Elst, Nederland zou in zijn bedrijf nog enige tijd faiencetegels bedekt met een ondoorzichtig wit email en met een kleurrijk versierd decor in Delftse stijl vervaardigd hebben. Aan de magistraten van de stad vroeg hij in 1674 financiële steun om een nieuwe oven te kunnen bouwen, maar daar hij arm en zonder middelen was heeft hij die steun niet gekregen.
Op het einde van de 17e eeuw waren er nog een drietal faiencebedrijven waarover we heel weinig weten: Jean Blancaert, een pottenbakker uit Doornik vroeg in 1672 aan de stad vrijstelling van belastingen om faiencetegels te mogen vervaardigen en heeft die vrijstelling verkregen. Nog een pottenbakker uit Doornik, François Deblocq vroeg eveneens aan de stad vrijstelling van belasting in 1683 om het faience te vervaardigen en zou er net als Charles de Coninck, ook een faiencefabrikant wonende in de rue du Palais Sint-Jacques klein gelakte werken vervaardigd hebben. Maar dat is alles wat we van hen weten. Wat we weten is dat er pas in 1693 andere faience produkten werden gemaakt buiten tegels.
De Nederlanders, vooral die uit Delft, Gouda en mogelijk uit andere steden kwamen reeds in de eerste helft van de 17e eeuw. Hun beste klei voor het vervaardigen van hun keramiek haalden ze uit de omgeving van Doornik, o.a. de klei uit Bruyelle toen al na Andenne bekend bij de plateelbakkers uit Antwerpen. De klei gewonnen in de omgeving van de Doornik, oogt heel zwart, maar wordt, eenmaal gebakken, mooi geel van tint.
Dan hebben wij nog Janvier Fébvrier, geboren ca. 1630 en getrouwd te Frasnes-lez-Buissenal op 16/09/1659 met Chréstienne Hennebert. Janvier Fébvrier was een marchand van Doornikse klei uit Béciers in de omgeving van Doornik. Béciers was eveneens bekend om zijn kleiputten. Hij verkocht zijn klei aan handelaars uit Rosendael (Nederland), van waaruit het verder werd verkocht aan de plateelbakkerijen over gans Nederland, vandaar de naam ‘Rosendaelse klei”.
Waarschijnlijk kwamen ook de Delftse plateelfabrikanten zoals Pieter Stockholm (1654) , Gilles Vande Vyvere (1661) en achteraf Franciscus de Caluwé die zich in Gent waren komen vestigen hun Doornikse klei kopen bij Janvier Fébvrier.
Jacques Martin Febvrier, zoon van Janvier en Chréstienne Hennebert was wellicht zeer goed bevriend met Joannes Bossuyt de plateelschilder, zoon van de plateelbakker Joannes Bossuyt en Catharina Walravens uit het Gentse. Jacques Martin Febvrier, geboren op 20 mei 1671 in Béclers moet toch ergens zijn beroep geleerd hebben vooraleer hij zijn bedrijf in 1696 opstartte samen met Joannes Bossuyt in Lille/Rijsel. Het was zeker niet in het atelier van Robert Scorion want die stierf in 1674. Wellicht in het atelier van zijn vader of in dat van de plateelbakkerij van Gratien Simon en Jean Caluwé.
Gratien Simon, geboren ca.1632 was getrouwd met Marie Aldegonde Taffin waarmee hij vier kinderen had, waaronder zijn zoon Gaspard. Hij overleed op 7 oktober 1692 en enkele jaren later hertrouwde zijn vrouw op 5 juli 1695 met de plateelbakker Antoine Beghin te Doornik. Marie Aldegonde’s zuster Barbe was getrouwd met de plateelbakker Pierre Fauquez, waarschijnlijk een werknemer uit het atelier van zijn schoonbroer Gratien Simon. In het bedrijf van Antoine Beghin en Marie Aldegonde Taffin werkten beide ondernemers Jean Caluez (Caluwé), mouleerder, draaier en Louis Verschure, plateelschilder en zijn neef Pierre Joseph Fauquez, de zoon van Pierre en Barbé Taffin. In 1695 had Beghin nog zo’n 25 tot 30 werknemers in dienst waaronder verschillende ervaren Nederlanders die de kennis van het vervaardigen van faiencetegels onder de knie hadden. In 1698 verlieten Caluez en Verschure, de vrienden van Beghin de fabriek en verlaten de stad.
In 1698 nam de 23-jarige Pierre Joseph Fauquez de leiding van de plateelfabriek , van zijn oom Antoine Beghin over. Toen zijn oom tegen het einde van 1704 ophield te produceren was Pierre Fauquet nog de enige faiencefabrikant in Doornik. Antoine Beghin stierf vóór 1708.
Op 10 augustus 1698 vroeg hij de toestemming aan de magistraten van de stad om zich te mogen vestigen in het pand in de rue du Becquerelle, in de buurt van de Schelde en een lening van 300 florijnen voor de heropbouw van de oven. Jean Caluwé gaf aan de stad een bewijs van zijn kennis.
Zes jaar later in 1704 richtte Pierre Joseph Fauquez een nieuwe faiencefabriek op in een ruim gebouw in de rue Merdenchon en verkreeg de stad de materialen voor de sloop van de eerste oven van Beghin en maakte uitbreidingsplannen. Hij trouwde in november 1705 te Doornik met Catherine Thérèse Dumoulin, geboren op 26 oktober 1681 te Saméon, dochter van Pierre en Marie Elisabeth Delcourt.
Tijdens het beleg van Doornik in 1709 door de Grote Alliantie tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701-1713) werd hij gedwongen zijn aardewerk te vervaardigen in de stad en zijn klei te wassen en voor te bereiden buiten de “Porte de Valenciennes” of de stadsmuren.
Pierre Joseph Fauquez was lange tijd de enige faiencefabrikant in Doornik. In 1708 werd door de stad toestemming verleend aan Gaspard Simon, zoon van Gratien en Marie Aldegonde Taffin om er een tweede faiencefabriek te vestigen. Zijn productie is nooit belangrijk geweest daar hij nooit serieus heeft kunnen concurreren met die van zijn neef Pierre Fauquez. In 1725 hield zijn bedrijf op te bestaan.
Daar hij na het Verdrag van Utrecht in 1713 werd afgesloten van zijn cliënteel door de grens die er kwam tussen Vlaanderen en Frankrijk richtte hij een nieuwe faiencefabriek op in Saint-Amand-lez-Eaux op 18 juni 1718 en stuurde een deel van zijn werknemers vanuit Doornik naar Saint-Amand-lez-Eaux. Fauquez had er verschillende handelszaken en de grote meerderheid van zijn klanten woonde in Frankrijk, vooral in Lille/Rijsel, Valenciennes en Saint-Amand waar hij een serieuze concurrentie voerde tegen Nicolas Desmoutier, Barthélémy Dorez en vooral tegen Jacques Febvrier.
Hij bleef in Doornik wonen en baatte zijn fabriek in Doornik verder uit tot in 1725. Na de sluiting van zijn fabriek in Doornik, ging hij in 1725 met zijn vrouw Catherine en zijn kinderen, in Saint-Amand-les-Eaux wonen.
François Joseph Carpentier - la faïence de Tournai
François Joseph Carpentier was ingenieur geweest in dienst van de Franse koning en trouwde op 26 juli 1744 te Lille (Rijsel) met Marie Elisabeth Dorez (°1720), dochter van faiencemaker René Barthélémy (1694-1742) en Marie Agnès Alphonse, de zuster van Nicolas en Pierre Barthélémy Dorez, beide porseleinfabrikanten van de Manufacture de Céramique de Saint-Amand-les-Eaux en van de Manufacture de Vanlenciennes.
In 1750 begon ook hij met het vervaardigen van porselein in een fabriek vlakbij de Schelde naast het eerste spoorwegstation van Doornik. Hij kreeg daarbij hulp van François Joseph Péterinck die hem geld leverde voor zijn bedrijf. Aan de magistraten van de stad Doornik diende François Carpentier een verzoek in waarin hij hen vroeg om financiële steun nadat hij zijn plan had uiteengezet om zijn ??faiencefabriek in hun stad te vestigen. Na hun beraadslaging van 14 april 1750, werd het plan van François Carpentier goedgekeurd omdat de raadsleden en de Consuls van mening waren dat dit etablissement tewerkstelling en grote voordelen gaf voor de stad.
François Carpentier werd vrijgesteld van belasting op alles wat zijn bedrijf binnenbracht voor het vervaardigen van porselein en ook op de steenkool en het brandhout dat hij nodig had voor het opwarmen van zijn ovens. Daarboven werd hem een jaarlijks pensioen verleend van vierhonderd florin, op voorwaarde dat hij 40 arbeiders tewerkstelde en in stand hield. François Carpentier verkocht het jaar daarop in 1751 zijn bedrijf, met het privilege dat hij van het consulaat had gekregen (waarschijnlijk wegens gezondheidsreden, is zeer jong gestorven) aan zijn vriend aan wie hij geld had geleend François Joseph Péterinck de la Gohelle.
François Joseph Péterinck de La Gohelle
François Joseph Louis Péterinck de la Gohelle, geboren op 4 oktober 1719 in Lille (Rijsel) was de zoon van Paul Jean Nicolas, meester timmerman en Marie Alexandrine Joseph Martin en de kleinzoon van Jean Baptiste Péterinck, baljuw uit Quesnoy-sur-Deûle.
François Joseph was een voormalig officier van het Franse leger en kwam zich na zijn huwelijk vestigen als kolenhandelaar en koopman in Ath. Hij trouwde op 15 juni 1747 te Ath met Anne Catherine Louise Deswattines (°Brussel, 1723-1795). Hij was enorm geïnstrueerd in het vervaardigen van porselein en leverde François Carpentier geld voor het opstarten van zijn bedrijf in 1750 in Doornik.
In 1751 verhuisde hij naar Doornik en kocht de aardewerkfabriek van François Carpentier waar enkel faience werd gemaakt, aardewerk dat met een email op basis van tinoxide werd gebakken. Péterinck wilde op een modernere manier faience en mooier zacht porselein vervaardigen en kocht daarvoor het nodige materiaal. Hij wilde meer het uitzicht van Chinees porselein bereiken, waardoor de kleuren van de gebruikte aarde niet langer door het glazuur schijnen.
In Doornik ontmoette François Joseph Péterinck twee ervaren keramisten kunstenaars, de gebroeders Robert Dubois, (°Bézancourt, 1709-1769) boetseerder, draaier en Gilles Dubois (°Bézancourt, 1713-1774) porseleinschilder, die bij de schoonbroer van François Carpentier, Pierre Barthelemy Dorez in diens bedrijven in Saint-Amand-les-Eaux en Vanlenciennes hadden gewerkt. Met hen sloot hij een overeenkomst af voor de duur van twee en een half jaar en haalde daarmee de kennis en kunstzinnigheid van beide broers binnen in zijn bedrijf. Robert Dubois trouwde in 1749 met Josephine Cerisier in Saint-Amand- les-Eaux. Robert Dubois werd directeur in 1752 van het bedrijf en zijn broer Gilles Dubois verliet Doornik en vertrok naar de fabriek van Vincennes.
De producten van Doornik uit de tweede helft van de 17e eeuw en de eerste helft van de 18e eeuw zijn altijd al moeilijk te onderscheiden geweest van het andere gleiswerk in België en dat van Noord-Frankrijk. In 1751 richtte François Joseph Péterinck, een verzoek aan de gouverneur-generaal van de Oostenrijkse Nederlanden, Karel van Lotharingen om een porseleinfabriek in Doornik onder zijn bescherming te kunnen vestigen en stelde hem zijn producten voor.
Het duurde slechts twee maanden om een ??porseleinen kroonluchter te vervaardigen dooreengevlochten met 16 takken en een aanzienlijk hoeveelheid kwantiteitsbloemen. Die was uit twee verdiepingen samengesteld gemaakt in 1751 door de gebroeders Dubois voor de gouverneur der Nederlanden Karel van Lotharingen.
François Péterinck eiste ondertussen bepaalde gunsten en zijn verzoek werd ingewilligd waardoor het Doornikse porselein vanwege zijn kwaliteit werd geboren. Op 3 april 1751 ontving hij uit handen van de gouverneur-generaal van de Oostenrijkse Nederlanden, Karel van Lotharingen namens keizerin Maria Theresia van Oostenrijk een 30-jarig monopolie voor het vervaardigen van zacht porselein, het bruin van Rouen en Engels gleiswerk voor heel Nederland. Zijn bedrijf mag nu de titel Keizerlijke en Koninklijke manufactuur voeren: “Manufacture Impériale et Royale de Porcelain de Tournai François-Joseph Péterinck” en hij mag op zijn producten een eigen merkteken plaatsen. François kiest voor de burchttoren uit het wapenschild van Doornik.
Vanaf toen verkocht François Péterinck, zonder dat een handelaar zich daartegen kon verzetten, zijn producten over heel Nederland. Hij was vrijgesteld van invoer- en uitvoerrechten op alles wat hij uit het buitenland meebracht, evenals de rechten van barrière op het land van derle en pijpaarde van zeer goede kwaliteit gebruikt om keramiek, aardewerk en tegels te vervaardigen en was daar bovenop vrij van brandhoutbelasting.
François Joseph Péterinck zal zich gedurende een halve eeuw alleen maar bekommeren om de ontwikkeling van zijn bedrijf. Ondersteund en omringd door talrijke kunstenaars, die hij zelfs uit het buitenland liet komen veroverde hij eerst Wallonië en Noord-Frankrijk, een belangrijke afzetmarkt.
De boetseerder, Nicolas Lecreux (1733-1798) heeft voor Péterinck kleine rustieke beeldengroepen ontworpen in het wit en soms gekleurd, waarvan enkele te bewonderen zijn in het Londense Victoria & Albertmuseum. Ook Claude Borne die in Nevers en Rouen heeft gewerkt, Caridon de Bertauvillet uit Soissons en Henri en Michel Joseph Duvivier, porseleinschilders zijn voor Péterinck komen werken. Vooral door het aanwerven van Henri en Michel Joseph Duvivier komt het bedrijf vanaf 1763 onder diens artistieke leiding te staan. Mede dank zij hen heeft hij vanaf 1763 tot 1775 een enorme bloeiperiode gekend waardoor hij de top van de Europese productie van zijn tijd heeft bereikt. In de 18e eeuw was de invloed van Sèvres en Meissen het grootst. Om te concurreren met het Sèvres aardewerk en dat van Saksen was François Joseph Péterinck niet bang, veel werd gekopieerd, hier en daar wat lichte veranderingen aangebracht, en zo kwam het op de markt.
Péterinck had ondertussen al in 1771 zijn eigen handelszaken geopend in Nederland, o.a. in Amsterdam, Luik, Engeland en Spanje. Alvorens zich over heel Europa te verspreiden, exporteerde hij zelfs reeds naar Rusland.
Vanaf 1775 werden de veelkleurige voorstellingen meer en meer vervangen door een wit-blauw decor. François Joseph Péterinck kon op 68-jarige leeftijd in 1787 zijn bedrijf nog niet uit handen geven. Nog ca. 400 werknemers werkten in het bedrijf, waaronder Joseph Duvivier, porseleinschilder, zoon van Michel Joseph Duvivier.
Uit zijn eerste huwelijk met Anne Catherine had François Joseph 11 kinderen. Op 77-jarige leeftijd hertrouwde hij op 30 oktober 1796 te Kain met de 47 jaar jongere Marie Jeanne Frisoy, geboren in Doornik op 14 september 1766 waarmee hij nog eens 3 kinderen had.
François Joseph Péterinck overleed op 25 november 1799 en werd opgevolgd door zijn schoonzoon Jean Maximilien Joseph de Bettignies, porseleinfabrikant en advocaat.
Jean Maximilien, geboren op 7 oktober 1755 in Doornik was de zoon van Joseph Maximilien (1723-1787), raadgever en procureur-generaal van Doornik en Jacqueline Marie Joseph de Saintenoy. Hij trouwde op 20 oktober 1783 te Doornik met Amélie Ernestine Josèphe Péterinck de La Gohelle, geboren op 21 oktober 1757 te Doornik waarmee hij 9 kinderen had. Jean Maximilien de Bettignies overleed op 10 oktober 1803. Zijn vrouw leidde het bedrijf verder samen met enkele van haar kinderen. Zij overleed op 13 februari 1842 te Saint-Amand.
Amélie Ernestine Josèphe Péterinck werd opgevolgd door haar zoon Henri François Joseph de Bettignies, porseleinfabrikant.
Henri François Joseph Maximilien, geboren op 7 mei 1785 te Doornik. Hij overleed op 2 juni 1870 te Gent.
In 1851 werd het Doorniks porselein manufactuur verkocht aan Frédéric Victor Boch (1817-1920) en bleef de fabriek in zijn handen tot 1891 tot de markt werd overspoeld met machinaal geproduceerde serviezen met gedrukte decors, die van Boch uit La Louvière en Regout uit Maastricht. Hiermee kwam er in 1891 een eind aan de productie van het porselein in Doornik.