Rampen in Nederland

 

Hieronder lijst met de vergeten ( veelal watersnood-) rampen uit de Nederlandse geschiedenis.

 

Inhoud:

-  Namen watersnoodrampen 

- Kampen

- Zuiderzee

- Zeeland

- Rampen in Nederland chronologisch

- Treinrampen

- Overstromingen / stormvloeden

Namen watersnoodrampen

Chronologisch / alfabetisch

A
Allerheiligenvloed (1170)
Allerheiligenvloed (1532)
Allerheiligenvloed (1570)
Allerheiligenvloed (1675)
C
Cosmas- en Damianusvloed (1477)
Cosmas- en Damianusvloed (1509)
D
Decemberstorm 1703
E
Emerentiavloed of Pontiaansvloed
Evacuatie van het Rivierenland
K
Kadebreuk Wilnis
Kerstvloed
O
Overstroming van de Maas (1643)
Overstroming van de Maas (1926)
Overstroming van de Maas (1993)
S
Simon en Judasvloed
Sint-Aagthenvloed
Sint-Clemensvloed
Sint-Clemensvloed (1334)
Sint-Elisabethsvloed (1404)
Sint-Elisabethsvloed (1421)
Sint-Elisabethsvloed (1424)
Sint-Felixvloed (1530)
Sint-Jeronimusvloed
Sint-Luciavloed
Sint-Maartensvloed
Sint-Marcellusvloed (1362)
Sint-Nicolaasvloed
Sint-Nicolaasvloed (1196)
Sint-Pontiaansvloed
Sint-Thomasvloed
Stormvloed van 838
Stormvloed van 1212
Stormvloed van 1214
Stormvloed van 1282
Stormvloed van 1322
Stormvloed van 1374
Stormvloed van 1375
Stormvloed van 1566
Stormvloed van 1682
Stormvloed van 1825
Stormvloed van 1877
Stormvloed van 1916
Stormvloed van 1962
Stormvloeden van 1248
U
Ursulavloed
Ursulavloed (1468)
W
Wateroverlast in Nederland van januari 2012
Watersnood in de Bommelerwaard 1861
Watersnood in het Land van Maas en Waal 1861
Watersnood van 1726
Watersnood van 1741
Watersnood van 1775
Watersnood van 1776
Watersnood van 1784
Watersnood van 1799
Watersnood van 1808
Watersnood van 1809
Watersnood van 1820
Watersnood van 1855
Watersnood van 1953

Kampen

Watersnoodramp van 1825

Van donderdag drie tot en met zaterdag vijf februari 1825 woedde er een vreselijke noordwester storm over Nederland en Vlaanderen. Drie maanden eerder was er ook al een dijkdoorbraak geweest in de Zwartedijk die de polders van Kamperveen had doen onderlopen. Dit keer werden de provincies Groningen, Friesland, Overijssel, Utrecht en Holland getroffen door dijkdoorbraken en overstromingen. In totaal zijn hier 379 mensen bij omgekomen, waarvan 305 in de provincie Overijssel.

 

Dit had ook gigantische gevolgen voor Kampen en omgeving. Pogingen om de stadspoorten af te dammen hadden geen resultaat. Het springtij, in combinatie met de wind, stuwde het water hoog op. Op vrijdagochtend stortten delen in van de stadsmuren bij de Broederpoort, de  Cellebroederspoort en de toenmalige Venepoort. Dat laatste was een geluk bij een ongeluk anders was de waterdruk op de stadwallen zo groot geweest dat de stad zou zijn weg gevaagd. Het grootste deel van Kampen stond toen onder water, bij de huizen aan de Groenestraat zelfs tot aan de daken. Vele inwoners vluchtten naar de zolders om zich te beschermen. Alleen een deel van de Oudestraat, van de Plantage tot de Bovenkerk, bleef redelijk droog. Veel vee was door de boeren veilig gesteld door hun dieren te stallen in de Boven- en Buitenkerk.

 

In Kampen zijn geen slachtoffers gevallen onder de mensen. Voor de omgeving was dit anders. Hele gezinnen werden weg gevaagd en maanden na de ramp werden er nog overal doden aangetroffen. Getuigen hiervan zijn neergeschreven in de overlijdensakten van de Burgerlijke Stand.

 

Deze ramp leidde ertoe dat er op 17 februari 1825 een Commissie tot besteding van ’s Rijksonderstand voor de watersnood werd ingesteld door de regering. 

Zuiderzee

Al eeuwenlang zorgde de Zuiderzee voor wateroverlast in het achterland. In februari van het jaar 1825 liet het monster zich weer in alle hevigheid zien. Tijdens een noordwester storm en tegelijkertijd een springvloed op 3 februari werd het water in de Zuiderzee tot abnormale hoogte opgestuwd. Er werden hoogten van 3,50 m boven NAP geregistreerd. Op vrijdag 4 februari werd in de morgen de hoogste waterstand gemeten en braken alleen al in Overijssel op tientallen plaatsen de dijken door. Een deel van Friesland, maar vooral Overijssel lag open voor het aanzwellende water. Verrassend en overrompelend snel drong het water Salland binnen. Op 4 februari om 5 uur 's middags werd het water in de Vecht zo hoog opgestuwd dat het in de gracht van kasteel Rechteren, dat buitendijks lag, tot 1 m boven normaal steeg. De Vechtdijken werden dan ook nauwlettend in de gaten gehouden. Men vreesde evenwel geen doorbraak, totdat men merkte dat het water in de sloten binnendijks zeer sterk steeg.

Doordat de dijken ten westen van Dalfsen, bij Hasselt en bij Zwartsluis, het begaven, viel het water met een omweg de bewoners in het Vechtdal in de rug aan. Het gebeurde allemaal met zo'n kracht, dat men later nog een aalkorf vanuit Schokland in Dalfsen terugvond. Ook ten zuiden van de Vecht, in de buurschappen Lenthe en Emmen, begon het water in de sloten te stijgen. Op de voormiddag van 4 februari spoelde het water over de dijk van de Nieuwe Wetering en 's avonds steeg het opnieuw door een dijkdoorbraak in de Maatgraven, waardoor de Marshoek, Emmen, De Horte, Mataram, Milligen, Den Aalshorst en Den Berg in één grote waterplas veranderden. Het ging hier echter minder overrompelend, zodat men meer tijd had de nodige maatregelen te treffen. Enkele inwoners, bij wie het water tot 1 m was gestegen en voor wie elk contact met de buren uitgesloten was, moesten met schepen geholpen worden. De mensen moesten voor zichzelf voorzieningen treffen om te kunnen overleven, hun hulpgeroep werd zelfs aan de andere kant van de Vecht gehoord. In het dorp Dalfsen, aan de noordkant omringd door de Gerner- en Ankummer Es, dachten de bewoners geen gevaar van de overstroming te duchten te hebben. Het water kwam echter via de uitgestoven zandwegen, de Koe-steeg, de Koekoekssteeg en de Oosterdalfsersteeg richting het dorp. In allerijl werden er dammen opgeworpen om het water een halt toe te roepen. Ook werd een dam opgeworpen vanaf de Ankummer Es naar de dijk nabij de Leemcule. Door deze opgeworpen dammen werd voorkomen dat het lage gedeelte van het dorp onder water kwam te staan.

 

Gerrit Hendriksen, een boer op De Bese, ging op 4 februari nog even poolshoogte nemen bij de dijk, maar doordat het water van achteren kwam, kon hij zijn huis niet meer bereiken. Zijn gezin vluchtte naar de zolder en zijn zeventienkoeien en zeven varkens waren reddeloos verloren en verdronken. Ook Jan Dorgelo, die aan de Ankummerdijk woonde en 's avond op bezoek was bij Ridderinkhof op Hofwijk, kon niet meer thuiskomen. Van hem verdronken vijftien koeien en 88 schapen. In Ankum en Gerner werden de mensen die avond zo snel verrast dat men nauwelijks zichzelf kon redden. Enkele boeren probeerden nog het vee dat op stal stond een hogere standplaats te geven door met allerlei materiaal, tot ongedorste roggeschoven toe, de stalvloer te verhogen. Een man van 55 jaar en een jongen van 11 jaar zijn in deze watermassa omgekomen.

 

Hier en daar stond het water de volgende morgen tot 1,40 m. De schout van Dalfsen beval de schippers van Dalfsen de Vecht af te varen en op de plaats, waar men de doorbraak vermoedde, met hun schepen achter de dijk proberen te komen om mensen hulp te bieden. Maar hun veronderstelling dat de plaats van de doorbraak de Nieuwe Verlaat bij Berkum was, bleek onjuist te zijn. Ze namen daar wel mensen mee aan boord om die stroomafwaarts bij Haarst af te zetten. Op die plaats konden ze wel naar binnen varen naar het achterland. De schippers waren op 5 februari de gehele dag en avond bezig mens en dier te redden. Op 6 februari konden de schepen door sneeuw, ijs en zakkend water geen dienst meer doen. Alleen het lage land bij De Bese in de Broekhuizen konden ze nog bevaren. Richting Nieuwleusen redden ze nog 40 mensen uit hun bouwvallige huizen. De hoogst gelegen huizen kwamen op 6 februari weer droog te liggen, terwijl men zich bij de laagst gelegen huizen pas op 8 februari weer rond het erf kon bewegen. Al met al zijn in de gemeente Dalfsen twee mensen verdronken en kwamen in totaal 84 koeien, 171 schapen en 43 varkens om het leven; ook werden 48 bijenvolken vernietigd. Veel huizen waren beschadigd en veel huisraad was verloren gegaan.

 

Zeeland

Vele tientallen vloeden teisterden Zeeland in de loop der eeuwen. De meest recente is de watersnoodramp van 1953, met ongeveer 1835 slachtoffers. Het verleden kende nog ergere watersnoden, zoals ‘Sint Felix quade saterdach’ op 5 november 1530. Tussen het jaar 1134 en de vloed van 1530 troffen meer dan 45 ernstige overstromingsrampen Zeeland.

Landaanwinning (inpoldering) en landverlies hangen nauw met elkaar samen. De grote toename van ingedijkt land vanaf de twaalfde eeuw zorgde ervoor dat het water minder ruimte kreeg, minder ‘komberging’. Het in de nauwe zeegaten opgestuwde water zocht een uitweg. Dat had tot gevolg dat dijken doorbraken, het land overstroomde, mensen omkwamen en velen have en goed verloren.

 

Elke ramp inspireert ook tot herwinning van het verdronken gebied, tot nieuwe bedijkingen. Daarom liggen veel verdronken Zeeuwse dorpen nu midden in de polder.

De eerste berichten van grote vloeden stammen uit de tijd vóór de bedijkingen. Deze kwamen in Zeeland op gang in de elfde en twaalfde eeuw. In december 838 meldde een Franse bisschop dat bij een grote stormvloed bijna heel Frisia (het Nederlandse kustgebied) was ondergelopen. Drie volgende belangrijke vloeden vonden plaats in 1014, 1042 en 1134. De vloed van september 1014 was een magna inundatio maris, een ‘grote overstroming door de zee’. Deze teisterde vooral Vlaanderen en Walcheren en zou duizenden slachtoffers geëist hebben. De vloed van oktober 1134 gaf aanleiding tot grote bedijkingsactiviteiten. In deze twaalfde eeuw, en vooral door deze vloed, verdween het hele veengebied tussen Maas en Schelde. Alleen de met klei overdekte eilanden bleven over.

In de veertiende en vijftiende eeuw was er naast grote bedijkingsactiviteit aanzienlijk landverlies. Tussen 1214 en 1530 waren er meer dan 45 zware stormvloeden! Het jaar 1375 vormde een dieptepunt, met gigantische schade in Vlaanderen en zijn noordelijke kuststreek, het huidige Zeeuws-Vlaanderen. Ook was er ravage op Walcheren en bij Rilland in oostelijk Zuid-Beveland. Als gevolg van deze stormvloed ontstond de Zuudzee, later Dullart of Braakman geheten. Het eiland Schoneveld in de monding van de Westerschelde verdronk en de Honte of Westerschelde verbreedde zich aanzienlijk. Hierdoor werd deze zeearm in plaats van de Oosterschelde de belangrijkste vaarweg naar Antwerpen.

 

Een rijtje jaartallen toont de bijna constante ellende: in 1214, 1248 (twee vloeden), 1262, 1268, 1287/1288, 1318, 1330, 1334, 1341, 1344, 1357, 1374, 1375, 1394, 1398, 1403, 1404, 1409, 1417/1418, 1421, 1424, 1436, 1446, 1449, 1460, 1463, 1467, 1468, 1472, 1475, 1477, 1480, 1483, 1488, 1491, 1493, 1497, 1502, 1509, 1511, 1514, 1516 (twee opeenvolgende vloeden), 1517, 1521.

 

De Braakman werd door een nieuwe ramp op 19 november 1404 nog eens aanzienlijk vergroot. Deze vloed is bekend als de Eerste Sint-Elisabethsvloed. De Tweede Sint-Elisabethsvloed volgde in november 1421. Deze ramp is vooral berucht door de ondergang van de Grote Waard 

 

De Eerste Cosmas en Damianusvloed, op 27 september 1477, was de grootste vloed sinds de Eerste Sint-Elisabethsvloed in 1404 en werd evenals deze naar heiligen genoemd. Cosmas en Damianus zijn martelaren uit de derde eeuw na Christus. In het katholicisme werden ze de patroons van artsen, chirurgijns en apothekers.

 

Een vloed werd in de middeleeuwen naar een specifieke heilige genoemd wanneer deze samenviel met diens naamdag. Dit geldt ook voor het feest van Cosmas en Damianus op 27 september. De Tweede Cosmas en Damianusvloed veroorzaakte in 1509 een reeks dijkbreuken in Zeeuws-Vlaanderen. De polder van Hontenisse in Oost Zeeuws-Vlaanderen ging voorgoed verloren. Ook Zeeuwse eilanden werden getroffen. Stavenisse op Tholen verdronk.

 

Tussen alle grotere vloeden vonden nog allerlei doorbraken plaats die de grote kronieken niet eens haalden. In Noord-Beveland werd in 1352 een schip op de dijk bij Vliete (in de huidige Vlietepolder) geworpen. Inundatie was het gevolg. Zeshonderd jaar later beleefde Colijnsplaat een omgekeerd fenomeen. Bij de Februariramp van 1953 werd het dorp juist voor grote rampspoed behoed doordat een schip door het water dwars voor de haventoegang werd geparkeerd en zo dienst deed als reddende waterkering.

 

Een bijna fatale vloed trof Zeeland op 5 november 1530: ‘Sint Felix quade saterdach’. Deze vloed wordt meestal in samenhang beschouwd met die van 2 november 1532. Deze laatste haalde een streep door het herstelwerk na de eerste ramp. Door deze twee vloeden bleef Noord-Beveland ‘drijvend’ tot 1598, Sint-Philipsland tot 1645, het land van Borsele tot 1616. De Brede Watering Beoosten Yerseke ging voor een groot deel permanent verloren (het huidige Verdronken Land van Zuid-Beveland). Ook in Zeeuws-Vlaanderen en alle andere Zeeuwse eilanden waren inbraken.

 

De vloeden van 1530/1532 wijzigden de geografie van Zeeland dramatisch. De omtrek van oostelijk Zuid-Beveland veranderde voorgoed. De kroniek van Reigersberg (1551) meldt dat er op Zuid-Beveland in 1530 meer dorpen verdronken dan bij welke eerdere stormvloed ook.

 

In het verdronken oosten van Zuid-Beveland wist de stad Reimerswaal na 1530/1532 haar bestaan nog een eeuw te rekken. Eens was zij de derde stad van Zeeland en het streekcentrum van oostelijk Zuid-Beveland. De laatste eeuw van Reimerswaal was een lijdensweg van overstromingen en stadsbranden. In 1631 werd de stad definitief verlaten. De laatste inwoners vestigden zich in Tholen.

 

Ook na 1530/1532 ging het regelmatig mis. Op 1 november 1570 vond de Allerheiligenvloed plaats. Deze trof heel Zeeland. De eilanden Wulpen en Koezand in de monding van de Westerschelde verdwenen voorgoed. Bij een volgende grote ramp, op 26 januari 1682, overstroomden in heel Zeeland 161 polders. De vloed van 1682 is de eerste waarover veel details bekend zijn. De arts F. Gruiwardt schreef een pamflet over “den ellendigen toestand van onse amechtige provintie”. Een anonieme schrijver meldt dat de “wilde oceaan” in heel Zeeland onnoemelijke schade heeft aangericht. In Vlissingen zijn er “zulke gaten in de muren, in de straten, ja zelfs in de kaaien, dat men dat nauwelijks schrijven kan”. Het water staat tot aan de luifels, alle kerken zijn onbruikbaar en ‘de graven neergestort’. Zelfs de doden zijn “uit de graven gewekt en weggedreven op de kerkhoven”.

 

Voor oostelijk Zuid-Beveland was de vloed van 1682 rampzalig. Valkenisse, ten zuidoosten van Waarde, ging definitief verloren. De secretaris van Waarde schilderde als ooggetuige de gebeurtenissen met breed palet: “daar was dien ganschen nacht sulcken drovigen geschreuw, gehuil, gekrijt, ende gecrijsch van menschen en beesten als met geen penne kan uijt gedruckt worden”.

 

De kerktoren van Valkenisse diende na de ramp als baken voor de scheepvaart op de Westerschelde, tot hij in 1750 instortte. Zo’n desolate toren was een min of meer vertrouwd beeld vanaf de Zeeuwse wateren. Enkele torens van verdronken plaatsen houden stand tot de dag van vandaag. De toren van Kortgene op Noord-Beveland is al eeuwen voorzien van een nieuwe kerk. En de Plompe Toren van het verdronken Koudekerke op Schouwen staat er eveneens nog steeds.

 

Grote watersnoden tussen 1682 en 1953 waren de vloeden van 14/15 januari 1808 en 12 maart 1906. Maar in deze periode ontstonden geen permanente ‘verdronken landen’ meer. De ramp van 1808 leidde tot een algemene dijkverhoging. Deze werd gerealiseerd dankzij de nieuwe mogelijkheden van het gecentraliseerde, op Franse leest geschoeide bestuur.

 

Rampen in Nederland chronologisch

 

voor 1200

  • 838 26 december - Tijdens de Stormvloed van 838 loopt een groot deel van Noordwest-Nederland onder water. Een groot aantal plaatsen verdwijnt in de golven.

  • 1014 28 september - De Watersnood van 1014 resulteerde in wat zeer waarschijnlijk de eerste doorbraak van de vrijwel gesloten kustlijn van de Lage Landen is geweest. De kroniek van de abdij van Quedlinburg maakt melding van duizenden doden.

  • 1134 4 oktober - De Stormvloed van 1134 treft Zuidwest-Nederland en de Belgische kust. Het Zwin ontstaat en de duinen bij Monster en Naaldwijk worden weggeslagen.

  • 1163 21 december - De Sint-Thomasvloed zet grote delen van Holland onder water.

  • 1164 16/17 februari - De Sint-Julianavloed treft vooral Friesland en Groningen en eist duizenden slachtoffers. Het eiland Marken ontstaat en het dorpje Wyberga verdwijnt van de kaart.

  • 1170 1 november - Tijdens de Eerste Allerheiligenvloed breekt de zee door de duinenrij tussen Texel en Huisduinen. Het Marsdiep ontstaat.

  • 1196 december - Sint-Nicolaasvloed. Grote delen van Noord-Nederland en het Zuiderzeegebied overstroomd. Het Almere of Zuiderzee komt onder invloed te staan van getijstroom.

13e eeuw

  • 1219 16 januari - Tijdens de Eerste Sint Marcellusvloed worden grote delen van Noord-Nederland en het Zuiderzeegebied overstroomd. Er verdrinken ca. 36.000 mensen.

  • 1253 29 april - Grote stadsbrand van Utrecht. Deze woedt 9 dagen en veroorzaakt enorme schade. De toenmalige domkerk wordt grotendeels verwoest.

  • 1275 12 juli - De Romeinse brug van Maastricht stort in tijdens een processie, met mogelijk 200 tot 400 doden als gevolg.

  • 1287 14 december - Sint-Luciavloed, Mogelijk 50.000 à 80.000 doden in het Waddengebied. West-Friesland en Friesland worden van elkaar gescheiden en zo ontstaat de Zuiderzee. 'God doe sende ene vloet also groot, daer vele volx in bleef doot.'

14e eeuw

  • 1327 Een schip afkomstig uit Brouwershaven zinkt na een aanvaring. Meer dan 20 opvarenden verdrinken.

  • 1334 23 juli - Stadsbrand te Deventer. Twee derde van alle woningen verwoest. 6 doden.

  • 1334 23 november - Tijdens de Sint-Clemensvloed stroomt Walcheren onder water. Het eiland Wulpen kreeg bij deze stormvloed de eerste klap. Bronnen maken melding van duizenden slachtoffers.

  • 1350 24 augustus - 143 mensen komen door brand om het leven in de toren van de Sint-Walburgskerk te Tiel. Ze zijn daarin gevlucht wanneer de stad wordt ingenomen door Reinoud III van Gelre.

  • 1362 16 januari - Tweede Sint Marcellusvloed. Ook wel Eerste Grote Mandrenke. Langs de gehele kust braken dijken door en grote delen van Nederland liepen onder water. Het precieze aantal slachtoffers is onduidelijk. Schattingen lopen uiteen van 25.000 tot 40.000.

  • 1374 9 oktober - De Stormvloed van 1374 was een stormvloed die vooral Walcheren, Borssele, Voorne, Westvoorne en Goeree trof. Verder richt de stormvloed ook schade aan in de Zwijndrechtse Waard, de Riederwaard, en de Groote of Hollandsche Waard.

  • 1397 17 mei - De Stadsbrand van Bergen op Zoom verwoest de stad door een brand "die bijna gansch Bergen in een puinhoop deed verkeeren".

15e eeuw

  • 1404 19 november - Door de Eerste Sint Elisabethsvloed gaan de Zeeuws-Vlaamse dorpen Hughevliet, Oud-IJzendijke en Oostmanskapelle verloren.

  • 1419 30 april - Eerste grote stadsbrand van 's-Hertogenbosch. 112 doden.

  • 1421 19 november - Tweede Sint-Elisabethsvloed, vermoedelijk ca. 2.000 doden door dijkdoorbraken in Zeeland en Holland.

  • 1424 19 november - De Derde Sint-Elisabethsvloed had vooral effect op de wilskracht van veel mensen. Door deze vloed werden namelijk veel herstelwerkzaamheden van de vorige vloed ongedaan gemaakt.

  • 1438 25 augustus - Bij de stadsbrand van Gouda gaat bijna de gehele stad in vlammen op. Slechts 4 of 5 woningen blijven gespaard.

  • 1452 25 mei - Bij de stadsbrand van Amsterdam gaat ongeveer twee derde van de stad in vlammen op. Deze brand is nog groter dan stadsbrand die de stad teisterde op 13 april 1421.

  • 1457 28 juni - Grote stadsbrand in Dordrecht. Meer dan 600 huizen en gebouwen (waaronder de Grote Kerk) worden verwoest. Er valt een onbekend aantal doden.

  • 1463 13 juni - Tweede grote stadsbrand van 's-Hertogenbosch. Ruim 4.000 huizen gaan in vlammen op.

  • 1468 21 oktober - De Ursulavloed veroorzaakt een grote hoeveelheid schade, vooral rond Rotterdam. De Walburgiskerk te Zutphen stort in.

  • 1477 27 september - Het dorp Arnemuiden wordt verwoest door de Eerste Cosmas- en Damianusvloed. Geheel Walcheren loopt onder water.

  • 1484 Vergaan van een groot deel van de handelsvloot van Zierikzee, tijdens een zware storm. Het verlies was zo groot dat meer dan vijfhonderd vrouwen binnen deze stad daardoor tot weduwen gemaakt werden.

  • 1486 19 maart - Stadsbrand van Eindhoven. De gehele toen nog kleine stad Eindhoven in de as gelegd. Alleen een zestal huisjes buiten het centrum bleef gespaard.

  • 1499 10 juli - Stadsbrand van Monnickendam. 400 van de 500 huizen in de stad brandden af.

16e eeuw

  • 1503 31 juli - Grote stadsbrand te Harderwijk. Een groot deel van de stad brandt af. Volgens ooggetuigen komen enige honderden mensen om het leven.

  • 1509 26 september - Het stadje Veere wordt zwaar getroffen door de Tweede Cosmas- en Damianusvloed. Oud-Stavenisse verdwijnt in de golven. Pas in 1599 wordt dit gebied opnieuw ingepolderd. Het land tussen het IJ en de Oude Rijn overstroomde. Het Spieringmeer en het Haarlemmermeer groeien aaneen tot de Grote Haarlemmermeer.

  • 1512 februari - Een processie ter ere van de inwijding van de Dorpskerk van Charlois zakt door het ijs van de Maas. Een groot deel van de processiegangers verdrinkt. Schattingen van het aantal slachtoffers lopen uiteen van 1.000 tot 4.000. De plek waar deze ramp zich voltrok werd voortaan Papengat of Monnikenput genoemd.

  • 1514 30 september - De Sint-Jeronimusvloed veroorzaakt dijkdoorbraken bij Giessen, Giessendam, Spaarndam, Diemen en Hoorn.

  • 1519 Vergaan van 16 schepen van de handelsvloot van Zierikzee. Zeker 400 opvarenden verdrinken.

  • 1523 5 januari - Nabij Schalkwijk ontstaat een dijkdoorbraak in de Lekdijk. Grote delen van Utrecht komen onder water te staan. Er verdrinken 7 personen.

  • 1530 5 november - Sint-Felixvloed in het stroomgebied van de Westerschelde. Deze Quade Saterdach is wellicht de ernstigste overstroming uit de Nederlandse geschiedenis. Schattingen lopen op tot 100.000 doden. Daar waar nu het Verdronken land van Zuid-Beveland is, verdwijnen 18 dorpen in de golven. In de stad Reimerswaal verdrinken 404 parochies.

  • 1532 2 november - De Allerheiligenvloed van 1532 verwoest alle herstelwerken van de Sint-Felixvloed. De schade is bijna nog erger. Reimerswaal wordt definitief opgegeven. Ook Sint-Philipsland wordt geheel verwoest.

  • 1534 23 juli - Een grote stadsbrand treft de gehele stad Breda. Alleen het Huis van Brecht, de Kerk en delen van het Kasteel blijven gespaard. De Grote Markt krijgt zijn huidige vorm.

  • 1536 3 mei - Bij de stadsbrand van Delft wordt ongeveer driekwart van de stad in de as gelegd. De brand, die ongeveer 3 dagen duurt, ontstond vermoedelijk door blikseminslag.

  • 1552 13 januari - Het eiland van Bath verdwijnt in de golven tijdens de Sint-Pontiaansvloed. Pas in 1773 wordt het opnieuw ingepolderd en komt het aan Zuid-Beveland vast te zitten.

  • 1555 april - Bij een grote stadsbrand in Medemblik wordt de gehele stad in de as gelegd. Veel mensen komen om, wanneer door de brand een kruitschip in de haven van de stad ontploft. De brand duurt vijf dagen.

  • 1558 11 januari - Een zware storm trekt over het huidige Nederland en richt veel schade aan. In 's-Hertogenbosch komen twee molenaars om het leven, wanneer hun molens van de stadsmuur waaien. Ook in Oss komt een molenaar om het leven. In Hengelo stort de spits van een kerktoren in, waarbij drie vrouwen omkomen.

  • 1563 10 juli - Stadsbrand van Rotterdam. Gehele oosten van Rotterdam afgebrand.

  • 1565 Van de vissersvloot van Brielle vergaan 5 schepen. Hierbij komen ten minste 50 inwoners van deze stad om het leven.

  • 1570 1 november - De Allerheiligenvloed teistert Zeeland en het noorden van Nederland. Alleen al in Friesland verdrinken 3.273 mensen. Het totaal aantal doden bedraagt volgens een nauwkeurige schatting circa 10.000.

  • 1573 21 augustus - Zware storm. Dijken breken door in Friesland en op het Kampereiland. Vier oorlogsschepen op de Zuiderzee vergaan, met verlies van circa 300 levens.

  • 1574 3 oktober - Tijdens het Beleg van Leiden zijn begin september de binnendijken van Holland doorgestoken door de Watergeuzen. Tijdens de nacht van 2 op 3 oktober steekt een zware storm op die het water naar Leiden stuwt. Volgens sommige (onbetrouwbare?) bronnen verdrinken die nacht wel 20.000 Spaanse soldaten.

  • 1579 1 juli - Schermersoproer te 's-Hertogenbosch, 42 doden en 120 gewonden.

  • 1593 24 december - Vele schepen op de rede van Texel vergaan tijdens een zware storm, ca. 1.050 doden. Graanhandelaar Roemer Visscher was een van de reders die veel schade leed. Zijn jongste dochter die net na de ramp werd geboren noemde hij daarom Maria Tesselschade.

  • 1597 13 oktober - Stadsbrand van Bredevoort. De brand legde vrijwel de gehele stad in de as; slechts twintig huizen bleven gespaard.

17e eeuw

  • 1601 6 november - Bij de stranding van een Duinkerker kaper tijdens storm bij Texel verdrinken 35 van de 83 mannen.

  • 1607 30 januari - Vijf schepen vergaan na storm nabij Texel, ca. 170 doden.

  • 1610 23 januari - Na een dagenlange noordwesterstorm ontstaan grootschalige overstromingen in delen van Holland en Friesland.

  • 1623 18 juni - Vissersschip kapseist in het Haarlemmermeer, 11 doden.

  • 1627 27 december - Instorten kerktoren te Geldrop door storm tijdens de vroegmis, 82 doden en ca. 200 gewonden. Oudere bronnen spreken van 300 doden.

  • 1633 1 november - Zware storm zorgt voor dijkdoorbraken in Zeeland. 360 mensen verdrinken.

  • 1643 15 januari - Overstroming van de Maas. Het dorp Obbicht werd na een dijkdoorbraak geheel weggespoeld, waarbij mogelijk meer dan 500 doden vielen.

  • 1646 12 juli - Bij de Kruittorenramp in Bredevoort slaat de bliksem in de kruittoren van het gelijknamige kasteel Bredevoort waarbij 49 mensen omkomen. Het kasteel, het ambtshuis en meerdere woningen worden onherstelbaar verwoest.

  • 1646 5 maart - Dijkdoorbraak bij Amsterdam tijdens een stormnacht. Aan de oostkant van de stad braken de Sint Antoniesdijk, Zeeburgerdijk en Diemerzeedijk. Hierdoor overstroomde de Watergraafsmeer-polder en kwam een groot deel van Amsterdam onder water te staan. 5 doden.

  • 1653 10 november - Een vierdaagse storm woedt op de Hollandse kust (7-10 november). De vloot van Witte de With heeft hier zeer zwaar onder te lijden. Maar liefst 23 schepen verliezen hun grote mast, 16 hun roer, 15 schepen zinken of lopen op het strand. In totaal verdrinken bijna 1.400 man.

  • 1654 6 januari - Grote brand van De Rijp. Naast ca. 700 woningen gaan ongeveer 150 pakhuizen, 4 bruggen, 5 schuiten, 60 scheepstuigen, 4 paarden, 22 koeien en 90 schapen verloren in het vuur dat een week lang woedt.

  • 1654 12 oktober - Delftse donderslag, ontploffing in een opslagplaats voor buskruit. Minstens 100 doden. Ongeveer 500 huizen raken onherstelbaar beschadigd.

  • 1658 6 december - Gevel stort in bij neerhalen na brand te Amsterdam, 7 à 8 werklieden dood.

  • 1659 14 mei - Brug over de Prinsengracht bij de Leliesluis stort in te Amsterdam, 8 doden.

  • 1666 19 augustus - 20 augustus - Holmes' Bonfire: De Engelsen vallen een vloot van 150-170 voor Vlieland voor anker liggende koopvaarders en het dorp West-Terschelling aan. Beide gingen in vlammen op.

  • 1666 22 augustus - 5 schepen vergaan nabij Petten, 29 doden.

  • 1673 10 oktober - De bisschop van Münster belegert Coevorden en bouwt een dam in de Vecht om het stadje onder water te zetten. Door een storm breekt de dam door en verdrinken er 1.400 Münsterse soldaten.

  • 1674 1 augustus - De zomerstorm van 1674 trekt een spoor van vernieling over het land en eist veel slachtoffers. Onder meer het middenschip van de Dom van Utrecht stort in.

  • 1674 27 september - Het vrachtschip De Witte Haes strandt op Schiermonnikoog. 11 doden.

  • 1674 30 november - Een veerschip loopt aan de grond bij Harlingen. Meer dan 50 opvarenden komen om

  • 1675 5 november - Dijkdoorbraak bij Schardam. Er volgt een grote watersnood, waarbij veel mensen en dieren verdrinken, West-Friesland staat tot Enkhuizen toe onder water. Pas in 1676 kan het gat in de Zuiderzeedijk worden gedicht.

  • 1677 22 augustus t/m 2 september - Tijdens de Frans-Nederlandse Oorlog, werd Sittard door legereenheden van de Franse koning Lodewijk XIV en onder leiding van kolonel Mélac bijna geheel verwoest.

  • 1680 24 juli - Bij de Kruittorenramp van Heusden slaat de bliksem in de kruittoren van het kasteel in Heusden, dat hierbij volledig wordt verwoest. Ten minste 10 doden.

  • 1682 26 januari - Door de Stormvloed van 1682 overstromen in Zeeland en Zuid-Holland in totaal 161 polders. Op Goeree-Overflakkee verdrinken 22 personen, vooral in Ooltgensplaat. Te Dordrecht stort een molen met vluchtelingen in, waarbij 10 personen om het leven komen. In het stadje Veere verdrinken 30 mensen.

  • 1683 15 november - Tijdens een zeer zware storm vergaan voor de Nederlandse kust acht oorlogsschepen. Geschat wordt dat circa 1.200 bemanningsleden in die nacht zijn verdronken.

  • 1686 13 november - Sint-Maartensvloed in de provincie Groningen, 1.558 doden. Alle dijken langs de Eems en de Dollard worden weggeslagen en geheel Noord-Groningen overstroomt. Alleen al in Uithuizermeeden komen 313 mensen om het leven.

  • 1689 27 november - Het linieschip Walcheren botst tegen het westelijke havenhoofd van Vlissingen. 24 opvarenden verdrinken hierbij in de Schelde.

  • 1690 20 oktober - Op de Westerschelde bij Vlissingen zinkt door harde wind een veerschip, afkomstig uit Sluis. Er verdrinken 12 passagiers.[18]

18e eeuw

  • 1703 8 december - De Grote Storm van 1703 leidt niet alleen tot enorme schade, maar ook tot tal van dijkdoorbraken. Het zuiden van Friesland komt blank te staan. Ook de Nederlandse vloot krijgt het zwaar te verduren

  • 1704 27 juli - Gewelf van de Westerkerk te Amsterdam stort in, 6 doden en 44 gewonden, allen kinderen van het Aalmoezeniershuis.

  • 1708 8 mei - Stadsbrand van Hardenberg. Gehele stad verwoest.\

  • 1711 26 juni - Er ontstaat brand in de molen van Hinsberg binnen de stadsmuren van Roermond. 30 huizen en het klooster der Penitenten branden af. Er komen zes mensen om het leven.

  • 1717 25 december - Kerstvloed in de provincie Groningen, 2.276 doden. Dorpen die direct achter de zeedijk liggen worden bijna volledig weggevaagd. In Uithuizermeeden vielen 208 doden, Leens 182, Pieterburen 172 en Kloosterburen 178.

  • 1724 13 maart - Op de kust van Terschelling vergaat een klein vrachtschip met 10 mensen (7 mannen en 3 vrouwen) aan boord.

  • 1724 4 december - Door zware storm vergaan op zee vele tientallen schepen. Ook op de rede van Amsterdam vergaat een aantal schepen, waarbij veel mensen verdrinken.

  • 1732 14 april - Grote brand in het Pesthuis te Amsterdam, soo hevig dat geen menschen ooit diergelijke hebben gezien. Vijf bewoners komen in de vlammen om.

  • 1735 3 februari - Het VOC-schip 't Vliegend Hert loopt direct na vertrek voor de kust van Vlissingen op een zandbank en slaat lek. Alle 256 opvarenden komen hierbij om het leven.

  • 1738 29 juni - Het VOC-schip Reigersbroek strandt nabij Westkapelle. 51 doden.

  • 1740 23 december / 24 december - Watersnood in het rivierengebied. De Lekdijk tussen Ameide en Lexmond breekt door, waardoor de Vijfherenlanden onderlopen. Ook in de Betuwe, de Tielerwaard, de Alblasserwaard en het land van Heusden en Altena breken de dijken door en komt het land onder water te staan. Ten minste 8 mensen verdrinken.

  • 1742 8 februari - Het korrelhuis van een kruitmolen in Delft explodeert, waardoor 8 gebouwen verwoest worden. 5 werknemers komen om het leven.

  • 1748 28 juni - Na het Pachtersoproer te Amsterdam worden 3 mensen opgehangen. Er ontstaat een enorm gedrang onder de menigte kijkers. 108 mensen worden doodgedrukt of verdrinken in de grachten.

  • 1749 1 februari - Bij Egmond slaat een sloep om, op weg naar een Brits vrachtschip. Zes opvarenden verdrinken.

  • 1754 3 januari - Bij het Overijsselse Hasselt zinkt een vaartuig op het Zwarte Water. 10 opvarenden verdrinken.

  • 1756 28 maart - Een Katwijkse visserspink vergaat bij Scheveningen. 7 doden.

  • 1756 7 oktober - Door een zware storm vergaan verscheidene schepen op de Friese kust, waarbij zeker 16 personen verdrinken.

  • 1761 21 december - Kruitmagazijn Maastricht ontploft. Grote schade en 21 doden.

  • 1764 11 januari - De melkschuit naar Amsterdam vergaat op het IJ. 8 mensen verdrinken.

  • 1764 12 maart - In de haven van Bergen op Zoom vaart een vrachtschip tegen de palenrij bij de ingang van de haven, waarbij 5 mensen om het leven komen.

  • 1766 6 februari - Te Ameland vergaat het schip van een zekere Gerrit Steenge. Van de 58 zielen aan boord overleven 9 mensen deze ramp.

  • 1766 8 mei - Het beurtschip van Urk naar Kampen vergaat nabij Schokland. 7 mensen komen hierbij om het leven.

  • 1766 10 juli - Het beurtschip "De Vier Gebroeders" van Amsterdam naar Hasselt zinkt na aanvaring met het Harlinger veerschip "De Juffrouw Elizabeth" bij de vuurtoren van Durgerdam. 53 passagiers verdrinken.

  • 1766 11 augustus - Het schip Boomryk strandt op de Noorderhaaks. Van de 46 bemanningsleden weten er 21 aan wal te komen, de overige verdrinken 

  • 1767 10 januari - Het beurtschip van Lemmer naar Enkhuizen zinkt in de buurt van Urk. 18 doden.

  • 1767 27 november - Het VOC-schip Vrouwe Elisabeth Dorothea vergaat nabij Callantsoog. Slechts 6 van de 145 man weten deze ramp te overleven.

  • 1769 29 december - Grote dijkdoorbraak bij Huissen. De gehele Betuwe en de Tieler en Culemborger waarden stromen vol. Het water stroomt bij Culemborg over de dijk in de Lek en bedreigt Zuid-Holland.

  • 1770 20 februari - Het beurtschip van Philippine op Middelburg vergaat. 5 passagiers verdrinken, de 2 bemanningsleden worden gered.[35]

  • 1772 11 mei - Grote brand in de Schouwburg van Van Campen te Amsterdam, 19 doden.

  • 1773 20 augustus - Tijdens een zware storm verdrinken 30 vissers uit Wijk aan Zee en Egmond aan Zee en 13 opvarenden van een loodsboot (uit Texel).

  • 1774 31 mei - Een Katwijkse vissersschuit vergaat bij Terheijde tijdens storm. Zes aangespoelde lichamen worden op een kar terug naar Katwijk gebracht.

  • 1775 11 mei - Dijkdoorbraak bij Dussen. 5 mensen verdrinken.

  • 1775 14 november - Door een combinatie van vloed en storm lopen delen van Holland, Overijssel en Gelderland onder water. 65 doden, waarvan 28 te Elburg.

  • 1776 22 november - De golven van de Zuiderzee verwoesten 11 woningen te Elburg, waarbij 7 mensen verdrinken.

  • 1777 31 augustus - Het VOC-schip Overhout strandt vlak voor de thuiskomst (vanuit Ceylon) op de kust bij Egmond aan Zee en vergaat. Slechts 37 overlevenden.

  • 1778 10 november - VOC-schip Woestduin vergaat nabij Dishoek. 49 van de 130 bemanningsleden komen om het leven.

  • 1779 20 mei - Een uit Hamburg afkomstig schip loopt nabij de ondiepte Pampus aan de grond. Van de 12 bemanningsleden worden er 7 gered.

  • 1779 24 december - Een Scheveningse vissersschuit slaat nog in het zicht van het dorp om. De 5 opvarenden verdrinken.

  • 1781 28 januari - Dijkdoorbraak bij Wamel na ijsgang. 13 mensen verdrinken.

  • 1781 17 februari - Te Noordwijk strandt een Engels oorlogsschip. 30 opvarenden verdrinken bij een poging aan wal te komen.

  • 1781 20 augustus - Het Zweedse lijnschip Prinses Sophia Albertina vergaat bij Texel. Van de 450 opvarenden worden er slechts 31 gered.

  • 1782 7 augustus - Explosie in een kruitmolen nabij Ouderkerk aan de Amstel. 5 mensen komen hierbij om het leven.

  • 1783 20 oktober - Explosie op het linieschip Rhynland, nabij Texel. Van de 224 opvarenden komen er 8 om het leven en raken 38 man gewond.

  • 1784 19 maart - De Waal breekt op twee plaatsen door de dijk bij Haalderen. Het dorp wordt bijna geheel verwoest. Circa 15 mensen verdrinken.

  • 1786 30 oktober - De trekschuit naar Leeuwarden kapseist te Rinsumageest. 7 doden.

  • 1787 2 augustus - Door opslag van buskruit vindt een explosie plaats in de Onze-Lieve-Vrouwenkerk van Amersfoort. 17 doden.

  • 1790 27 november - In de nacht van 26 op 27 november vergaat bij De Koog de Negotie. Het schip breekt in stukken. 238 doden.

  • 1793 15 maart - Aan boord van 's Lands hulk Dwinger breekt in het Vlie een ernstige brand uit, waarbij het schip vergaat. Bij deze ramp verliest bijna de helft van de circa 140 opvarenden het leven.

  • 1799 7 februari - Dijkdoorbaak bij het dorpje Doornik tussen Bemmel en Lent (Watersnood van 1799). Daarbij gaan alle achttien huizen en de kerk verloren. 17 mensen verdrinken. Het dorpje wordt nooit meer opgebouwd.

  • 1799 25 mei - Een Frans schip strandt bij Noordwijk. De bemanning probeert per sloep het schip te verlaten, maar verdrinkt. 5 doden.

  • 1799 9 oktober - Het Engelse schip La Lutine vergaat met een lading goud nabij Vlieland. 269 opvarenden komen om.

  • 1799 10 november - Het fregat De Valk vergaat bij Ameland. Een van de grootste scheepsrampen uit de Nederlandse geschiedenis. 419 doden.

19e eeuw

  • 1802 27 oktober - Bij het eiland Schouwen vergaat het schip Sint Joseph. 13 opvarenden komen om.

  • 1807 12 januari - Leidse buskruitramp, 151 doden en circa 2.000 gewonden. Circa 220 woningen worden compleet verwoest of onbewoonbaar verklaard.

  • 1807 30 september - De Bataafse kanonneergalei Noodweer vergaat tijdens een zware storm met 35 opvarenden op de Waddenzee voor de kust van het Bildt.

  • 1808 15 januari - Stormvloed veroorzaakt overstromingen in Nederland en Vlaanderen. De binnenstad van Vlissingen loopt onder water. 31 doden. Elders langs de Westerschelde verdrinken nog eens 21 personen.

  • 1809 29 januari - Watersnood van 1809. Door het ontstaan van ijsdammen in de rivieren steeg het waterpeil snel, met dijkdoorbraken als gevolg. ca. 275 doden. 1.000 woningen worden verwoest.

  • 1809 13 augustus - Bombardement van Vlissingen door Britse troepen. 335 doden.

  • 1809 16 augustus - Kustbatterij Margarethapolder te Terneuzen beschoten door Brits fregat. 23 doden.

  • 1810 22 december - Het HMS Minotaur loopt op zandbank nabij Texel en vergaat, 570 doden.

  • 1811 24 december - Van een Brits konvooi lopen tijdens een storm de HMS Hero en het troepenschip Archimedes op de Haaksgronden bij Texel. Beide schepen vergaan, waarbij slechts 12 van de 530 opvarenden van de Hero gered kunnen worden. De opvarenden van de Archimedes worden wel gered. De begeleidende brik HMS Grasshopper loopt wel aan de grond maar blijft relatief ongeschonden en over de Haaks gestuwd. De bemanning geeft zich te Den Helder aan de Nederlanders over, het schip wordt door de Bataafse Marine opgenomen als Irene (later Zr.Ms. Irene) en doet dienst tot 1820.

  • 1812 30 januari - Het Britse fregat Manilla strandt op de Haaksgronden bij Texel. De Britten verlaten het schip en steken het in brand. Bij een explosie ten gevolge hiervan komen 12 matrozen om het leven.

  • 1814 januari - 5 mei - Tijdens de Blokkade van Maastricht breekt vlektyfus uit onder het Franse garnizoen. Een derde van hen sterft. Ook veel burgerslachtoffers.

  • 1814 2 februari - Een kruitwagen ontploft in Gorinchem, waardoor ruim 20 mensen om het leven komen.

  • 1817 14 april - Een veerschip kapseist door harde wind bij Sleeuwijk. Van de 22 passagiers komen er 12 om het leven.

  • 1819 10 januari - Bij het binnenvaren van de haven van Medemblik komt het schip Carolina door ijsgang in de problemen. 9 opvarenden verdrinken.

  • 1819 26 april - Het veer van de Louisapolder in Lage Zwaluwe wordt getroffen door een hoosbui, waardoor 5 passagiers verdrinken.

  • 1820 20 januari  Het hoofdgebouw van landgoed Oosterhout wordt op 20 januari door de overstroming verwoest.

  • 1820 23 januari - Watersnood van 1820. Grootschalige overstromingen in het rivierengebied na ijsgang. 3 doden in Wercheren, 9 doden te Lent en 1 dode in de Alblasserwaard.

  • 1821 26 oktober - Een Scheveningse vissersschuit zinkt na een aanvaring bij kust van Goeree. 6 doden.

  • 1824 14 oktober - Stranding van de Vreede bij Huisduinen. Bij de redding komen 6 redders en 3 opvarenden om het leven.

  • 1825 3 februari - Stormvloed van 1825 in Groningen, Friesland en Noordwest-Overijssel, 379 doden waarvan 305 in Overijssel. Op Schokland verdrinken 13 personen.

  • 1825 17 juni - 20 boerenknechten steken in een kleine schuit over naar Kampereiland. De schuit zinkt en 17 man verdrinken.

  • 1825 1 oktober - Door het breken van de grote mast op een vissersschip uit Middelharnis komen 11 van de 13 bemanningsleden om. Slechts schipper Jacob Bree en een scheepsjongen overleven de ramp.

  • 1825 25 oktober - Het vissersschip Willem I terugkerend vanaf Groenland vergaat nabij Texel. 30 doden.

  • 1827 12 januari - Explosie in kruitmolen aan het Schie te Rotterdam, 5 doden.[48]

  • 1827 16 januari - Ramp Zr.Ms. Wassenaar. Dit linieschip, ingezet als troepentransportschip, liep bij Egmond ter hoogte van Schoorl op een zandbank, enige dagen na vertrek van de rede van Texel. Van de circa 900 opvarenden, naast de 250 bemanningsleden ongeveer 650 rekruten bestemd voor de oorlog op Java in Oost-Indië, komen er 23 om het leven.

  • 1827 1 maart - Schipbreuk van de bark Java Paket bij Westkapelle. De 29 opvarenden komen om het leven, alleen de loods overleeft de ramp.

  • 1827 17 maart - Door storm breken enkele dijken door in het rivierengebied. Te Vuren en Herwijnen worden in totaal ruim 110 woningen verwoest. 8 mensen komen in deze storm om het leven door het rivierwater.

  • 1828 5 maart - Het vissersschip Catharina Elisabeth uit Middelharnis vergaat voor de kust van Egmond, 12 doden.

  • 1831 19 maart - Het kruitmagazijn Stoelemat in Bergen op Zoom explodeert. 19 doden en 41 gewonden.

  • 1831 25 november - Op de Lek bij Vianen zinkt een veerschip met soldaten die onderweg zijn naar België. 7 doden.

  • 1833 12 februari - Nabij Jutphaas rijdt een huifkar met daarin 12 personen bij een brug het water in. 5 doden.

  • 1833 15 februari - Te Grave zinkt op de Maas een vissersbootje dat enkele personen over de rivier zet. 9 doden.

  • 1833 11 juni - Grote veenbranden bij Zevenhuizen. 4 personen komen om en er gaan 89 huizen in vlammen op. Bij Wedde komt 1 jong meisje om het leven.

  • 1833 18 juni - Bij Hoek van Holland vergaat een vissersvaartuig, waarna 5 vissers verdrinken.

  • 1834 18 oktober - Na een zware storm stranden te Scheveningen, Katwijk en Den Helder 5 schepen op de kust. 33 opvarenden verdrinken.

  • 1834 19 november - Op Ameland strandt een Frans vissersschip uit Fécamp. 8 opvarenden komen om het leven.

  • 1835 21 juni - Een vissersschuit uit Egmond aan Zee slaat om. 6 opvarenden komen om het leven.

  • 1835 11 oktober - Tijdens een zware storm komen 9 bewoners van Terschelling om.

  • 1836 26 december - Zware storm over Holland. Te Amsterdam stortten 13 huizen en een herberg in en vergaan 15 schepen. Vijf mensen komen om.

  • 1837 24 februari - Dijkdoorbraak bij Dussen, 12 doden. De polder Jannezand stroomt vol, waarbij 5 mensen verdrinken. Een huis langs de buitendijk zakt in de rivier waarbij een weduwe met haar 6 kinderen verdrinkt.

  • 1837 6 mei - De veerpont over de Maas bij Roermond slaat om 6 mensen verdrinken en 11 mensen worden gered.

  • 1837 17 november - De marktschuit van Bokhoven naar 's-Hertogenbosch zinkt op de Dieze. 14 vrouwen en één man verdronken in het koude water.

  • 1837 28 december - Zeer grote brand in de Warmoesstraat te Amsterdam. Verschillende panden branden uit, waarbij in totaal 6 doden vallen.

  • 1838 18 oktober - Vergaan van het Amsterdamse beurtschip nabij de haven van Harlingen, waarbij 17 personen verdrinken. De Groenlandse sloep (reddingboot) van Huisduinen slaat om tijdens een reddingsactie, waarbij 6 opvarenden verdrinken.

  • 1840 11 mei - Tijdens werkzaamheden storten 9 woningen aan de Zwanenburgerstraat te Amsterdam in. 6 mensen worden gedood.

  • 1840 28 november - Tijdens de inhuldiging van koning Willem II in Amsterdam vallen in het gedrang in de Kalverstraat 6 doden.

  • 1841 29 maart - Een huizencomplex aan de Uilenburgerstraat te Amsterdam stort in. Van de 32 mensen worden er 7 dood onder het puin weggehaald.

  • 1841 7 december - Een marktschuit stoot in de vroege ochtend op het Peizerdiep nabij Peize op een obstakel en zinkt, waardoor 6 mensen verdrinken.

  • 1841 24 december - Door het instorten van de brug bij de Kamperpoort te Zwolle komen enkele wagens en koetsen in het water. 5 mensen komen om het leven.

  • 1843 1 januari - Instorten van toren van de Ned. Herv. Kerk te Zaandam. 8 mensen worden gedood door het puin.

  • 1843 13 oktober - Veerramp op de Merwede. De veerboot tussen Hardinxveld en Werkendam zinkt, waarbij 14 doden vallen.

  • 1843 22 oktober - Het schip Wemelina Kranenborg vergaat bij Terschelling. Van de 8 bemanningsleden worden er 3 gered.

  • 1844 20 augustus - Schipbreuk Diana op Ameland. 2 eilanders en 3 opvarenden komen bij de redding om het leven.

  • 1848 24 juni - De Ierse schoener Martha of Waterford strandt op de westkust van Texel. 5 opvarenden verdrinken.

  • 1848 4 juli - Instorting in kiezelgroeve in Gronsveld, 8 doden.

  • 1849 5 mei - Grote brand van Grafhorst. Van de 60 huizen van het stadje branden er 57 af. 5 doden.

  • 1849 19 september - Op scheepswerf De Schelde te Vlissingen vindt een zware explosie plaats. 7 doden en 11 zwaargewonden.

  • 1849 28 oktober - Grote ontploffing te 's-Hertogenbosch. Op het ogenblik dat de stoomboot Jan van Arkel II afvaart explodeert de stoomketel. Er vallen 22 doden en de schade is enorm.

  • 1849 16 november - Het Noorse schip Erik Börresen vergaat bij Texel, 10 opvarenden verdrinken.

  • 1849 19 december - Bij Texel vergaat het Russische fregatschip Agnes, waarbij ruim 40 mensen omkomen.

  • 1850 9 oktober - Stranding Helena op Ameland. 8 mensen verdrinken.

  • 1852 1 januari - Grote buskruitontploffing te Zierikzee. 5 doden.

  • 1852 2 oktober - Het veerschip tussen Bergen op Zoom en Zierikzee zinkt, waarbij 6 mensen omkomen.

  • 1853 4 oktober - Nabij Werkendam loopt een polder onder water. 21 mensen die aan het werk zijn in deze polder verdrinken.

  • 1854 4 december - Het fregat Hendrika vergaat nabij de Banjaard in Zeeland. 82 doden.

  • 1855 5 maart - Watersnood van 1855. Bij deze grote overstroming worden vooral de Gelderse Vallei en het Land van Maas en Waal getroffen. Er verdrinken 13 mensen.

  • 1856 10 augustus - Bij een treinramp bij Schiedam vallen 3 doden. Het is het eerste ernstige spoorwegongeval in de Nederlandse geschiedenis.

  • 1858 2 september - Het praamschip Hoop op Zegen vergaat op de Zuiderzee nabij Schokland, 6 doden.

  • 1858 17 november - Winkelbrand aan Spuistraat 67 na brandstichting te Amsterdam, 5 doden

  • 1859 22 april - Bij Holwerd vergaat het schip Frederik Hendrik. 8 opvarenden verdrinken.

  • 1859 25 juli - Op een kanonneerboot in de haven van Den Helder explodeert een stuk geschut. 7 mensen komen om het leven.

  • 1860 27 mei - De Capelse veerboot op Rotterdam, de stoomraderboot De Langstraat zinkt op de Amer. 48 doden, vooral afkomstig uit Sprang-Capelle en Hoge en Lage Zwaluwe.

  • 1860 27 mei - Tijdens de pinksterstorm komen eveneens 32 Scheveningse vissers het leven.

  • 1860 27 mei - Voor de kust van Katwijk verging de bomschuit Drie Gebroeders, waarbij de zes bemanningsleden omkwamen. Dit was aanleiding om in oktober 1860 de Vereeniging tot voortdurende ondersteuning der nagelaten betrekkingen van verongelukte visschers der reederijen te Katwijk aan Zee en Noordwijk aan Zee op te richten.

  • 1861 6 januari - Watersnood van 1861. Bij Zuilichem in de Bommelerwaard breekt de Waaldijk door na ijsgang. Het gebied wordt hard getroffen door deze overstroming. 37 mensen verdrinken.

  • 1861 25 april - Op Ameland verdrinken 5 redders bij een poging de bemanning van een Noors schip in nood te redden.

  • 1862 7 mei - Stadsbrand van Enschede, waarbij 5 mensen omkomen. De brand verwoest 633 woningen, 25 stallen, 44 pakhuizen, 8 textielfabrieken en alle publieke gebouwen.

  • 1862 8 augustus - 6 jonge mensen verdrinken als hun boot omslaat op de Bergsche Plas bij Hillegersberg.

  • 1863 27 januari - Het Engelse schip Whynot vergaat op de Texelse kust. 6 doden.

  • 1863 4 december - Zware storm langs de Nederlandse kust. Het Duitse fregat Wilhelmsburg vergaat voor de kust van Terschelling (Boschplaat). Bij deze ramp vinden 258 passagiers en 3 bemanningsleden de dood. In deze beruchte nacht vergaan voor de Nederlandse kust meer dan 36 schepen, waarbij tientallen mensen om het leven komen.

  • 1863 23 december - Het Zweedse fregat Sumatra vergaat op Vlieland. 16 doden.

  • 1865 15 januari - In Rotterdam vaart een veerboot met werkvolk voor een fabriek in Feijenoord tegen een pijler van de spoorbrug. 5 doden.

  • 1866 19 november - Stranding van het Britse schip Mary Ogle bij Scheveningen. Van de 6 opvarenden weet slechts één bemanningslid deze ramp te overleven.

  • 1867 5 oktober - Het Scheveningse vissersschip Henriëtte Suzanna strandt. 13 doden.

  • 1867 2 december - Het loodsschip van Terschelling vergaat op zee. 7 doden, allen inwoners van Terschelling.

  • 1868 11 maart - Stadsbrand van Genemuiden. 140 gebouwen afgebrand waarvan 105 woningen.

  • 1868 17 april - Grote brand in Rotterdam in een huizenblok waarin meerdere gezinnen woonden. 6 mensen komen in de vlammen om.

  • 1868 28 april - 26 Urker vissers verdrinken tijdens een storm tussen Vlieland en Terschelling.

  • 1868 26 oktober - Het tweede loodsschip van Terschelling vergaat waarbij 10 opvarenden, inwoners van Terschelling, verdrinken.

  • 1869 19 oktober - Het derde loodsschip van Terschelling vergaat waarbij 11 opvarenden, inwoners van Terschelling, verdrinken.

  • 1869 26 oktober - Bij Goedereede vergaat een Scheveningse vissersschuit. 6 doden.

  • 1869 16 december - Bij Stavoren vergaat op de Zuiderzee een tjalkschip. 7 doden.

  • 1872 13 november - De sloep Middelharnis vergaat met 12 opvarenden in de buurt van Terschelling. De Leeuwarder Courant bericht: Vermoedelijk is zij in den nacht tusschen 12 en 13 November overzeild of door een stortzee overvallen.

  • 1874 22 maart - Een zware storm overstroomt de nog in aanleg zijnde Groningse Westpolder, waarbij 13 mensen verdrinken. De loodskotter Eems no. 1 vergaat tijdens deze storm ten noorden van Schiermonnikoog. 5 doden.

  • 1874 25 maart - Door giftige leverworst sterven in Middelburg in totaal 8 mensen. Meer dan 200 mensen worden ziek. Vermoedelijk had de slager in kwestie een reeds begraven varken alsnog verwerkt.

  • 1874 28 maart - De Griekse brik Hybryda, die gestrand was op zandbank De Elleboog bij Vlissingen, kapseist. 12 bemanningsleden en 2 loodsen komen om, 1 opvarende wordt gered.

  • 1874 1 december - Roeiboot met arbeiders richting Feijenoord wordt op de Maas in Rotterdam overvaren door stoomboot 'De Vooruitgang', van de ca. 35 inzittenden verdrinken er 8.

  • 1874 8 december - Een vissersschip uit Scheveningen vaart op de Noordelijke havenpier van Hoek van Holland en zinkt. 7 doden.

  • 1877 30 januari - Zware storm. De volbeladen stoomboot Willem III van Stavoren naar Sneek vergaat op de Fluessen bij Heeg. 14 opvarenden komen om het leven. De Westpolder overstroomt opnieuw waarbij ook 14 mensen verdrinken. In de Reiderpolder B verdrinken 37 mensen (2 Nederlanders en 35 Duitsers) (Stormvloed van 1877). Op zee komen bij drie scheepsrampen 31 mensen om het leven.

  • 1877 31 december - Loodskotter Texel nr. 8 vergaat tijdens een storm dicht onder de kust tussen Camperduin en Egmond aan Zee. 9 doden.

  • 1879 15 november - Het SS Pallas van de KNSM, komende van Sint Petersburg en op weg naar Rotterdam, vergaat tijdens een hevige storm ter hoogte van IJmuiden. 20 doden.

  • 1880 2 januari - De reddingboot van Terschelling vaart uit voor een gestrand Britse zeilschip. In de branding slaat de boot om, waarbij 5 van de 8 roeiers verdrinken. Twee dagen later strandt de Duitse Hansa op het eiland. 5 doden.

  • 1880 30 december - Ramp bij Nieuwkuijk, Heidijk zakt over 150 meter in, 3 doden. 41 huizen spoelden totaal weg, 68 huizen waren beschadigd en slechts 125 huizen in het dorp blijven ongedeerd.

  • 1881 20 oktober - Nabij Schokland zinkt een tjalkschip. 7 opvarenden verdrinken. Bij Katwijk slaat de bemanning van een bomschuit overboord. 7 doden.

  • 1881 19 december - In een zware storm vergaat het Zweedse schip Tripolia nabij Ouddorp. 6 mensen worden gered, 5 verdrinken. De postboot van Woudrichem wordt overvaren, waarbij 5 mensen om het leven komen.

  • 1882 5 juli - Rammonitor De Adder vergaat nabij Scheveningen, 66 doden.

  • 1882 24 oktober - Oktoberstorm van 1882. Maar liefst 53 Scheveningse vissers komen om het leven. Loodskotter Texel nr. 3 vergaat ter hoogte van Petten. 10 doden.

  • 1883 19 januari - Explosie in kruitfabriek De Krijgsman te Muiden, 13 doden (11 werklieden, twee buitenstaanders van schrik)

  • 1883 5 maart / 6 maart - Vissersramp Paesens-Moddergat. Tijdens een zware storm in de nacht van 5 op 6 maart 1883 vergaan 17 blazers en aken en komen 83 dorpelingen om. Elders op zee komen nog 38 vissers om het leven, waarvan 26 Urkers nabij Ouddorp.

  • 1883 16 augustus - De reddingboot van Maassluis weet 20 schipbreukelingen te redden bij Hoek van Holland. De boot wordt verbrijzeld op de terugweg, waarbij 5 man verdrinken.

  • 1883 24 oktober - In Zevenbergen steken 13 boerenarbeiders met een platbodem de haven van het dorp over. Wanneer de boot kapseist verdrinken 8 van hen.

  • 1883 20 november - Scheepsramp met de Condor bij IJmuiden, 10 doden.

  • 1883 13 december - Loodskotter No. 12 vergaat in de storm van 12 op 13 december in de Noordzee. 11 personen verliezen het leven.

  • 1884 25 oktober - Stranding SS Littlebeck bij Oostvoorne. 14 doden.

  • 1885 1 april - Grote brand in Amsterdam aan de Wittenburgerdijk. Meerdere woningen worden verwoest. Er vallen 5 doden.

  • 1886 26 juli - Palingoproer in Amsterdam, 25 doden.

  • 1886 29 december - Scheepsramp met het Britse schip Egret bij Hoek van Holland, 7 doden.

  • 1888 3 januari - Treinramp bij Ruinerwold, 5 doden.

  • 1888 18 oktober - Brand Korte Delft Middelburg, 5 doden.

  • 1888 21 november - Het Russische schip Atalanta strandt tijdens een zware noordwesterstorm nabij Ouddorp, 6 bemanningsleden komen om. Verder raakt het barkschip Ango aan de grond nabij het Kurhaus van Scheveningen. Van de 11 in het tuig gevluchte bemanningsleden vinden er 9 hun graf in de golven.

  • 1889 5 februari - Scheepsramp met het Duitse schip Theodor Berend bij Den Helder, 4 van de 14 kunnen worden gered.

  • 1890 9 april - Nabij Koog aan de Zaan zinkt op De Poel een boot met daarin 7 molenarbeiders op weg naar hun molens. Allen komen om het leven.

  • 1892 22 maart - Explosie in drogisterij aan de Huidenstraat, waarschijnlijk ten gevolge van benzinedampen, Amsterdam, 7 doden.

  • 1892 8 april - Twee Duitse schepen komen in aanvaring nabij Schiermonnikoog, 14 doden.

  • 1893 4 september - Tijdens een felle brand aan het Geldelozepad in Rotterdam willen vele nieuwsgierigen met een pontje over de Rotte. De pont slaat om en tien mensen verdrinken.

  • 1893 19 november - SCH 115 Zeevisscherij en de SCH 280 Vrouw Catharina zinken in een stormnacht, 14 doden.

  • 1893 3 december - Ramp van Wierum. In een zware storm komen nabij Ameland 22 vissers uit dit Friese dorp om het leven.

  • 1895 30 januari - De Elbe, een groot Duits passagiersschip zinkt na aanvaring met de Engelse kolenboot Crathie bij de Bruine Bank, 30 mijl westelijk van IJmuiden. 354 mensen komen om het leven.

  • 1895 20 maart - Op de Rijn bij Tolkamer explodeert het dynamiet-schip Reimer. Bij deze ramp vallen 13 doden. Ook de materiële schade is tot in de zeer verre omgeving enorm. In onder meer Spijk en Elten zijn huizen verwoest. In Tolkamer, Lobith, Elten, 's-Heerenberg en Emmerik zijn enorm veel ruiten gesneuveld.

  • 1895 5 december - Vergaan van acht vissersschepen nabij de Doggersbank. Bij deze ramp komen 104 opvarenden om het leven.

  • 1896 1 april - Vissersramp van Volendam. 7 vissers komen tijdens een storm op de Zuiderzee om het leven. In totaal komen 35 vissers die nacht om het leven.

  • 1897 29 november - SCH 200 Vrouw Adriana zinkt, 8 doden.

  • 1898 27 maart - Volendammer vissersschuit vergaat met 7 opvarenden in het Thomas Smitgat in de buurt van Terschelling.

  • 1898 16 februari - SCH 173 Cornelis Johannes zinkt, 7 doden.

  • 1899 1 juni - Treinongeval bij Vlissingen, 3 doden, grote schade aan het station.

  • 1899 1 september - Een stoombootje met passagiers uit Zaandam wordt overvaren op het IJ, 9 doden.

  • 1899 15 november - In zeer dichte mist rijden 2 treinen tegen elkaar bij Capelle aan den IJssel. Er vallen 8 doden en 12 gewonden.

20e eeuw

  • 1900 13 juli - Te Den Helder exploderen enkele opgeviste granaten, waardoor 5 mensen om het leven komen.

  • 1900 1 augustus - SCH 282 Dina Elisabeth zinkt, 9 doden.

  • 1901 28 januari - Scheepsramp SS Holland tijdens een zware storm op het hoofd van de Nieuwe Waterweg, 16 opvarenden verdrinken.

  • 1901 21 maart - Op de rede van Vlissingen wordt het Britse schip Tay aangevaren door het Duitse Chemnitz, 14 doden.

  • 1901 28 november - Vergaan van het vrachtschip Mesacria op de Noordzee, 11 doden. In diezelfde storm slaan op de loodskotter Eems no. 2 door een zware zee 6 bemanningsleden over boord.

  • 1902 23 augustus - Bij Herwijnen slaat een bootje om met passagiers voor een voor anker liggend stoomschip, 5 van de 10 opvarenden verdrinken.

  • 1903 15 september - Drie schepen uit Arnemuiden vergaan tijdens stormweer, 10 vissers verdrinken.

  • 1903 7 oktober - Een Frans vissersschip uit Boulogne strandt bij Hoek van Holland, 13 doden.

  • 1904 4 februari - De stoomtrawler Judith uit Vlaardingen vergaat, 9 doden.

  • 1904 8 oktober - Storm langs de Nederlandse kust. Verscheidene vissersvaartuigen zinken. Alleen al uit Urk komen 14 vissers om het leven.

  • 1904 6 november - In de haven van Moerdijk zinkt een houten aak nadat het schip lek is gestoten, 5 opvarenden verdrinken.

  • 1906 12 maart - Stormvloed van 1906 na extreem hoog water op de Westerschelde. Diverse zeedijken breken door, met grote schade tot gevolg. Doordat de stormvloed overdag plaatsvindt, vallen er geen doden. Net over de grens in het Waasland verdrinken in totaal 8 mensen.

  • 1906 15 juni - Aanvaring tussen twee schepen nabij Den Helder, 11 doden.

  • 1907 21 februari - Scheepsramp met het SS Berlin, Hoek van Holland, 128 doden.

  • 1907 23 september - Grote brand in woningcomplex aan de Marnixstraat te Amsterdam, 8 doden.

  • 1907 17 oktober - De Scheveningse bomschuit Clara Johanna (SCH 1) loopt tijdens een zware storm op een zandbank voor de kust van Terschelling, 8 doden.

  • 1907 6 november - Koets raakt bij dichte mist in het Hoendiep nabij Hoogkerk, 5 doden t.w. oud-commissaris Johan Æmilius Abraham van Panhuys, zoon Hobbe (burgemeester van Leek), hun echtgenotes en huisknecht.

  • 1908 15 september - Explosie in stoomketel van kolenmijn Laura te Eygelshoven, 7 doden.

  • 1908 24 november - Stranding van de Fernando bij Terschelling, 6 doden. Van de 17 opvarenden kunnen er 14 man worden gered, maar ook 3 redders komen om.

  • 1909 8 februari - Een pont die gebruikt wordt om arbeiders over te zetten naar de glasfabriek in Diemen kantelt, waarbij 8 mensen verdrinken.

  • 1909 17 maart - Aanvaring tussen Duits en Noors schip bij de ingang van de Nieuwe Waterweg, 8 doden.

  • 1909 22 april - De schuit "De Hoop" vergaat op de Zuiderzee nabij Lemmer, 8 doden.

  • 1909 15 oktober - Ontploffende lading (Picrinezuur) bij opruiming wrak bij Katwijk, 6 doden.

  • 1910 23 januari - Het vissersschip MD 1 uit Middelharnis zinkt tijdens een storm, 13 doden.

  • 1910 24 december - Op de rede van Vlissingen vindt een aanvaring plaats tussen een Belgisch en een Nederlands stoomschip, 6 opvarenden verdrinken.

  • 1911 10 juli - Brand in twaalf panden op de Dam te Zaandam, 6 doden.

  • 1911 9 augustus - Explosie in stoomketel op lijndienstboot Gutenberg Rotterdam, 5 doden.

  • 1911 30 september - Septemberstorm van 1911. Veel schepen vergaan, ten minste 51 doden.

  • 1912 15 januari - Het vissersschip MD 3, Anna uit Middelharnis vergaat, 13 opvarenden, waaronder 12 uit Middelharnis, verdrinken.[114]

  • 1912 27 augustus - Scheepsramp met de Kursk. Het Deense stoomschip Kursk vergaat met een onder meer een lading kristal voor de kust van Ouddorp, 27 opvarenden komen om het leven.

  • 1912 5 september - Zes militairen verdrinken tijdens omslaan vlot op Fort Vossegat te Houten, Negen anderen worden gered.

  • 1913 24 december - Op kerstavond ontspoort een trein nabij Hooghalen, 5 doden.

  • 1914 10 juli - Brand in Stoomspinnerij Twente te Almelo, 5 doden.

  • 1914 22 september - De Duitse onderzeeër U-9 torpedeert voor de Nederlandse kust drie Britse kruisers. Hierbij komen 1459 mensen om het leven. Zie Zeeramp van 22 september 1914.

  • 1914 27 oktober - De VL 40 is het eerste Nederlandse vissersvaartuig dat na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog op een mijn loopt. Alle 16 opvarenden komen om het leven.

  • 1914 16 november - 6 omstanders komen om het leven, wanneer een aangespoelde mijn ontploft bij Westkapelle.

  • 1914 3 december - Opstand in Belgisch vluchtelingenkamp te Zeist, 8 doden en 21 gewonden.

  • 1915 19 januari - Op de Hr. Ms. Triton explodeert een mijn tijdens het opruimen van een mijnversperring in de Westerschelde, 5 doden.

  • 1915 2 maart - Een aangespoelde zeemijn ontploft bij de haveningang van Zierikzee, waardoor 5 inwoners van dit stadje worden gedood.

  • 1915 10 april - De sleepboot "Engineering" wordt in de Rotterdamse haven overvaren door het ss Tjisondari, alle vijf opvarenden verdrinken.

  • 1915 4 juni - De vissersvloot van IJmuiden lijdt een zwaar verlies. 4 vissersschepen (IJM 156, IJM 186, IJM 193 en IJM 215) lopen in de Noordzee op mijnen. Alle opvarenden komen hierbij om het leven.

  • 1915 26 juni - De Katwijkse logger KW 147 wordt op de Noordzee in dichte mist overvaren door de Britse kruiser HMS Princess Royal, 10 van de 14 opvarenden komen om.

  • 1916 13 en 14 januari - Stormvloed van 1916 met onder meer Watersnood op Marken, 16 doden, en doorbraak van de Amsteldijk bij Anna Paulownapolder, 2 doden. Bij scheepsrampen op de Noordzee komen nog eens 32 mensen om.

  • 1916 24 juli - Het vrachtschip SS Maas loopt bij het lichtschip Noordhinder op een Duitse mijn. Het schip zinkt binnen twee minuten, waarbij 10 bemanningsleden om het leven komen.

  • 1916 31 juli - De Zeeuwse veerboot Koningin Wilhelmina zinkt, 7 mensen komen om het leven.

  • 1916 23 september - De Stoomtrawler Burgemeester Vening Meinesz (IJM 97) vergaat. De gehele bemanning van 18 man komt om.

  • 1916 14 oktober - De IJM-290 Johanna strandt tijdens een storm op de Vliehors. De 15 koppige bemanning komt om het leven wanneer de eigen sloep om slaat.

  • 1917 20 april - De Vlaardingse trawler Vischjan loopt op een mijn, 11 doden.

  • 1917 21 mei - Veenbranden in het Drentse Valthermond, 17 doden.

  • 1917 4 juli - Scheepsramp met de Bestevaer voor de ingang van de Nieuwe Waterweg, 8 doden.

  • 1917 5 juli - Aardappeloproer te Amsterdam, 9 doden en 114 gewonden.

  • 1917 16 augustus - Zeilbootje op het Woudmansdiep onder Huizum slaat om, 5 van de 8 inzittenden verdrinken.

  • 1917 21 november - SCH 276 Zeearend zinkt, 12 vissers komen om.

  • 1918 15 januari - Het vrachtschip SS Westpolder loopt op een zeemijn 60 zeemijl ten noordwesten van Hoek van Holland en zinkt hierna, 6 doden.

  • 1918 12 februari - Vissersschip Julia (IJM 63) vergaat, vermoedelijk door een zeemijn, 7 doden.

  • 1918 13 februari - De zeillogger Anna (IJM 253) loopt op een zeemijn, 7 doden.

  • 1918 15 februari - Stoomloodsvaartuig 14 loopt in de Westerschelde op een mijn, waarbij 8 opvarenden omkomen. Gelijktijdig explodeert door dezelfde mijn ook de ARM 16, waarbij 3 vissers omkomen.

  • 1918 2 mei - De Frans Naerebout loopt nabij Terschelling op een mijn en zinkt. 10 van de 19 bemanningsleden komen hierbij om het leven.

  • 1918 22 juni - De KW 108 vergaat op de Noordzee tijdens het vissen als gevolg van een mijnexplosie, 6 doden.

  • 1918 14 juli - SCH 442 Jeanne Engeline loopt op een mijn, 13 doden.

  • 1918 20 augustus - Vertrek vanuit Rotterdam van de Martha met bestemming Helsinki. Sindsdien wordt het schip vermist. Slechts twee reddingssloepen zullen later aanspoelen, 10 doden.

  • 1918 13 september - Treinramp bij Weesp, 41 doden en 42 gewonden. De grootste treinramp in de Nederlandse geschiedenis tot 1962.

  • 1918 24 december - De IJM 416 vergaat tijdens een storm nabij de Terschellingerbank. Hierbij komen de 11 bemanningsleden om het leven.

  • 1918-1919 Pandemie van Spaanse griep. In Nederland stierven binnen enkele maanden 27.000 mensen aan de Spaanse griep. De meesten in de maanden oktober (5.506), november (16.960) en december (5.321) van 1918. In de zomer van 1918 ging een eerste golf van Spaanse griep door Nederland, maar het aantal slachtoffers bleef toen beperkt. In totaal zouden circa 48.000 mensen in Nederland bezwijken aan de griep.

  • 1919 15 maart - Het schip IJsselhaven loopt in de Noordzee op een mijn, 9 doden.

  • 1919 18 maart - De IJM-290 Johanna, die op 14 oktober 1916 al betrokken was bij een scheepsramp, vergaat vermoedelijk doordat het op een zeemijn gelopen is. Van de achtkoppige bemanning is nooit meer iets vernomen.

  • 1919 7 september - SCH 137 Geertruida loopt op een mijn, 18 doden.

  • 1919 9 november - Het SS Zaan zinkt ten noorden van Terschelling na een mijnexplosie, 24 bemanningsleden en 2 passagiers komen om het leven.

  • 1919 29 november - De KW 85 zinkt na een mijnexplosie op de Noordzee, 9 van de 14 bemanningsleden komen om het leven.

  • 1920 8 november - Het dak van een in aanbouw zijnde scheepsloods op de Wilton-werf in Schiedam stort in, 6 doden en 10 gewonden.

  • 1921 11 juli - Met salmonella besmet ijs van een straatverkoper in Meppel, 6 doden (allen kinderen).

  • 1921 23 oktober - Loodsvaartuig Eems no. 2 vergaat bij storm nabij Delfzijl, 10 doden.

  • 1921 24 oktober - De stoomreddingboot President van Heel uit Hoek van Holland vaart uit om de Franse Falaise hulp te kunnen bieden. Vlak voor de Maasvlakte kapseist de reddingboot door een zware grondzee, 6 doden.

  • 1922 11 maart - Veerramp op het Zwartewater bij Genemuiden, 11 doden.

  • 1922 2 september - Het SS Zuiderdyk van de Holland-Amerika Lijn komt bij Zoutelande in aanvaring met het Britse SS Ezardian, 7 doden.

  • 1923 30 augustus - Baggermolen slaat om in de Zuiderzee bij Enkhuizen, 5 doden.

  • 1923 23 september - Luchtballonnen getroffen door bliksem boven Loosbroek, 5 doden en 1 zwaargewonde.

  • 1923 8 december - Veerpontje met kerkgangers bij Hekendorp slaat om, 7 doden.

  • 1924 20 januari - Sleepboot "Bato X" wordt op de Westerschelde ter hoogte van Bath overvaren door het Duitse ss Radbod, 5 doden.

  • 1924 18 juli - Ramp van Arnemuiden. Vier vissersschepen vergaan. 15 doden. Op de Zuiderzee vergaat een tjalk, 8 doden.

  • 1924 27 augustus - Explosie in autobus Heino, 7 doden en 6 gewonden.

  • 1925 5 maart - Koolmonoxidevergiftiging op een woonboot in Amsterdam, 6 doden.

  • 1925 8 maart - Bij een poging om tijdens een zware storm sleephulp te verlenen aan de gestrande 'Soerakarta' loopt de stoomsleepboot 'Schelde' op de pier van Hoek van Holland en vergaat. 8 opvarenden komen om het leven.

  • 1925 9 april - Aanvaring schepen op de Wielingen (ingang Westerschelde), 10 doden.

  • 1925 10 augustus - Stormramp, vooral Borculo werd zwaar getroffen, 5 doden en 80 gewonden.

  • 1925 26 november - Loodsschoener vergaat nabij Terschelling, 13 doden. Ook de stalen zeillogger "Clara" (MA 29) uit Maassluis vergaat met man en muis in deze orkaan.

  • 1925 29 december - Autobus glijdt na het afrijden van de veerboot bij Tholen de sterke glooiing af, de Eendracht in, 7 doden.

  • 1925 31 december - Op oudejaarsmorgen breekt de dijk van de Maas bij Overasselt, waardoor het Land van Maas en Waal overstroomt. Tijdens deze Watersnood van 1926 worden door binnenstromend water en ijs 3.000 huizen beschadigd of verwoest.

  • 1926 11 mei - Instorting van mergelgroeve "Cannergroeve" in de Muizenberg nabij het Belgische Kanne; het ingestorte deel lag op Nederlands grondgebied. 6 doden en verscheidene gewonden.

  • 1926 10 oktober - Tijdens een zware storm vergaan vijf loggers nabij de Doggersbank, 63 opvarenden komen om het leven.

  • 1927 1 juni - Windhoos trekt over Gelderland en Overijssel, onder meer Neede, Beltrum en Almelo worden zwaar getroffen, 8 doden.[136]

  • 1927 18 juni - Blikseminslag op scheepswerf te Amsterdam, 5 doden en 6 gewonden.

  • 1927 18 juli - Auto rijdt tegen boom en vervolgens kanaal in nabij Dieverbrug, 5 doden.

  • 1927 7 augustus - Bij een trambotsing van de Gooische Stoomtram bij Laren (NH) vallen 4 doden en 7 zwaargewonden.

  • 1927 27 november - SCH 276 Zeearend vergaat tijdens storm, 12 doden

  • 1928 13 juli - Explosie in Staatsmijn Hendrik te Brunssum, 13 doden.

  • 1928 12 augustus - Vliegtuig raakt tribune tijdens vliegdemonstratie in Heerlerheide, 5 doden en meer dan 20 gewonden.

  • 1928 17 november - Zeer zware storm in Nederland, in totaal 58 doden.

  • 1929 16 januari - Ongeluk met reddingboot Prins der Nederlanden uit Hoek van Holland nabij Rockanje, 37 doden.

  • 1929 24 juli - Explosie in aardappelmeelfabriek Wilkens te Veendam, 8 doden.

  • 1929 9 september - Scheepsbrand op Britse tanker Vimeira te Rotterdam, 11 doden.

  • 1929 20 december - Explosie in stoomketel Bontebrug te Groningen, 5 doden.

  • 1931 29 december - Cafébrand te Tilburg aan de Heuvel, 5 doden.

  • 1933 19 april - Auto rijdt bij Oudenhoorn het Voorns Kanaal in, 5 doden.

  • 1933 1 augustus - Personenauto met hengelaars rijdt 's nachts het Noordhollandsch Kanaal bij Purmerend in, alle 7 inzittenden verdrinken.

  • 1934 18 oktober - Stranding van de Britse Oakland op de Eierlandse gronden bij Texel. De 11 opvarenden komen om het leven.

  • 1934 26 december - Auto rijdt het kanaal in bij Munsterscheveld, 7 doden.

  • 1935 31 maart - Auto komt in Sint-Michielsgestel in de Dommel terecht, alle 5 inzittenden verdrinken.

  • 1935 6-9 mei - Mazelenepidemie in Uden, 9 doden (allen kinderen).

  • 1935 14 juli - Fokker F.XXII Kwikstaart stort neer nabij Schiphol, 6 doden en 14 gewonden.

  • 1935 25 september - Het Groningse vrachtschip "De Poolster" vergaat bij Rottumeroog in een storm, alle 5 opvarenden komen om.

  • 1935 7 december - Botsing tussen twee auto's bij Den Oever, 5 doden.

  • 1936 8 februari - Brand Oudezijds Achterburgwal te Amsterdam, 8 doden.

  • 1936 26 oktober - SCH 179 Cornelis Vrolijk zinkt, 12 vissers komen om.

  • 1936 31 oktober - Explosie van Griekse tanker bij Wilton-Fijenoord te Schiedam, 17 doden.

  • 1937 15 maart - Auto rijdt in Zoelen van de brug af de Linge in, de 5 inzittenden verdrinken.

  • 1937 1 mei - Botsing tussen een Brits en 'Zuid-Slavisch' (Joegoslavisch) schip bij Vlissingen. Het Britse schip zinkt, 10 doden.

  • 1937 18 mei - Auto te water in Alphen aan den Rijn, 6 doden.

  • 1938 17 april - Auto rijdt in sloot in Capelle aan den IJssel, 5 doden.

  • 1938 11 mei - In aanbouw zijnde muur stort in op voetgangers te Rotterdam, 7 doden en 8 gewonden.

  • 1938 14 november - Vliegtuig crasht te Sloten, 6 doden en 12 gewonden.

  • 1938 9 december - Vliegtuig PH-APE "Ekster" van KLM crasht op Schiphol, 4 doden.

  • 1939 8 september - Mijnenveger Willem van Ewijck loopt op een mijn bij West-Terschelling, 30 doden en 15 gewonden.

  • 1939 13 september - Het Noorse vrachtschip Ronda loopt op minstens drie mijnen bij Terschelling. Van de 37 opvarenden komen er 17 om.

  • 1939 1 oktober - Mijnenveger annex -legger Hr. Ms. Jan van Gelder loopt in het Boomkensdiep nabij Terschelling op een zelf gelegde mijn, 6 doden.

  • 1939 20 december - Het Zweedse stoomschip Adolf Bratt zinkt bij Terschelling, 5 doden.

  • 1940 15 januari - In Oost-Groningen komen bij een ongeluk met springstoffen 5 Nederlandse militairen om het leven.

  • 1940 18 januari - Vergaan van het Zweedse stoomschip Flandria door een zeemijn, westelijk van Vlieland, 17 doden.

  • 1940 26 april - Het stoomschip Gloria en de Scheveningse trawler Willy lopen beide nabij Terschelling op een zeemijn en zinken. In totaal komen 17 opvarenden om het leven.

  • 1940 11 mei - Bij een bombardement op de Blauwburgwal in Amsterdam vallen 44 doden

  • 1940 14 mei - Bombardement op Rotterdam. Ongeveer 800 mensen vonden de dood en 80.000 Rotterdammers werden dakloos. Meer dan 24.000 woningen werden in de as gelegd, 32 kerken en 2 synagogen werden verwoest.

  • 1940 14 mei - Kanonneerboot Johan Maurits van Nassau vergaat bij Callantsoog, 17 doden.

  • 1940 17 mei - Bombardement op Middelburg, 11 doden, grote schade aan de historische binnenstad.

  • 1940 30 mei - Binnenvaartschip Rhenus 127 zinkt met Belgische krijgsgevangenen, 167 doden.

  • 1940 27 juli - Door Britse bommenwerper in Lemmer afgeworpen blindganger ontploft alsnog, 8 doden.

  • 1940 29 juli - Treinongeval bij Beugen (nabij Boxmeer). 6 doden en 52 gewonden.

  • 1940 30 augustus - Bij het verplaatsen van een brugoverspanning van de brug bij Zaltbommel te Waardenburg valt het brugdeel op een schuit met arbeiders, 10 doden.

  • 1940 16 oktober - Bij Ranum komt een autobus onder de trein Winsum - Zoutkamp, 13 doden

  • 1940 31 oktober - De Katwijkse logger KW 55 loopt op een mijn ter hoogte van Scheveningen, alle opvarenden komen om, 4 of 5 doden.

  • 1941 23 februari - Bus raakt te water en botst op schip te Moordrecht, 11 doden en 10 gewonden.

  • 1941 24 maart - Gaslek in woning in Boskoop, 6 doden.

  • 1941 20 november - Bus raakt te water in een flauwe bocht van de IJssel in de buurtschap De Nesse bij Capelle aan den IJssel. 15 mensen, vooral kinderen, verdrinken

  • 1942 11 maart - De KW 26 loopt op een zeemijn en vergaat, 5 van de 7 bemanningsleden komen om het leven.

  • 1942 5 oktober - Bombardement van Geleen. Geleen en omgeving worden gebombardeerd door 256 Britse bommenwerpers die eigenlijk Aken hadden moeten bombarderen. Er vallen ca. 100 doden, waarvan 84 in Geleen.

  • 1942 27 november - Treinramp bij Sliedrecht, 18 doden en 60 gewonden.

  • 1942 6 december - Sinterklaasbombardement te Eindhoven, 148 doden.

  • 1943 20 januari - Op een parochiefeest te Maasbree vinden jongens een projectiel dat ontploft als ze dat op een stok willen zetten, 7 doden.

  • 1943 19 februari - Bombardement op marinewerf Willemsoord te Den Helder, 39 doden.

  • 1943 31 maart - Bombardement op Rotterdam-West, 401 doden.

  • 1943 31 maart - Bombardement op Vliegbasis Eindhoven, ca. 130 doden.

  • 1943 16 april - Bombardement door de RAF op spoorwegwerkplaats in Haarlem, maar meeste bommen komen in woonwijk terecht. 85 doden en minstens 40 zwaargewonden.

  • 1943 27 april - Een Halifax bommenwerper stort neer achter het Carlton Hotel te Amsterdam, 7 Britse en 3 Nederlandse doden. Duitse doden zijn niet bekendgemaakt.

  • 1943 17 juli - Bombardementen op Amsterdam-Noord, 158 doden en 119 zwaargewonden.

  • 1943 10 oktober - Bombardement op Enschede, 151 doden en 104 zwaargewonden.

  • 1943 27 oktober - Twee trams van de RTM botsen op elkaar in Spijkenisse, 8 doden en ca. 40 gewonden.

  • 1943 28 november - Vergiftiging na het eten van mirabellen uit blik van enige jaren oud in het missiehuis te Hees (Nijmegen), 9 paters sterven.

  • 1944 5 februari - Amerikaanse bommenwerper stort neer nabij het Flaauwe Werk te Ouddorp, 10 doden.

  • 1944 17 februari - In Lisse wordt een vrachtauto met cabine vol arbeiders na aanrijding met andere vrachtauto op spoorwegovergang door trein gegrepen, 9 doden, 4 zwaargewonden en vele lichtgewonden.

  • 1944 22 februari - Bombardement op Nijmegen, vermoedelijk meer dan 800 doden.

  • 1944 26 juni - Explosie in kalkfabriek Van Dijk te Dordrecht, 13 doden.

  • 1944 11 september - Bombardement op Breskens, ongeveer 200 doden als gevolg van Operatie Switchback door RAF (Royal Air Force) ter verhindering terugtrekking Duitse troepen over Westerschelde.

  • 1944 17 september - Bij het bombardement op Ede vielen er 69 doden. Het aantal gewonden was niet bekend, maar zeer groot. Door de bombardementen werden die dag 46 woningen totaal vernield, 165 zwaar beschadigd en liepen er 1.005 lichte schade op. En een kerk werd grotendeels verwoest.

  • 1944 19 september - Bombardement op Eindhoven, daags na de bevrijding op 18 september. Er vielen 227 doden.

  • 1944 2 oktober - Bombardement op Nijmegen tijdens de Duitse aanvallen op de Nijmeegse Waalbruggen, ca. 100 doden

  • 1944 14 oktober - Bombardement op Zutphen, 92 doden en een aantal vermisten.

  • 1944 20 oktober - Explosie bij IJzendijke. Bij een zware ontploffing op een boerderij bij het dorp IJzendijke (Zeeuws-Vlaanderen), vallen 47 doden en 37 gewonden onder Britse en Canadese militairen. De exacte oorzaak van de ramp is nooit achterhaald.

  • 1944 27 oktober - V2 stort neer te Rijswijk, 14 doden.

  • 1944 5 november - Stadhuisramp Heusden. Stadhuistoren te Heusden wordt opgeblazen, 134 doden.

  • 1944 8 november - Militair schip loopt op mijn te Terneuzen, 19 doden.

  • 1944 11 november - Te zwaar beladen veer over de Maas tussen Kessel en Beesel kapseist, 13 doden.

  • 1944 4 december - Een V2 raket stort neer te Luttenberg, 19 doden.

  • 1944 16 december - Een V1 stort neer te Eindhoven, stadsdeel Woensel in de Kruisstraat. 18 doden.

  • 1945 1 januari - Inslag van een V2 raket in de Haagse Indigostraat; 24 doden en 50 gewonden.

  • 1945 8 januari - Kinderen in Neer spelen in de buurt van een mijn als deze ontploft, 7 doden, 4 zwaargewonden.

  • 1945 8-9 januari - De Groningen IV van de Groninger & Lemmer Stoomboot Maatschappij zinkt na een aanvaring met zusterschip Jan Nieveen op het IJsselmeer bij Urk, 13 doden.

  • 1945 20 januari - Amerikaans bombardement op Montfort, 186 doden.

  • 1945 25 januari - Inslag van een V2 raket in de Haagse Riouwstraat; 10 doden en 41 gewonden.

  • 1945 2 februari - Een V1 stort neer te Tilburg, 22 doden en 115 gewonden.

  • 1945 3 maart - Bombardement op het Bezuidenhout in Den Haag. Ruim 550 mensen stierven, ruim 250 werden zwaargewond. Duizenden mensen werden dakloos.

  • 1945 4 maart - Inslag van een V2 raket in de Haagse Vlietstraat; 12 doden en 9 gewonden.

  • 1945 15 maart - Bombardement op Enkhuizen, 23 doden.

  • 1945 22 maart - Bombardement op Nijverdal, 72 doden.

  • 1945 23 maart - Inslag van een V2 raket aan de Scheveningse Westduinweg; 6 doden en 2 gewonden.

  • 1945 24 maart - Bombardementen op Haaksbergen en Goor, waarbij respectievelijk 50 en 82 doden vallen.

  • 1945 26 maart - Een V1 stort neer in Rijssen, 23 doden.

  • 1945 5 april - Twee Amerikaanse vliegtuigen storten neer nabij de Kilhaven te Ouddorp. 15 doden en 3 gewonden.

  • 1945 7 april - Enkele dagen na de bevrijding vinden 10 kinderen en 4 Canadese soldaten de dood als vier mijnen ontploffen bij de Walmolen in Doetinchem.

  • 1945 7 mei - Door een ontploffing in een munitieopslagplaats in het hoofdkwartier van de Binnenlandse Strijdkrachten in Wijhe vallen 19 doden en vele gewonden.

  • 1945 8 mei - Jongeren experimenteren met munitie bij bevrijdingsfeest in Oldenzaal, 10 doden en ca. 60 gewonden.

  • 1945 9 mei - Het binnenvaartschip Joanna, met aan boord Nederlandse dwangarbeiders, die net waren bevrijd op het eiland Wangerooge, loopt in het zicht van de haven van Delfzijl nabij Spijk op een mijn. 38 of 39 mensen komen om het leven.

  • 1945 26 mei / 1 juni - Springstof in de kelder van gemeentehuis van Dussen ontploft, mogelijk door een boobytrap, 5 doden (leden van de Binnenlandse Strijdkrachten.

  • 1945 19 juni - Door de Binnenlandse Strijdkrachten opgeslagen munitie in een dorsmachineloods bij Spijk (Groningen) ontploft, 9 doden.

  • 1945 30 juni - Boven Vliegveld Twente komen twee vliegtuigen van de Royal Air Force met elkaar in botsing, waarvan er een neerstort. Op de grond komen een moeder en zoon om, evenals de 3 Britse inzittenden.

  • 1945 23 juli - In Middelstum rijdt een auto in het Boterdiep. Alleen de chauffeur kan zich redden, 6 inzittenden komen om.

  • 1945 16 augustus - Tijdens de Vlootdagen aan de Rotterdamse Parkkade explodeert vuurwerk aan boord van de HMS Onslow. 5 doden en 100 gewonden onder de toeschouwers en een onbekend aantal slachtoffers onder de Britse matrozen.

  • 1945 10 september - Bij het demonteren ontploft een aangespoelde zeemijn langs de dijk bij het dorp Anjum, 8 doden (5 militairen en 3 burgers).

  • 1945 7 oktober - In het gehucht Spik bij Maasniel komen 9 jongens om als ze aan een tankmijn prutsen.

  • 1945 20 oktober - Op de weg tussen Bathmen en Holten rijdt een personenauto op een onverlicht langs de weg staande vrachtwagen, 5 doden.

  • 1946 26 januari - Treinbotsing bij Ravenstein op de Maasbrug, 5 doden en 11 gewonden.

  • 1946 14 februari - Bij een incident tijdens het ruimen van explosieven komen 6 mensen om bij Vliegbasis Eindhoven.

  • 1946 15 februari - Incident bij het ruimen van explosieven in Baarle-Nassau. 7 doden en 1 gewonde, allen Duits.

  • 1946 30 mei - De ARM-1 en de ARM-3 uit Arnemuiden lopen in het Veerse Gat op een mijn, 7 doden.

  • 1946 10 juni - Bij Drachtstercompagnie wordt een vrachtauto met korfbalsupporters aangereden door tram van de NTM, 6 doden en 5 gewonden.

  • 1946 16 juni - Stoomschip Meerkerk loopt op zeemijn, Westerschelde, 12 doden.

  • 1946 26 juni - Bij het demonteren van een mijn in Velsen ontplofte deze, 6 doden.

  • 1946 6 juli - Explosie in staatsmijn Wilhelmina te Kerkrade, 8 doden.

  • 1946 2 augustus - Tramarbeiders in Amsterdam raken bedwelmd door een defecte benzinelamp, 5 doden.

  • 1946 2 september - Vrachtwagen komt in botsing met bus van de Gooische Tram tussen Muiden en Hakkelaarsbrug, 5 doden en 5 zwaargewonden.

  • 1946 4 oktober - In de mijn Laura te Eygelshoven stort een mijngang in. 6 arbeiders worden bedolven, waarvan er 5 om het leven komen.

  • 1946 7 oktober - Een Fairey Firefly jachtvliegtuig van de Marine Luchtvaartdienst raakt - waarschijnlijk door een mislukte stunt - de toren van de Christelijke HBS aan de Jachtlaan in Apeldoorn. De brandstoftank scheurt los en komt terecht in de gymzaal. 22 leerlingen komen in de daaropvolgende vuurzee om het leven. Er zijn 6 (zwaar-)gewonden. Het vliegtuig crasht even verderop en de piloot komt om. Diens moeder is getuige en sterft aan een hartverlamming.

  • 1946 14 november - Op Schiphol verongelukt een Douglas DC-3, de PH-TBW van de KLM. Alle vijf bemanningsleden en 21 passagiers komen om het leven, onder wie auteur Herman de Man.

  • 1947 17 januari - Explosie in kruitfabriek te Muiden, 17 doden.

  • 1947 24 maart - Mijnramp in Staatsmijn Hendrik, Brunssum, 13 doden.

  • 1947 29 mei - Twee lesvliegtuigen komen met elkaar in botsing in de buurt van vliegveld Gilze-Rijen, alle 12 inzittenden komen om.

  • 1947 24 december - Explosie op het Noorse kolenschip Skoghaug, vlak bij de haveningang van IJmuiden. Van de 27 opvarenden overleeft er 1 het ongeluk.

  • 1948 8 juni - Explosie in de Diogenesbunker aan de Koningsweg te Schaarsbergen, 5 doden.

  • 1948 5 december - Woningbrand aan Assenstraat te Deventer, 6 doden uit verschillende gezinnen.

  • 1949 21 januari - Explosie van springgelatine op een zogenaamde kantoorark op de ADM-werf te Amsterdam, 5 doden.

  • 1949 27 april - een Beechcraft-lesvliegtuig van de Rijksluchtvaartschool stort tijdens manoeuvres neer in de Haarlemmermeerpolder. De 5 inzittenden komen om.

  • 1949 25 oktober - Het Deense schip Ivar zinkt bij Terschelling, 5 bemanningsleden komen om bij een explosie.

  • 1950 2 februari - Een Dakota crasht in de Noordzee nabij het lichtschip Goeree, 6 Nederlanders en een Brit komen om het leven.

  • 1950 12 februari - Scheepsramp op Noordzee met de Karhula, Den Helder, 11 doden en 18 gewonden.

  • 1950 12 augustus - Een rangerende trein schampt een muur in Groningen die vervolgens 13 spelende kinderen bedelft, 6 doden en 7 gewonden.

  • 1950 20 november - Personenauto rijdt bij Harderwijk in flauwe bocht tegen tegemoetkomende vrachtwagen en slaat over de kop, 5 doden en 3 gewonden.

  • 1950 8 december - Personenauto met zes arbeiders slipt van brug en rijdt Linthorst Homankanaal in Beilen, 6 doden.

  • 1951 9 februari - Brandweerauto rijdt water in wegens de walmende rook van een oliebrand in de Koningin Wilhelminahaven te Vlaardingen, 5 doden en 2 gewonden, allen brandweerlieden.

  • 1951 6 maart - In de Amsterdamse haven komen 6 Indonesische zeelieden op de "Tarakan" om door koolmonoxidevergiftiging, nadat zij een emmer gloeiende cokes tegen de kou naar hun hut hadden gebracht.

  • 1952 11 april - Brand Klokkensteeg te Kampen, 8 doden.

  • 1952 10 december - Het cruiseschip Maasdam overvaart de Duitse tanker Ellen in de Nieuwe Waterweg ter hoogte van Vlaardingen, 6 bemanningsleden komen om.

  • 1953 1 februari - Watersnood in Zeeland, delen van Zuid-Holland en Noord-Brabant, 1.836 doden, waarvan 865 in Zeeland, 677 in Zuid-Holland, 247 in Noord-Brabant en 6 in Noord-Holland (Texel). ca. 100.000 mensen verliezen hun huis en bezittingen.

  • 1953 23 augustus - Vrachtwagen rijdt Overijssels Kanaal in bij Raalte, 5 doden, onder wie 4 kinderen.

  • 1953 6 december - Een foute inhaalmanoeuvre in de mist veroorzaakt een frontale botsing tussen twee personenauto's bij Hardinxveld, 5 doden en 4 gewonden.

  • 1954 5 januari - De sleepboot Argus komt in aanvaring met een Duits vrachtschip op de Nieuwe Waterweg. Alle 6 opvarenden komen om het leven.

  • 1954 9 februari - Gasslang raakt los in woonhuis in Arnhem, 5 doden door verstikking.

  • 1954 25 mei - Bus met bruiloftsgangers wordt op onbewaakte spoorwegovergang bij Zandbulten gegrepen door een trein, 6 doden en ca. 20 gewonden.

  • 1954 14 augustus - Op de rijksweg Nijmegen - Venlo schuift tussen Bergen en Afferden een personenwagen onder een langzaam rijdende vrachtwagen, 7 doden en 3 gewonden.

  • 1954 23 augustus - Vliegtuigcrash in zee nabij Bergen, 21 doden

  • 1954 29 september - Autobusongeluk in Valkenburg, waarbij een Belgische toeristenbus met defecte remmen zich aan de voet van de Cauberg in de gevel van een restaurant boort, 19 doden, 7 zwaargewonden.

  • 1954 8 oktober - 2 vissersschepen vergaan in zware storm: De Urker UK 174 Hendrika en de Helderse HD 8 De Jonge Jochem met ieder 5 opvarenden. Ook de schipper van de UK 60 en de bootsman van de Rijnstroom komen om het leven in de storm.

  • 1954 13 oktober - Treinongeval bij Elst, 6 doden en 11 gewonden.

  • 1954 22 december - Het Belgische stoomschip Henri Deweert uit Oostende vergaat nabij Texel, 19 doden

  • 1955 17 maart - Vijf doden door gasverstikking in Vianen.

  • 1955 31 december - Bij het storten van een vloer in een granuleertoren van de ureumfabriek op het Stikstofbindingsbedrijf (S.B.B.) in Geleen bezweek de bekisting en vielen 11 arbeiders 35 meter naar beneden, 9 doden en 2 zwaar gewonden.

  • 1956 10 januari - De Noorse kustvaarder Sirabuen wordt in dichte mist voor de kust van Den Helder overvaren door het Braziliaanse schip Loide Venezuela, 7 van de 8 opvarenden verdrinken.

  • 1956 12 november - Overvolle als taxi gebruikte huurauto geeft geen voorrang aan militaire truck bij Volkel, 6 doden en 2 gewonden.

  • 1957 4 mei - Autobus rijdt te pletter tegen muur van viaduct in Zwijndrecht. Van de 14 inzittenden komen er 6 om het leven. Er zijn 5 zwaargewonden.

  • 1957 12 augustus - Treinongeval bij Woensel, 7 doden en 19 gewonden.

  • 1957 14 november - Vliegramp in Bussum op de Kolonel Palmkazerne, 6 doden.

  • 1958 7 januari - De coaster Capella vergaat noordelijk van Terschelling, 9 doden.[230]

  • 1958 3 maart - In de Staatsmijn Maurits breekt een pijler waardoor gesteente naar beneden komt, 7 mijnwerkers komen hierbij om het leven.

  • 1958 25 oktober - Door mechanisch defect onbestuurbaar geraakte vrachtwagen raakt een personenauto op de tegenoverliggende rijbaan op de rijksweg bij Delft, 5 doden en 1 gewonde.

  • 1959 28 februari - Vijf mensen komen om in Tilburg door een losgeschoten gasslang.

  • 1959 19 april - Een man en zijn vijf neefjes komen in Wamel om als de auto waar ze in zitten op zijn kop in het water belandt, na op een kruising geen voorrang te hebben gekregen van een andere personenauto.

  • 1959 11 december - Woningbrand te Handel, 5 doden

  • 1960 20 januari - De coaster Bermuda uit Delfzijl, op weg van King's Lynn naar Wijnegem (Antwerpen) kapseist en zinkt tijdens zware weersomstandigheden bij Hoek van Holland, 5 doden.

  • 1960 16 april - Brand in woonhuis in Hoorn, 8 doden.

  • 1960 21 november - F-84F straaljager crasht op boerderij in Lutjelollum, 7 doden.

  • 1960 21 november - Treinongeval bij Woerden, 2 doden en 10 gewonden.

  • 1961 5 april - Gaslek op tanker Mathieson, Rotterdam. Het ontsnappende koolzuurgas verdringt de zuurstof in de machinekamer, 7 doden en 30 gewonden.

  • 1961 4 juni - Een spookrijder botst frontaal op twee tegenliggers op Rijksweg 16 ter hoogte van Tweede Tol, 6 doden en 3 zwaargewonden.

  • 1961 4 augustus - Personenauto slipt en rijdt in op tegenligger op de rijksweg Zwolle - Meppel bij Staphorst, 6 doden.

  • 1961 17 september - Personenwagen schiet door middenberm van de Rijksweg 12 bij Utrecht, 5 doden en 2 zwaargewonden.

  • 1962 8 januari - Treinramp bij Harmelen, 93 doden en 52 gewonden. Grootste treinramp uit de Nederlandse geschiedenis.

  • 1962 6 november - Woningbrand in Boxtel. Behalve 6 gezinsleden kwam ook een buurman om het leven bij een reddingspoging.

  • 1962 16 december - Het Duitse stoomschip Nautilus komt nabij Texel in problemen. 23 opvarenden verdrinken, slechts één opvarende overleefde de ramp.

  • 1962 25 december - Niet goed bediende geiser in Waalwijk, 6 doden.

  • 1963 30 januari - Ramp met de Zweedse tanker Thuntank VII. Dit schip kapseist met 11 opvarenden aan boord boven de Waddeneilanden.

  • 1963 23 februari - Vijf mannen verdrinken in de Nieuwe Maas, toen de boot van de Rijkshavendienst waarop zij zich bevonden, na een aanvaring met een tanker kapseisde en zonk.

  • 1963 25 februari - Scheepsbrand na aanvaring op de tanker Miraflores in het Nauw van Bath op de Westerschelde, 7 doden.

  • 1963 4 november - Op de N34 bij Borger botst een vrachtwagen tijdens een inhaalmanoeuvre in mistige omstandigheden op een autobusje met kweekschoolleerlingen, 8 doden, 2 gewonden.

  • 1964 29 mei - Busje wordt bij inhaalmanoeuvre geplet tussen twee vrachtwagens bij Weert, 6 doden.

  • 1964 31 augustus - Treinongeval bij Westervoort. Trein 767 uit Hagen rijdt door onveilig sein 304 en botste frontaal op trein 7763, 6 doden en 36 gewonden.

  • 1964 27 september - Busje rijdt tegen een vrachtwagen en brandt uit op de Steekterweg in Alphen aan den Rijn, 9 doden en 1 gewonde.

  • 1965 15 juni - Scheepsbrand op Ronastar, Rotterdam-Botlek, 16 doden.

  • 1965 28 juli - Personenauto botst frontaal op vrachtwagen op de rijksweg tussen Delden en Goor, 5 doden.

  • 1965 8 augustus - Personenauto komt in Hardenberg in de Lutterhoofdwijk terecht, 5 doden.

  • 1965 24 augustus - Personenauto rijdt op Rijksweg 12 bij Renswoude door de middenberm en botst frontaal op een andere personenauto, 7 doden.

  • 1965 9 december - Tijdens storm vergaat het binnenvaartschip Elisabeth op het IJsselmeer, 5 doden.

  • 1966 26 januari - De UK-58 (Ex Mare Gratia) vergaat met vijf opvarenden in de Noordzee ten noordwesten van Terschelling. Het wrak wordt in 2024 teruggevonden.

  • 1966 6 februari - Woningbrand in de Bethaniëndwarsstraat in Amsterdam, 6 doden en 2 gewonden.

  • 1966 25 maart - Busje raakt te water in Weert, 5 doden

  • 1966 5 mei - Frontale botsing tussen personenauto en vrachtwagen in de Maastunnel, 5 doden.

  • 1966 20 september - Gecompliceerd ongeval bij Berlicum langs de Zuid-Willemsvaart tussen twee vrachtwagens, een busje en vier fietsers, 5 doden en 4 gewonden.

  • 1966 8 december - SCH 225 Willem Senior kapseist en zinkt, 6 vissers komen om.

  • 1967 23 februari - De boomkorkotter Maartje (UK 223) uit Urk wordt op de Noordzee overvallen door een hevige storm en vergaat. 5 doden.

  • 1967 12 juni - Ontploffing munitieschip met afgekeurde granaten, gelegen in Kernhaven (industrieterrein Lage Weide) te Utrecht, 2 doden, 142 gewonden (33 opgenomen in ziekenhuis), vele tientallen lichtgewonden.

  • 1967 25 juni - Tornado te Chaam en Tricht, 7 doden, waarvan 2 in Chaam en 5 in Tricht.

  • 1967 13 augustus - Personenauto schiet door middenberm op Rijksweg 27 bij Meerkerk en botst op tegenligger, 5 doden

  • 1967 28 november - Woningbrand in Aartswoud, 6 doden.

  • 1968 21 januari - opslagtank ontploft met grote brand bij Shell Pernis, 2 doden, 9 zwaar- en 76 licht gewonden.

  • 1968 23 januari - Het vissersschip Jonge Albert (UK 91) vergaat tijdens een storm op de Noordzee, 5 doden.

  • 1968 21 februari - Botsing van twee Zweedse schepen in de ingang van de Westerschelde, 8 doden.

  • 1968 2 maart - Frontale aanrijding tussen twee personenauto's op de Rijksweg Zierikzee - Zeelandbrug, 6 doden en 2 zwaargewonden.

  • 1968 26 maart - Aanrijding busje met vrachtwagen op de Moerdijkbrug, 6 doden.

  • 1968 28 juni - Vrachtwagen raakt op E9 bij Weert stuurloos door klapband en verplettert personenwagen, 5 doden en 4 gewonden.

  • 1968 12 juli - Zware explosie op tanker Agua Clara in Wilhelminahaven, Schiedam, 6 doden en 7 gewonden.

  • 1968 22 juli - Vrachtwagen rijdt door middenberm op Rijksweg 12 tussen Bunnik en Driebergen en botst op twee personenauto's, 5 doden en 4 zwaargewonden.

  • 1968 12 december - Explosie in olietanker Diane, Amsterdam, 13 doden.[266]

  • 1968 22 december - Bestuurder personenauto verliest macht over het stuur en wordt aangereden door tegenligger op de weg Enschede - Haaksbergen, 5 doden en 1 gewonde.

  • 1969 9 februari - Op een overweg in de spoorlijn Woerden-Gouda bij Hogebrug (Hekendorp) komt een busje met twee gezinnen in botsing met twee treinen, 7 doden.

  • 1969 12 april - Op het IJsselmeer vergaat de Noordzeekotter UK-204. De 5 opvarenden verdrinken.

  • 1969 10 september - Frontale botsing tussen busje en vrachtwagen die uitweek voor een naderende file op de Waalbrug bij Zaltbommel, 5 doden en 2 gewonden.

  • 1969 2 oktober - Frontale botsing tussen twee personenauto's bij Emmeloord, 5 doden.

  • 1969 1 december - Personenwagen schuift onder slippende aanhangwagen bij Heerlen, 5 doden.

  • 1970 12 januari - Brand in bejaardenhuis Kraaijbeek, Driebergen, 7 doden.

  • 1970 23 februari - Twee scheepsrampen boven Terschelling kosten in totaal 10 levens. Een Noors vrachtschip en een viskotter uit Katwijk zinken bij stormweer, bij beide komen 5 opvarenden om het leven.

  • 1970 26 april - Frontale botsing tussen twee personenauto's op Rijksweg 20 bij Naaldwijk, 6 doden.

  • 1970 11 juni - Legertruck kantelt op de Van Weerden Poelmanweg tussen Soestduinen en Soesterberg na in de berm beland te zijn, 6 doden en 5 gewonden.

  • 1970 21 juni - Botsing door foutieve inhaalmanoeuvre waarbij drie auto's waren betrokken op de rijksweg Leiden-Bodegraven ter hoogte van Hazerswoude, 7 doden en 2 gewonden.

  • 1970 18 juli - Busje wordt gegrepen door posttrein bij Nunspeet, 5 doden en een zwaargewonde.

  • 1970 6 augustus - Frontale botsing tussen personenauto en vrachtwagen bij de Wouwse Tol, Wouw. De snelweg ging over in een tweebaansweg maar bestuurster van de personenauto had dit te laat door, 7 doden.

  • 1970 20 september - Frontale botsing door mislukte inhaalmanoeuvre tussen twee personenauto's bij Wernhout, waarbij een auto onmiddellijk in brand vliegt, 6 doden en 2 gewonden.

  • 1970 9 oktober - Twee grote kettingbotsingen op twee tegenoverliggende rijbanen op rijksweg 4 nabij Schiphol, 7 doden en ca. 50 gewonden.

  • 1970 24 oktober - Brand in psychiatrische inrichting Groot Bronswijk, Wagenborgen, 16 doden.

  • 1970 12 november - Personenauto wordt tussen tankwagen en legertruck verpletterd door verkeerde inhaalmanoeuvre bij wegwerkzaamheden op de Rijksweg E9 bij Maarheeze, 5 doden en 1 zwaargewonde.

  • 1970 18 november - De Texelse viskotter TX-26 vergaat met vijf opvarenden tijdens een storm in de Noordzee. Het wrak wordt in 2024 gevonden.

  • 1970 5 december - Brand in pension voor gastarbeiders, Amsterdam, 9 doden.

  • 1970 18 december - Verkeersongeval op de rijksweg Leeuwarden - Harlingen bij Marssum, waarbij een personenauto bij een inhaalmanoeuvre frontaal op een tankauto botst, die weer een andere personenauto schept, 5 doden.

  • 1971 25 januari - Auto negeert rode licht op een overweg in Deurne, 6 doden.[287]

  • 1971 2 februari - Brand in verpleeginrichting Mariënkamp, Rolde, 13 doden.

  • 1971 11 februari - Scheepsbrand in logementsschip van de Marine Jan Elshout bij de RDM, Rotterdam, 8 doden en 11 gewonden.

  • 1971 maart - Uitbraak van kinderverlamming in Staphorst, waarbij 37 personen, voornamelijk kinderen, werden besmet. Vijf kinderen sterven, een deel van de andere besmette personen raakte verlamd.

  • 1971 21 mei - Frontale botsing tussen een personenauto en een vrachtwagen op de weg Kesteren - Veenendaal te Rhenen, 5 doden.

  • 1971 30 mei - Treinongeval bij Duivendrecht. Trein 862 rijdt voorbij een rood sein en botst achter op de stilstaande trein 296, 5 doden en 33 gewonden.

  • 1971 21 juli - Frontale botsing tussen busje en personenauto bij Biddinghuizen, 5 doden en 4 gewonden.

  • 1971 23 juli - Twee auto's die naast elkaar rijden bij een wegversmalling raken elkaar, vermoedelijk door een klapband van een van hen, op de rijksweg Bergen op Zoom - Vlissingen bij Nieuwland, 6 doden en 2 gewonden.

  • 1971 10 augustus - Explosie op chemische fabriek Marbon, Amsterdam, 9 doden en 22 gewonden.

  • 1971 28 september - Brand in Hotel 't Silveren Seepaerd, Eindhoven, 11 doden.

  • 1971 18 oktober - Frontale botsing tussen vrachtwagen en inhalende personenauto op de rijksweg Bodegraven - Alphen aan den Rijn bij Bodegraven, 6 doden.

  • 1972 7 februari - Frontale botsing tussen een busje en een tankwagen bij Oosterhout (Noord-Brabant), 7 doden en 3 gewonden.

  • 1972 18 maart - Frontale botsing tussen twee personenauto's op de Wilgenhoekweg tussen Serooskerke en Middelburg, 6 doden.

  • 1972 16 april - Op de weg Soest - Soesterberg vindt een frontale botsing tussen twee personenauto's plaats, waarna beide brandstoftanks exploderen, 5 doden en 3 zwaargewonden.

  • 1972 11 augustus - Camping Duinoord op Ameland getroffen door een windhoos, 3 doden en 400 gewonden.

  • 1972 25 augustus - Verkeersramp bij Prinsenbeek op de A16, 13 doden en 26 gewonden.

  • 1972 8 oktober - Twee personenauto's botsen op het kruispunt Dorpsstraat - Communicatieweg in Assendelft, 5 doden en 2 ernstig gewonden.

  • 1972 13 november - Zeer zware storm zorgt voor veel schade en 9 doden.

  • 1972 10 december - Frontale botsing tussen twee personenauto's op de provinciale weg bij Ruinerwold, 5 doden en 7 zwaargewonden.

  • 1973 24 januari - Brand in restaurant Kota Radja te Bergen op Zoom, 5 doden.

  • 1973 6 maart - Auto belandt op andere weghelft op Leidsestraatweg in Den Haag en botst op tegenligger, 5 doden.

  • 1973 2 april - De storm van 2 april 1973 was een zware storm die over Holland en Noord-Nederland trok, 3 doden.

  • 1973 13 mei - Een personenauto die dwars op de weg Tilburg - Dongen kwam te staan wordt aangereden door een tegemoetkomende auto die op een boom botst, 5 doden en 2 zwaargewonden.

  • 1973 29 mei - Botsing tussen schoolbus en vrachtwagen nabij Gorssel, 8 doden, 7 daarvan kinderen.

  • 1973 19 juli - Verkeersongeval te Nieuwleusen, 5 doden.

  • 1974 16 maart - Frontale botsing tussen twee personenauto's op de provinciale weg Meppel - Eursinge bij Ruinerwold, 5 doden.

  • 1974 16 juni - Frontale botsing tussen twee personenauto's op Rijksweg 16 bij Dordrecht als een van hen de bebakening van wegwerkzaamheden over het hoofd ziet, 5 doden.

  • 1975 12 februari - Vijf Turkse mannen vinden in Hoogeveen de dood door zuurstofgebrek, na het stoken van een vuur in hun auto.

  • 1975 11 april - Auto wordt door trein gegrepen op particuliere overweg in Hoogland, 5 doden.

  • 1975 5 oktober - Woningbrand in Dordrecht, 5 doden.

  • 1975 7 november - Explosie bij Naftakraker DSM, Geleen, 14 doden en 109 mensen raakten gewond.

  • 1976 2 januari - Zeer zware storm trekt over Nederland en België, in Nederland 2 doden.

  • 1976 3 januari - Tijdens een zware storm vergaat de Oost-Duitse coaster Capella op 18 mijl ten noordwesten van de vuurtoren van Ameland. 11 doden.

  • 1976 12 februari - Een personenauto raakt op Rijksweg 43 (A7) tussen Kortehemmen en Drachten door gladheid in de slip en komt vervolgens dwars op de dan nog enkelbaans weg te staan. Een aankomende vrachtwagen uit tegengestelde richting kan de personenwagen niet meer ontwijken, 6 doden.

  • 1976 15 maart - Op 15 mijl westelijk van Den Helder vergaat de UK-63, waarbij 5 opvarenden om het leven komen

  • 1976 4 mei - Bij Schiedam vindt een treinramp plaats, er vallen 24 doden en meer dan 15 gewonden.

  • 1976 20 juli - Frontale botsing op de provinciale weg Lutten - Slagharen bij Hardenberg, 6 doden en 8 gewonden.

  • 1976 15 oktober - De West-Duitse coaster Antje Oltmann vergaat westelijk van Hoek van Holland. 5 doden.

  • 1976 27 oktober - Treinramp bij Goes, 7 doden en 7 gewonden.

  • 1976 30 oktober - Personenauto raakt te water bij de Mauritskade in Amsterdam, 6 doden.

  • 1977 5 april - Frontale botsing tussen twee personenauto's op de E-10 bij Wieringerwerf, 8 doden en een zwaargewonde.

  • 1977 9 mei - Brand Hotel Polen, Amsterdam, 33 doden en 57 gewonden. De dodelijkste brand in Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog.

  • 1977 10 oktober - Personenauto wordt aangereden door trein op onbeveiligde overweg in IJsselmuiden, 6 doden.

  • 1977 12 oktober - Frontale botsing op de weg Hoorn - Enkhuizen, waarbij drie auto's betrokken waren, 5 doden en 2 zwaargewonden.

  • 1977 25 december - Scheepsramp op de Westerschelde bij Borssele. Van de Belgische tanker Laguna komen 5 van de 8 opvarenden om na een aanvaring.

  • 1978 11 augustus - Verkeersongeval in de Velsertunnel, doordat vrachtwagen reservewiel verloor, 5 doden en 2 zwaargewonden.

  • 1978 23 september - Twee personenauto's botsen op de Middenpeelweg nabij America op elkaar door de inhaalmanoeuvre van een derde, 5 doden en 2 zwaargewonden.

  • 1979 23 februari - Brand in bejaardenpension Riadko in de Duivelsbruglaan te Breda, 7 doden.

  • 1979 14 april - Personenauto rijdt tegen damwand in Zwammerdam, 5 doden.

  • 1979 28 augustus - Treinramp bij Nijmegen, 8 doden en 37 gewonden.

  • 1979 30 september - Brand op een tjalk in de haven van Volendam, 5 doden en 5 gewonden.

  • 1979 22 november - Steenstorter Noordzee slaat om, Den Helder, 6 doden.

  • 1979 15 december - Personenauto rijdt de Witte Wijk in bij Appelscha, 5 doden.

  • 1980 2 januari - Woningbrand aan Oleanderstraat, Rotterdam, 11 doden.

  • 1980 25 juli - Treinramp bij Winsum, 9 doden en 21 gewonden.

  • 1980 5 oktober - Veerboot overvaren door tanker bij Zwijndrecht, 7 doden.

  • 1981 24 juni - Gasexplosie op de Agios Ioannis in het Calandkanaal te Rotterdam door laswerkzaamheden, 6 doden en 3 gewonden.

  • 1981 13 september - Frontale botsing tussen drie personenauto's bij Raalte, 5 doden, 1 zwaargewonde.[325]

  • 1981 6 oktober - Vliegtuigongeval Moerdijk, 17 doden.

  • 1982 30 mei - Woningbrand in Haarlem, 5 doden, 2 gewonden.

  • 1982 13 juli - Brand in zwakzinnigeninrichting Dennendal in Den Dolder, 6 kinderen komen om.

  • 1982 27 december - Frontale botsing tussen twee personenauto's op Rijksweg 43 tussen Peize en Roderwolde, 5 doden en 2 zwaargewonden.

  • 1983 1 februari - Tijdens een zware storm vergaat een Deens schip nabij Den Helder, 8 opvarenden verdrinken.

  • 1983 18 juli - Explosie landmijn AP-23 tijdens oefening, 't Harde, 7 doden.

  • 1983 16 december - Brandstichting in gok- en sekscentrum Casa Rosso, Amsterdam, 13 doden en 16 gewonden.

  • 1983 december - Dysenterie-epidemie door het eten van met shigella besmette garnalen, 14 doden.

  • 1984 11 april - Kettingbotsingen tijdens dichte mist op A4 te Leiderdorp, 7 doden en 25 gewonden.

  • 1984 5 juli - Ongeval met twee vrachtwagens en twee personenauto's op de N50 bij Woeste Hoeve, 5 doden en 4 gewonden.

  • 1985 9 april - Frontale botsing tussen twee personenauto's op de weg Venlo - Nijmegen bij Malden, 5 doden en 2 zwaargewonden.

  • 1986 22 juli - Busje dat verstandelijk gehandicapten vervoert wordt op overweg in Brummen geramd door trein, 6 doden en 2 gewonden.

  • 1987 27 november - Frontale botsing op Rijksweg 37 bij Dalen tussen twee personenauto's, 5 doden.

  • 1987 25 december - Cellenbrand in het hoofdbureau van politie in Den Haag, 4 doden.

  • 1988 7 april - Frontale botsing tussen vrachtwagen en personenauto op de Rijksstraatweg in Wassenaar, 5 doden.

  • 1989 19 februari - Het Deense vissersschip E-11 Nanne Gosberg uit Esbjerg wordt overvaren door een Britse tanker in de Eurogeul. Daarbij verdrinken alle 5 opvarenden.

  • 1989 17 oktober - Explosie bij Paktank van tank 823 met 213 ton Acrylonitril, 3 doden, 2 zwaar gewonden en 1 licht gewonde.

  • 1989 18 oktober - Auto rijdt in op andere auto achteraan file op de A73 bij Beuningen waarbij de laatste in brand vliegt, 6 doden en 1 gewonde

  • 1989 19 november - Woningbrand in Landgraaf (Nieuwenhagen), 5 doden en 1 gewonde.

  • 1989 23 november - Woningbrand in de Grasstraat in Rotterdam, 5 doden.[338]

  • 1990 25 januari - Zeer zware zuidwesterstorm met windstoten tot orkaankracht, 17 doden.

  • 1990 30 januari - Woningbrand te Tiel, 6 doden, onder wie 5 kinderen

  • 1990 6 november - Verkeersramp bij Breda op de A16, 8 doden en 27 gewonden.

  • 1991 7 januari - Personenauto rijdt in op andere personenauto op de A4 in de Haarlemmermeer, 6 doden en een zwaargewonde.

  • 1991 14 februari - Vuurwerkramp in Culemborg: explosie vuurwerkdepot in Culemborg, waardoor twee mensen van MS Vuurwerk omkwamen, 20 mensen gewond raakten en er materiële schade was tot in de wijde omgeving.

  • 1991 5 juli - Een vrachtwagen rijdt op de A2 bij Maarssen een auto aan terwijl die wordt aangeduwd op de vluchtstrook, 5 doden en 2 gewonden.

  • 1991 13 december - Explosie en brand in opslagtank van benzoëzuur bij DSM Chemicals te Rotterdam, 7 doden.

  • 1992 19 mei - Belgische touringcar rijdt tegen vrachtwagen met pech op de vluchtstrook van de A58 bij Breda, 7 doden, 7 zwaargewonden en tientallen lichtgewonden.

  • 1992 8 juli - Explosie Cindu, Uithoorn, 3 doden en diverse gewonden

  • 1992 16 september - Brand in Pension de Vogel, Den Haag, 11 doden en 15 gewonden.

  • 1992 30 september - Frontale aanrijding bij Wezep tussen twee personenauto's bij wegwerkzaamheden op de A28, 7 doden.

  • 1992 4 oktober - Bijlmerramp. Een vrachtvliegtuig vliegt in twee flats in de wijk Bijlmermeer in Amsterdam, 43 doden en 26 gewonden.

  • 1992 30 november - Treinongeval bij Hoofddorp, ontsporing, 5 doden en 33 gewonden.

  • 1994 3 april - Frontale botsing tussen twee personenauto's in Heesch, 5 doden.

  • 1994 4 april - KLM Cityhopper-vlucht 433 stort neer naast de Kaagbaan van Schiphol. Drie doden, onder wie de gezagvoerder, en 21 gewonden.

  • 1994 26 april - Frontale botsing tussen personenauto en vrachtwagen in Roosteren, 5 doden en een zwaargewonde.

  • 1994 1 oktober - Vrachtwagen rijdt in op file op A67 nabij Venlo, 6 doden en 12 gewonden.

  • 1994 8 november - Ramp met de Urker viskotter Larissa (FD 141), 6 doden.

  • 1994 26 december - Auto belandt bij Monnickendam door ijzel in de Purmerringvaart, 6 doden.

  • 1995 24 juni - Frontale botsing tussen twee personenauto's op Rijksweg 36 tussen Vriezenveen en Westerhaar, 5 doden en een zwaargewonde.

  • 1995 2 juli - Botsing tussen twee personenauto's in Nijmegen, 6 doden.

  • 1996 15 juli - Herculesramp, Vliegbasis Eindhoven, 34 doden en 7 gewonden.

  • 1996 25 september - Dakotaramp, Waddenzee bij Den Helder, 32 doden.

  • 1997 24 januari - Spookrijder botst frontaal op personenauto op de A1 ter hoogte van Stroe, 6 doden.

  • 1999 28 februari - Legionellaramp Westfriese Flora, Bovenkarspel, 32 doden.

  • 1999 21 juli - Frontale botsing tussen personenauto en vrachtwagen op de N31 tussen Harlingen en Zurich, 5 doden.

21e eeuw

  • 2000 20 februari - Woningbrand in Groesbeek, 6 doden uit 2 gezinnen.

  • 2000 13 mei - Explosie in vuurwerkopslagplaats van S.E. Fireworks, Enschede, 23 doden en ca. 950 gewonden. Grote verwoestingen in en rond de wijk Roombeek, circa 200 woningen werden verwoest.

  • 2000 16 juni - Personenauto met caravan rijdt in Klarenbeek door rood op beveiligde overweg en wordt door trein aangereden, 5 doden.

  • 2001 1 januari - Cafébrand Volendam tijdens oud en nieuw, 14 doden en 180 gewonden.

  • 2002 7 december - Personenauto raakt even buiten Enumatil boom in flauwe bocht en belandt in de sloot, 5 doden.

  • 2003 14 augustus - Personenauto botst op vrachtwagen in Veghel, 6 doden.

  • 2003 28 september - Instorten van steiger in de ketel van de Amercentrale, 5 doden.

  • 2004 17 oktober - Op de A35 bij Almelo stort een personenauto van een talud en vliegt in brand, 5 doden.

  • 2005 27 oktober - Brand in cellencomplex, Schiphol, 11 doden.

  • 2009 25 februari - Crash van Turkish Airlines-vlucht 1951 nabij Schiphol, 9 doden en 86 gewonden.

  • 2009 30 april - Op 30 april 2009 eindigde Koninginnedag in Apeldoorn in een drama. Een automobilist reed dwars door het publiek en doodde 7 toeschouwers.

  • 2012 5 februari - Twee auto's belanden op de A35 bij Bornerbroek door een botsing na een invoegfout van een van hen in het water, 6 doden.

  • 2012 5 december - Aanvaring tussen de Baltic Ace en de Corvus J op circa 65 kilometer uit de kust bij Ouddorp waarop de Baltic Ace snel zinkt. 11 doden, van wie twee nog altijd vermist zijn, 13 opvarenden worden uit zee gered.[359]

  • 2014 28 september- Tijdens het AutoMotorSportief is er een monstertruck het publiek ingereden op de hoek van de Stationstraat met de Spoorstraat in Haaksbergen Daarbij zijn ten minste drie doden gevallen en 15 gewonden.

  • 2018 19 maart - Frontale botsing tussen personenbusje en vrachtwagen op de N270 tussen Helmond en Deurne, 5 doden en 4 zwaargewonden

2020-heden

  • 2020 Sinds 27 februari - Coronacrisis in Nederland: De eerste besmetting met COVID-19 in Nederland wordt vastgesteld bij een inwoner van Loon op Zand. Op 11 maart 2020 verklaart de Wereldgezondheidsorganisatie dat er sprake is van een pandemie. In Nederland raken miljoenen mensen besmet en sterven er tienduizenden. Tot en met september 2023 overleden net iets meer dan 50 duizend mensen aan COVID-19.

  • 2020 11 mei - Vijf surfers verdrinken voor de kust van Scheveningen, vermoedelijk door een combinatie van harde wind en schuimvorming.

  • 2021 juli - Watersnoodramp in Limburg, Duitsland, en België. De Nederlandse regering heeft de watersnoodramp officieel tot een ramp verklaard in juli. In Duitsland en België samen vallen meer dan 200 doden, in Nederland 0.

  • 2022 27 augustus - Een vrachtwagen rijdt in op een buurtfeest in de buurtschap Zuidzijde bij Nieuw-Beijerland, 7 doden en 7 gewonden.

  • 2023 26 juli - Op de Noordzee, dertig kilometer ten noorden van Ameland, woedt een zware brand op het vrachtschip Fremantle Highway met aan boord zo'n 3000 auto's. Eén bemanningslid is verongelukt en de overige 22 hebben ademhalingsproblemen en brandwonden. Sommigen hebben ook botbreuken omdat ze van het 30 meter hoge schip afsprongen om zich te redden.[365]

  • 2024 29 januari - Er vallen drie doden bij een explosie aan de Schammenkamp in Rotterdam-Zuid veroorzaakt door een illegaal drugslab.

  • 2024 7 december - Er vallen zes doden en vier gewonden bij een explosie in Den Haag aan de Tarwekamp.

 

Treinrampen

 

Datum - Plaats/Baanvak - Omschrijving

  • 10 maart 1843 Leiden – Haarlem Op de terugweg van een proefrit van Haarlem naar Leiden ontspoorde locomotief Vesta doordat de rolbrug over de Warmonder Leede niet aangesloten was.
  • 10 augustus 1856 Schiedam – Rotterdam De laatste trein van die dag botste voorbij Schiedam op de voorlaatste trein, die daar gestopt was. Oorzaken van het ongeval waren dat de HIJSM nog geen gebruik maakte van sluitlantaarns en er bovendien niet werd gereden met blokbeveiliging, maar alleen met tijdsinterval.
  • 31 maart 1868 Harlingen De vuurkast van locomotief 8 ontplofte op het station van Harlingen.
  • 2 juni 1868 Nieuwersluis – Utrecht Bij Breukelen botste goederentrein G richting Duitsland achterop sneltrein 11. Evenals de HIJSM reed de NRS nog met een tijdsinterval.
  • 25 mei 1871 Schalkwijk Wegens een foute wisselstand kwam sneltrein 5 op een zijspoor terecht en botste tegen een veelading.
  • 14 augustus 1874 Warmond  Bij Warmond botste trein 32 tegen een lege materieeltrein.
  • 22 november 1878 Eindhoven Doordat deze trein met grote snelheid het station binnenliep botste sneltrein 26 tegen personentrein 23.
  • 23 december 1879 Deurne Doordat de trein te weinig remvermogen had, botste trein 467 tegen 472.
  • 11 juni 1880 Roosendaal  De locomotief, tender en bagagewagen van trein 45 liepen vanwege een niet goed afgesloten wissel in de draaischijf van depot Roosendaal.
  • 21 januari 1881 Lage Zwaluwe Vanwege dichte mist reed trein 26 door onveilig sein en botste op trein 416.
  • 3 maart 1881 Rotterdam Vanwege een verkeerde wisselstand botste trein 31 te station Rotterdam Delftsche Poort op een rangeertrein.
  • 11 augustus 1882 Vogelenzang  Als gevolg van onoplettendheid van de machinist van trein 9 botsten trein 8 en 9 op elkaar.
  • 27 januari 1885 Zwijndrecht  Trein 530 botste op trein 558.
  • 18 februari 1885 Ede  Ontsporing van sneltrein 34 als gevolg van een eenzijdige afslijting van een van de linkerwielen van de locomotief.
  • 21 september 1886 Sauwerd  Van trein 434 ontspoorden de laatste twee rijtuigen vanwege het te vroeg omleggen van een wissel.
  • 3 januari 1888 Ruinerwold  Door een gemist sein van de sneltrein uit Zwolle botste deze op volle snelheid op de trein vanuit Groningen.
  • 19 augustus 1890 Overveen – Zandvoort  Vermoedelijk vanwege het sterk remmen op een helling ontspoorde de lokaaltrein.
  • 10 juli 1894 Breda  Vanwege een te laag remvermogen botste een goederentrein op personentrein 586.
  • 14 maart 1895 Hengelo – Oldenzaal  Goederentrein 1000 ontspoorde.
  • 17 oktober 1896 Harderwijk Een bagagerijtuig ontspoorde, vermoedelijk door een defect aan wiel of as. 
  • 17 februari 1897 Rotterdam (Feijenoord) Door een verkeerde wisselstand ontspoorde een remwagen.
  • 1 juni 1899 Vlissingen Doordat de remdruk uit de leiding was weggelopen, kon trein 87 niet remmen en kwam pas tot stilstand in de restauratiezaal.
  • 15 november 1899 Capelle aan den IJssel  In zeer dichte mist reed trein 80B tegen trein 60.
  • 22 december 1900 Twello Door onoplettendheid van de stationschef en wisselwachter reden trein 238 en 927 frontaal tegen elkaar.
  • 23 december 1902 Woerden – Bodegraven  Omdat de brugwachter zich had verslapen stond de brug over de Dubbele Wiericke nog open.
  • 5 september 1903 Boxtel  Trein 1207 botste op trein 1485 door een verkeerde wisselstand.
  • 5 september 1905 Purmerend  Precies twee jaar na de botsing te Boxtel ontspoorde trein 769 door onbekende oorzaak bij binnenkomst in station Purmerend.
  • 20 december 1905 Watergraafsmeer  Zonder overleg met de seinhuiswachter zette de machinist trein 3898 in beweging, waardoor drie wagens ontspoorden.
  • 25 juni 1907 Rietlanden (Amsterdam)  Een gedeelte van trein 3920 ontspoorde.
  • 18 juli 1907 Almelo 2 2 Trein 173S ontspoorde vanwege een te hoge snelheid.
  • 28 november 1910 Breda Trein 1240 reed door onveilig sein en botste op een rangerende trein.
  • 8 december 1910 Simpelveld  Trein 1322 schoot met een te hoge snelheid door een stopsein en ontspoorde.
  • 8 april 1912 Kijkuit  Door harde wind was een aantal lege wagons het hoofdspoor opgewaaid en tegen trein 12 aan gebotst.
  • 5 september 1912 Axel  Trein reed door een verkeerde wissel en kwam in het grind terecht.
  • 2 januari 1913 Roermond  Trein 1515 botste op trein 1365.
  • 24 december 1913 Assen – Meppel Trein 146 kwam door een defecte wissel gedeeltelijk op een zijspoor terecht.
  • 17 januari 1914 Leiden Rangeerlocomotief 741 reed door een onveilig sein en botste op locomotief Nestor.
  • 25 augustus 1914 Nuth  Trein 1348 botste op vertrekkende trein 1555.
  • 25 juni 1915 Hattemerbroek  Omdat de stationschef te vroeg het wissel omlegde, ontspoorden 4 rijtuigen.
  • 13 januari 1916 Tiel  Trein 3801 en 3822 botsten op elkaar.
  • 7 juni 1917 Houten  Een trein met Koningin Wilhelmina ontspoort tussen Houten en Schalkwijk.
  • 3 augustus 1918 Vork  Trein 5254 reed te hard en botste op trein 5293.
  • 13 september 1918 Weesp  Vanwege de zwakke ondergrond van de spoorbaan, veroorzaakt door de zeer hoge waterstand in de dijk, zakte trein 102 van de spoordijk af. 
  • 22 oktober 1918 Vierlingsbeek  Trein 4662 kwam op een bezet spoor terecht, waar 23 wagens stonden.
  • 21 december 1918 Willemsdorp 1918 was een rampjaar bij de spoorwegen, met in totaal vier dodelijke ongevallen waarbij 46 mensen omkwamen. Door onachtzaamheid van het stationspersoneel en van de machinist reed de binnenkomende trein 4650 tegen het stootblok aan het eind van spoor 2 en schoof dit stootblok, samen met een daarvoor staande dienstwagen vooruit. De trein kwam tot stilstand doordat de locomotief in het zand zakte.
  • 8 februari 1919 Tilburg  Trein 4661 reed door het onveilig tonende sein en botste op trein 4528.
  • 31 oktober 1920 Borne  Goederentrein 4860 kwam op een zijspoor terecht.
  • 15 november 1920 Breukelen  Trein 255 reed tegen trein 257. De machinist van trein 255 had onvoldoende baanvakbekendheid.
  • 20 december 1920 Rosmalen Een extra goederentrein reed door het rode sein en botste op een andere goederentrein.
  • 21 januari 1921 Nuth Twee losse locs kwamen elkaar tegen. Trein 6687 reed op verkeerd spoor.
  • 20 april 1923 Eijsden Een onbekwame klerk bediende de telegraaf en zorgde voor een botsing van twee treinen.
  • 9 september 1926 Voorschoten – Leiden  Wegens haastwerk bij een spoorvernieuwing was de kwaliteit van de baan laag. Hierdoor ontspoorde trein 218. 
  • 28 januari 1927 Heerenveen Trein 158 kwam bij binnenkomst te Heerenveen in botsing met een aantal wagens, die waren weggewaaid van een zijspoor tijdens een storm.
  • 7 januari 1928 Zandvoort  Een trein rijdt met een te hoge snelheid het station binnen en komt met de locomotief het kantoor van de stationschef binnenrijden.
  • 28 september 1929 Westwoud  Ook deze trein kwam niet voor het stootblok tot stilstand.
  • 26 januari 1931 Groningen  Een rangeerlocomotief botste tegen trein 3280.
  • 15 oktober 1931 Steenwijk  Twee goederentreinen botsten tegen elkaar.
  • 24 augustus 1932 Utrecht Door een fout van de seinhuiswachter stonden er op spoor W nog twee goederenwagens toen goederentrein 4605 op dit spoor binnenliep.
  • 4 december 1932 Vught  Goederentrein 4528 reed door een rood sein en botste zijdelings tegen trein 4602 uit Eindhoven.
  • 29 september 1933 Alkmaar Enkele wagens van een grindtrein ontspoorden.
  • 7 oktober 1936 Woerden Trein 648 uit Eindhoven kwam met te hoge snelheid binnen op aftakkend spoor en liep uit de rails. De machinist meende bij sein 6C veilig voor doorgaand spoor te hebben gekregen. Goederentrein 4043 reed in op de wrakstukken.
  • 24 januari 1940 Weert Trein 80 reed bij blokpost 75 door onveilig sein en botste achterop trein 7760.
  • 23 juni 1940 Beugen  Frontale botsing militaire treinen 2581 en 2592 bij Wachtpost 46.[3]
  • 16 oktober 1940 Zoutkamp – Winsum  Aanrijding bij Ranum tussen een trein uit de richting Zoutkamp en een autobus.
  • 16 november 1940 Herkenbosch – Vlodrop Trein 10841, bestaande uit zes Franse locomotieven, reed te Herkenbosch door een onveilig sein en botste frontaal op trein 10856.
  • 16 december 1940 Voorschoten – Den Haag Kolentrein 7008 van Station Rotterdam Zuid ontspoorde gedeeltelijk door een gesprongen wielband. Trein 1105 reed in op de ravage.
  • 29 september 1941 Utrecht  Een Duitse militaire trein werd binnengenomen op bezet spoor en botste op trein 7015.
  • 21 december 1941 Utrecht  De trein van Utrecht naar Eindhoven reed nog op het emplacement in op een stilstaand treinstel. 
  • 20 januari 1942 Utrecht  Trein 4300 (Zwolle – Utrecht) reed door een onveilig sein en botste in de flank met trein 4642 (Utrecht – Amsterdam).
  • 25 januari 1942 Vleuten – Utrecht Machinist zet treinstel terug achter een reeds gepasseerd sein omdat hij denkt dat het sein stop toonde. De locomotief van de achteropkomende trein D111 boort zich in het treinstel.
    14 oktober 1942 Roermond 2 2 De wachter van post A zette voor het vertrek van een trein van spoor 1 abusievelijk de verkeerde seinen op veilig. Trein 7005 kwam terecht in rivier de Roer.
  • 27 november 1942 Sliedrecht Sein A2 werd ten onrechte op veilig gezet, waardoor trein 10814 op spoor 2 achterop trein 3168 botste.
  • 2 december 1942 Haarlem 
  • 13 januari 1943 Den Haag Door een spoorstaafbreuk ontspoorden te station Den Haag Laan van NOI de achterste rijtuigen van trein 1107 Amsterdam – Dordrecht.
  • 19 november 1943 Utrecht Aan de zuidzijde van Utrecht botste een elektrische personentrein op een goederentrein.[
  • 24 november 1943 Schiedam – Hoek van Holland  De eerste trein van de dag, werkliedentrein 10607, botste op in aanbouw zijnde betonnen tankversperringen die door onbekende oorzaak op de spoorbaan terechtgekomen waren.
  • 6 februari 1944 Tilburg
  • 6 september 1944 Ede  Leden van het Edese verzet hadden in de nacht ervoor twee stukken rails losgeschroefd met als doel het treinverkeer te saboteren. Als gevolg daarvan ontspoorde de volgende ochtend een militaire trein
  • 29 mei 1945 Gronsveld  Door eigenmachtig optreden van een opzichter en onoplettendheid van de treindienstleider botste trein USA 944248 uit Eijsden achterop trein USA 948218. Trein Mt 1776 richting Eijsden reed in op de ravage.
  • 6 november 1945 Groesbeek – Kranenburg
  • 26 januari 1946 Ravenstein  Trein RF 39 moest volgens dienstregeling verplicht stoppen voor de kruising. De machinist reed echter door en botste op de brug over de Maas tegen trein 4507.
  • 12 augustus 1946 Rotterdam Bij het terugzetten van trein 5564 tegen een stootjuk werd een stalen D verbrijzeld.
  • 9 oktober 1946 Amsterdam  Door onvolkomenheden aan spoor en materieel ontspoorde trein 306.
  • 1 juni 1948 Holwerd  Er ontspoorden een loc en vijf wagens, waarvan de laatste 3 kantelden.
  • 12 september 1949 Wolfheze
  • 21 juli 1951 Gouda 
  • 7 november 1952 Rotterdam Rangeerdeel 80 botste op een ander rangeerdeel .
  • 14 november 1952 Schiedam Lege reizigerstrein botst op een stilstaande goederentrein. De machinist raakt gewond en er ontstaat een enorme ravage
  • 14 februari 1953 Gouda Trein 3160 M uit Alphen aan den Rijn botste op de Gouwebrug over de Gouwe op trein 167.
  • 19 juni 1953 Weesp  Bij een storing in de beveiliging ontzegelden zowel de wachter van Post 1 als de treindienstleider van Post T onterecht een blokvenster. Trein 21 botste daardoor achterop trein 835. De pas een jaar oude loc 1303 uit de 1300-serie kon naar de schroothoop.
  • 17 januari 1954 Dieren Door een communicatiestoornis tussen de wachter van post T te Dieren en de machinist van groepswagenladingtrein 4300 Zwolle – Maastricht dacht deze machinist dat hij toestemming had gekregen voorbij onveilig sein 2 te rijden. Trein 4300 botste op groepswagenladingtrein 4000 Onnen – Venlo.
  • 13 oktober 1954 Elst  Door een breuk van een trekdraad ontbrak het verband tussen wissel en voorafgaand sein, waardoor een trein op een bezet spoor kwam.
  • 7 mei 1955 Oldebroek 2 2 Verlofgangerstrein  kwam met een te hoge snelheid binnen op een aftakkend spoor.
  • 28 mei 1955 Geldermalsen Goederentrein 4584 uit Dordrecht schoot door onveilig sein en werd in de flank gereden door trein 647 uit Utrecht.
  • 23 augustus 1956 Amsterdam Centraal Zijdelingse botsing tussen trein 117 en tegentrein 1818
  • 20 november 1956 Dalfsen De facultatieve trein 8981 DL naar Schoonebeek reed voorbij een stopseinlantaarn en botste op trein 3044.
  • 12 augustus 1957 Woensel  Door onduidelijkheid bij een lastgeving verkeerd spoor botsten twee reizigerstreinen tegen elkaar.
  • 21 november 1960 WoerdenOntsporing van een Britse verlofgangerstrein. De machinist van deze trein had geen weet van een tijdelijke snelheidsbeperking nabij het station. Hierdoor overschreed de trein de kritieke snelheid waardoor een ontsporing plaatsvond.
  • 12 februari 1961 Geldrop Trein 823 botste op een stilstaande dieselloc. In verband met revisie en wijziging van de linialenkast was het verband tussen wissels en seinen verbroken.
  • 4 juni 1961 Tilburg Goederentrein 4238 botste frontaal met trein 4207.
  • 8 januari 1962 Harmelen (Buurtschap De Putkop, Gemeente Kamerik) Op de mistige morgen van maandag 8 januari botsten twee reizigerstreinen in volle vaart tegen elkaar. 93 mensen kwamen om het leven. Deze ramp is het grootste spoorwegongeval uit de Nederlandse geschiedenis.
  • 31 augustus 1964 Westervoort  Trein 767 uit Hagen reed door onveilig sein 304 en botste frontaal op trein 7763.
  • 25 augustus 1967 Beesd  Personentrein op enkelspoor tegen een goederentrein gebotst.
  • 25 januari 1969 Breda  De machinist van de trein werd ziek en merkte een rood sein niet op.
  • 9 februari 1969 Hogebrug (Driebruggen) 7 Twee elkaar passerende treinen botsen op een overweg op een bestelauto.
  • 30 mei 1971 Duivendrecht  Trein 862 reed voorbij een rood sein en botste achter op de stilstaande trein 296.
  • 4 april 1973 Woerden – Gouda  Het rode licht van een sein was defect en bovendien had trein 829841 geen sluitlicht, waardoor trein 5575 in het donker tegen trein 829841 aan reed.
  • 4 mei 1976 Schiedam Trein 4116 naar Hoek van Holland vertrok te vroeg, reed door een rood sein en botste frontaal op trein D 215.
  • 27 oktober 1976 Goes – Middelburg Trein 4611 naar Vlissingen (treinstel 767) reed achterop goederentrein 720521. De machinist van trein 4611 merkte bij dichte mist het stoptonend sein 605 te laat op. Het hondekop-vierwagenstel botste frontaal op de goederentrein met ketelwagens. Dit ongeval is een van de eerste waarnaar de Spoorwegongevallenraad een openbaar onderzoek instelde.
  • 28 februari 1978 Westervoort De machinist van trein 7747 richting Winterswijk botste vrijwel frontaal op TEE 10.
  • 28 augustus 1979 Nijmegen  Door een isolatiefout in een wisselcontrolemagneet kwam de lege materieeltrein 74363 richting Nijmegen met veilig sein op verkeerd spoor terecht. De machinist reed door, hoewel hij daarvoor een lastgeving verkeerd spoor zou moeten hebben. Nabij Nijmegen botste de trein frontaal op reizigerstrein 4365. De isolatiefout was al lang aanwezig, maar kwam nu pas aan het licht omdat er die dag een wijziging in de beveiliging had plaatsgevonden.
  • 25 juli 1980 Sauwerd – Winsum Twee reizigerstreinen klapten in dichte mist op een enkelsporig baanvak frontaal tegen elkaar.
  • 3 december 1980 Warmond Een werktrein vertrok zonder een begeleider mee te nemen van Leiden naar de in aanleg zijnde Schiphollijn. Deze trein botste op een andere werktrein. Vervolgens botste stoptrein 5323 op de brokstukken en Intercity 2927 deed hetzelfde en ontspoorde.
  • 27 december 1982 Rotterdam  Botsing tussen Nord-West Express en een stoptrein.
  • 5 juni 1986 Botlek  Treinbotsing op het spoorwegemplacement in het Botlekgebied bij Rotterdam waar twee goederentreinen op elkaar reden.
  • 1 juni 1988 Rilland Personentrein 14627 reed kort na vertrek van station Rilland-Bath door onveilig sein en botste achter op de vertraagde, stilstaande proeftrein 82202, bestaande uit locomotief 1636 en 22 beladen grindwagens.
  • 30 november 1992 Hoofddorp  Intercity 2127 richting Vlissingen ontspoorde even voorbij Hoofddorp, waar een paar dagen ervoor ook al een trein was ontspoord.
  • 29 maart 1993 Geffen Reizigerstrein op baanvak Nijmegen – 's-Hertogenbosch ontspoorde na aanrijding op overweg.
  • 24 december 1993 Zaandam Reizigerstrein op baanvak Zaandam – Purmerend ontspoorde na aanrijding op overweg.
  • 16 juni 2000 Klarenbeek  Een trein op het traject Apeldoorn – Zutphen komt in botsing met een personenbusje met caravan dat bezig was een slechts met rood knipperlicht beveiligde overweg over te steken. Alle inzittenden van het personenbusje kwamen om het leven.
  • 20 maart 2003 Roermond  Als gevolg van een hartaanval van de machinist van de stoptrein uit Venlo (DM '90) botst deze tegen een Class 66 van Shortlines.
  • 3 november 2005 Wijhe Een Intercity Deventer – Zwolle komt in botsing met een met hout geladen vrachtwagen die op een beveiligde overweg tot stilstand komt. De vrachtwagenchauffeur komt om het leven, de machinist raakt zwaargewond.
  • 24 september 2009 Barendrecht  Twee goederentreinen van DB Schenker Rail en ERS Railways komen net ten noorden van Barendrecht bij Barendrecht Aansluiting met elkaar in botsing op het baanvak Kijfhoek – IJsselmonde onder het viaduct van de A15.
  • 21 april 2012 Amsterdam Ter hoogte van het Westerpark, tussen de stations Amsterdam Centraal en Sloterdijk mist de machinist van een sprinter een rood sein en botst frontaal op een intercity.
  • 23 februari 2016 Dalfsen  Een trein op het traject Zwolle – Ommen komt in botsing met een hoogwerker die bezig was een overweg over te steken. Het treinstel kantelde en kwam terecht op de naast de spoorlijn gelegen akker. De machinist kwam hierbij om.
  • 20 september 2018 Oss Een Stint wordt op een overweg gegrepen door een trein. Vier kinderen komen om.
  • 22 mei 2020 Hooghalen  Een trein op het traject Assen – Hoogeveen komt in botsing met een tractor met kipper die bezig was een niet-beveiligde overweg over te steken. Het treinstel ontspoorde. De machinist kwam hierbij om, twee passagiers raakten lichtgewond.
  • 4 april 2023 Voorschoten Een goederentrein op de spoorlijn Den Haag – Leiden kwam omstreeks 03.25 uur ter hoogte van Station Voorschoten in botsing met een krol die zich op de spoorbaan bevond vanwege werkzaamheden aan het spoor. Een passerende intercitytrein bestaande uit een vierwagenstel van het type VIRM kwam op een ander spoor eveneens daarmee in botsing. Drie van de vier rijtuigen ontspoorden, twee kwamen er (gedeeltelijk) terecht in een weiland. Er waren één dode en ongeveer dertig gewonden.

 

Overstromingen / stormvloeden:

chronologisch

 

2021

De overstromingen in Europa in juli 2021 vonden plaats in vooral het noordwestelijk binnenland van Midden-Europa, met als gevolg grote schade en enkele honderden slachtoffers in de landen België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Verenigd Koninkrijk en Zwitserland. De overstromingen waren het gevolg van aanhoudende regenbuien die op hun beurt veroorzaakt werden door een lagedrukgebied (koudeput), dat dagenlang op zijn plaats bleef. Meerdere rivieren en beken stroomden over. Met name de Belgische provincie Luik en de Duitse deelstaten Noordrijn-Westfalen en Rijnland-Palts werden zwaar getroffen.

 

Ongeveer 220 mensen kwamen om bij de natuurramp, van wie zeker 180 in Duitsland en 39 in België. In Duitsland was dit de natuurramp met het grootste aantal slachtoffers sinds de stormvloed van 1962.

 

Op veel plaatsen veroorzaakten watermassa's overstromingen in rivieren en beken, grote materiële schade, gewonden en doden. Veel schade ontstond door weggespoelde bruggen en auto's en door ingestorte woningen en andere bouwwerken. De waterstanden van sommige wateren bereikten vergelijkbare hoogten als tijdens de overstroming van de Alpen in 2005 en de overstroming in Zwitserland in 2007 of overschreden ze zelfs. Na ongeveer een week lag het lagedrukgebied boven de oostelijke Alpen, waar het langzaam opvulde en in Oostenrijk nog overstromingen veroorzaakte.

 

In de verschillende getroffen regio's verliepen de overstromingen anders. De neerslag in sommige berggebieden leidde tot een enorme zwelling van de rivieren en een snel toenemende, maar slechts korte overstroming in de benedenloop. Daarentegen verzamelde het water zich langzaam op andere plaatsen zoals de meren aan de rand van de Alpen in Zwitserland en in de benedenloop van rivieren zoals de Maas en de Rijn en bereikte pas na enkele dagen de hoogste waterstanden. In sommige dallandschappen zakten de vloedgolven na enkele uren, terwijl de overstromingen in vlakke gebieden dagenlang aanhielden. De overstroming was vooral verwoestend in de Eifel, waar gebouwen inclusief infrastructuur aan de Ahr, het bovenste deel van de Erft, de Roer en zijn zijrivieren Inde, Merzbach en Worm werden verwoest.

Getroffen gebieden

Ravage in Pepinster na de overstroming van de Vesder en de Hoëgne

Tilff bij Esneux

Hieronder een overzicht van de getroffen landen België, de Duitse deelstaten Noordrijn-Westfalen en Rijnland-Palts, Frankrijk, Luxemburg en Nederland.

België

Wallonië

In België werden vooral plaatsen aan de oevers van de rivier de Maas en haar zijrivieren in Wallonië getroffen. De regenmeters van de Service Publique de Wallonie - Mobilité et Infrastructures (SPW MI) registreerden over een periode van 48 uur de volgende neerslaghoeveelheden: in Jalhay 271,5 mm (271,5 liter per vierkante meter), in Spa 217,1 mm, Neu-Hattlich 189,0 mm, Mont Rigi 192,4 mm. Deze hoeveelheden zijn uitzonderlijk, en zouden maar eens in de honderd jaar voorkomen.

 

Op 15 juli kondigde Infrabel de stopzetting van het treinverkeer in de hele regio aan. Op 19 juli werden verschillende spoorlijnen waar dit mogelijk was weer heropgestart. Diverse lijnen bleven langere tijd buiten gebruik als gevolg van waterschade. Er was een risico op overstromingen in de hele provincie Luik en in delen van de provincies Luxemburg, Namen en Waals-Brabant. In het gebied van de Duitstalige Gemeenschap trad de Our buiten haar oevers.

 

De autosnelwegverbinding A602-A26 door Luik was ter hoogte van Angleur ondergelopen en afgesloten.

 

In België stierven circa veertig mensen als gevolg van de watersnood; op 25 juli 2021 werden vijf mensen nog vermist. Verschillende huizen stortten in. Er zaten circa 20.000 mensen zonder elektriciteit en ook het drinkwater raakte vervuild. Zeer zwaar getroffen was het dal van de Vesder met plaatsen als Verviers, Pepinster en Chaudfontaine, waar veel slachtoffers vielen, huizen, wegen en bruggen waren weggespoeld en velen dagenlang op hulp moesten wachten.

 

Op 24 juli werden delen van Wallonië opnieuw getroffen door noodweer, dat wateroverlast en modderstromen veroorzaakte. Deze keer werden vooral de provincies Namen en Waals-Brabant getroffen. De schade was groot in onder andere Namen, Dinant en Walhain.

 

In Namen liep het centraal archeologisch magazijn van het Agence wallonne du Patrimoine twee keer onder, met dermate desastreuze gevolgen dat het behoud van de locatie werd uitgesloten. Ook archiefruimtes in onder meer Eupen, Verviers, Limbourg en Wanze werden getroffen. Sommige stonden meer dan 72 uur onder water.

 

De totale schade van de overstromingen liep in de miljarden. Het Waals Gewest alleen al raamde in september 2021 zijn tussenkomst op 2,3 à 3 miljard euro

Een half jaar na de overstromingen waren nog honderden inwoners van het zwaar getroffen Pepinster afhankelijk van noodhulp en leefden in deels verwoeste huizen zonder gas en elektriciteit.

Een jaar na de ramp maakte de Waalse overheid de balans op:

209 getroffen gemeenten

39 doden

ca. 100.000 mensen getroffen

9.670 hectare onder water

ca. 48.000 gebouwen overstroomd (waaronder 45.000 woningen)

11.000 auto's beschadigd

honderden kunstwerken vernield of beschadigd

een schadepost van 2,8 miljard euro voor het Waals Gewest.

Voor de wederopbouw lanceerde de Waalse regering twee grootschalige plannen: Quartiers durables voor elf wijken in de zwaarst getroffen gemeenten, en Masterplan Vesdre, voor de begeleiding van toekomstige bouwprojecten in de Vesdervallei

 

Limburg

Het Limburgse gehucht Herbricht in de gemeente Lanaken overstroomde voor een groot deel half juli. Ook Kotem in de gemeente Maasmechelen kreeg te maken met wateroverlast. De keermuur in Heppeneert in de gemeente Maaseik, gebouwd in 1926, moest worden verhoogd met twee lagen zandzakjes. Moelingen, een dorp van de gemeente Voeren, werd getroffen door een overstroming van de Berwijn (wat in 2018 ook al was gebeurd)

 

Duitsland

Opruimen in Flamersheim

Ondergelopen dorp Kordel

Hoog water in Kreuzberg

Verwoeste spoorbrug bij Altenahr

Ook in verschillende regio's van Duitsland zorgde hevige regenval medio juli 2021 voor grote overlast. Op sommige plaatsen viel binnen 24 uur meer dan 150 mm regen, onder andere in Keulen-Stammheim. De regenmassa's veroorzaakten ernstige overstromingen. Vooral de deelstaten Noordrijn-Westfalen en Rijnland-Palts werden zwaar getroffen. Voor de twee deelstaten gaf de minister van Defensie op 16 juli 2021 een rampenalarm om de slagkracht van de Bundeswehr bij rampenbestrijding te vergroten.

 

Door de zware regen kwamen in beide deelstaten zeker 166 mensen om. In Noordrijn-Westfalen verdronken onder meer vier brandweerlieden. Zelfs bij de eerste inventarisatie bleek het aantal slachtoffers aanzienlijk hoger dan bij het hoogwater in Centraal-Europa van 2002, toen in Duitsland 21 mensen om het leven kwamen. Daarnaast was er veel materiële schade, die enkele weken na de ramp geschat werd op 30 miljard euro.

 

Omdat de overstroming meerdere onderstations bereikte, moesten de elektriciteitsbedrijven daar de elektriciteit uitschakelen. 200.000 mensen in Noordrijn-Westfalen en Rijnland-Palts werden getroffen door stroomuitval; meer dan de helft daarvan zat langer dan een dag zonder stroom. Ook waren mobiele netwerken en de drinkwatervoorziening in sommige getroffen gebieden verstoord. Evenzo werd het treinverkeer getroffen, vooral in Noordrijn-Westfalen en Rijnland-Palts. Enkele spoorlijnen in de Eifel, zoals de Eifellijn en de Ahrtalbahn, raakten zwaar beschadigd. Begin 2024 zijn zowel de Eifellijn als de Ahrtalbahn nog steeds deels buiten gebruik.

 

Noordrijn-Westfalen

Op 16 juli waren er in Noordrijn-Westfalen 25 steden en districten die als "ernstig getroffen" werden aangemerkt. Op dezelfde dag handelden naar schatting 19.000 hulpverleners zo'n 30.000 hulpverzoeken af die verband hielden met de overstroming; de 3.200 hulpverzoeken aan de politie van Noordrijn-Westfalen niet meegerekend.

 

De ingrijpende gevolgen van het noodweer in West-Duitsland waren ook voelbaar in Euskirchen en de gemeenten Ahrweiler en Erftstadt waarvan meerdere dorpskernen zwaar zijn getroffen. Door de overstromingen en het instortingsgevaar van de Steinbachtalsperre moesten enkele duizenden inwoners van verschillende dorpen hun huizen verlaten. De Erft, die buiten haar oevers trad, overstroomde grote delen van het stedelijk gebied van Erftstadt, verschillende plaatsen werden gedeeltelijk of volledig geëvacueerd en wegen zoals de A1, A61 en B265 sloten deels vanwege de overstromingen en wegschade. In Blessem, een wijk van Erftstadt, stroomde het water van de Erft door een woon- en handelsgebied. De rivier baande zich een weg naar de put van de grindfabriek van Blessem; verschillende huizen in de buurt van Kasteel Blessem werden weggespoeld of raakten beschadigd. Een ziekenhuis in Eschweiler moest volledig worden ontruimd; de ruim 300 patiënten werden overgebracht naar andere ziekenhuizen. Het grootste deel van de penitentiaire inrichting in Euskirchen werd ontruimd. In deze omgeving vielen 27 doden.

 

Naast de schade aan hoofdwegen werden veel spoorlijnen zwaar getroffen. In de zuidelijke helft van Noordrijn-Westfalen was treinverkeer soms op geen enkel traject mogelijk. Langeafstandstreinen uit het noorden eindigden onder meer in Münster en verschillende regionale treindiensten werden geschrapt. De stations in Hagen en Wuppertal en de spoorlijnen die hier lopen (inclusief de spoorlijn door het dal van de Wupper) zijn bijzonder getroffen. Hier was op 16 juli geen treinverkeer mogelijk. Ook in Bonn, op de linker Rijnoever, konden er tot 17 juli 2021 geen treinen rijden omdat water het seinhuis binnendrong en de stroomtoevoer onderbrak. Doordat de Inde buiten haar oevers trad, kwam de dagbouwmijn Inden gedeeltelijk onder water te staan.

 

Op 14 juli werden het hoogwaterretentiebekken van de Erft in Eicherscheid in de Eifel en andere retentiebekkens bij Horchheim, Weilerswist en Kerpen-Mödrath geopend om de afvoer in de Erft te verminderen. Op de avond van 16 juli brak er een dam in de Roer in Wassenberg-Ophoven.

 

In Duitsland werden 850 militairen ingezet. Ze hielpen de brandweer in de rampgebieden en maakten met gepantserde voertuigen wegen vrij. De Duitse autoriteiten lieten helikopters uitvliegen om mensen van daken te halen. De Duitse politie greep in om enkele plunderingen en ramptoerisme te voorkomen.

 

Rijnland-Palts

In deze regio waren zeker 122 doden en 763 gewonden. Op 20 juli werden er nog 155 mensen vermist. De overstromingen kwamen hier sneller dan de autoriteiten de mensen hadden kunnen waarschuwen. Vooral de Landkreis Ahrweiler werd zwaar getroffen, waar de overstroming van de Ahr een spoor van vernieling achterliet en bruggen en andere infrastructuurvoorzieningen vernielde. Alleen al in het kleine dorp Schuld stortten zes huizen in. In de stad Sinzig stierven twaalf bewoners van een gehandicaptenvoorziening. Ook de districten Vulkaneifel en Trier-Saarburg werden tot rampgebied uitgeroepen. De gemeente Kordel, waar een verzorgingshuis volledig ontruimd moest worden, werd eveneens zwaar getroffen.

 

Minstens zeven spoorbruggen en ongeveer 20 kilometer spoor op de Ahrtal-spoorlijn werden verwoest door overstromingen en ondermijning. Vervangend vervoer was moeilijk vanwege de slechte toestand van de wegen.

 

Beieren

Het regengebied trok verder oostwaarts naar het grensgebied van het Duitse Beieren de Oostenrijkse deelstaat Salzburg waar het ook voor overstromingen in het Donaubekken zorgde en er doden te betreuren vielen.

 

Frankrijk

De Franse regio Grand Est had het meest te lijden onder de overstromingen terwijl ook de regio's Hauts-de-France en Bourgogne-Franche-Comté schade ondervonden van lokale overstromingen. Volgens Météo France viel tussen maandag 12 juli en vrijdag 16 juli 199 millimeter regen in de Châtel-de-Joux (Jura), 160 mm in Plainfaing (Vogezen), 159 mm in Le Fied (Jura) en 158 mm in Villers-la-Chèvre (Meurthe-et-Moselle).

 

 

Hoogwater in Hesperange, Luxemburg

Luxemburg

Ook in het Groothertogdom Luxemburg zorgde zware regenval op 14 en 15 juli ervoor dat rivieren buiten hun oevers traden en naburige steden onder water zetten. Delen van de stad Echternach moesten op 15 juli worden geëvacueerd, evenals inwoners van verschillende andere plaatsen zoals Rosport. In Bollendorf bereikte het niveau van de rivier de Sûre met 635 centimeter de hoogste waarde sinds het begin van de metingen. Ernstige schade werd veroorzaakt in de benedenstad van de hoofdstad Luxemburg door de Alzette. De kerosinelevering aan de luchthaven werd onderbroken wegens de schade aan een pijpleiding dicht bij Echternacherbrück. De treindienst van Metz in Frankrijk naar Luxemburg werd zwaar getroffen en werd volledig stopgezet vanuit Thionville. Aanleiding hiervoor was het onderlopen van de treintunnel bij Hagondange. Veel spoorwegen en wegen in Luxemburg waren gesloten vanwege aardverschuivingen en overstromingen. In de middag van 15 juli 2021 daalde het waterpeil op veel plaatsen weer langzaam.

 

Overstroming van de Geul in het centrum van Valkenbur

Vooral het zuidelijke deel van de Nederlandse provincie Limburg werd door zware neerslag en de gevolgen daarvan getroffen. In het Heuvelland en de Oostelijke Mijnstreek zorgde hevige regenval op 13 en 14 juli ervoor dat beken en riviertjes buiten hun oevers traden. Op deze twee dagen viel in sommige delen van Zuid-Limburg meer dan 150 millimeter. De hieruit voortkomende overstromingen veroorzaakten wateroverlast in onder andere de gemeenten Heerlen, Landgraaf, Kerkrade, Gulpen-Wittem, Valkenburg aan de Geul en Meerssen.

 

Het centrum van Valkenburg liep in de nacht van 14 op 15 juli onder water. Diverse bruggen over de Geul raakten ontzet, waarvan er een instortte. Honderden inwoners en hotelgasten werden geëvacueerd, waarbij militairen assistentie verleenden. In totaal ondervonden in Valkenburg 2300 huishoudens overlast. 700 woningen werden tijdelijk onbewoonbaar. Daarnaast werden 270 horecaondernemingen en 180 winkels getroffen door het hoge water. Op 15 juli bezochten koning Willem-Alexander en koningin Máxima het centrum van Valkenburg.

 

Op 15 juli overtrof het debiet van de Maas bij Eijsden (3.260 m³/s) het (winter)record van 1993 (3.120 m³/s). De meetreeks loopt terug tot 1911 (bij de overstromingen van 1643 was het debiet waarschijnlijk hoger, naar schatting 3.600 m³/s). Delen van de snelwegen A2, A76 en A79 werden afgesloten en achtereenvolgens werden delen van Eijsden, Maastricht, Stein en Roermond geëvacueerd. In de Maastrichtse buurt Boschpoort dreigde een stuwdam het te begeven. In Geulle leek op 16 juli een dijk langs het Julianakanaal door te breken. Mensen werden opgeroepen de aangrenzende dorpen zo spoedig mogelijk te verlaten. Rijkswaterstaat meldde later dat het opwellend Maaswater betrof, dat door middel van zandzakken tegengehouden kon worden. In Venlo en de buurgemeenten Baarlo en Kessel werden op 16 juli ruim 10.000 mensen geëvacueerd. In Venlo werd uit voorzorg een ziekenhuis geëvacueerd. Evacuaties waren er verder in de gemeenten Stein, Sittard-Geleen, Echt-Susteren, Roermond en Roerdalen.

 

Op 15 juli werden 300 militairen ingezet om te helpen bij de overstromingen in Limburg.[34] De Nationale Reddingsvloot (NRV), een samenwerking tussen de brandweer en reddingsbrigade met 88 eenheden uit 22 veiligheidsregio's, is grootschalig ingezet in Limburg en België.

 

Na het dalen van de waterstand in de Maas werd op 20 juli ook in Noord-Limburg de noodsituatie weer opgeheven. De provincie is volgens het waterschap Limburg door het oog van de naald gekropen, er zijn geen dijken doorgebroken. Dankzij alle maatregelen die sinds het hoogwater in 1993 en 1995 zijn genomen is de wateroverlast langs de Maas in 2021 (veel) minder erg geworden dan destijds. Medio augustus 2021 werd de totale schade in Limburg geschat op 1,8 miljard euro, inkomstenderving niet meegerekend. Circa twee derde van dat bedrag werd niet gedekt door verzekeringen. Op 13 augustus stelde het demissionaire kabinet-Rutte III 1,15 miljard euro ter beschikking voor de niet-verzekerde schade van bedrijven, instellingen en particulieren.

 

2006

Van 31 oktober op 1 november 2006 woedde in Duitsland de zwaarste storm sinds 1990. Deze storm is de geschiedenis ingegaan als de Allerheiligenvloed van 2006.

 

Bij Delfzijl is een waterstand van 4,83 m boven NAP gemeten, de hoogst bekende waterstand te Delfzijl tot dat moment. Het record van daarvoor, 4,63 m boven NAP, dateerde van 1825, toen tijdens de stormvloed van 1825 ruim 800 doden vielen.

Op de pier in Holwerd waar de veerboot naar Ameland vertrekt, dreven door de stormvloed auto's de Waddenzee in.

In Marrum verdronken op de kwelder twintig paarden. Ruim honderd andere paarden raakten door het door de storm veroorzaakte hoge water ingesloten, wat leidde tot landelijke media-aandacht en een reddingsactie.

In de Eemshaven liep een bouwput van een haven in aanbouw onder water.

Dankzij de sinds het Deltaplan verhoogde dijken waren er ondanks de hoge waterstanden geen overstromingen binnendijks in Nederland.

 

In Noord-Duitsland was er vooral schade in Oost-Friesland. Hier behoorde deze storm tot de zwaarste aan de kust sinds 1906. Bij het Waddeneiland Borkum werd de hoogste waterstand sinds de stormvloed van 1962 gemeten. Ook in de haven van Emden was er schade en ook in de haven van Hamburg, vooral aan diverse schepen. Er waren bij deze stormvloed geen slachtoffers en ook werd er geen binnendijks land overstroomd.

 

1995

De evacuatie van het Rivierenland is een van de grootste evacuaties uit de recente Nederlandse geschiedenis. Op 31 januari 1995 en in de dagen daarna werden 250.000 mensen en 1 miljoen dieren verplicht uit grote delen van het Gelderse rivierengebied geëvacueerd vanwege de gevaarlijk hoge waterstand van de Maas, de Rijn, de Waal en de IJssel. De duur van de evacuatie varieerde van vijf dagen tot twee weken.

 

In de jaren 1990 leek de dreiging van hoogwater door grootschalige overheidsmaatregelen vergaand onder controle te zijn gebracht. Aan de Nieuwe Waterweg bij Hoek van Holland werd de laatste hand gelegd aan de Maeslantkering, het laatste deel van de Deltawerken. De laatste hoogwatersnood langs de Maas was in 1926.

 

In december 1993 brak het hoogwater in de Maas echter records. In de omgeving van Roermond en Venlo trad de rivier ongecontroleerd buiten haar oevers en dorpen die buitendijks lagen, overstroomden. Met drieduizend kubieke meter water per seconde was er nog nooit zoveel water door de rivier gestroomd. Duizenden huizen kwamen in het water te staan, zo’n 12.000 mensen moesten worden geëvacueerd. Analyses van opnames door de luchtmacht wezen uit dat de rivierdijken op veel plekken zwak en onbetrouwbaar waren.

 

Begin 1995 was de situatie langs de Maas weer dreigend, het regende veel in Noord-Frankrijk en de Ardennen. Ook de andere rivieren raakten snel overvol, op 25 januari steeg het waterpeil van de Rijn bij Tolkamer in een dag twee meter. Enkele dagen later overstroomde de Rijn in de Duitse stad Keulen. In grote delen van Gelderland kwam het water tot aan de toppen van de dijken en in Deventer overstroomden de kades. Door de grote druk kwam ook het grondwater omhoog. Veel dijkwegen werden afgesloten voor het verkeer en in de crisiscentra werden voorbereidingen getroffen voor grootschalige evacuaties, overal kwam dijkbewaking. Bedreigde dorpen en steden organiseren een watersnoodstaf onder leiding van de burgemeester. Het leger en burgers vullen en plaatsen lange rijen zandzakken op de dijken.

 

Als de dreigende dijkdoorbraken werkelijkheid zouden zijn geworden, zouden veel plaatsen in de Betuwe, de Bommelerwaard en het Land van Maas en Waal tot ongeveer vijf meter onder water zijn komen te staan. Dit betekende dat van veel woningen alleen de zolder droog zou blijven. Er zou te weinig tijd zijn om dan alsnog weg te trekken. Voor betrokken bewoners kwam daarom de mededeling dat er op zeer korte termijn verplicht geëvacueerd moest worden. In allerijl werden bezittingen in veiligheid gebracht op de bovenste verdieping, die bij overstroming wellicht droog zou blijven. Vee, en ook inboedel, werd naar buiten het bedreigde gebied getransporteerd.

 

In Nederlands-Limburg kwam het tot beperkte overstromingen in de periode tussen 22 en 28 januari. De onbedijkte dorpen Itteren en Borgharen kwamen, na de overstroming van de Maas in 1993, voor de tweede maal in het water te staan. Bij Deventer dreigde een dijk van de IJssel het te begeven.

Overzicht van dag tot dag

Woensdag 25 januari - De zware regenval in de Belgische Ardennen en Noord-Frankrijk houdt aan. Binnen een dag is de Rijn bij Tolkamer twee meter gestegen, de Waal bij Zaltbommel met een meter.

Donderdag 26 januari - Bij Borgharen en Itteren stijgt de Maas tot 45,09 meter boven NAP. De 3.100 bewoners van beide dorpen krijgen het dringende advies te vertrekken.

Vrijdag 27 januari - Dijken in het Land van Maas en Waal worden gesloten voor alle verkeer. De Rijn bij Tolkamer staat op NAP +15,02 m, bij Zaltbommel bereikt de Waal +5,86 m. De Rijn overstroomt het centrum van Keulen. Plaatsen in Midden- en Noord-Limburg krijgen wateroverlast.

Zaterdag 28 januari - De Rijn stijgt bij Tolkamer naar +15,42 m, de Waal bij Zaltbommel naar +6,37 m. De IJsselkade in Deventer wordt afgesloten.

Zondag 29 januari - Zware regenval in het Nederlandse rivierengebied, evenals in België, Noord-Frankrijk en Duitsland. De Rijn stijgt verder, evenals de Waal en de IJssel.

Maandag 30 januari - Opnieuw stijgt de Maas bij Borgharen (NAP +45,62 m) en Venlo (+18,23 m). Dringend evacuatieadvies voor 75.000 bewoners van het stroomgebied van de Maas en de Waal. In Gorinchem vertrekken duizenden mensen voor de Merwede. Ook het dorp Boven-Hardinxveld met 4.000 inwoners moest worden geëvacueerd. De IJssel overstroomt de zomerdijk bij Deventer en de kade in Kampen. Door de waterdruk van de regen, doorbrak de dijk van de Dommel in 's-Hertogenbosch.

Dinsdag 31 januari - De Ooijpolder (15.000 inwoners), een deel van het Land van Maas en Waal (ook 15.000) en de Bommelerwaard (40.000 inwoners) worden geëvacueerd. 's Middags kondigt Commissaris van de Koningin van Gelderland Jan Terlouw de verplichte evacuatie van de 140.000 mensen in de Betuwe af. De waterstand bij Tolkamer is nu NAP +16,63 m, ruim boven het record van 1993.

Woensdag 1 februari - Bij Ochten is de situatie zeer kritiek. Honderden militairen bedwingen met tonnen zand een schuivende Waaldijk. Het dorp wordt in snel tempo ontruimd. De hoogste stand van de Rijn bij Tolkamer is de vorige avond bereikt met een topstand van NAP +16,68 m. De Waal gaat naar +7,43 m bij Zaltbommel.

Donderdag 2 februari - Het water zakt. Het gevaar van verzadigde en inzakkende dijken is groot.

Vrijdag 3 februari - De daling van het waterpeil zet door. De Rijn bij Tolkamer zakt in een etmaal bijna een halve meter.

Zaterdag 4 februari - Minister Dijkstal van Binnenlandse Zaken geeft toestemming voor de terugkeer van de evacués naar de Ooijpolder en het Land van Maas en Waal. De dagen erop keren ook de andere inwoners terug.

 

1993

Bij de overstroming van de Maas in 1993 overstroomden grote delen van Nederlands-Limburg. In België en Frankrijk traden ook kleine rivieren buiten hun oevers. Er overleden 6 personen.

 

In het stroomgebied van de Maas kwamen hoge waterstanden voor na een periode van aanhoudende regen. Op 20 december 1993 trad de Maas voor het eerst buiten haar oever en op 22 december gebeurde dit op meerdere plaatsen in de provincie Limburg. De omgeving van Roermond en Venlo, en specifiek de dorpen Gennep, Itteren en Borgharen, gelegen aan de oostelijke oever, werden getroffen. Op de westelijke oever was Neer het zwaarst getroffen.

Ongeveer 8% (18.000 ha) van de oppervlakte van de provincie Limburg stond onder water. Ook enkele Brabantse gemeenten aan de Maas kampten met wateroverlast. Ongeveer 12.000 mensen werden geëvacueerd. De totale schade bedroeg 254 miljoen gulden.

Nooit eerder was zo'n hoge afvoer gemeten: 3.120 m3/sec. In Borgharen bereikte de Maas een recordhoogte van 45,90 meter boven NAP.

Ruim een jaar later, in januari 1995, werden de gebieden langs de Maas opnieuw getroffen door grootschalige overstromingen.

 

1962

De stormvloed van 1962 was een natuurramp die in de noordelijke delen van Duitsland veel schade aanrichtte, in het bijzonder in Hamburg. De stormvloed uit de Noordzee was in de nacht van 16 op 17 februari 1962. De storm had een piek van 200 kilometer per uur. Deze wind 'duwde' de dijken kapot. Er vielen 347 doden.

Hamburg heeft onder normale omstandigheden een verschil in waterniveau tussen eb en vloed van zo’n 3,5 meter. Door de harde wind, eerst uit het westen en later het noordwesten, werd het zeewater naar de kust en in de Elbe stroomopwaarts gestuwd. Op 16 februari lag het waterpeil al twee meter boven het normale hoogwaterpeil langs de Duitse Noordzeekust. Ondanks de ebstroom bleef het waterpeil hoog door de harde wind en bij de volgende vloed werd de druk op de dijken verder verhoogd. Het waterniveau in Hamburg bereikte 5,70 meter boven normaal. Kort na middernacht stroomde het water over de dijken langs de Elbe en de Wezer en dit leidde tot grote overstromingen in noordelijk Duitsland.

De dijken verkeerden in slechte staat en bezweken. De mensen werden in hun huizen verrast door het snel stijgende water. In de wijk Hamburg-Wilhelmsburg verloren 222 mensen het leven, in Waltershof 37 en in drie andere stadsdelen nog eens 29. In het noorden kwamen ook wijken onder water te staan en op 100 kilometer van de kust werd de ramp nog waargenomen.

Het dodental liep verder op tot 318, ongeveer 60.000 mensen werden dakloos en 6.000 woningen en gebouwen waren zwaar beschadigd. Een zesde van het stadsgebied stond onder water en de belangrijkste verkeersaders naar het zuiden waren onbruikbaar. De materiële schade werd getaxeerd op 800 miljoen Duitse mark.

De hulpverlening kwam moeizaam op gang, mede door gebrek aan communicatie en coördinatie. Pas in de vroege ochtend van 17 februari kwam de reddingsoperatie echt op gang. Helmut Schmidt, de minister van binnenlandse zaken van de stadstaat Hamburg, nam de leiding op zich en hij vroeg direct steun aan bij het Duitse leger en NAVO-eenheden. Boten van het leger en zo’n 100 helikopters van de Duitse luchtmacht en de Britse Royal Air Force werden ingezet om de 25.000 civiele reddingswerkers te ondersteunen.

Na de overstromingen werden de dijken versterkt en in het centrum van Hamburg zijn op diverse plaatsen langs het water maatregelen zichtbaar als versterkte en verhoogde muren en schuiven die de wegen afsluiten bij een dreigende hoge waterstand.

In Nederland bleef de schade beperkt tot een dijkdoorbraak op Schiermonnikoog waarbij de Banckspolder gedeeltelijk overstroomde en de meest oostelijk gelegen boerderijen in het water kwamen te staan. Persoonlijke ongelukken deden zich niet voor en er ging geen vee verloren. De gevolgschade was echter groot: de polder, waarin voornamelijk veeteelt werd bedreven, verziltte en was nog een jaar ongeschikt als grasland, zodat de boeren genoodzaakt waren om gras en hooi van buiten het eiland aan te voeren en hun jongvee op de vaste wal in te scharen. Ook schakelden zij tijdelijk over op akkerbouw.

Hoge waterstanden werden bereikt in Harlingen (3,40 m) en Delfzijl (4,40 m) en langs de kust werd dijkbewaking ingesteld. De dijk van de Emmapolder in Noord-Groningen werd beschadigd, maar het kwam niet tot een dijkdoorbraak.

 

1953

De watersnood van 1953, meestal aangeduid als de Watersnoodramp of Februariramp en aanvankelijk ook wel als Sint-Ignatiusvloed of Beatrixvloed, voltrok zich in de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953. De ramp was het gevolg van een combinatie van zware storm uit noordwestelijke richting die het zeewater aan de kust opstuwde, met een daarmee samenvallend tijdstip van hoogwater in het getijde vloed en springtij. Het water in de trechtervormige zuidelijke Noordzee steeg door dit ongunstige samenspel van natuurverschijnselen tot extreme hoogte. Te Vlissingen, Hoek van Holland, IJmuiden en Harlingen voerde het tot de hoogste waterstand in 100 jaar gemeten, respectievelijk 4,55, 3,85, 3,85 en 3,85 meter hoger dan Normaal Amsterdams Peil (NAP). Het gevolg was dat veel dijken door het zeewater overspoeld werden en doorbraken. Hele eilanden en landstreken inclusief steden en dorpen raakten overstroomd; er waren veel slachtoffers, tienduizenden dieren lieten het leven, huizen werden verwoest en verder was er grote materiële schade.

 

Het aantal doden bedroeg 1836 in Nederland, 307 in het Verenigd Koninkrijk, 224 op zee, waaronder 133 bij het vergaan van een Britse veerboot, en 28 in België. De ramp was aanleiding voor de regeringen van Nederland en Engeland te besluiten tot financiering, coördinatie en technische ontwikkeling van een sterk verbeterde kustverdediging met zware stormvloedkeringen. Het meest ingrijpend zijn de Deltawerken in Nederland, terwijl in het Verenigd Koninkrijk onder meer de Thames Barrier en een stormvloedkering in de rivier Hull zijn gebouwd.

Water dat aan land wordt opgestuwd door zware wind wordt stormvloed genoemd. Dit natuurverschijnsel kan aan een zeekust extra gevaarlijk zijn als het samenvalt met het normale getij van vloed of, nog riskanter, met een springvloed: het getij waarin eens in de 15 dagen door de stand van de zon en de maan het verschil tussen hoog- en laagwater het grootst is. De (spring)vloed komt voor bij nieuwe en volle maan. Het springtij wordt dan verhoogd met de stormvloed. Dit was een belangrijke oorzaak van de watersnood van 1953.

Op donderdag 29 januari ontstond ten zuiden van IJsland een noordwesterstorm die zich bij de Orkney-eilanden ten noorden van Schotland ontwikkelde tot een storm met orkaankracht. Aangekomen op de noordelijke Noordzee draaide de wind naar noord-noordwest en ontwikkelde zich in de loop van de dag tot een stormveld van 1.000 km lengte dat recht op de Noordzeekust toebewoog en het water in de trechtervormige Noordzee aan de kust tot recordhoogte opstuwde. In de avond en nacht was sprake van een langgerekt stormveld uit noordwest tot noord, de gevaarlijkste richting omdat deze al het water naar de kust opjaagt. Bovendien duurde het hoogtepunt van de storm erg lang: weerstation De Kooy bij Den Helder meldde zowel op de 31 januari als op 1 februari een daggemiddelde van windkracht acht. In de nacht van 31 januari op 1 februari werden windsterkten 9, 10 en 11 gemeten. De storm duurde 24 uur.

In Nederland waren de dijken niet op deze uitzonderlijke hoogtes van het water berekend en in het Deltagebied braken op 1 februari 's morgens vanaf 03.00 uur op meer dan 150 plaatsen de dijken en liepen grote delen van de provincie Zeeland, de Zuid-Hollandse Eilanden en delen van westelijk Noord-Brabant onder water. Het volgende hoogwater om 13:00 uur bracht met een vloedgolf nog meer leed. Mensen die de eerste overstroming op zolders of het dak van hun huizen hadden overleefd, werden meegesleurd in het water toen de verzwakte muren van de huizen het begaven. Zo werd Nederland getroffen door een van de grootste natuurrampen uit zijn geschiedenis, de zwaarste sinds 1570 (derde Allerheiligenvloed).

 

Veel dijken, vooral in het deltagebied, waren te laag en te zwak. Rijkswaterstaat onderkende dit al in de jaren 1920 en werkte aan plannen om binnenwateren van de zee af te sluiten door het aanleggen van nieuwe kunstwerken. De Afsluitdijk, die gereed was gekomen in 1932, was een eerste belangrijke stap in dit programma. Na de crisisjaren en de Tweede Wereldoorlog werden de eerste werken in Zuidwest-Nederland uitgevoerd: de Botlek, de Brielse Maas (1950) en de Braakman (1952) werden afgedamd. Toch had de kustbescherming geen prioriteit. In 1950 werd het reeds bescheiden budget nog eens beperkt omdat de naoorlogse economische wederopbouw voorrang kreeg. De ramp van 1953 leidde tot snelle en ingrijpende maatregelen van de regering en vormde de directe aanleiding voor ontwerp en aanname van de Deltawet.

 

In Nederland kostte de ramp aan 1836 mensen het leven. Daarnaast veroorzaakte de vloed in Zuidwest-Nederland grote schade aan de veestapel, woningen, gebouwen en infrastructuur. Zo'n 100.000 mensen verloren hun huis en bezittingen, de evacuatie telde 72.000 mensen. Er verdronken 47.000 stuks vee en 140.000 stuks pluimvee. Schade aan de infrastructuur en landbouwgrond waren groot. Ruim 150.000 ha grond overstroomde. Er werden 4500 huizen en gebouwen verwoest en 43.000 beschadigd, 200.000 hectare grond kwam onder water te staan.[5] Het Zuid-Hollandse dorp Oude Tonge was de plaats waar de meeste slachtoffers vielen: 305 doden. Voor veel overlevenden uit de getroffen gebieden vormen de herinneringen aan de ramp een levenslang trauma.

 

De schade aan de dijken was binnen driekwart jaar na de natuurramp hersteld door de inzet van duizenden arbeiders en meer dan 4.000 militairen, ook uit het buitenland.

 

Ook in het Verenigd Koninkrijk, België en Duitsland vonden overstromingen plaats en vielen honderden slachtoffers. Op zee verloren velen het leven door schipbreuken. In de Ardennen ontstond een sneeuwlaag van twee meter ook omdat na de storm nog een aantal dagen een noordelijke stroming koude onstabiele lucht bleef aanvoeren.

 

De Watersnood(-ramp) van 1953 werd aanvankelijk ook wel aangeduid als 'Sint-Ignatiusvloed', naar Sint Ignatius, wiens naamdag tot 1969 op 1 februari viel (maar sinds 1969 op 17 oktober). Met deze naam werd een traditie gevolgd om grote overstromingen in het Deltagebied te vernoemen naar de dag van de rooms-katholieke heiligenkalender. Onder meer de Sint-Elisabethsvloeden van 1404, 1421 en 1424, en de Allerheiligenvloeden van 1532 en 1570 zijn hier voorbeelden van. De naam 'Sint-Ignatiusvloed' vond echter niet algemeen ingang. Protestants-christelijken spraken aanvankelijk liever van Beatrixvloed, omdat de watersnood plaatsvond in de nacht na de vijftiende verjaardag van prinses Beatrix. Deze tweede naam maakte nog minder opgang. Stormramp was een meer zakelijke term, maar te weinig specifiek. Later werd steeds vaker van 'de Watersnoodramp' gesproken, of van 'de Watersnood', of eenvoudig van 'de ramp (va

 

 

De meest waarschijnlijke oorzaken voor dergelijke verschillen in aantallen slachtoffers zijn:

de richting van de waterstromen;

hoogteverschillen binnen polders;

de kwaliteit van binnendijken;

de kwaliteit van het plaatselijk bestuur;

de vaak deplorabele staat van met name arbeiderswoningen.

Deze factoren maakten het verschil tussen een kolossale ramp zoals in Oude-Tonge en Nieuwerkerk of een noodlottige overstroming zoals in Ooltgensplaat of Bruinisse.

 

Op tal van andere plaatsen vielen ook slachtoffers te betreuren of vonden opvallende gebeurtenissen plaats. Op Texel verdronken zes polderarbeiders op weg naar een bedreigd dijkvak. Bij Cadzand sloeg water over de dijk en bij Kruiningen werd door de nog openstaande coupure de veerhaven geheel weggeslagen. In zeer korte tijd liep de Kruiningerpolder (1400 hectare) onder water. Het water stroomde aan de noordkant van Dordrecht binnen. In Rotterdam werd een recordwaterhoogte gemeld en kwamen delen van Rotterdam-Zuid onder water te staan, evenals in Vlaardingen het gebied van de Maasboulevard tot aan de spoorlijn Rotterdam-Hoek van Holland. Op het eiland Rozenburg waren de dijken doorgebroken. In Stellendam stond het water tot aan de zolders van de huizen. Veere stond onder water. Bij Wolphaartsdijk sloeg een gat in de dijk, en ook bij Ossenisse was de dijk doorgebroken. De Nieuwerkerkpolder en Suzannapolder overstroomden. Bij Rammekens sloegen gaten in de dijk. Reigerspolder en gedeelten van Zuid-Beveland stonden onder water. Rilland-Bath was geïsoleerd. Stavenisse stond onder water, in Zeeuws-Vlaanderen braken er een paar dijken door.

 

Circa de helft van het totale aantal slachtoffers viel in de nacht van zaterdag op zondag. De zondagmiddag daarop zorgde het getij in combinatie met harde wind ervoor dat vele overlevenden van de nacht tevoren toen alsnog de dood vonden. Veel huizen die de eerste vloed hadden doorstaan (met de bewoners op zolders of op de daken) stortten alsnog door de sterke stroming ineen. De hulpverlening van buiten de door het water aangetaste gebieden kwam de eerste dag nog nauwelijks op gang, de schaal van de catastrofe werd pas maandag goed duidelijk.

 

Directe hulpverlening werd op en meteen na 1 februari onder andere geboden door reddingsboten van de KNRM die gestationeerd waren in Stellendam, Veere, Ouddorp, Hoek van Holland, Cadzand, 's-Gravenzande en Breskens. De bemanningen van veel vissersschepen, ook van buiten het rampgebied, behoorden tot de eerste hulpverleners. Ook particulieren met schepen en boten verleenden reddingsdiensten. Vanuit Maasbracht vertrokken op 2 februari dertig riviersleepboten richting Zeeland. De Nederlandse krijgsmacht zette die dag haar enige helikopter in, al snel bijgestaan door hefschroefvliegtuigen van de Belgische luchtvaartmaatschappij Sabena.

 

In Zuid-Holland sloeg om half zes een gat van vijftien meter in Schielands Hoge Zeedijk bij Nieuwerkerk aan den IJssel. De dijkdoorbraak werd ternauwernood voorkomen doordat een 18 meter lang binnenschip op last van de burgemeester dwars voor het gat in de dijk gemanoeuvreerd werd en het zo dichtte. Het overstromen van grote delen van Zuid-Holland werd hierdoor voorkomen.

 

Om ongeveer half zeven in die nacht brak aan de overkant bij Ouderkerk aan den IJssel de IJsseldijk door. Er ontstond een gat van veertig meter. Met twee sloopschepen en zandzakken werd om twee uur ’s middags geprobeerd het gat te dichten. Maar pas door het storten van puin en zand uit het schip Avontuur, dat tegen de sloopschepen was afgemeerd, lukte het toch een stabielere dam te maken.

Tegelijk met de watersnood in Nederland vonden ook in België, Groot-Brittannië en Noordwest-Duitsland overstromingen plaats.

 

In België braken dijken op 37 plaatsen door. Diverse kleinere en grotere steden aan de kust en langs de Schelde liepen (deels) onder. De binnenstad van Oostende stond geheel onder water, na doorbraak van de naburige zeedijk. De stad Antwerpen werd getroffen en ook de polderdorpen Lillo, Zandvliet en Berendrecht werden overspoeld. In Wintam en Hingene (deelgemeenten van Bornem) stond het water tot twee meter hoog: er was een bres in de Rupeldijk geslagen van 75 m lang en 15 m diep. Pas op 10 april kon deze gedicht worden.[

In België overstroomden zo'n vijftienduizend hectare landbouwgrond en er kwamen 28 mensen om het leven.

Langs de kust en de Schelde vonden na de watersnood vele dijkverhogingen plaats.

Ook het Verenigd Koninkrijk werd door het water overvallen. Daar werd 1.600 kilometer kust getroffen en kilometers dijk beschadigd, waardoor 1.000 vierkante kilometer aan land overstroomde. Dertigduizend mensen moesten geëvacueerd worden. Na de watersnood werden in het Verenigd Koninkrijk plannen gemaakt die onder andere resulteerden in de Thames Barrier.

 

1926

De overstroming van de Maas in 1926 was een gevolg van hoge waterstanden in de rivier de Maas en haar zijrivieren in Nederland, België en Frankrijk. In Nederland was dit in termen van schade een van de meest catastrofale overstromingen van de 20e eeuw in de Maasvallei. In de provincies Limburg, Noord-Brabant en Gelderland werden gebieden overstroomd.

Overvloedige regens vanaf 19 december 1925, in combinatie met het smeltwater van de sneeuw die sinds eind november van dat jaar was gevallen, leidden tot uitzonderlijk hoge waterstanden in de rivieren. In de ochtend van 1 januari 1926 brak in Nederland de Maasdijk bij Overasselt en Nederasselt waardoor het Land van Maas en Waal overstroomde. In de dagen daarna kregen grote delen van het rivierengebied met het water te kampen. Onder andere Nederasselt, Overasselt, Balgoy, Hernen, Leur en Bergharen kwamen onder water te staan.

Door het binnenstromende water en ijs werden 3.000 huizen beschadigd of verwoest. De schade bedroeg 10 miljoen gulden. Op 3 januari werd de uitzending van de Hilversumsche Draadlooze Omroep onderbroken voor een oproep om hulp. Het was de laatste grote watersnoodramp in het rivierengebied. Er werden ansichtkaarten met afbeeldingen van de overstromingen uitgegeven waarvan de opbrengst bedoeld was voor slachtoffers van de ramp.

 

1916

De stormvloed van 1916, Zuiderzeevloed van 1916 of Januari-vloed is een watersnoodramp die zich in de nacht van 13 op 14 januari 1916 in Nederland rond de Zuiderzee voltrok.

Op 13 en 14 januari 1916 stak een zware storm op in Nederland. In de weken ervoor stond er al een krachtige tot stormachtige zuidwesten- en westenwind waardoor veel water vanuit de Noordzee tegen de kust aan werd gestuwd en in de Zuiderzee stroomde. Het water in Noordzee en Zuiderzee stond daardoor al 30-70 centimeter hoger dan gewoonlijk. Op 11 januari was er ook een storm uit het noordwesten die het water verder opstuwde.

Vanaf 13 januari trok er nogmaals een storm over, het gevolg van een lagedrukgebied bij IJsland. De wind kwam uit het noordwesten, waardoor nog meer Noordzeewater naar de Nederlandse kust werd gedreven. De storm hield lang aan, de wind bleef in Den Helder gedurende achttien uur ten minste windkracht 8 en maximaal 10 en bij Hoek van Holland werd zeven uur lang windkracht 11 gemeten.

Het water bereikte bij vloed op verschillende plaatsen, zowel in het Zuiderzeegebied als aan de Noordzeekust, een stand van meer dan drie meter boven NAP. Voor het Zuiderzeegebied werden de hoogste waterstanden rond vijf uur in de ochtend van 14 januari bereikt. Recordhoogtes werden gemeten in Spakenburg, Muiden, Zeeburg en Marken.

De stormvloed viel samen met een verhoogde waterstand in de bovenrivieren, daardoor nam de druk op winterdijken sterk toe. Er ontstonden op tientallen plaatsen dijkbreuken en er was op veel plaatsen schade aan het binnenbeloop en de bekleding van de dijken. In de provincie Noord-Holland vielen 21 doden, terwijl er bij diverse scheepsrampen nog eens 32 mensen omkwamen. Koningin Wilhelmina bezocht de getroffen gebieden.

Doorbraken en overstromingen

Groningen

Het zuidwestelijk deel van het eiland Rottumeroog kwam onder water te staan.

Friesland

Buitenpolders (buitendijks gebied) nabij Holwerd en Oldelamer liepen onder.

Overijssel

De dijken bleken te laag, daarnaast trad op veel plaatsen schade op aan de dijkbekleding.

Bij Zwolle liep de dijk Kleine Weezenland over.

Bij Zwartsluis liep een dijk over.

Langs het Zwarte Water en de Overijsselse Vecht liepen dijken over en moest opgekist worden.

De Dronther overlaat liep gedurende 20 uur over en heeft het Overijsselse land op de linkeroever van de IJssel onder water gezet.

Gelderland

Overal langs de Zuiderzee liepen dijken over.

Ten noorden van Elburg werd een gat in de dijk geslagen, hoewel deze niet geheel doorbrak.

Ten oosten van Nijkerk ontstond een doorbraak.

Ten westen van Nijkerk waren twee doorbraken van elke circa 140 m en nog twee gaten van 75 m en 90 m breed.

Utrecht

Ook in Utrecht werden meerdere gaten in dijken geslagen. Het land achter Spakenburg, Bunschoten en Zeldert tot aan Amersfoort werd overspoeld.

Noord-Holland

Extreem hoog water langs de Zuiderzee vóór de ramp door aanhoudende noordwestenwind.

Dagenlange regen had bovendien de - slecht onderhouden - dijken verslapt. In de ochtend van 14 januari 1916 joeg de wind het water over de Waterlandse Zeedijk, die bij Katwoude brak. Hierdoor liep praktisch de hele regio Waterland onder. Ook bij Uitdam en Durgerdam braken de dijken door. Tussen Zaandam, Purmerend en Edam tot aan het IJ bij Amsterdam-Noord had het water vrij spel. Ook de verschillende polder- en ringdijken verdwenen goeddeels onder water.

De Purmer en Wijdewormer bleven droog,

Het dieptepunt werd bereikt in de nacht van 22 op 23 februari met een noordoostelijke sneeuwstorm. Twee mannen verdronken op 18 februari in de Buikslotermeer toen zij zich niet langer aan een telefoonpaal konden vasthouden. Tussen de vluchtelingen in de kerk van Buiksloot glipte een meisje van vier het water in en verdronk. Daarnaast verdwenen vee, (huis)dieren en goederen in de golven.

Ook het eiland Marken met zijn lage kades liep onder water. Huizen spoelden weg, er vielen 16 doden.

Tevens brak de Amsteldijk bij Anna Paulownapolder. Hier kwamen twee mensen om het leven.

Zuid-Holland

Rotterdam, Slikkerveer, Ridderkerk, Maassluis en Dordrecht liepen onder doordat de rivieren hun water door de hoge waterstand op zee niet meer kwijt konden.

Bij Oostvoorne werd zes meter kust weggeslagen.

De Biesbosch liep grotendeels onder. Tevens vond een doorbraak plaats bij Lage Zwaluwe waardoor een polder onder kwam te staan.

Het water op de benedenrivieren kwam op verschillende plekken tot aan de kruin of sloeg er, zoals bij de Krimpenerwaard zelfs overheen.

 

1906

De Stormvloed van 1906 is een stormvloed die plaatsvond op 12 maart 1906. Hierbij werden vooral Zeeland en Vlaanderen getroffen. Doordat de overstroming overdag plaatsvond, vielen er weinig dodelijke slachtoffers. De schade was aanzienlijk aan grote delen van de Belgische kust en het stroomgebied van de Schelde. Landverlies trad niet op. In Vlissingen werden zeer hoge waterstanden gemeten, die alleen bij de watersnood van 1953 zijn overtroffen.

Na deze stormvloed is besloten om de dijken te voorzien van muraltmuurtjes.

Op 12 maart 1906 om 16 uur steeg het water in Antwerpen, gepaard gaande met orkaanwinden uit het zuidwesten, tot 7,50 m boven het normaal niveau en liepen langs de Schelde en zijn zijrivieren zowat alle laaggelegen gebieden onder water, stroomopwaarts tot voorbij Dendermonde. Er overstroomde 4.000 hectare land en 1.000 huizen kwamen in het water te staan, meer dan 4.000 mensen waren dakloos. In Kallo, Melsele, Hamme, Moerzeke en Grembergen was de overstroming het meest ingrijpend. Men evacueerde honderden bejaarden en kinderen om besmettelijke ziekten te voorkomen. Er waren in totaal 7 dijkbreuken.

Het Scheldewater liep bij vloed maandenlang door de stroomgaten en zette 2.880 hectaren laaggelegen land onder water. Bij eb vloeide het overstromingswater langs de stroomgaten slechts gedeeltelijk terug naar de Schelde. De overstromingen verminderden slechts naarmate men de dijkbreuken kon herstellen en de stroomgaten kon dichten. Op 12 mei 1906, dus dag op dag twee maanden na de overstroming, was het zover en stroomde dankzij de dichtgemaakte dijkbreuken geen Scheldewater meer over het vlakke land. Daarna duurde het nog twee maanden alvorens het overstroomde land droog getrokken was. De droogmakingswerken eindigden op 12 juli 1906, dus vier maanden na de dijkdoorbraken.

Er vielen verhoudingsgewijs weinig slachtoffers, vooral omdat mensen de kans hadden op tijd te vluchten voor het opkomende water. In Melsele verdronken drie mensen. In Oostende had het scheepvaartverkeer zwaar te verduren onder het noodweer en raakte een visserssloep met vijfkoppige bemanning in moeilijkheden vlak bij de kaaien. Na ongeveer een uur zonk het bootje door de kracht van het water, waarbij de vijf vissers om het leven kwamen. Dit zorgde voor heel wat beroering, omdat vele toeschouwers die zich op de kade hadden verzameld, de doodstrijd van de mannen hadden zien gebeuren, terwijl er geen reddingsactie werd ondernomen. Ook een andere vissersboot raakte in Oostende in de problemen, maar de bemanning hiervan kon zich in veiligheid brengen.

 

1877

In de nacht van 30 op 31 januari 1877 woedde een zware storm in het Noordzeegebied. Er vielen slachtoffers in het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Duitsland. De Westpolder en de Reiderwolderpolder in het noorden van Groningen overstroomden, waarbij respectievelijk 14 en 37 mensen verdronken.

De Westpolder, ten noorden van Vierhuizen, ligt op de grens van de voormalige Lauwerszee en de Waddenzee. De polder werd aangelegd in de jaren 1873 tot 1876. Bij de aanleg verdronken bij een eerdere vloed 13 polderwerkers.

In de nacht van 30 op 31 januari 1877 werd de polder getroffen door een stormvloed, waarbij 14 mensen omkwamen; al uren voor het water de hoogste stand zou bereiken spoelde het water al over de dijk. Op twee plaatsen tegelijk brak de dijk en in een paar uur stond de gehele polder onder water. De toestand was het ergst in de arbeiderswoningen met halfsteensmuren. Sommige huizen stortten in met de bewoners die op de daken waren gaan zitten. Anderen trachtten de boerderijen te bereiken, maar dit gelukte niet allen. Met boten vanuit Zoutkamp werden de polderbewoners met grote moeite de volgende dag gered. Van sommige gezinnen overleefde niemand de ramp. Dertien doden werden in een gezamenlijk graf te Vierhuizen begraven. Het veertiende slachtoffer, een meisje dat op bezoek was in de polder werd te Houwerzijl begraven. In 1931 werd een eenvoudig monument opgericht ter herinnering aan de ramp.

In het naburige Zoutkamp hielden de dijken het weliswaar maar toch kwamen ook hier nog twee mensen, een man en een vrouw om het leven.

Bij Nieuwe Statenzijl waren zowel aan de Nederlandse als aan de Duitse kant van de grens grootschalige inpolderingen aan de gang. De dijken konden de hoge golven niet verwerken. De doorbraak bij Nieuwe Statenzijl wordt beschreven in een boekje uit 1906 van J. Bakker uit Drieborg die ooggetuige is geweest van de ramp. Hij meldde dat de wind tegen de avond van de 30e januari overging tot een orkaan en dat de Dollard gelijk een briesende leeuw werd. Het werkvolk kende de aard van de Dollard niet en zag volstrekt niet in wat hen te wachten stond. Ze vluchtten dan ook niet voor het water reeds over de dijken sloeg. Tegen 11 uur ’s avonds kon de sluis het zeewater niet meer trotseren en had de sluiswachter, die pas veertien dagen de nieuwe sluiswachterswoning had betrokken, met nog 16 personen de wijk genomen in het peilhuisje. Rondom het peilhuisje werd alles weggeslagen, de sluis en de sluiswachterswoning werden met de grond gelijk gemaakt. Met angstige spanning werd het aanbreken van de dag afgewacht. Het schouwspel was toen allerdroevigst aldus het relaas van de heer Bakker Alle woningen waren weggespoeld: het als ’t ware onvergankelijke zijlhuis, de sluis, de dijken, zowel aan Hollandsche als aan Duitsche zijde. Toen men naderhand op onderzoek zoek uitging werden 35 lichamen gevonden van mannen, vrouwen en kinderen. Vrouwen hadden hun kinderen nog in de armen gekneld. De vloed had hen overrompeld en meegesleurd. In een grote groeve op het kerkhof te Ditzumerverlaat werden op een dag 27 slachtoffers begraven en de volgende dag nog eens acht. Twee aan de Nederlandse zijde aangespoelde lijken werden naar Nieuw-Beerta gebracht en daar begraven. Landbouwer J H Ebels heeft zich bij deze ramp erg verdienstelijk gemaakt. Hij verschafte velen onderdak in zijn schuur en voorzag hen van voedsel.

Bij het Duitse grenskantoor tegenover Oude Statenzijl kwam een wieg aandrijven met daarin een slapend kind.

Ook de Zuiderzeekust kreeg het zwaar te verduren. Vooral de omgeving van Zwolle kende enkele dijkdoorbraken, waarbij een groot aantal huizen instortte en 260 mensen dakloos werden. Tragisch was het ongeluk met de stoomboot Willem III, onderweg van Sneek naar Stavoren. Op het meer de Fluessen braken de kajuitramen van het schip waardoor het water begon te maken. Toen ook nog het roer brak, raakte het schip vast. Hoewel het schip niet helemaal zonk verdronken er 20 mensen. De overlevenden moesten hangend in de masten of tot de borst in het water staand op de brug vijftien uur wachten tot het lukte hen te redden. Op zee kwamen bij drie scheepsrampen 31 mensen om het leven.

De Duitse Waddeneilanden hadden te maken met een aanzienlijke duinafslag en met ondergelopen polders. De vissersvloot van Yarmouth verloor 70 schepen, 112 mensen kwamen hierbij om. In Hull stonden grote delen van de stad onder water. In Oostende drong het zeewater de stad binnen en ondermijnde het plaveisel van de straten en deed kelders vollopen.

 

1861

De watersnoodramp in de Bommelerwaard in januari 1861 was een overstroming die werd veroorzaakt door ijsgang in de Waal. Door kruiend ijs ontstond een ijsdam. In december 1860 was na een periode van strenge vorst veel ijsvorming ontstaan, waarna een periode van dooi voor kruiend ijs zorgde. In een versmalling bij een bocht in de rivier nabij Vuren veroorzaakte het kruiende ijs een ijsdam. Het lukte de omwonenden niet om de dam te doorbreken waarna het water voor de dam begon te stijgen.

 

Op 5 januari 1861 bezweek de dijk bij Brakel, waarbij 23 huizen werden weggespoeld maar geen slachtoffers waren te betreuren. Op 6 januari bezweek de dijk bij Zuilichem. Ook hierbij waren geen slachtoffers te betreuren. In Aalst liep het water op maandagmorgen 7 januari eveneens over de dijk de huizen binnen.

 

Uiteindelijk liep vrijwel het gehele westelijke deel van de Bommelerwaard onder water, inclusief de aan de Maas gelegen dorpen Ammerzoden, Hedel, Nederhemert, Rossum en Well alsmede Bruchem, Gameren en Kerkwijk. De dijkdoorbraken zijn wel de redding geweest van Zaltbommel, waar de hoge waterdruk op de dijken voor veel kwelwater zorgde. Na de doorbraken zakte het water maar nieuw hoogwater in februari bracht opnieuw water in de polders.

 

De watersnoodramp in het Land van Maas en Waal in februari 1861 was een overstroming die veroorzaakt werd door ijsgang in de Waal. Door kruiend ijs ontstond een forse ijsdam in het Pannerdensch Kanaal, die zorgde voor een verhoogde afvoer van water en ijsschotsen door de Waal. Er had zich reeds op 31 januari een ijsdam gevormd bij Ochten, maar deze begaf het onder de druk van het water. Bij een versmalling bij Varik liep het ijs opnieuw vast. Dit keer kwam het ijs niet opnieuw in beweging en het water begon te stijgen. Op verschillende plaatsen stroomde het water over de dijken heen tot het op 1 februari door de Waalbandijk bij het huidige Beneden-Leeuwen brak.

 

Bij de daarop volgende overstroming verdronken 37 personen, allen inwoners van Leeuwen. De slachtoffers waren mensen die kort achter de dijk woonden of juist op de dijk bescherming hadden gezocht achter een nooddijk. De doorbraak zorgde ervoor dat het gehele Land van Maas en Waal overstroomde. Het duurde tot mei voor het meeste water weer was verdwenen. Het water in de Waal stond zo hoog dat het uiteindelijk bij Alphen weer over de dijk stroomde, de Maas in.

 

1855

De watersnood van 1855 was een overstroming ten gevolge van dijkdoorbraken in Midden-Nederland op 5 maart 1855. Vooral de Gelderse Vallei en het Land van Maas en Waal werden getroffen. De overstromingen vonden ook buiten deze gebieden plaats, in de gehele Betuwe, in grote delen van Noord-Brabant en Gelderland en het gebied dat zich uitstrekte in de Gelderse Vallei van Rhenen en Wageningen tot aan Amersfoort en de voormalige Zuiderzee. Er verdronken dertien mensen.

Op 5 maart 1855 bleek de Rijn verstopt te zijn door grote massa's kruiend ijs. De waterstand was op dat tijdstip ruim zes meter boven het Amsterdams Peil. Toen het ijs die dag in beweging kwam, brak het water door de Grebbedijk, waar in heel korte tijd een 150 meter breed gat in de dijk werd geslagen. De schade was zeer groot, en verschillende huizen raakten zwaar beschadigd, of werden geheel vernield. Het exacte aantal doden is onbekend. Nadien bezocht koning Willem III het Land van Maas en Waal. Hij zou later onderscheidingen uitreiken aan mensen die zich bij deze ramp bijzonder verdienstelijk hadden gemaakt. Sinds 1855 zijn er in de Gelderse Vallei geen overstromingen meer geweest. Het duurde echter nog tot 1931 voordat er een commissie kwam die de afwateringen in de Gelderse Vallei nader zou onderzoeken en aanbevelingen te doen.

 

1825

De Stormvloed van 1825 was een stormvloed die plaatsvond tussen 3 en 5 februari 1825 en grote schade veroorzaakte langs de Nederlandse, Duitse en Deense Waddenkusten en met name de oostelijke kust van de Zuiderzee. Ook Vlaanderen werd getroffen. In totaal vielen ongeveer 800 slachtoffers te betreuren. In de Nederlandse provincies Groningen, Friesland, Overijssel, Gelderland, Utrecht en Holland leidde de stormvloed tot ernstige dijkdoorbraken en overstromingen waardoor 379 mensen het leven verloren. Hiervan vielen er 305 in de provincie Overijssel, 25 in de provincie Holland en 17 in de provincie Friesland.

 

1820

Bij de watersnood in 1820 overstroomden, na een aantal dijkdoorbraken op 23 januari, grote delen van de Alblasserwaard. Ook de sluis tussen de Linge en het Kanaal van Steenenhoek te Gorinchem bezweek op 26 januari tijdens deze ramp. Een gebied ter grootte van 130.000 morgen, dat is ongeveer 1300 km², kwam onderwater te staan. De landstreek Alblasserwaard omvat in totaal 250 km².

Het duurde weken voordat alle bewoners konden worden gered. Na 31 januari begon het water te zakken en waren herstelwerkzaamheden mogelijk. Bij Alblasserdam werd een gat in de dijk gemaakt om water te kunnen laten afvloeien. Op 21 februari is het weer gedicht en tien dagen later waren ook de doorbraak bij Langerak en de drie gaten bij Gorinchem dicht. Eind februari veranderde laat invallende vorst de Alblasserwaard in een grote ijsvlakte.

Doordat het water vrij langzaam steeg in de polder zijn er weinig mensen verdronken. Het enige gedocumenteerde geval betreft de elfjarige Stijntje de Kluiver uit Brandwijk. Volgens de overlijdensakte overleed ze op 1 februari ’s middags om 16.00 uur doordat ze van de zolder in de vloed viel en verdronk.

De watersnood van 1820 was vooral rampzalig door de lange periode voordat het gebied weer droogviel. Hierdoor leed het land ontzettend, aan oogsten hoefden de boeren dat jaar niet te denken.

 

1809

De watersnood van 1809 was een overstroming waarbij grote delen van Midden-Nederland in het gebied van Maas, Waal, Merwede en IJssel overstroomden. De overstroming maakte naar schatting 275 slachtoffers.

Door een zeer strenge winter waren de killen in de Biesbosch dichtgevroren. Hierdoor ontstond de situatie dat rivierwater langs Dordrecht naar de zee werd afgevoerd. Er ontstonden grote ijsdammen waarachter het waterpeil razendsnel steeg met dijkdoorbraken als gevolg. In de vroege morgen van 13 januari 1809 ontstonden er twee doorbraken bij Loo in Oud-Zevenaar. Ten gevolge van deze doorbraken kwamen gehele streken onder water te staan, waarbij veel mensen om het leven kwamen. Grote delen langs Maas, Waal en Merwede overstroomden daardoor in januari 1809. Het is een van de grootste rampen die zich in het rivierengebied heeft voltrokken. Het water nam een grotere hoogte aan dan de watervloed van 1784.

In het dorp Babyloniënbroek zochten de dorpsbewoners hun toevlucht in de dorpskerk tijdens de overstromingen. 59 dorpsbewoners zouden hier een maand lang hebben gezeten.

In Meteren verdronken 12 mensen. Te Geldermalsen verdronken 17 mensen, in Neerijnen 23. De ramp was ook groot in de dorpen Beusichem, Zoelmond, Buurmalsen en Tricht. In deze vier dorpen kwamen 37 mensen om het leven. In het kleine dorp Erichem verloren 15 mensen het leven. 33 huizen werden geheel verwoest. Tuil en Haaften bleven ternauwernood gespaard. Geheel anders was de toestand te Hellouw en te Herwijnen. In deze twee plaatsen werden grote verwoestingen aangericht. Te Herwijnen verloren zeven inwoners het leven. Van de 77 huizen die Hellouw rijk was, werden er 18 geheel verwoest en circa 50 zwaar beschadigd.

Alleen al in de Tielerwaard werden 331 huizen volledig verwoest en 573 zwaar beschadigd. Er verdronken hier 395 runderen, 303 schapen, 105 paarden en 95 varkens. In totaal kwamen er 275 mensen bij deze watersnood om het leven en waren er tussen de twee- en drieduizend paarden, runderen, varkens verdronken. Daarnaast waren er in totaal ruim duizend woningen in het rampgebied vernield.

 

1808

De watersnood van 1808 was een overstroming waarbij grote gebieden van de Nederlandse provincie Zeeland overstroomden. Ook de stad Antwerpen werd zwaar getroffen met veel materiële schade tot gevolg. In Zeeland kwamen 102 polders onder water te staan: 40 op Zeeuws-Vlaanderen, 20 op Zuid-Beveland, 19 op Tholen, 12 op Schouwen-Duiveland, 7 op Noord-Beveland en 4 op Walcheren.

Veere en het direct aan zee gelegen Vlissingen werden zwaar getroffen; er waren hier respectievelijk 4 en 31 doden te betreuren. De Vlissingsche Courant bericht op 19 januari: Heden had binnen deze Stad de treurige plechtigheid plaats, welke welligt ooit gebeuren kan, zynde het plegtig begraven van de ongelukkige slachtoffers, die in den jongsten Watenood zyn omgekomen. Er volgt een lijst van 31 slachtoffers, waaronder veel inwoners van de Paardestraat. In Veere kwamen een vrouw en twee kinderen om het leven in de Wijngaardstraat en verdronk een vrouw in de Kapelstraat. In Zierikzee verdronk een man in zijn woning en in Goedereede een wachter. In de stad Antwerpen verdronk een jong meisje.

Bij elkaar kwamen in Zeeland 43 mensen om het leven bij de watersnood. Na de ramp bezocht koning Lodewijk Napoleon Zeeland en trof hij daadkrachtige maatregelen zoals dijkverhogingen. Dit leverde hem veel krediet op bij het gewone volk.

Naar aanleiding van de watersnood schreef de Haarlemse schrijver Adriaan Loosjes (1761-1818) het treurspel Ewoud van Lodijke of de ondergang der Zeeuwsche stad Romerswaal, waarin de Sint-Felixvloed van 1530 centraal staat. De opbrengsten van het werk kwamen ten gunste van de slachtoffers van de ramp in 1808.

 

1799

Tijdens de watersnood van 1799 braken op verschillende plaatsen in het rivierengebied dijken na ijsgang, evenals bij de watersnood van 1784. Met name de dorpen Doornik en Haarsteeg werden zwaar getroffen.

Na het invallen van de dooi, eind januari beginnen tussen 1 en 4 februari de eerste ophopingen van ijs problemen te veroorzaken in de omgeving van Nijmegen, later ook stroomafwaarts. Rond 15 februari breken de eerste dijken door. Bij Millingen worden 15 huizen verwoest. Op 21 februari breekt de dijk ter hoogte van het dorp Doornik op twee plaatsen. Bij deze doorbraak van de Waal verdronken 17 mensen en gingen alle achttien huizen, inclusief de kerk, verloren. Hierna is het dorp Doornik nooit meer helemaal opgebouwd.

 

Stroomafwaarts ontstaan problemen bij Rossum, waar een molen wordt verwoest en bij Haarsteeg waar enige tientallen huizen, waaronder het gemeentehuis, werden door het water en de ijsschotsen volkomen verwoest; er waren 12 mensenlevens te betreuren. Die schijnt geheel onverwacht gekomen te zijn: een machtige ijsschots zou de dijk eenvoudig hebben omgeduwd. Hierbij werd ook de kerk verdelgt. Na deze ramp heeft men besloten om die gevaarlijke uitspringende hoek dijks, welke nu in de tijd van 4 jaren tweemaal was ingebroken te verlaten en door een binnenwaardsche rechtlijnige bedijking te doen vervangen.

 

1784

Tijdens de watersnood van 1784 braken op verschillende plaatsen in het Nederlandse rivierengebied dijken na ijsgang als gevolg van de strenge winter van 1783-1784. Met name in de omgeving van Nijmegen was de rivier gedurende een aantal weken volledig bevroren. Halverwege februari trad de dooi in. Dit resulteerde in een grote hoeveelheid smeltwater uit de Alpen en Duitse middelgebergten, waardoor het peil van de Waal snel steeg.

Op 27 februari 1784 brak het ijs bij Nijmegen los. Verder stroomafwaarts bij Druten, zat de rivier echter nog vast. Achter deze ijsdam begonnen de brokken ijs en het smeltwater zich daarom op te hopen. In een poging om een ramp te voorkomen probeerde de lokale bevolking nog snel de dijken te verhogen. Het mocht allemaal echter niet baten en na verloop van tijd braken de dijken op maar liefst elf plaatsen door. Ook Nijmegen liep onder water en de onderste muurtoren van het Valkhof (de Lappentoren) stortte in. Op 19 maart begaven de dijken het bij het dorpje Haalderen. De inwoners werden volledig verrast en 15 van hen kwamen om het leven. Het dorp werd bijna geheel verwoest. De kastelen van Ooij, Lent en Persingen gingen verloren.

 

1776

Tijdens de watersnood van 1776 braken in de nacht van 20 op 21 november 1776 door een zware zuidwester storm op veel plaatsen de dijken door in Nederland. Dit was de tweede keer in ruim een jaar tijd, na de watersnood van 1775. Het waren beide zware stormen met een geschatte herhalingstijd van 254 jaar.[1]Vooral Noordwest-Overijssel werd zwaar getroffen. Het dorp Beulake werd voor de tweede keer verwoest en nu ook verlaten. In Mastenbroek verdronken vier mensen, waaronder een moeder en twee kinderen in de Koekoekspolder. In Elburg verwoestten de golven elf woningen, waarbij zeven mensen verdronken.

 

Op veel plaatsen kwam het water hoger dan in 1775. Paalwormen veroorzaakten in Nederland een permanente crisis in de techniek en de financiering van de oeverbescherming. De eilanden in de Zuiderzee werden zwaar getroffen, in de eerste plaats Schokland. Op bepaalde plaatsen was het eiland onder water verdwenen. Een driemaster, die bij de ‘Swartendijk’ bij Kampen gestrand was dreef zelfs over het eiland heen. Op Urk was sinds 1773 de ‘afbrokkeling’ van het Hoge klif benoorden de vuurtoren, het hoogste deel van de keileembult, zo toegenomen, dat men er ieder jaar nieuwe maatregelen tegen moest nemen. Maar de novemberstormen van 1775 en vooral die van 1776 tast, ondanks de palenrij, het keileemklif zeer aan. Er wordt een groot gedeelte weggeslagen ‘beneffens twee huizen aan de noordwestzijde [… terwijl] ook de vuurtoren van allen voorgrond ontbloot wierd.’ Ook het eiland Wieringen werd zwaar getroffen. Er verdronken vier mensen en tussen de 2000 en 3000 schapen. Op Texel braken enkele dijken door. Het dorp Oudeschild werd door driekwart van de inwoners verlaten, deze vluchtten naar hogere plaatsen op het eiland. Vijf vissers verdronken. Verschillende schepen die op de Rede van Texel lagen vergaan. Er spoelen de volgende dagen veel lichamen aan.

In Harlingen verdronk een meisje van 14 jaar. Voor Scheveningen vergaat het galjootschip Neptunus. Van de 9 opvarenden worden er 7 gered.

 

1775

Tijdens de watersnood van 1775 braken op 14 en 15 november 1775 door een zware noordooster storm op veel plaatsen de dijken door in Nederland. Vooral Noordwest-Overijssel werd zwaar getroffen. Het dorp Beulake werd vrijwel geheel verwoest. In Mastenbroek verdronken zeventien, in Kamperveen negen en in Oosterwolde twintig mensen. De stad Kampen kwam onder water te staan door een dijkdoorbraak in de buurt. De overstroming ging zo snel, dat de stad al onder water stond nog voordat inwoners in staat waren hun huisraad van beneden naar boven te brengen, vee naar hoger gelegen gebieden te vervoeren en zichzelf in veiligheid te brengen. Te Elburg verdronken 28 mensen. Ook op andere plaatsen braken dijken door, zoals op Texel en in het rivierengebied. In Amsterdam behoedde Jacob Eduard de Witte de stad voor een ramp, door de Amstelschutsluis en de schutsluizen in de stadsvesten te openen. Ten noorden van Amsterdam braken wel dijken door en een deel van Waterland stroomde onder water. Het dorp Oosthuizen wordt getroffen door overstromingen na de dijkdoorbraak bij Warder. Rondom de muren van Amsterdam was enkel water te zien.

 

Een jaar later wordt het Zuiderzeegebied opnieuw getroffen door een watersnoodramp, de watersnood van 1776. Waarschijnlijk ging het in 1775 om een noordoosterstorm en in 1776 om een zuidwesterstorm. Het waren beide zware stormen met een geschatte herhalingstijd van 254 jaar.

 

1741

De watersnood van 1741, ook wel de watersnood van 1740 en 1741 was een overstroming waarbij grote gebieden van het Nederlandse rivierengebied overstroomden. Op 24 december 1740 braken de dijken bij Bemmel en Elden. Hoewel er bij de doorbraken weinig menselijke slachtoffers vielen, was de materiële schade groot. Vee verdronk massaal.

De dijken konden uiteindelijk pas in april worden gedicht. Door de lange duur, de wind en het drijfijs raakten vele woningen beschadigd. Zo bleven in Bleskensgraaf slechts drie huizen onbeschadigd, in Ottoland niet één huis.

In de Over-Betuwe wordt melding gemaakt van vijf doden. In de Alblasserwaard wordt gesproken over 'enkelen'. Het lage aantal slachtoffers valt te verklaren doordat volgens ooggetuigenverslagen het water langzaam steeg, zodat er voldoende gelegenheid moet zijn geweest om naar zolders en veelal hoger gelegen kerken te vluchten. Het reddingswerk en de noodhulpverlening in 1741 waren vooral een zaak van omliggende steden en particuliere hulpcomités.

 

1726

De watersnood van 1726 was een overstroming waarbij grote gebieden van het Nederlandse rivierengebied overstroomden. Op 14 januari viel de vorst in en uiteindelijk bevroren de rivieren. Na twee weken vorst viel de dooi in. Dit deed het rivierwater stijgen, terwijl het ijs nog lang niet allemaal was verdwenen. Door de bewoners werd dit gevreesd, vanwege het gevaar op overstromingen door ophopend ijs. Op 21 januari stond het water in Ameide tot aan de kruin van de dijk. In het hele rivierengebied werden in allerijl dijken verstevigd. Van Streefkerk tot aan Krimpen vormde het ijs echter een dam, waardoor het water werd opgestuwd. De druk op de dijken werd daardoor zo groot, dat de dijk van de Krimpenerwaard doorbrak. Bovendien was er een ijsdam ontstaan die zich van Gorinchem tot Hardinxveld-Giessendam uitstrekte. Op 1 februari 1726 brak de dijk tussen Ochten en Dodewaard

Ook in de Bommelerwaard braken de dijken op enkele plaatsen door. Op 7 februari brak de Lingedijk bij Kedichem. Grote gebieden stonden nu onder water. De combinatie van lange duur en voortdurende westenwinden zorgde voor veel schade. Een schrijver zegt: Overal zag men goederen, kisten, kasten en ander huisraad drijven; hartverscheurend was het gejammer der vrouwen, het geween der kinderen, het geroep en geklaag der mannen en het loeien der beesten; velen moesten hunne woningen verlaten en met kroost en vee een goed heenkomen op de dijken zoeken; anderen, wier huizen door het water in gevaar stonden van weg te slaan, moest men met schuitjes afhalen, en zo scheidde een ieder van zijne woning, niet wetende of zij dezelve wel immer zouden wedervinden.

 

1717

De Kerstvloed was een stormvloed die optrad in de nacht van 24 op 25 december 1717 en grote gevolgen heeft gehad voor de getroffen gebieden aan de Noordzeekust.

De Kerstvloed was het gevolg van een noordwesterstorm, die in de kerstnacht het kustgebied van Nederland, Duitsland en Denemarken trof. In totaal verdronken ca. 14.000 mensen. Het was de laatste grote overstroming in Noord-Nederland.

Het water reikte tot de stad Groningen en ook tot onder andere Zwolle, Dokkum, Amsterdam en Haarlem. Veel dorpen die dicht bij zee lagen, zoals West-Vlieland en dorpen achter de zeedijken in Groningen (zoals Den Andel en Westernieland), werden volledig verwoest. Volgens schattingen verdronken er in de provincie Groningen ruim 2.276 mensen, 11.666 koeien, 3.200 paarden en 21.214 schapen en werden 1.560 huizen verwoest. De reddingsoperatie in Groningen stond onder leiding van Thomas van Seeratt.

De lokale gemeenschappen kregen te maken met bevolkingsverlies, economische neergang en armoede. Geen enkel kustgebied tussen Nederland en Denemarken bleef hiervan verschoond. Overal braken dijken door, gevolgd door het onderlopen van grote oppervlakken land. Tussen Tønder in Sleeswijk en het Oost-Friese Emden verdronken zo'n 9.000 mensen, in Nederland waren 2.500 slachtoffers te betreuren.

De zwaarst getroffen gebieden lagen in het graafschap Oldenburg, rond Jever, Kehdingen en het vorstendom Oost-Friesland. Op het schiereiland Butjadingen verdronk 30% van de bevolking.

In alle getroffen kustgebieden ging een grote hoeveelheid vee verloren. Alleen al in Oost-Friesland werden 900 huizen compleet weggespoeld. De schade aan dijken en sluizen (zijlen) was onbeschrijfelijk.

Overlevenden bleven lange tijd ongewis over het lot van vermiste familieleden. Van de 284 vermiste personen uit Werdum in Oost-Friesland waren bijvoorbeeld op 5 februari 1718 nog maar 32 teruggevonden.

Het effect van deze stormvloed in de koude wintertijd - een paar dagen na deze vloed traden strenge vorst en sneeuwval in - werd nog versterkt toen het grotendeels openliggende land in de nacht van 25 op 26 februari door een nieuwe stormvloed werd getroffen.

Na de vloed van 1717 werd de verantwoordelijkheid van de kwaliteit van de dijken, die tot op dat moment bij de grondeigenaren lag, overgedragen aan de Nederlandse regering.

 

1703

De decemberstorm van 1703 was een verwoestende tropische cycloon die op 7 en 8 december 1703 langstrok (26/27 november volgens de oude Engelse kalender). Vooral midden- en Zuid-Engeland werden zwaar getroffen. Ook Nederland, België en Duitsland bleven niet gespaard. Winden met orkaankracht deden rond de 2.000 schoorstenen in Londen sneuvelen en in New Forest werden 4.000 eiken ontworteld. Schepen werden honderden mijlen uit de koers gedreven of vergingen; alleen al op de Goodwin Sands ten oosten van Dover verdronken meer dan 1.100 matrozen van de marine en ongeveer eenzelfde aantal van koopvaarders.

Waarnemers uit die tijd registreerden barometerstanden van 973 hectopascal in Zuid-Essex maar er wordt wel gesteld dat de kerndruk van het lagedrukgebied boven de Midlands rond 950 hectopascal bedroeg. Het KNMI herleidde uit beschikbare gegevens een weerkaart met op 8 december een kerndruk van 950 hectopascal op de kust van Denemarken. De vlotte oostwaartse verplaatsing van het lagedrukgebied zorgde voor extra windsnelheid aan de zuidkant ervan. Een hogedrukgebied dat erachteraan kwam zorgde voor extra luchtdrukverschil. Windmetingen zijn niet beschikbaar maar het zuiden van Engeland heeft naar schatting een orkaan, windkracht 12 gehad. Veel verslagen en dagboeken tonen aan dat het menens was.

 

De Engelse schrijver en journalist Daniel Defoe (auteur van Robinson Crusoe) sprak over "de ergste storm die de wereld ooit zag". Het had al twee weken lang regelmatig gestormd. Vanaf woensdag de 24e (Engelse kalender) tot en met woensdag 1 december stormde het continu met na het hoogtepunt op 26/27 november, een tweede zware storm in de nacht van 30 november op 1 december. Dit alles leidde tot enorme schade en tal van dijkdoorbraken. Defoe spreekt van "two terrible nights". De windrichting was op de 26e (nu 7 december) eerst zuidwest, werd in de avond zuidzuidwest en in de loop van de nacht geleidelijk west en steeds toenemend in kracht. Tussen 5.00 en 6.30 uur, het is inmiddels de 27e (8 december), bereikte de wind het hoogtepunt uit westnoordwest. Rond 7 uur draaiend naar zuidelijk en afnemend. Defoe woonde in Londen, bezocht getroffen gebieden en sprak en correspondeerde met ooggetuigen. Hij schreef er een boek over: "The Storm". Daarin doet hij uitgebreid verslag van het verloop van de storm, ook van de dagen ervoor en erna, en van de ontstane schade. Mede daarom is dit gebeuren van ruim drie eeuwen geleden vrij goed gedocumenteerd.

 

Het zwaarst getroffen werd een gebied van circa 700 kilometer lengte vanaf Wales, via het midden en zuiden van Engeland, naar Nederland en Noord-Duitsland. Zeelui in Engeland maakten melding van tornadoverschijnselen (niet verifieerbaar) en anderen van een hevig onweer. Niet alleen de Engelse, maar ook de Noord-Friese kust werd getroffen door een stormvloed. Ook het zuiden van Friesland kwam blank te staan door dijkdoorbraken.

 

In Londen kwamen ongeveer 2.000 schoorstenen omlaag. De loden dakbedekking werd van Westminster Abbey geblazen. Huizen, boerderijen en schuren stortten in onder de windkracht; de schuren vaak nog gevuld met de oogsten van de afgelopen herfst. Op de Theems werden zo'n 700 schepen samengedrukt in de Pool of London, het stroomafwaartse deel vanaf London Bridge. Alleen al in het New Forest gingen 4.000 eikebomen verloren. Er waren ernstige overstromingen in het westen van het land, vooral rond Bristol. Honderden mensen verdronken in de omgeving van Somerset evenals duizenden stuks vee en schapen.

 

Een konvooi van 130 koopvaardijschepen met zes begeleidende marineschepen, die beschutting hadden gezocht in Milford Haven, werd getroffen; de volgende dag bleek dat 30 schepen verloren waren gegaan. Een schip dat bij Cornwall van de trossen was gerukt strandde 320 kilometer verder en 8 uur later bij het eiland Wight. In totaal gingen meer dan 40 koopvaardijschepen verloren. De Engelse marine verloor 13 schepen met ruim 1.500 opvarenden, vijf daarvan op de Goodwin Sands met rond de 1.150 doden. De lijst marineschepen met aantallen overlevenden en verdronkenen per schip is bekend. De belangrijksten worden genoemd in de tabel. Curieus is dat de HMS Association onder Admiraal Sir Cloudesley Shovell vanuit Harwich naar de Elbe in Duitsland werd geblazen. Vandaar voer men naar Göteborg om reparaties te laten uitvoeren en voorraden in te nemen. Later kon het schip terugkeren naar Engeland.

 

Een vrachtschip dat bij de zuidoostkust van de ankers werd geslagen, kwam gehavend in Noorwegen terecht. Het totale dodental op zee en op land kan slechts worden geschat, het aantal ligt tussen de 8.000 en 15.000.

 

Uit de verslaglegging van Defoe blijkt overigens dat het langdurige stormachtige weer dat voorafging, de verliezen op zee nog enigszins beperkt hield. Schepen die geprobeerd hadden uit te varen, moesten terugkeren. Schepen die op de terugweg waren bereikten door de harde wind sneller dan normaal de havens. Veel havens lagen ongebruikelijk vol met schepen in relatieve veiligheid, in plaats dat ze zich op zee bevonden.

 

Belangrijkste gezonken marineschepen

naam schip aantal doden geredden locatie

Restoration 387 - G.S.

Northumberland 220 - G.S.

Stirling Castle 206 70 G.S.

Mary 269 1 G.S.

Mortar-bomb 65 - G.S.

Newcastle 193 40 Spithead

Reserve 175 47 Yarmouth

Resolution - 221 kust Sussex

Litchfield Prize - 108 kust Sussex

Eddystone lighthouse

 

De huidige vuurtoren, daarnaast een stomp van de vorige (niet van 1703)

Ongeveer 14 kilometer uit de kust bij Plymouth bevindt zich in Het Engelse Kanaal het Eddystone rif. Omdat deze rotsen nauwelijks boven water uitkomen vormden ze altijd een gevaar voor de scheepvaart. Een veilige route relatief dicht bij Frankrijk was, in tijden van conflict met dat land, ook niet aantrekkelijk. Vandaar dat in 1695 opdracht gegeven werd op deze rotsen een vuurtoren te bouwen. Deze was gereed in november 1698. Na de eerste winter bleken een verbouwing en reparaties nodig. Dit werd in 1699 uitgevoerd. De verbeterde toren was slechts enkele jaren in gebruik toen de storm van 1703 toesloeg. Bij toeval was, behalve de vuurtorenwachters met gezinsleden, ook de bouwmeester, Henry Winstanley aanwezig. Hij wilde nagaan of er nog bouwkundige verbeteringen nodig waren. De toren was niet bestand tegen de orkaan. Van de aanwezige 6 personen is niemand teruggevonden, van de vuurtoren slechts een restant.

 

Stormvloed

De Stormvloed van 1703 in het noorden van Nederland was een gevolg van dezelfde storm die wel als De grote storm wordt aangeduid. Ze leidde niet alleen tot enorme schade, maar ook tot tal van dijkdoorbraken.

 

Op veel plaatsen was sprake van hoge vloed, niet alleen de Engelse maar ook de Noord-Friese kust werd getroffen door een stormvloed. Het zuiden van Friesland kwam blank te staan door verschillende dijkdoorbraken. Een Zeeuwse kapitein schrijft in een brief aan de Admiraliteit van Zeeland dat de storm zonder weerga was. De Nederlandse vloot kreeg het voor de zoveelste keer dat jaar zwaar te verduren, maar de Britse vloot kreeg de zwaarste klappen.

 

Volgens de Weekly Bills of Mortality vielen in Londen 21 doden doordat schoorstenen van huizen omwaaiden en door alle verdiepingen naar beneden vielen. Ook de Anglicaanse bisschop van Bath en Wells en zijn vrouw vonden op deze wijze de dood.

De schade aan afgewaaide dakpannen was dermate groot dat het zeker twee jaar duurde voordat alles was vervangen. Veel daken werden provisorisch gerepareerd met houten platen of ander materiaal. Dankzij een droge periode van bijna drie weken, na de storm, bleef men schade door inregenen bespaard.

Langs de trechtervormige Severn waar de storm recht in blies, kwam het water 8 voet (2,40 m.) hoger dan ooit. Daar verdronken enkele honderden mensen, circa 15.000 schapen en honderden stuks ander vee.

Zeer groot was de schade aan fruitboomgaarden, zowel in Kent als in de cidergebieden in het westen. Talloze andere volwassen en vaak oude bomen gingen neer.

Van meer dan 100 kerken werd de loden dakbedekking afgeblazen, 7 kerktorens of spitsen waaiden om; 400 molens werden vernield. De aantallen omgewaaide huizen zijn minder duidelijk, de grootte-orde is rond de 1.000 met daarbij nog een vergelijkbaar aantal boerenschuren, met daarin de voorraden van de afgelopen oogst. Apart is dat de graanprijzen daalden omdat veel landbouwers tegelijk gingen dorsen om de voorraden te redden.

Weilanden waren tot 20 mijl landinwaarts zodanig verzilt dat schapen er slecht van aten. De storm had een zoutnevel vanuit zee landinwaarts geblazen.

Ook Antonie van Leeuwenhoek, woonachtig te Delft, constateerde een waas op de ruiten van zijn woning. Onder de microscoop gelegd, bleek het te gaan om zeezout. Hij meldde tevens (in een brief aan Defoe) dat hij op 8 december (Eng.: 27 nov.) rond 08.00 uur de laagste barometerstand aflas die hij ooit had gezien. Een getal wordt niet genoemd.

 

1686

De Sint-Maartensvloed vond plaats van 12 op 13 november 1686, vlak na de naamdag van Sint-Maarten. De stormvloed trof vooral de provincie Groningen.

Deze noordwesterstorm trof 's nachts Groningen. Als gevolg hiervan braken de dijken. Alle dijken langs de Eems en de Dollard werden weggeslagen. Als gevolg hiervan overstroomde heel Noord-Groningen en Oldambt. Pieterburen en Uithuizen verdwenen geheel onder water en Groningen lag aan zee. Door deze stormvloed verdronken 1558 mensen, 1387 paarden en 7861 koeien. 631 huizen werden weggespoeld en 616 huizen raakten beschadigd.

De Mariakerk in Uithuizermeeden raakte, ondanks de ligging op een wierde, zwaar beschadigd

 

1682

De Stormvloed van 1682 trof op 26 januari 1682 het Delta-gebied van Zuidwest Nederland en Vlaanderen. Door een combinatie van springtij en noordwesterstorm ontstonden op veel plaatsen overstromingen. In Zeeland overstroomden 161 polders. De dorpen Valkenisse en Bommenede verdronken, alsmede het nabij Valkenisse gelegen Fort Keizershoofd en het nabij Retranchement gelegen Fort Oranje. Op Goeree-Overflakkee verdronken 22 personen. Te Dordrecht stort een molen met vluchtelingen in, waarbij 10 personen om het leven komen.

 

1675

Bij de Allerheiligenvloed van 1675 werd voornamelijk Noordwest-Nederland getroffen resulterend in overstroming van:

delen van Terschelling

de omgeving van Stavoren en Hindeloopen

de polder Mastenbroek bij Kampen

het gebied tussen Schagen en Den Helder

Noord-Holland ten oosten van Alkmaar

de omgeving van Amsterdam

een heel groot gebied rond het Haarlemmermeer.

 

1651

De Sint-Pietersvloed was de benaming voor twee verschillende stormvloeden die in 1651 de kusten van Nederland en Duitsland troffen en voor grote overstromingen zorgden. Bij de eerste (22 februari) werd het Waddeneiland Juist in twee delen gespleten. Bij de tweede (4-5 maart) liep Amsterdam onder.

De twee rampen werden vroeger verward met elkaar omdat Noord-Duitsland en sommige Nederlandse gewesten nog de juliaanse kalender gebruikten terwijl Holland, Zeeland en andere Nederlandse gewesten in 1582 op de gregoriaanse kalender waren overgegaan.

Het jaar 1651 was echt een rampjaar wat betreft overstromingen. Zo braken ook in de nacht van 25 op 26 januari in Nederland op verschillende plaatsen de dijken door. Vooral Oost-Nederland werd toen getroffen.

De stormvloed op 22 februari 1651

De stormvloed die op 22 februari 1651 de kust van de Oost-Friese Waddenzee trof veroorzaakte duizenden dodelijke slachtoffers; volgens sommige bronnen waren het er zelfs 15.000.

De duinen van de Waddeneilanden Juist en Langeoog werden doorbroken en Juist werd in twee delen gedeeld; pas in 1932 zouden de twee delen weer herenigd worden. Het westelijke deel van het eiland Buise (tussen Juist en Baltrum), dat al bij de Sint-Marcellusvloed (1362) in twee delen was gebroken, verdween onder water (volgens sommige bronnen gebeurde dit echter pas in 1690). De fundamenten van de kerk van Juist werden overspoeld, waardoor de kerk in 1662 instortte.

De kustplaatsen Dornumersiel, Accumersiel en Altensiel werden verwoest door de stormvloed. Het water bereikte de kerkterp van Fulkum, waar veel lijken begraven werden. Het water kwam zo ver landinwaarts dat ook het Altes Land, in het achterland van Hamburg, overspoeld werd. Het meertje Gutsbrack in het Altes Land is hier nog een overblijfsel van.

 

De stormvloed op 4-5 maart 1651

De stormvloed van 4-5 maart trof de Nederlandse Zuiderzeekust en gold als de zwaarste in 80 jaar. Onder meer Amsterdam liep onder.

Aan de oostkant van Amsterdam braken de Sint Antoniesdijk, Zeeburgerdijk en Diemerzeedijk. Hierdoor overstroomde de pas drooggemaakte Watergraafsmeer-polder en kwam een groot deel van Amsterdam onder water te staan. Het water stroomde zelfs door de Nieuwendijk en Warmoesstraat in hartje Amsterdam.

In de Zeeburgerdijk werd twee gaten geslagen, waardoor twee plassen ontstonden in wat nu de Indische Buurt is, de "Groote Braak" of Sint-Jorisbraak (gedempt in 1723) en de kleinere "Braak" (gedempt in 1714). Door de dijkdoorbraak werd ook het nog bestaande meertje Nieuwe Diep gevormd.

In de Watergraafsmeer kwamen vijf inwoners om. Na de ramp begon men de Watergraafsmeer opnieuw droog te leggen.

Een jaar na de overstroming was de Watergraafsmeer weer geheel droog. Op 15 juli 1652 trok een feestelijke optocht door de Watergraafsmeer om dit te vieren.

Ook elders in Nederland veroorzaakte de Sint-Pietersvloed een ramp. In Scheveningen, Katwijk en Den Helder werden huizen weggeslagen en de nieuwe dijk tussen Amsterdam en Haarlem kon het water niet keren, waardoor de omgeving van Haarlem blank kwam te staan. Bij Edam bezweek een dijk.

Niet alleen Holland maar ook Noordoost-Friesland en Groningen werden zwaar getroffen. De dijken rond het Dokkumergrootdiep braken, waardoor een wiel (ronde plas) ontstond, het Mallegraafsgat (officieel Mâlegraafsgat, ook wel Sint Pitersgat genoemd). Hierna kwamen er plannen om het Dokkumergrootdiep met een sluis af te sluiten. Ook het gebied rond de Dollard in Oost-Groningen had zwaar te verduren door de stormvloed.

 

1643

Bij de overstroming van de Maas in 1643 bereikte de Maas haar hoogste waterpeil in eeuwen en ook in de eeuwen daarna zou de Maas nooit meer een dergelijk hoge waterstand bereiken. De vele dijkdoorbraken en overstromingen veroorzaakten enorme schade en kostten honderden mensen het leven. De omvang van de waterafvoer wordt geschat op 3.600 m³/s, meer dan 15 keer zoveel als de gemiddelde afvoer van de Maas.

In Hoei werden door het hoge water fabrieken, molens en 200 huizen vernield en kwamen tussen de 65 en 80 mensen om het leven. De cisterciënzerinnenabdij van Val-Benoît onder Luik overstroomde en in de stad zelf kwam de wijk Outremeuse geheel onder water te staan. Op 15 januari 1643 stortte de Pont des Arches in, waardoor de Sint-Pauluskerk door de stuwing overstroomde. Het water steeg in de kerk, die destijds op een eiland in de Maas lag, tot 1,35 meter hoog. 

In Maastricht bereikte de Maas een hoogte van 47,89 meter boven NAP, bijna een meter hoger dan tijdens de grote overstromingen van 1926 en 1993. Bij Meers spoelden de dijken en het oude gedeelte van het dorp weg. Het oude kasteel Elsloo verdween voorgoed in de Maas: de ruïne is bij zeer laag water nog te zien. Het dorp Obbicht werd op 15 januari na een dijkdoorbraak geheel weggespoeld, waarbij mogelijk meer dan 500 doden vielen. Het dorp lag destijds verder naar het westen waar nu het natuurgebied Negenoord ligt, in hedendaags België. De Maas boog vroeger onder Kasteel Obbicht naar het westen af, liep tussen tussen Stokkem en Obbicht naar het noorden en draaide bij Dilsen weer naar het oosten. In Venlo werd het hoogste waterpeil van 19,50 meter boven NAP op 17 januari bereikt.

 

1610

De Emerentiavloed of Pontiaansvloed was een stormvloed die op 23 januari 1610 grote delen van Nederland trof.

Er staat de dagen ervoor al een behoorlijke noordwesterstorm, en op de 23e is deze op haar hoogtepunt. Het is de zwaarste vloed sinds de Allerheiligenvloed van 1570. Zwaar getroffen gebieden en plaatsen zijn: Waterland ten noorden van Amsterdam met Zaandam en Westzaan, en Medemblik, Enkhuizen, Hoorn, Texel, Wieringen, Dordrecht, Rotterdam, Workum, Hindeloopen, Stavoren.

De Emerentiavloed is genoemd naar de dag (23 januari). Gebruikt men de juliaanse kalender dan wordt hij de Pontiaansvloed (14 januari) genoemd. De stormvloed was het resultaat van vier dagen stormweer uit het noordwesten. De dagen ervoor veroorzaakte dat al hoge vloeden, maar op deze dag beukte de storm extra zwaar op de kusten van Vlaanderen, Holland, Duitsland en Denemarken. De dijken waren al verzwakt door de storm die een jaar daarvoor op 11 en 18 februari 1609 had huisgehouden. En doordat de storm op de dagen ervoor al wat dijken had doen breken, kwamen grote delen van Noord-Holland, Zuid-Holland, Friesland, Groningen, Gelderland, Overijssel, onder water te staan. Het dorp Petten dreigde compleet met duinen en al in zee te spoelen. Bijna twee derde van het eiland Texel verdween onder water. In Medemblik stond het water in de straten en ook in Enkhuizen was het raak. Het water kwam er tot aan de kerk. De gehele kop van Overijssel, het stroomgebied van de rivier de IJssel en de Maas stonden volledig onder water. In Groningen stond het Emderland onder water. De schade door deze vloed was enorm. Veel huizen en schuren spoelden weg, veel vee verdronk.

Ondergelopen land en plaatsen

Hoorn

Medemblik

Texel

Wieringen

Rotterdam

Dordrecht

Land van Heusden en Altena

De Biesbosch

Petten

Huisduinen

Zaandam en Westzaan

Amsterdam

De Beemster

Mastenbroek

Deventer

Frankeradeel, Barradeel, Menaldumadeel, Baarderadeel, Hennaarderadeel

Het Emderland

Het Groninger Ommeland

 

1570

Op 1 november 1570 werden de Nederlandse en Vlaamse Kust geteisterd door een watersnood, de Allerheiligenvloed of Allerzielenvloed

Een lange periode van storm zwiepte het water tot ongekende hoogten, nog hoger dan die bij de Watersnood van 1953. Talloze dijken aan de Hollandse kusten begaven het, waardoor zich enorme overstromingen voordeden en een reusachtige ravage werd aangericht. Het totale aantal doden (inclusief Oost-Friesland) moet boven de 20.000 hebben gelegen, waarvan minstens 3.000 doden in Friesland en Groningen. Tienduizenden mensen werden dakloos, veestapels werden verzwolgen en wintervoorraden vernietigd. De Allerheiligenvloed markeert het ontstaan van het Verdronken Land van Saeftinghe en het verdwijnen van het eiland Bosch in de Waddenzee.

De Allerheiligenvloed vond plaats op een kritiek moment in de geschiedenis van de Nederlanden. De belastinghervormingen die Alva trachtte door te voeren mislukten erdoor en de wijdverspreide ellende onder de bevolking verhoogde de spanning in het land. Er was al sinds Willem van Oranjes vertrek een groeiende mate van onvrede met het bewind van de Spaanse koning en zijn landvoogd. De watersnoodramp versterkte dit alleen maar.

Avenkerke (ook Brielle), een van de vier verdronken dorpen op het eiland Wulpen, voor de kust van Zeeuws-Vlaanderen.

Cornsant op het eiland Bosch in de Waddenzee, samen met vrijwel het gehele eiland.

Hildernisse, bij Bergen op Zoom.

Klaaskinderkerke (ook Claeskinderkerke), verdronken dorp op Schouwen-Duiveland.

Koezand, verdronken eiland in de monding van de Westerschelde.

Moggershil, verdronken dorp op een eilandje ten westen van Tholen.

Westende, een van de vier verdronken dorpen op het eiland Wulpen.

Ook de duinen van het voormalige waddeneiland 't Oghe (Callantsoog, Noord-Holland) braken door, waardoor het tweede dorp Callantsoog door de golven werd verwoest.

De Heerlijkheid Saeftinghe werd compleet verwoest, tezamen met de omliggende dorpjes Casuwele, Namen en Sint-Laureins. Dit gebied vormt nu het Verdronken Land van Saeftinghe.

Ondergelopen land, polders en plaatsen

Hondsbos, Wieringen, Zijpedijk, Huisduinen.

Egmond aan Zee, Texel.

Zandvoort, Katwijk, Scheveningen en Ter Heijde.

Noorderkoggen, Drechterland, Schagen, Waterland en Zeevang.

Haarlem en Beverwijk.

Bij Alkmaar, de Heerhugowaard en de Schermer zijn tot grote meren geworden.

Amsterdam, Naarden, Amstelland en Rijnland tot aan de Rijndijk bij Leiden.

Waterland

Marken, Schokland, Urk.

Dordrecht, Alblasserwaard, Krimpenerwaard.

Den Bommel, Galathee, Oude Tonge, Battenoord, Klinkerland, Herkingen.

Nieuw Zuiderland

Het gehele land van de oude Heerlijkheid Putten, waaronder Putten (eiland) met Spijkenisse en Hekelingen, Zuidland, Korendijk, Poortugaal, Oude Vliet, Pernis, Charlois, en bovendien Rhoon die niet tot de Heerlijkheid behoorde.

Het gehele land van Voorne.

In Voorne over het Flakkee, Goeree-Overflakkee.

Tholen, Walcheren, Schouwen, Terneuzen.

Het land van Reimerswaal (Zuid-Beveland).

Kampen.

Harlingen, Metslawier, Dokkum.

Geheel Groningerland verdronken.

 

1566

De stormvloed van 1566, die in Noord-Holland veel vernielingen aanrichtte, viel in het voorjaar, terwijl de meeste stormrampen in de herfst of winter plaatsvonden. Zowel zeedijken als binnendijken werden getroffen.

 

1552

De Sint-Pontiaansvloed of de Sint-Pontiusvloed, vernoemd naar Sint-Pontiaan, vond plaats op 13 januari 1552. Hij trof de hele westelijke kust van Nederland.

Deze stormvloed had veel schade tot gevolg. In Noord-Holland werd bij Den Helder onder andere 15 meter duin weggeslagen. Ook sloegen in de kop van Noord-Holland grote stukken veen weg. In Zeeland stroomden meerdere polders onder. Het eiland van Agger, Bath en Hinkelenoord verdwenen geheel onder de golven. Ook de lagere gebieden tussen Bergen op Zoom en Ossendrecht stroomden geheel onder.

 

1532

De Allerheiligenvloed was een stormvloed die Nederland trof op 2 november 1532.

Grote delen van Holland en Utrecht bleven langdurig onder water staan.

In Noord-Friesland worden de landstreken Dithmarschen en Eiderstedt en de stad Hamburg zwaar getroffen. Het Duitse waddeneiland Nordstrand wordt zwaar getroffen (dar vordrunkeden wol by 1900 minschen junk ende old -- vertaling: daar verdronken ongeveer 1900 mensen, jong en oud).

Delen van Zeeland verdrinken en bleven onder water tot aan de grote inpolderingen. Sint Philipsland, een polder die al meerdere keren door overstromingen was getroffen (kort na 1511 en in 1530) maar steeds weer hersteld was doordat de dijken werden gerepareerd, blijft nu voor lange tijd verloren. De dijken worden niet opnieuw hersteld, de schorren worden herdijkt in 1645. Verschillende dorpen verdwenen:

Het dorp Assenburg, op het voormalig eiland Borssele, verdween.

Het dorp Broecke, gelegen op het Verdronken Land van Zuid-Beveland, verdween.

Het dorp Duvenee, vlak bij het dorp Broecke, ten westen van de stad Reimerswaal, verdween.

Emelisse, een dorp op Noord-Beveland verdween, inclusief gasthuis.

Kapeldorp, ook een dorp op het Verdronken Land van Reimerswaal verdween.

Kouwerve, gelegen op een kunstmatig opgeworpen hoogte, ten oosten van Yerseke in het Verdronken Land van Reimerswaal verdween.

Kreke, ook een dorp in het Verdronken Land van Reimerswaal, ten westen van Bergen op Zoom, verdween.

Lodijke, het dorp inclusief kasteel vergaat.

Monster, ongeveer gelegen waar nu het dorp Borssele ligt, verdween.

Nieuwlande, in het Verdronken Land van Reimerswaal, gelegen zo'n vijfhonderd meter van Zuid-Beveland, verdween.

 

1530

De Sint-Felixvloed van 1530 was een watersnood in het stroomgebied van de Westerschelde, die plaatsvond op zaterdag 5 november, de naamdag van Sint-Felix (eigenlijk 4 november). Deze dag zou later bekend komen te staan als quade saterdach (= slechte zaterdag). Er vielen veel slachtoffers, maar het exacte aantal is onbekend.

Grote delen van Vlaanderen en Zeeland werden weggespoeld. Het gebied ten oosten van Yerseke, Oost-Watering, overstroomde geheel. In dit gebied lagen 18 dorpen en de stad Reimerswaal. Alleen een klein stukje van de stad dat hoger lag bleef behouden. Het gebied is niet meer teruggewonnen van de zee en heet nu het Verdronken land van Zuid-Beveland.

Bij de Sint-Felixvloed overstroomden ook Noord- en Zuid-Beveland: van Noord-Beveland was alleen nog de kerktoren van Kortgene te zien. In de jaren na 1530 werd Noord-Beveland langzaam maar zeker weer op de zee herwonnen.

Assemansbroek, verdronken dorp tegenover Bergen op Zoom op de westelijke oever van de Oosterschelde

Bakendorp (ook Badickedorp), verdronken dorp ten zuiden van Baarland

Campen, na de herdijking van Noord-Beveland ontstond op de plek van Campen het huidige Kamperland

Dyxhoecke, verdronken dorp op Noord-Beveland in de buurt van Wissenkerke

Edekinge (ook Ekingen), verdronken dorp op Noord-Beveland

Everswaard (ook Eversweerde), verdronken dorp en parochie ten noorden van Bath

Lodijke, verdronken dorp inclusief het kasteel, in het Verdronken Land van Zuid-Beveland

Mare, verdronken dorp ten noordwesten van Rilland

Nieuw-Everinge, rond 1500 stichtten de bewoners van het verdronken Oud-Everinge, op Zuid-Beveland, een nieuw dorp. Dat dorp liep bij de stormvloed van 1530 onder water en moest worden ontruimd. Rond 1600 verdween het voorgoed in de Westerschelde

Nieuwkerke, verdronken dorp in het Verdronken Land van Zuid-Beveland

Oostkerke, verdronken dorp op het voormalige eiland Borssele

Ouderdinge, verdronken dorp in het Verdronken Land van Zuid-Beveland

Oud-Kats, verdronken dorp op Noord-Beveland

Oud-Krabbendijke, verdronken dorp ten noorden van het huidige Krabbendijke op Zuid-Beveland

Oud-Rilland, dorp aan de oever van de Westerschelde, in de buurt van het huidige Rilland

Oud-Wissenkerke, dorp in de Torenpolder

Sint-Jooskapel, verdronken gehucht in het Verdronken Land van Zuid-Beveland

Vinkenisse, verdronken dorp op Zuid-Beveland

Vliete (ook Nyenvliet), ten westen van Wijtvliet op Noord-Beveland

Weele, verdronken dorp op Noord-Beveland ten noorden van Wissenkerke

Welle, verdronken dorp op Noord-Beveland in de latere gemeente Colijnsplaat

Westkerke (ook Raaskerke), verdronken dorp op het voormalige eiland van Borssele

Wolfertsdorp, verdronken dorp op het voormalige eiland Borssele

 

1514

De Sint-Jeronimusvloed in 1514, die ook wel de Sint-Jeroensdagvloed of de Sint-Hiëronymusvloed genoemd wordt, was een van de vele stormvloeden die Nederland trof.

Dijkdoorbraak bij Giessen en Giessendam.

Nabij de stad Hoorn brak de dijk door. De zee maakte een groot gat in de dijk. Een deel van het land spoelde weg.

Het Rijnland liep onder water.

De dijken nabij Spaarndam, Diemen en Muiderberg braken door.

Vlak bij de steden Rotterdam en Dordrecht kwamen grote stukken land onder water te staan.

De Langstraat en het Land van Heusden en Altena kwamen onder water te staan.

Doordat de dijk bij Spaarndam doorbrak kwam Haarlem in een gunstige positie. Er is nu immers een open verbinding met het IJ. Het Hof van Holland wijst de eis van Haarlem echter af en laat de dijk repareren.

De dijk tussen de Woerdersluis (Spaarndam) en de meest oostelijk gelegen sluis spoelde in zijn geheel weg. Het herstel was zeer kostbaar.

 

1509

De stormvloed van 1509, ook wel de Tweede Cosmas- en Damianusvloed genoemd, was een stormvloed die het huidige Friesland, Groningen, Oost-Friesland en Oldenburg en de toenmalige graafschappen Holland en Zeeland trof in de nacht van 25 op 26 september 1509. De stormvloed geld als de belangrijkste datum voor het ontstaan van de inhammen van Dollard en Jadeboezem.

Dijkbreuk bij Westkapelle.

Enkele polders nabij Middelburg liepen onder.

Veere werd zwaar geteisterd.

Oud-Stavenisse verdween in de golven. Pas in 1599 werd dit gebied opnieuw ingepolderd.

Bij Spaarnwoude braken de dijken opnieuw door, op dezelfde plekken waar zij de vorige keer ook doorbraken.

Het land tussen het IJ en de Oude Rijn overstroomde. Het Spieringmeer en het Haarlemmermeer groeien aaneen tot de Grote Haarlemmermeer.

De Dollard breidde zich verder uit en bereikte haar grootste omvang, waardoor de Eems bij Emden haar loop verlegde.

De Jadeboezem bereikte haar grootse omvang

 

1477

De stormvloed van 1477, ook wel de eerste Cosmas- en Damianusvloed genoemd, was een stormvloed die op 27 september 1477 woedde in een gebied dat anno 2018 (delen van) Nederland, België en Duitsland omvat.

Walcheren in Zeeland kwam onder water te staan als gevolg van meerdere dijkdoorbraken langs de kust.

Tot in het noorden van Duitsland sloeg de storm toe. In het huidige Sleeswijk-Holstein liepen grote stukken land onder water, met name Dithmarschen kreeg het zwaar te verduren.

De Zuiderzee verziltte verder, doordat de gaten tussen de Waddeneilanden werden verbreed.

Kasteel Hellenburg nabij het dorp Baarland, raakte door de storm zwaar beschadigd. Tegenwoordig zijn alleen de fundamenten nog terug te vinden.

Arnemuiden werd verwoest.

In Vlaanderen kwamen grote gebieden onder water te staan.

Het dodental lag erg hoog, met name in het noorden van Duitsland en aan de Nederlandse kust.

 

1468

De stormvloed van 1468, ook wel Ursulavloed genoemd, was een van de vele stormvloeden die Nederland trof.

Van deze storm wordt gezegd dat ze de Sint-Elisabethsvloed in kracht overtrof. Het water zou zelfs hoger hebben gestaan. De storm veroorzaakte met name schade in en rond Rotterdam.

 

1424

De derde Sint-Elisabethsvloed vond plaats van 18 op 19 november 1424, de naamdag van Sint-Elisabeth. Hij trof vooral Zuidwest-Nederland.

Deze stormvloed had vooral effect op de wilskracht van veel mensen. Bij de tweede Sint-Elisabethsvloed van 1421 waren grote gebieden in Zuidwest-Nederland onder water gelopen. Na deze stormvloed was men begonnen aan het opnieuw herdijken van ondergelopen polders. Dit bleek echter niet erg succesvol omdat er twee grote bressen aan weerszijden van de Grote Waard waren ontstaan waardoor er een min of meer permanente stroming door de Waard was ontstaan. Dergelijke stroomgaten waren met de toenmalige middelen niet te dichten. Als gevolg van de derde Sint-Elisabethsvloed werd de situatie nog erger. Daarna heeft men ook niet meer geprobeerd de Hollandse Waard te herstellen en ontstond de Hollandse Biesbosch. Ook het land van Saeftinge had het zwaar te verduren onder deze stormvloed.

 

Behalve de zuidelijke delen van Nederland werd ook de rest van het kustgebied getroffen. Er werden bressen geslagen in de Westfriese Omringdijk en langs de kust liepen delen van Friesland onder. Ook gebieden rond de monding van de Dollard kregen met de stormvloed te maken.

 

1421

De Sint-Elisabethsvloed van 1421 was een watersnoodramp in de graafschappen Zeeland, Holland en Vlaanderen die plaatsvond op of rond 19 november 1421, de naamdag van Sint-Elisabeth.

Vermoedelijk werd de ramp veroorzaakt door een bijzonder zware noordwesterstorm, gevolgd door een zeer hoge stormvloed. Van springvloed was geen sprake, maar de grote aanvoer van bovenwater maakte dat de rivieren zeer hoog stonden. Er waren twee doorbraken, de eerste in het zuidwesten van de Grote Waard in november 1421. Het lijkt er op dat deze doorbraak tot een vrij brede bres leidde, die langzaam de Grote Waard onder water zette. Waarschijnlijk was de vloed zelf niet eens zo hoog, want veel mensen konden zichzelf en hun vee in veiligheid stellen. Echter, in december van dat jaar was er ook een grote afvoer van Rijn en Maas, die tot een extreem hoge waterstand bij Werkendam leidde. Als gevolg hiervan brak ook daar de dijk door, en ontstond een doorgaande geul door de Grote Waard. Omdat het brede gat in het zuidwesten van De Grote Waard niet onmiddellijk gedicht kon worden, is het door de getijdewerking steeds verder vergroot. Sluiten was toen niet meer mogelijk.[2] Het kan zijn dat door de Hoekse en Kabeljauwse twisten het dijkonderhoud wat verwaarloosd was. Doordat er een constante doorstroming van het gebied was en er aan de westzijde een getijde-effect was, ontstond er een nat gebied met opgeslibde zandplaten met daartussen kreken en bredere wateren.

De dijkdoorbraken en overstromingen richtten in Vlaanderen, Zeeland en Holland grote verwoestingen aan. Het aantal genoemde slachtoffers liep in de loop van de jaren door mythevorming op tot 100.000. In de "Tieler Kroniek" uit 1450 wordt gemeld dat:

“Daags na St. Elisabeth woedde er ‘s nachts zo’n hevige storm dat de wind met orkaankracht in Tiel verschillende huizen omver blies en in Holland door dijkdoorbraken veel schade aanrichtte. Tweeduizend mensen zijn, naar men zegt, verdronken. Bijna heel Holland is, evenals Vlaanderen en Zeeland, ondergelopen. Hierdoor kwam ook de Grote Zuid Hollandse Waard onder te staan en ging verloren.”

 

Op grond hiervan noemen sommige bronnen het aantal van 2.000 slachtoffers van de overstroming van de Groote Waard. Echter, de tekst van de Kroniek heeft het over het totaal aantal slachtoffers door de storm in Holland en Vlaanderen. Moderne kennis van overstromingen maakt het onwaarschijnlijk dat de overstroming van de Groote Waard meer dan een tiental slachtoffers heeft gegeven. Het is waarschijnlijk dat in het kustgebied van Holland, Zeeland en Vlaanderen bij de storm een groter aantal slachtoffers is gevallen door stormschade en doordat veel slachtoffers bevangen zijn door de koude.

Verder werden naar schatting zo'n dertig dorpen door de vloed onbewoonbaar waarvan de ligging van enkele is teruggevonden, zoals Houweningen. Sliedrecht, gelegen aan de zuidelijke oever van de Merwede, viel eveneens geheel ten prooi aan de vloed, het is nadien aan de andere oever herbouwd. De Grote Waard, een gebied dat iets meer dan een eeuw eerder was ingepolderd, kwam in de loop der jaren geheel onder water te staan. Opnieuw inpolderen was door een aantal omstandigheden niet meer mogelijk.

Door deze vloed werden de elkaar destijds bestrijdende steden Geertruidenberg en Dordrecht gescheiden (Hoekse en Kabeljauwse twisten). Een gevolg daarvan was dat rond Dordrecht vaarwegen ontstonden, waardoor het zogenaamde stapelrecht van Dordrecht, dat bepaalde dat handelswaar eerst moest worden uitgeladen eer men het mocht doorvoeren, omzeild kon worden. Ook was Dordrecht nu afgesneden van het zuiden, wat ongunstig was voor de handel. Om herhaling van nieuwe dijkdoorbraken tegen te gaan, werd het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard opgericht. Ten gevolge van de Hoekse en Kabeljauwse twisten gebeurde dit pas negen jaar na de vloed.

Een misverstand is dat de Biesbosch door deze stormvloed plotseling is ontstaan. Bij de Sint-Elisabethsvloed braken weliswaar de dijken van de toenmalige Grote Waard, maar het duurde tientallen jaren voor het gehele gebied met zijn kreken en riet gevormd was. De veranderde loop van de rivier had hierbij grote invloed.

 

1404

De Sint-Elisabethsvloed van 1404 was een watersnood die plaatsvond op of rond 19 november 1404, de naamdag van Sint-Elisabeth. Deze ramp wordt ook wel de Eerste Sint-Elisabethsvloed genoemd. Er waren ook enkele dijkdoorbraken in Zuid- en Noord-Holland en in het Engelse Kent. De overstromingen vonden vooral plaats in Vlaanderen en Zeeland. De stad IJzendijke werd door de vloed verwoest en de plaats Biervliet raakte door de overstromingen geïsoleerd. Het landverlies in Zeeuws-Vlaanderen en West-Vlaanderen bedroeg circa 3000 ha.

Ook in hetzelfde jaar [1404] was er in de maand november op de dag zelf van Sint-Elisabeth [19 november] zo'n grote overstroming van de zee, dat wallen en dijken tegenover de vloed van de zee geplaatst, op vele plaatsen zijn gebroken, waardoor de zee zich in de lengte en in de breedte over het land verspreidde in het maritieme deel van Vlaanderen en andere gebieden. Huizen werden meegesleurd en dieren en mensen verdronken onverwacht en onverhoopt. Het was zo erg, dat de gezwollen zee over haar oevers en dijken uitgroeide in een mate als nooit in de herinnering was gezien; in honderd jaar was de zee niet zover buiten haar boorden getreden. 

Gravin Margaretha van Male, op dat moment gravin van Vlaanderen gaf opdracht een algemeen zeewerende dijk aan te leggen. Deze dijk wordt nog altijd de Graaf Jansdijk genoemd naar haar zoon en opvolger, Jan zonder Vrees. Later gaf Jan zonder Vrees, hertog van Bourgondië, het bevel de reeds bestaande dijken te verbinden tot één grote dijk die van het noorden van het graafschap tot het zuiden liep.

Doorgebroken dijken

In Vlaanderen (Zeeuws-Vlaanderen en West-Vlaanderen):

Dijk tussen Coxijde en Slepeldamme (ten NW van Aardenburg).

Zeedijk bij Groede.

Dijk tussen Nieuwpoort en Lombardsijde.

Op Walcheren:

De noordelijke Arnedijk, waarschijnlijk waar nu Arnemuiden ligt.

De oostdijk benoorden Arnemuiden.

De zuiddijk te Welzinge.

De nieuwe inlaagdijk te Welzinge.

Verdronken dorpen

Alle in Zeeuws-Vlaanderen gelegen:

Hughevliet

Oud-IJzendijke

Oostmanskapelle (daarna herrezen om na militaire inundaties in 1583-1585 voorgoed verloren te gaan)

 

1375

In de nacht van 9 op 10 oktober 1375, en nogmaals op 13 november, werden vele gebieden die nu in Nederland liggen, getroffen door een stormvloed.

In het graafschap Holland:

de grote of Zuid-Hollandse waard loopt grote averij op.

De Riederwaard, met de daarin gelegen nederzettingen Ridderkerk, Pendrecht, Donkersloot en Rhoon loopt onder.

De Westfriese Omringdijk werd doorbroken op meerdere plekken. De dijk tussen Schardam en Hoorn werd hierbij westelijker opnieuw gebouwd, waardoor een deel land buitendijks kwam te liggen.[1]

In het graafschap Vlaanderen:

De Braakman ontstond:

Het dorp Coudekerke verdween.

Het dorp De Piet (ook wel Ter Piet, Pieta en Pieten) verdween.

Het dorp Elmare verdween.

De Westerschelde werd verruimd.

De dijken van het eilandje Schoneveld braken door. Het eilandje, gelegen in de monding van de Westerschelde, raakte overstroomd. Van het eiland werd hierna niets meer vermeld. Nu nog steeds ligt er op die plek een zandbank met de naam Schoneveldbank.

Doordat zowel in 1373 en 1374 Nederland werd getroffen door meerdere stormvloeden, is er, mede als gevolg van jaarverwisselingen, in de loop der tijd onduidelijkheid ontstaan over de exacte jaartallen van de stormvloeden.

 

1374

De stormvloed van 1374 was een van de vele stormvloeden die vooral Zuidwest Nederland trof. Als gevolg van deze stormvloed breidt de Braakman zich verder uit. Ook Walcheren, Borsele, Voorne, Westvoorne en Goeree worden getroffen. Verder richt de stormvloed ook schade aan in de Zwijndrechtse Waard, de Riederwaard, en de Groote of Hollandsche Waard.

 

1362

De tweede Sint-Marcellusvloed of Eerste Grote Mandränke (grote verdrinking van mensen) vond plaats van 15 op 16 januari 1362, de dag van de heilige Marcellus. De eerste Sint-Marcellusvloed vond plaats in 1219.

De overstroming trof alle landen rond de Noordzee. De Duitse kroniekschrijver Anton Heimreich (1626-1685) meldde drie eeuwen later in zijn Nordfriesische Chronik uit 1666 dat het water (als gevolg van de opstuwing in de Noordzee) in Sleeswijk-Holstein steeg tot ruim 4 ellen (ruim 2,4 meter) boven de dijken en 21 dijkdoorbraken veroorzaakte. Rungholt en 7 andere kerspelen verdwenen in het water en ruim 7.600 mensen verdronken. 

In Nederland waren de gevolgen even desastreus. Langs de gehele kust braken dijken door en grote delen van Nederland liepen onder water.

Het precieze aantal slachtoffers is onduidelijk. Schattingen lopen uiteen van 25.000 tot 40.000. Er zijn ook bronnen die melding maken van 100.000 slachtoffers; dit is waarschijnlijk overdreven.

 

1334

De Sint-Clemensvloed of Sint-Clemensnacht was een overstroming die Zuidwest-Nederland, Zeeland en Holland, en de kust van Vlaanderen trof op 23 november 1334, de naamdag van de heilige Clemens. Daarnaast werd ook de kust van Engeland, maar vooral de monding van de Theems getroffen.

Als gevolg van deze stormvloed stroomde Walcheren onder water. Het eiland Wulpen kreeg bij deze stormvloed de eerste klap. De Sint-Elisabethsvloed in 1404 was de genadeklap voor dit eiland; bij de Allerheiligenvloed van 1570 verdwenen de laatste resten van dit eiland. Ook het land van Saaftinge kreeg veel schade als gevolg van deze stormvloed. Bij de Sint-Clemensnacht overspoelde ook het eiland Testerep voor de Vlaamse kust met onder meer de stad Oostende.

Bronnen maken melding van duizenden slachtoffers.

 

1322

De Stormvloed van 1322 betrof een overstroming in 1322 waarbij grote delen van Nederland onder water kwamen te staan. Vooral Zeeland en Zuid-Holland werden zwaar getroffen, maar ook Noord-Holland, Friesland, Groningen en de gebieden langs de grote rivieren de Rijn, Waal en IJssel kwamen onder water. Het aantal doden is niet bekend. Wel kan gezegd worden dat het aantal doden in het zuiden van Nederland, langs de rivieren, en in Vlaanderen het hoogst zal hebben gelegen.

 

1288

De Sint-Aagthenvloed vond plaats op 5 februari 1288, de naamdag van de heilige Agatha. Hij trof vooral Zeeland en Zuid-Holland.
Het precieze aantal slachtoffers is niet geheel duidelijk, maar bronnen melden duizenden slachtoffers.

Nadat in december 1287 de Sint-Luciavloed Groningen overstroomde, werd de provincie Groningen binnen een jaar weer getroffen door een stormvloed, de Simon en Judasvloed. Doordat de dijken nog niet hersteld waren, had het water vrij spel. Volgens de kroniek van Bloemhof drong de zee het land binnen bij Oterdum (een nieuwe overstroming in 1290 sloeg de sluizen van Oterdum weg), Usquert, in de Marne en in Zuurdijk. De zee bereikte daardoor lagere streken zoals Garmerwolde, Woltersum en Oostwold.

 

1287

De Sint-Luciavloed (ook wel stormvloed van 1287) was een zware stormvloed die plaatsvond van 13 op 14 december 1287, de naamdag van de Heilige Lucia. De gegevens over deze vloed zijn echter beperkt en verweven met sagen.

De Sint-Luciavloed trof vooral Friesland, Groningen en Oost-Friesland. Mede door deze overstroming werd in het Waddengebied veel kwelderland weggeslagen en raakte het eiland Griend ernstig beschadigd. Verder werkte deze stormvloed mee aan het ontstaan van de Zuiderzee, waardoor West-Friesland definitief werd gescheiden van het huidige Friesland. Een onbekend aantal dorpen die op de plaats van het huidige IJsselmeer en de Waddenzee lagen, is in de elfde, twaalfde en dertiende eeuw verlaten.

Volgens zestiende-eeuwse overleveringen zouden ook Groningen en Oost-Friesland (Duitsland) zwaar zijn getroffen door deze overstroming, die daarin gedateerd is op 1277. Meer dan dertig buurtschappen en dorpen zouden er in de golven zijn verdwenen. Daarbij zou de Dollard zijn ontstaan. Verschillende onderzoeken hebben echter aangetoond dat dit niet kan kloppen. Hoogstens heeft er een eerste doorbraak plaatsgevonden en heeft er verwisseling met het jaartal 1287 plaatsgehad. Duitse historici wijten het ontstaan van de Dollard eerder aan de Marcellusvloed van 1362. Als gevolg van het grote verlies aan land en de relatief gevaarlijk gebleken ligging van de veengebieden verlieten de inwoners van het Dollardgebied de lage streken en vestigden zich op hogere gronden.

Het precieze aantal slachtoffers van deze watersnoodramp is onduidelijk, maar een schatting in de kroniek van het klooster Bloemhof te Wittewierum stelde het aantal op 30.000 doden van Stavoren tot de Lauwers en 20.000 doden van de Lauwers tot de Eems. Als de invloed van de overstroming in naburige gebieden even groot is geweest, zou een totaal aantal slachtoffers van tussen de 50.000 en 80.000 doden mogelijk zijn.De Sint-Luciavloed zou hierdoor, in verhouding tot een totale bevolking rond die tijd van ongeveer een half miljoen, de grootste stormvloed ooit in dit deel van de Noordzeekust zijn geweest. Betrouwbare schattingen werden in deze periode echter zelden gemaakt, eerder hanteerde men getallen met een symbolische lading.

Ten gevolge van de stormvloed kon West-Friesland gemakkelijker worden ingelijfd bij het graafschap Holland. Het Fries als bestuurstaal was in West-Friesland definitief uitgespeeld. Wel heeft het sporen achtergelaten en door vermenging met het Nederfrankisch het West-Fries dialect doen ontstaan.

Het ontstaan van de Zuiderzee betekende eveneens een barrière voor het opkomen van het Nederfrankisch vanuit het Graafschap Holland (tot 1300). Door deze barrière (en de latere gebeurtenissen in de Friese geschiedenis) is Friesland (Midden-Frisia) afgeschermd gebleven en heeft de taal Westerlauwers Fries behouden kunnen blijven.

 

1248

In de winter van 1248-1249 werd Nederland in vier maanden getroffen door drie stormvloeden:
op 20 november 1248
op 28 december 1248 ('Allerkindleinsflut' in het Duits)
op 4 februari 1249
Deze stormen hebben er zeer waarschijnlijk toe geleid dat bij Callantsoog de kust werd doorbroken door de zee en het achterliggende land onder water zette. Ook Friesland en Groningen liepen onder water

 

1221

Voor het derde jaar achter elkaar werden de Ommelanden getroffen door stormvloeden.

Volgens de kroniek van Emo vonden zelfs twee stormvloeden van 1221 plaats; op 24 februari en 18 september. Het gebied werd daarbij net als voorgaande jaren overspoeld door zeewater, waardoor herstelwerkzaamheden ongedaan werden gemaakt. Ook de bodem verziltte verder.

 

1220

De Stormvloed van 1220 of Driekoningenvloed is een stormvloed die plaatsvond in het jaar 1220 in de Ommelanden (in de huidige provincie Groningen).

Het gebied was een jaar eerder al getroffen door de Sint-Marcellusvloed. Doordat de Sint-Marcellusvloed echter zulke enorme verwoestingen had aangericht en de herstelwerkzaamheden nog bezig waren, waren de meeste inwoners nog niet teruggekeerd naar hun oude woonplaats. Over doden wordt daarom niet gesproken.

 

1219

Bij de eerste Sint-Marcellusvloed, op 16 januari 1219, de naamdag van de heilige Marcellus, werden, net als bij de Allerheiligenvloed (1170), de Sint-Nicolaasvloed (1196) en de stormvloed van 1214, grote delen van Noord-Nederland en het Zuiderzeegebied overstroomd. Deze stormvloed was vooral zo desastreus, omdat na de storm het water met eb niet veel zakte en bovendien de daaropvolgende vloed de storm nog eens verder aanwakkerde. Hierdoor braken de dijken die nog over waren alsnog grotendeels weg.

Deze combinatie, tezamen met het feit dat er vier grote stormvloeden en overstromingen waren in 50 jaar, leidde ertoe dat er twee grote binnenzeeën in Nederland ontstonden, namelijk de Zuiderzee en de Waddenzee.

 

1214

Bij de stormvloed van 1214 werd een groot gebied getroffen. Niet alleen overstroomden grote delen van Zuid-Nederland, maar ook het noorden van Nederland, dat twee jaar daarvoor ook al door een stormvloed getroffen was. Dit resulteerde in een verdere afslag van veengebieden in heel Nederland.

 

1212

Bij de stormvloed van 1212 werd het gebied van de huidige provincie Noord-Holland getroffen door een overstroming. Bronnen noemen 36.000 en zelfs 60.000 slachtoffers, maar het is zelfs niet zeker of er dat jaar een overstroming heeft plaatsgevonden in Noord-Holland.

 

1196

Bij de Sint-Nicolaasvloed in december 1196 werden, net als bij de Allerheiligenvloed (1170), grote delen van Noord-Nederland en het Zuiderzeegebied waaronder het eiland Griend overstroomd. Waar de stormvloed van 1170 een begin maakte met het wegslaan van grote veengebieden, verergerde deze storm deze afslag. Het resultaat van deze storm was een afslag van de veengebieden in West-Friesland en een vergroting van de Waddenzee en het Almere of de Zuiderzee.

De gebieden ten noorden van de, met de Sint-Thomasvloed (1163) dichtgeslibde, Oude Rijn komen via het Spaarne en het, toen nog kleine, Haarlemmermeer onder de invloed van de zee te liggen. Deze overlast heeft als gevolg dat een aantal gebieden de wateroverlast gezamenlijk gaan aanpakken. Zo veranderen zij onder andere de stroomrichting van de rivieren Does en Zijl, zodat deze naar het noorden, naar de Zuiderzee afstromen.

Doordat het Almere geheel met de Noordzee in verbinding komt te staan, en de afstroming van rivierwater daardoor verbetert, daalt het waterpeil van dit meer enkele decimeters. Wel komt het Almere of Zuiderzee onder invloed te staan van eb en vloed. Gevolg van dit lagere waterpeil is dat in Holland lozing van polderwater bij eb mogelijk wordt. De ontginning van de veengebieden in Holland wordt hierdoor nieuw leven ingeblazen.

 

1170

De Allerheiligenvloed van 1170 was een grote overstroming die ontstond toen de Noordzee tussen het huidige Huisduinen en Texel door de duinenrij brak. Deze overstroming markeerde een begin van het vergroten van het Almere en het openen naar de Noordzee, zodat de Zuiderzee en de Waddenzee uiteindelijk konden ontstaan.

Volgens de Annales Egmundenses trad er zelfs eb en vloed op in de stad Utrecht. Er zou daar een zeevis (een bolk) zijn gevangen.

Het lijkt erop dat deze overstroming ook Rotta, de voorganger van Rotterdam heeft getroffen. Na 1170 lijkt deze nederzetting grotendeels te zijn verdwenen onder een dikke laag klei.

Twee factoren waren bij de zeevergroting van belang: de eerste was de zeespiegelstijging, de tweede was de aanwezigheid van grote veengebieden. Door de grote aanvallen van de zee werd het veen afgeslagen en verdween het in de golven.

De beek Marsdiep kreeg een verbinding met de Noordzee en werd een zeegat. Het Kreilerwoud, dat tussen Texel en Medemblik zou hebben gelegen, werd verzwolgen door de zee. Volgens Worp van Thabor zouden Texel en Wieringen bij deze vloed tevens eilanden zijn geworden, hoewel andere bronnen suggereren dat Texel omstreeks 900 al een eiland was.

Vermoed wordt dat door de Allerheiligenvloed de waterstand in het Almere – de latere Zuiderzee – lager werd door de ontstane opening naar de Noordzee. Dit zou onder meer tot gevolg hebben dat de waterafvoer voor de stad Utrecht verbeterde doordat de rivier de Utrechtse Vecht, die op het Almere uitmondde, beter zijn water kwijt kon.

 

1164

Van 16 op 17 februari 1164, op de naamdag van de heilige Juliana, trof de Sint-Julianavloed het huidige Friesland, Groningen en Noord-Duitsland, vooral het stroomgebied van de Elbe. Hierbij werd grote schade aangericht.

Helmold van Bosau bericht in zijn tussen 1163 en 1168 geschreven Chronica Slavorum over de Sint-Julianavloed. Ook de annalen van Pöhlde maken er melding van. Volgens deze bronnen kwamen bij deze stormvloed ongeveer 20.000 mensen om het leven. Daarnaast verdronken ook vele duizenden stuks vee.

Als zwaarste werd het kustgebied van het huidige in Nedersaksen liggende Oost-Friesland en de Landkreis Friesland getroffen. Door de Sint-Julianavloed ontstond in het mondingsgebied van de rivier de Jade een voorloper van de huidige Jadeboezem. Ook de tegenwoordig in Nederland gelegen gebieden Groningen, Friesland en het toekomstige Zuiderzeegebied werden zwaar getroffen.

Nog tientallen jaren later gold de Sint-Julianavloed als een vast punt in de chronologie, zelfs in die mate dat Emo van Wittewierum, in 1219 de opsteller van een ooggetuigenverslag over de eerste Sint-Marcellusvloed, deze 55 jaar na de Sint-Julianavloed dateert.

 

1163

De Sint-Thomasvloed was een stormvloed in 1163 die vooral het gebied betrof dat in die periode Holland ging heten, dat in dat jaar al verschillende malen met overstromingen te kampen had. Dit resulteerde in het breken van dijken langs de Maas en watersnood in het achterland.

De stormvloed had tot gevolg dat de monding van de Oude Rijn bij Katwijk, die al bijna geheel verzand was, volledig werd gesloten. De dijkdoorbraken in combinatie met de stormvloed van 21 december 1163 zorgden namelijk voor een groot transport van gronddeeltjes van het gebied bij de dijkdoorbraak naar het binnengebied. Dit sediment bezonk vooral in de ondiepere delen; daar stroomde het water immers vrij rustig. Een van de plekken waar het ondiep was, was bij de monding van de Oude Rijn.

Belangrijk gevolg van deze natuurlijke blokkade van de monding van de Oude Rijn was, dat de Rijn zijn water niet meer kon lozen op de Noordzee. Hierdoor liepen de polders in Holland een voor een onder water. Onder leiding van graaf Floris III werd in 1165, zonder enige vooraankondiging, de Oude Rijn bij Zwammerdam afgedamd. Daardoor stuwde het water stroomopwaarts en had vanaf dat moment ook Utrecht met wateroverlast te kampen, hetgeen tot een kortstondige oorlog tussen Utrecht en Holland leidde. Rond 1200 werd een nieuwe afwatering gegraven via de Haarlemmermeer naar het noorden en werd het waterprobleem definitief opgelost.

 

1134

De stormvloed van 1134, de eerste grote stormvloed na de stormvloed van 1014, trof vooral het zuidwesten van het grondgebied dat nu Nederland is.

Door de stormvloed werden de verschillende kreken in Zeeland, die vooral ontstaan waren in 1014, vergroot en daarmee ook de invloed van de zee op het binnenland. Bronnen melden dat Zeeland hierbij van een aaneensluitend grondgebied veranderde in een archipel.

Verder ontstond ook het Zwin. De dijken langs het Zwin werden met elkaar verbonden met een dam, de locatie van het huidige Damme. Tussen Damme en Brugge werd een kanaal gegraven, de Nieuwe Reie, waardoor Brugge wederom een beveiligde verbinding kreeg met de Noordzee. Damme werd de haven van Brugge omdat de Nieuwe Reie nkel kleine schepen voor binnenvaart toeliet.

In Holland had deze stormvloed tot gevolg dat de duinen bij Monster en Naaldwijk in de golven verdwenen en de Heij als nieuwe Maasarm ontstond.

 

1042

De Stormvloed van 1042 is een stormvloed die plaatsgevonden zou hebben in het jaar 1042. De vloed wordt in één bron vermeld: de Annales Blandinienses. Volgens deze bron werd het grondgebied wat nu Vlaanderen is, op 2 november van het jaar 1042 door een grote overstroming getroffen.

 

1014

De Watersnood van 1014, vond plaats op 28 september 1014.

De watersnood trof eerst de Engelse kust, zodanig dat het zeewater ver het land binnendrong. In de avond trof de watersnood het grondgebied dat nu Vlaanderen en het zuidelijke deel van Nederland is.

Volgens bronnen uit die tijd heeft met name het toenmalige eiland Walcheren zware schade geleden. Het herstel moet uitzonderlijk veel tijd hebben gekost. De kroniek van de abdij van Quedlinburg in Saksen (tegenwoordig Saksen-Anhalt) maakt melding van duizenden doden.

De overstromingen richtten ook aan de westkust van wat nu Groot-Brittannië is grote schade aan met veel slachtoffers. Willem van Malmesbury maakt in de Angelsaksische kroniek melding van "Een vloedgolf... groeide uit tot een verbazingwekkende omvang zoals de herinnering van de mens niet kan evenaren, om dorpen vele kilometers landinwaarts onder te dompelen en hun inwoners te overweldigen en te verdrinken." Er zijn ook in Noord-Amerika aanwijzingen gevonden van een overstroming in 1014. Mogelijk is deze overstroming geen stormvloed, maar een tsunami geweest.

 

838

Tijdens de stormvloed van 838 komt op 26 december een groot deel van het grondgebied van het huidige Noordwest-Nederland, toen behorend tot het Frankische Rijk, onder water te staan. Er waren nog geen dijken van enige omvang, mensen woonden op terpen en er waren natuurlijke duinen.

De stormvloed wordt genoemd in twee onafhankelijke geschriften. Het eerste is afkomstig van de Franse bisschop Prudentius van Troyes. Het tweede dat melding maakt van de stormvloed komt uit de zogenaamde Annales Xantenses, een Karolingisch geschiedwerk. Beide melden grote overstromingen met als gevolg dat een groot aantal plaatsen werd verwoest en veel mensen verdronken.

In Oost-Friesland ontstond als gevolg van de stormramp de Leybocht, een zeearm nabij de stad Norden.