Dorsten

 

Het doorgangskamp Dorsten, ook wel bekend als Stalag VIF, lag middenin het Ruhrgebied bij de plaats Dorsten, vlakbij de grote sluizen van het Wesel Datteln kanaal. Het kamp was opgericht in september 1940 als krijgsgevangenenkamp voor militairen zonder opdracht, maar er hebben ook normale burgers in het kamp vastgezeten. Doordat het kamp middenin het zwaar geïndustrialiseerde Ruhrgebied lag zat de lucht vol zwavel en andere dampen van de fabrieken in de omgeving wat neerdaalde op de gevangenen bij regen. Het kamp bestond uit een aantal betonnen gebouwen waarin de kampbewaarders gehuisvest waren. Daarnaast waren er een aantal barakken met centrale verwarming voor de gevangengenomen vrouwen en kinderen. Voor de jongens en mannen waren er een aantal vervallen houten barakken wat overblijfselen waren van een gevangeniskamp uit de Eerste Wereldoorlog welke verwarmd werden door oude kolenkachels. De hygiënische voorzieningen waren slecht, zeker voor de mannen die een spleet in de betonnen vloer hadden wat als toilet moest dienen. Het is onbekend hoeveel mensen er precies in het kamp hebben gezeten, maar het kamp heeft bestaan tot februari 1945.

 

Stalag VI-F in Bocholt werd vanaf 1940 een krijgsgevangenkamp. De Wehrmacht had het terrein eerst voor opleidingsdoeleinden gebruikt. In de meidagen van 1940 fungeerde het kamp als dulag, durchgangslager, voor Nederlandse krijgsgevangenen. Eind 1944 tot en met maart 1945 kwamen hier de laatste Nederlandse krijgsgevangenen voorbij die op doorreis waren naar Stalag XI-B Fallingbostel en Stalag IV-B Mühlberg. Aantal Nederlandse gevangenen: minstens 50 (na 1943).

 

Datum bevrijding: 30 maart 1945 door Britse troepen.

 

In 1935 stelde de stad Bocholt een perceel beschikbaar als onderkomen voor de Sturmabteilung (SA). Drie jaar later droeg de SA het terrein over aan de Wehrmacht die het aanvankelijk voor opleidingsdoeleinden ging gebruiken. Vanaf 1940 kreeg het perceel de bestemming van krijgsgevangenkamp. De infrastructuur bestond toen uit een aantal houten gebouwen rondom een appelplaats. In de meidagen van 1940 fungeerde Stalag VI-f Bocholt als Dulag voor duizenden Nederlandse krijgsgevangenen die uiteindelijk in Stalag II-a, II-d, III-a of XI-a terecht zouden komen. In 1941 breidde het kamp aan de noordzijde uit met zestien barakken.

In de periode van november 1944 tot en met maart 1945 passeerde nogmaals een klein aantal Nederlandse krijgsgevangenen Stalag VI-f Bocholt, ditmaal op doorreis naar Stalag XI-b Fallingbostel en uiteindelijk Stalag IV-b Mühlberg. Het waren de laatste Nederlandse krijgsgevangenen die naar Duitsland werden afgevoerd. Sommigen werden nog geregistreerd, anderen kregen helemaal geen gevangennummer meer.

Na de oorlog deed het kamp in 1946 dienst als krijgsgevangenkamp voor Esten, Letten, Litouwers, Joegoslaven, Polen en Oekraïeners die lid waren geweest van de Wehrmacht. Een jaar later was het een doorgangskamp voor Joden op weg naar Israël. In 1948 ten slotte, deed het dienst als kamp voor displaced persons uit de Baltische staten, Oekraïne en Joegoslavië.