Kamp Borger

Kamp Drouwen

 

Borger Odoorn

NAD 133

Kamp Drouwenerzand 133 te Borger, 1942 - 1943. 

 

Kamp Odoorn was een van de vele Nederlandse Arbeidsdienst (NAD) kampen verspreid over Nederland. Het kamp werd opgericht in 1941 en bleef in gebruik tot het einde van de Tweede Wereldoorlog.

De NAD was een organisatie die tijdens de Duitse bezetting van Nederland in de Tweede Wereldoorlog werd opgericht. Aanvankelijk was deelname aan de NAD vrijwillig, maar vanaf 1 januari 1942 werd het verplicht voor alle Nederlandse mannen die dat jaar 18 werden en nog geen 23 waren. Vrouwen werden ook opgeroepen, maar zij werkten meestal dichter bij huis in plaats van in de kampen. De NAD was bedoeld om werkloosheid te bestrijden, discipline en arbeidsethos bij te brengen en mannen op te leiden voor arbeid zoals het aanleggen van wegen en kanalen en het werken in de landbouw.

 

De leefomstandigheden in kamp Odoorn, zoals in veel NAD-kampen, was eenvoudig en streng. De arbeiders verbleven in barakken en moesten zich houden aan een strak dagritme. De dag begon vroeg met fysieke oefeningen, gevolgd door een dag vol werk, zoals het aanleggen van wegen, ontginnen van land of andere infrastructurele projecten. De discipline was streng en er werd veel nadruk gelegd op orde en netheid. De maaltijden waren eenvoudig en voedzaam, maar niet overvloedig. Vrije tijd was beperkt, maar er waren wel mogelijkheden voor sport en ontspanning in de avonduren. Hoewel de omstandigheden zwaar waren, was het doel van de NAD om de arbeiders een gevoel van plicht en discipline bij te brengen. Dit werd echter vaak ervaren als een vorm van dwangarbeid, vooral omdat deelname later verplicht werd.

 

De duur van het verblijf in een NAD-kamp varieerde, maar meestal duurde het enkele maanden tot een jaar. De exacte duur hing af van verschillende factoren, zoals de specifieke taken die moesten worden uitgevoerd en de behoeften van de organisatie op dat moment. Na deze dienstplicht konden de mannen naar huis, tenzij ze weigerden een contract te tekenen voor verdere werkzaamheden, zoals het graven van tankvallen en loopgraven aan het oostfront. In dat geval konden ze na wat extra dienstplicht en soms wat fysieke intimidatie alsnog vertrekken.