Kamp Hoogezand

Kamp Hoogezand

 

  • de aardappelkelder

 

Hoogezand 

In het voorjaar van 1942 werd begonnen met de bouw van de aardappelkelder. De aardappelkelder was een stenen gebouw, ingedeeld in verschillende ruimten die bedoeld waren om de aardappels in op te kunnen slaan. Er werden verschillende soorten aardappels ondergebracht: Bintjes, Eigenheimers, Deva, Noordelingen, Record, Frühmoller, Ultimus, Triumph, Eerstellingen, Gloria en bijvoorbeeld Voran.
De hoofdmaat van het voedsel dat in kamp Westerbork aan de gevangenen werd geserveerd bestond uit aardappelen. Grote hoeveelheden waren nodig om aan de levensbehoeften van de gevangenen te kunnen voldoen. In 1945 lag in totaal in de kelder meer dan 900.000 kilo aardappels opgeslagen waarvan 133.000 kilo geleverd werd door de kampboerderij. Tegelijkertijd kon in de kelder zo’n 400.000 kilo aan aardappels en groenten worden opgeslagen.
De aardappelen werden soms tot driemaal per dag naar de aardappelkelder gereden door boeren uit de omgeving. Deze kwamen binnen via de hoofdingang van het kamp. Jantinus Schutten was tijdens de oorlogsjaren boerenzoon in Hooghalen.
‘Wanneer je zo dicht bij het kamp woonde als wij, waren de contacten toch anders, dan wanneer je er ver vandaan woonde. Het kamp was veel meer realiteit. De leiding van het kamp liet bijvoorbeeld aardappelen in de omgeving kopen en deze werden dan door de boeren zelf naar de keuken in het kamp gebracht. Soms moesten ze naar de aardappelkelder gebracht worden, die buiten het kamp aan de oostzijde ligt. Wij mochten soms meerijden om de wagens vol aardappelen er naar toe te brengen.’
De werkploeg die de aardappelkelder onderhield bestond gedurende de oorlogsjaren uit een kleine groep met gevangenen (tussen de 4 en 15 personen) die deel uit maakten van de tuiniersploeg. Chef van de aardappelkeuken was de uit Hoogezand afkomstige Simon de Beer.

In de jaren zestig werd de aardappelkelder aan tijdlang verhuurd aan het boerenbedrijf Zingstra & Zonen. Na mei 1967 kwam de kelder leeg te staan. Het beheer van het gebouw werd vanaf 1970 overgenomen door de gemeente Westerbork.


Persoonlijk verhaal: Toen Simon de Beer (1893) en zijn vrouw Heika “Rika” de Beer-van der Bergh (1901) in mei 1945 uit kamp Westerbork naar Hoogezand terugkeerden troffen zij een politieagent in hun huis aan de Zuiderlaan 27 aan.

Veekoopman en aardappelen handelaar De Beer behoorde voor de oorlog tot de welgestelde Joden van Hoogezand. Gedurende een lange periode was hij penningmeester in het bestuur van de kerkelijke Joodse gemeente tot hij in augustus 1942 naar Westerbork werd overgebracht. Rika werd twee maanden later naar het kamp weggevoerd.

Vanwege zijn uitgebreide kennis van aardappelen en zijn handelsachtergrond, wist Simon in kamp Westerbork zijn eigen en Rika’s naam ruim tweeënhalf jaar van de transportlijst te houden. Als chef van de aardappelkelder was hij verantwoordelijk voor de aankoop en opslag van alle aardappelen, de belangrijkste voedselbron van de gevangenen. Deze hoge positie kon Simon en Rika’s kinderen niet redden. Abraham (1925) en Maurits (1922) de Beer waren al voor hun ouders aankomst naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd waar zij beiden binnen twee maanden kwamen te overlijden.
Na hun terugkeer in Hoogezand konden Simon en Rika zich niet echt over hun redding verheugen. Veel vrienden en kennissen waren net als hun eigen kinderen weggevoerd naar vernietigingskampen in Oost-Europa en daar vermoord. Van de 200 Joden die voor 1940 in Hoogezand woonden, overleefden slechts 15.

De teruggave van het huis en de tenietdoening van de verkoop van de synagoge in Hoogezand – die Simon vervolgens zelf met grote winst wist te verkopen – ten spijt, had het leven na 1945 voor Simon en Rika zijn glans verloren. Simon en Rika de Beer zouden hun hele leven in Hoogezand blijven wonen. Simon overleed in 1976, zijn vrouw Rika in 1996.

 

De provincie Groningen was de laatste provincie in Nederland die werd bevrijd. De Duitse soldaten lieten dit echter niet zomaar gebeuren. In het voorjaar van 1945 werd het duidelijk dat Duitsland de oorlog aan het verliezen was, maar toch verzette men zich met man en macht tegen de oprukkende Poolse en Canadese troepen. De strijd was hevig en in die laatste weken van de oorlog kostte het dan ook nog veel mensen het leven.

In het najaar van 1944 lijkt het einde van de oorlog nabij. Duitsgezinden voelen zich niet prettig meer in Nederland en op Dolle Dinsdag vluchten foute politiemannen vanuit het Westen naar Duitsland. Omdat in Groningen de strijd nog niet geleverd blijkt te zijn, blijft een groot deel hier hangen en meldt zich aan bij de Groningse Sicherheitspolizei. Deze westerlingen die bij het Nederlandse verzet niet bekend zijn, kunnen zich in Groningen anoniem onder de mensen begeven en dit leidt in de winter van 1944-1945 tot het oprollen van veel verzetsgroepen. De basis van het Gronings verzet valt hiermee weg en er breekt een angstige winter aan.
Talloze verzetsmensen, gevangenen en andere slachtoffers worden ondertussen vastgehouden in het Scholtenshuis aan de Grote Markt in Groningen, ooit neergezet door W.A. Scholten, maar nu hoofdkwartier van de SD in Groningen. Robert Lehnhoff en zijn medewerkers voeren ondertussen brute verhoren op hen uit. Tijdens de bevrijding van de stad zal het Scholtenshuis uiteindelijk in vlammen opgaan.

Aan de andere kant van Groningen ziet men ondertussen een ándere kant van de Duitsers. In Delfzijl werkt het Rode Kruis samen met de geallieerden én de Duitsers om het hongerige westen van Nederland te redden. Op 28 januari 1945 worden twee Zweedse schepen de haven van Delfzijl binnengelaten die meel en andere levensmiddelen met zich meebrengen. Levensmiddelen die niet veel later hadden moeten arriveren.

Twee-en-een-halve maand later, op 11 april 1945 betreden de geallieerden eindelijk het Groningse land. Vanuit het zuidoosten bevrijden de Polen Westerwolde en het Oldambt en op 13 april bereiken ze Veendam. Op deze dag bereiken de Canadezen de stad Groningen en kwam het 8e Canadian Reconnaissance Regiment via de Woldweg Hoogezand binnen. Probleem was echter dat de meeste bruggen waren opgeblazen. De niet afgegane bom onder de brug bij de Burgemeester Van Rooyenstraat weerhield de Canadezen er echter van om deze brug te gebruiken. De Canadezen trokken richting Martenshoek, maar Martenshoek had geen brug! Het volk moet in opperbeste stemming zijn geweest, want het brugprobleem was al snel opgelost. Met materiaal van oud-ijzerhandelaar Simons werd een overgang over de sluis gemaakt. De bruggen bleven niet lang kapot. Met zolderschuiten en gewone pramen (platbodem vaartuigen) werden ze voorlopig weer hersteld. Ondertussen opende het zwaar beschadigde Hotel Faber haar deuren voor onze bevrijders. Ook Muntendam komt niet ongeschonden uit de strijd. Ook daar wordt op 13 april de brug (in Tussenklappen) opgeblazen. Kort daarna kwamen er schepen begeleid door Duitsers aangevaren. Doordat de brug in het water was gevallen, werd het scheepvaartverkeer gestremd. Door middel van handgranaten lieten de begeleidende soldaten de schepen zinken. Verschillende schepen bevatten echter levensmiddelen, dus de Muntendammers lieten het er niet zomaar bij zitten. Men trachtte de half gezonken schepen te plunderen. Uiteindelijk worden de schepen met hulp van de politie en de O.D. (Ordedienst: een belangrijke illegale organisatie tijdens WOII) gelost en wordt de inhoud opgeslagen onder controle van de O.D. Die avond, toen de Polen al in Veendam waren, worden in het gemeentehuis wapens uitgedeeld. Op 14 april was er nog altijd geen geallieerde soldaat te zien in Muntendam. Dus neemt men het heft in eigen hand. Als eerste wordt de NSB-burgemeester Heikens van Muntendam gevangen genomen. In de loop van de dag werden meer NSB-ers gevangen genomen en ook de zogenaamde ‘Lunenburgers’ (uitgeweken NSB-ers naar Duitsland die door Duitsland teruggestuurd werden) pakt men op. Ongeveer 450 mensen werden opgesloten in de scholen die als interneringskampen werden ingericht, voordat de gevangen uiteindelijk naar de polder werden overgebracht. De interneringskampen werden eind augustus opgeheven.

 

Op 14 April 1945 geeft de frisse voorjaarswind een feestelijke zwaai aan de vlaggen die in Hoogezand en omgeving na bijna 5 jaar weer de lucht in mogen. De blijdschap is groot. Veel te eten heeft men niet, maar als je misschien wel je laatste spiegelei aan de bevrijders aanbiedt (aldus Ton van Dijken uit Harkstede), dan ben je zeker dankbaar!

Ook Slochteren wordt op 14 april bevrijd. De situatie is onoverzichtelijk, want niet ver van Slochteren wordt nog gevochten met de Duitsers. Overal langs de kant van de weg staan juichende mensen die de bevrijders verwelkomen. Plotseling duiken er echter geallieerde gevechtsvliegtuigen op die het vuur openen. Ze denken dat er nog Duitse tanks staan. De 18-jarige Anje Zwerver overleeft deze aanval niet. Hevig bloedend wordt ze naar het huis van de notaris gebracht, maar ze is al overleden. Met pantserwagens wordt haar lichaam afgevoerd en werd zij in Sappemeer begraven. Vier maanden na de bevrijding wordt ze met haar twee broers herbegraven in haar geboortedorp Winsum.
In de stad Groningen worden uiteindelijk meer dan 270 gebouwen vernield en 45 Canadezen overleven de slag, die pas op 16 april eindigt, niet.


Mensen op straat en een tank die langsrijdt tijdens de bevrijding. De Binnenlandse Strijdkrachten (BS) tijdens/rond de bevrijding bij het gemeentehuis aan de Kerkstraat in Muntendam.Foto 1: Bevrijding van Muntendam

Ondertussen verplaatsen de troepen zich noordwaarts. De Duitsers druipen vanuit Hoogezand als een stel weerloze stakkers af in de richting van Kolham en verder oostwaarts. Met wagens, karren of fietsen blazen zij de aftocht in. Lange kolonnes van vermoeide Duitse soldaten verplaatsen zich naar de grensovergangen. Van het ‘Herrenvolk’ was niets meer over.

 

De bevrijding van heel Groningen was nabij, maar op sommige plekken duurde het nog even. Omdat de Duitsers zich verplaatsen naar het oosten, trekken de bevrijders in rap tempo naar het noorden. De Duitsers die zich in de richting Delfzijl begeven zitten letterlijk in de val, maar ze geven zich niet over. Er woedt een hevige strijd die pas op 2 mei beslecht wordt. Op die dag is de provincie Groningen in zijn geheel bevrijd. Op 5 mei geven de Duitsers die zich nog in Noord- en Zuid-Holland ophouden zich over, maar de volledige bevrijding van Nederland laat nog even op zich wachten. Op 11 juni 1945 is ook Schiermonnikoog als laatste in Nederland bevrijd en is Nederland weer een vrij land.