Handgereedschap: Schaven, Schuren en Polijsten

de blokschaaf

Een blokschaaf is een stuk handgereedschap voor houtbewerking. Een blokschaaf kan zowel van hout zijn als van metaal (meestal staal), en wordt gebruikt om houten werkstukken te schaven, dat wil zeggen glad en strak af te werken. De vakman spreekt van opschaven. De houten schaven werden oorspronkelijk door de vakman zelf gemaakt. Voor de beitel ging hij naar de smid. In perioden van weinig werk of in de wintertijd was er vaak wel tijd voor dergelijke klussen.

 

De basis is een blok van hout, meestal beuken. Hierin is een wigvormige opening gemaakt, die aan de onderzijde eindigt in een smalle gleuf, de bek genaamd. Aan de zijkanten van deze opening zijn extra wigvormige gleuven gemaakt voor de bevestiging van de peg (het slothout of wig). In deze opening komt de beitel te liggen met de schaafbeitel onder en de keerbeitel boven. De keerbeitel wordt met een cilinderschroef met zaaggleuf aan de schaafbeitel bevestigd. Dan worden deze vastgeklemd met de peg. Om dit alles goed aan te brengen gaat men als volgt te werk:

  1. Neem het blok in de linkerhand met de duim in de opening.

  2. Schuif de beitel en de peg samen onder de duim door in de opening ongeveer op de juiste diepte en duw de peg handvast (de duim dient voor het gecontroleerd vasthouden van de beitel en de peg).

  3. Draai de schaaf met de onderzijde naar boven en kijk over de zool hoever de beitel uitsteekt

  4. Zodra dit juist is kan de peg met een paar tikjes van de hamer goed vast gezet worden.

Voor het goed afstellen is een hamer nodig. De beitel mag zover buiten de zool uitsteken, dat er ongeveer de dikte van schrijfpapier wordt afgeschaafd. Zodra de juiste schaafdiepte is afgesteld tikt men de peg met de hamer klem in het blok. De keerbeitel zit een klein stukje hoger dan de schaafbeitel, maar niet meer dan een 1,5 mm (bij houten zoete blokschaaf)

Als de beitel bot is geworden, moet deze geslepen worden. De beitel wordt deze gelost door met een hamer een paar forse tikken op de achterkant van het blok te geven (men dient met de duim de beitel vast te houden). Hierdoor "schrikt" de peg met beitel los. Om beschadigen van het hout te voorkomen is achter op het blok vaak een stalen slagdop aangebracht. Verder is het blok aan de voor- en achterzijde meestal zodanig gevormd, dat het goed in de hand ligt. Op de goedkopere modellen laat men de extra's, zoals hoorn, blokje en steenbeuken zool, vaak achterwege, wat niet wil zeggen dat er niet goed mee geschaafd kan worden.

 

De opbouw bij de stalen schaaf verschilt niet wezenlijk van die van de houten schaaf, en de werking al helemaal niet. Het spreekt voor zich dat men kiest voor beperking van materiaal, vanwege de kosten, maar ook om zo veel mogelijk gewicht te besparen. Het 'blok' is niet massief als bij de houten schaaf, maar bestaat uit niet veel meer dan de zool met wat aangegoten delen voor bevestiging van de overige onderdelen. Bailey ontwikkelde de stalen schaaf rond 1860 uit de houten schaaf. Deze stalen schaven worden nog steeds door Stanley gemaakt en verkocht. Voor liefhebbers van handgereedschap met een groter budget bestaan er aanzienlijk duurdere merken zoals Clifton of Lie-Nielsen die zorgvuldiger gefabriceerd zijn uit nog betere materialen. De beitel wordt bij metalen schaven op de plaats gehouden met een stalen dekbeitel, waaraan een klemmechanisme zit, in plaats van met een wig (peg). De mate van klemmen wordt bereikt met een stelschroef, die door de klem in het blok zit.

Vooraan zit een ronde knop in plaats van de hoorn bij het houten model en achter een anatomisch gevormd handvat. Beide zijn van hout of kunststof om warmtegeleiding vanuit de handen tegen te gaan. Het spreekt voor zich dat een stalen schaaf een veel langere levensduur heeft dan de houten schaaf. Ook kan er zeer accuraat mee gewerkt worden.

Voor het afstellen van de stalen schaaf is geen hamer nodig. De stalen blokschaaf is voorzien van een stelmoer voor de diepteafstelling van de beitel ten opzichte van de zool. Ook steekt er een handeltje (de stelarm) boven de beitel uit, waarmee men deze zuiver evenwijdig aan de zool kan afstellen door deze naar behoefte naar links of rechts te bewegen. De stelschroef zorgt voor een dikkere of dunnere laag te verspanen materiaal.

 

De schaafbeitel snijdt een dun laagje van het hout af. De keerbeitel buigt dit om tot een schaafkrul, zodat dit gemakkelijk van de schaaf valt. De keerbeitel voorkomt bij tegendraads schaven dat de beitel zich in het hout 'vreet', hij breekt dus de krul. Deze techniek noemt men verspanen.

 

de reischaaf

Een reischaaf of rijschaaf is een lange rechte schaaf die wordt gebruikt om hout zuiver glad en op maat te schaven, nadat dit met de wat kortere voorloper is voorbewerkt. Een reischaaf kan zowel van hout zijn als van metaal (meestal staal). De blokschaaf, voorloper en reischaaf zijn in principe gelijk, ze verschillen alleen in de lengte van het blok. De stalen uitvoering van de reischaaf is meestal 35 cm of langer. De houten uitvoering wordt nog langer uitgevoerd, omdat deze eerder slijtage vertoont.

 

de grondschaaf

Een grondschaaf (horletoetoudewijventandtrappenschaaf) is een schaaf met een smalle beitel, waarvan de steel onder een hoek van 90 graden staat zodat de diepte makkelijk verticaal kan worden ingesteld. De steel maakt onderin een bocht zodat de snijkant voor horizontaal snijden geschikt is. Dit snijdende deel staat wel horizontaal in de gleuf die glad gemaakt moet worden. De schaaf wordt met beide handen vastgehouden en steunt met de houder waarin het beiteltje zit op het materiaal dat naast te schaven gleuf zit. Er kunnen beitels in worden gezet van verschillende breedte. Deze schaaf wordt gebruikt om kepen op diepte te maken en/of de bodem van de keep glad en haaks met de zijkanten te maken. Bijvoorbeeld om de kepen of nesten voor traptreden en stootborden in trapbomen te maken.

 

de ploegschaaf

Een ploegschaaf of groefschaaf is een stuk gereedschap voor het schaven van een groef in de zijkant van een plank voor de messing-en-groefverbinding. Elke keer kan er maar ongeveer 2 mm diep geschaafd worden. Aan de zijkant van de schaaf zit de geleider, die langs de buitenkant van de plank loopt. In het midden onder de schaaf zit een ijzeren strip, die de schaaf door de groef leidt.

De veer in een plank, die in de groef past, wordt met een veerploeg geschaafd.

 

de profielschaaf

 Voor het maken van lijstwerk en profileringen

 

de spookschaaf (hol- en bolschaaf)

Een spookschaaf is een bepaald type schaaf met twee handvatten, aan beide zijden van de beitel. Ze wordt gebruikt om smalle gebogen en ronde oppervlakken te schaven. Bijvoorbeeld om spaken van houten wielen, pijlen en stoelpoten mee rond te schaven. Ook andere langwerpige houten voorwerpen, zoals oefenzwaarden[1] kunnen met behulp van een spookschaaf gemaakt worden.

Enkele eeuwen terug is dit type gereedschap in Engeland uitgevonden en kreeg de naam spokeshave, naar de houten wielspaken die ermee gemaakt werden. In het Nederlands werd dat: spookschaaf. De eerste modellen waren gemaakt van een simpel houten blok met een beitel die met twee arenden aan het blok was bevestigd. Het tegenwoordige model lijkt er nog sprekend op: de beitel wordt nu vastgeklemd met een dekbeitel met schroef en de houder is van staal.

Er zijn verschillende uitvoeringen:

  • voor het schaven van ronde gebogen oppervlakken heeft de zool een bolle vorm

  • voor het schaven van bolle oppervlakken wordt de schaaf met rechte zool gebruikt

  • voor het schaven van gebogen vormen die ook een bol oppervlak hebben wordt de schaaf met holle zool gebruikt

  • de combinatiespookschaaf heeft twee vormen naast elkaar: de holle en de rechte zool

Omdat wielen en pijlen niet meer courant in hout gemaakt worden en stoelpoten veelal machinaal gefabriceerd worden, is het ook steeds moeilijker om een spookschaaf in de handel te verkrijgen. Moderne spookschaven, zoals de Stanley 151 of de IRWIN Record A151 en A151R, met een beitel die onder een hoek met de zool gemonteerd is, worden door verschillende fabrikanten gemaakt en zijn in de gespecialiseerde vakhandel voor houtbewerking te verkrijgen. Klassieke spookschaven, met een vlakke beitel die onderdeel van de zool uitmaakt, worden mondjesmaat met de hand gemaakt.

 

de sponningschaaf

Een sponningschaaf is een smal type blokschaaf waarvan de beitel een haartje breder is dan het blok. Er kunnen sponningen mee worden geschaafd die tot diep in de hoek vlak en haaks zijn. Naast het eenvoudige model, bestaan er nog wat varianten van de sponningschaaf, zoals het zg. duplexmodel dat twee posities voor de beitel heeft, en een type waarvan de beitel twee haaks op elkaar staande snijvlakken heeft: een voor de onder- en een voor de zijkant van de sponning. Om de juiste afmeting van de sponning te verkrijgen zitten er op de schaaf twee instelbare aanslagen voor de diepte en de breedte.

Sponningen vinden we in kozijnen om het glas in te plaatsen of een raam of deur in af te hangen. Ook in ramen zitten sponningen om het glas in te plaatsen. Tegenwoordig worden sponningen machinaal gemaakt, veelal in een timmerfabriek. Daar beschikken ze over een freesmachine of een machine met tot wel zeven schaafassen, waar het hout in één arbeidsgang volledig geprofileerd uit tevoorschijn komt.

 

de veerploeg

Een veerploeg is een stuk gereedschap voor het schaven van een veer aan een plank voor de messing-en-groefverbinding. De veer ontstaat door het wegschaven van hout ter weerszijden van de veer. De schaaf kan door twee mensen bediend worden.

De groef in een plank, waar de veer inpast, wordt met een ploegschaaf geschaafd.

 

de voorloper

De voorloper is een bepaald type schaaf die wordt gebruikt in de houtbewerking.

Houten voorlopers kennen een lengte van circa 650 millimeter (mm) met een beitelbreedte van 50 mm (2 duims). De voorloper wordt gebruikt om hout zuiver recht te schaven (reien geheten) en er kan veel hout mee worden weggeschaafd. De voorloper is voorzien van een dubbele beitel met een slijphoek van 35 graden. Een vergelijkbare schaaf is de reischaaf die in hout uitgevoerd nog wat langer (750 mm) of in staal wat korter is (550 mm), maar waarvan in beide uitvoeringen de slijphoek scherper is (30 graden) met meer beitelbreedte (56-60 mm).

De houten of ook stalen voorloper werd voornamelijk toegepast om hout alvast zo veel mogelijk recht en glad te schaven, waarna de reischaaf werd gebruikt voor het optimale resultaat. De voorloper werd echter ook wel toegepast als reischaaf. Vandaag de dag zijn deze wijzen van schaven grotendeels verdwenen.