Bijbel
n het midden van de zestiende eeuw nam in de Nederlanden de vervolging door de Spanjaarden van niet-Katholieken sterk toe door de komst van de Spaanse inquisitie. Tegelijktertijd groeide, tegen de verdrukking in, het aantal protestanten (gereformeerden, luthersen, doopsgezinden) en zij hielden in het geheim godsdienstige samenkomsten. Dit deden zij in afgelegen velden waar de voorganger (vaak een voormalig Katholiek pastoor) een gedeelte uit de bijbel voorlas, daarover mediteerde en een gebed deed. Dit waren de zogenaamde hagepreken.
Als deelnemers aan de hagepreek betrapt werden door de overheid, werden ze zwaar bestraft. Zowel met boetes als met lijfstraffen.
Als de predikant werd gegrepen wachtte hem de doodstraf. Zo werd de eerste Noord-Nederlandse voorganger, te weten Jan de Bakker uit Woerden, in Den Haag verbrand in het jaar 1525.
Wie aan zag komen (of getipt werd door relaties) dat hij/zij gearresteerd zou worden en wie nog kon vluchten deed dit in vliegende haast. Een deel van de mannen vluchtte naar de Geuzenvloot en versterkte daarmee diens bemanning. Een ander deel, soms complete gezinnen, vluchtte naar omliggende landen waar de protestantse godsdienst niet verboden was.
Een groot gedeelte van de vluchtelingen bestond uit handwerkslieden, ambachtslieden en kooplui. Grote groepen kwamen in Engeland terecht die daar al snel eigen kerken stichtten, in circa twintig dorpen of steden. Er waren daar dorpen die in de tweede helft van de zestiende eeuw wel tot 1/3 uit Nederlandse, Vlaamse en Waalse vluchtelingen bestonden. Zij zaten daar niet in een soort vluchtelingenkamp maar leidden een zeer actief leven in nijverheid en handel. Ze hadden eigen dominees. Toen bijvoorbeeld Dordrecht in 1572 van de Spanjaarden bevrijd was, beriepen ze twee dominees uit de vluchtelingengemeenten in Engeland.
Naast een aantal kleinere groeperingen in andere landen, onstond er in de plaats Emden, waar de gravin de reformatie wel gezind was, een grote Nederlandse vluchtelingengemeente. Nadat in de Nederlanden de bijbeldrukker Liesveld was onthoofd in 1545, durfde jarenlang geen Nederlandse drukker het meer aan de bijbel te drukken, maar in de stad Emden werden vanuit de Nederlandse vluchtelingengemeente al snel bijbels gedrukt.
Lutherse en Doopsgezinde bijbels
In 1560 werd door Nicolas Biestkens een Nederlandstalige bijbel vervaardigd. Deze was vooral geliefd bij de Doopsgezinden en is bij hen tot in de negentiende eeuw in gebruik geweest.
Lutherse bijbels
Ook de Luthersen gebruikten deze Biestkens-bijbel tot er in 1648 een Lutherbijbel in Nederlandse taal uitkwam. Deze bijbel bleef bij hen in gebruik tot er in Amsterdam bij Lindenbergh op groot formaat een Nederlandstalige Lutherbijbel werd uitgegeven. Vaak zelfs met gravures van Romeyn de Hooghe. Deze bijbel volgt als het ware de Lutherbijbel van 1648 op.
Gereformeerde bijbels
Eveneens in Emden werd in 1561 de zogenaamde deux aes - bijbel gedrukt. Deze bijbel werd meest door de gereformeerden en hun kerken gebruikt, tot de Statenvertaling in inmiddels grotendeels vrij Nederland in 1637 beschikbaar kwam. De tekst van het Oude Testament is hoogstwaarschijnlijk van Godfried van Winghen, die zich daarvoor hoofdzakelijk op de Liesveld-bijbel baseerde en voor het Nieuwe Testament van Johan Dyrkinus.
In deze deux aes-bijbel staan veelal kanttekeningen die ontleend zijn aan de Lutherbijbel (versie Michael Lotter) van 1545 waarbij in de kanttekeningen van het bijbelboek 'Nehemia' hoofdstuk 3:5 staat:
' De armen moete het cruyce draghen,
de rijcke en geven niets,
deux aes en heeft niet,
six cincque en geeft niet,
quater dry die helpen vry'.
Deze vreemde woorden zijn ontleend aan het dobbelspel: deux aes is 2,1; quater dry is 4,3 en six cincque is 6,5. Vrij vertaald staat hier: ' De armen hebben niets, de rijken geven niets, maar de middenstand moet dan maar de last opbrengen'. Hieraan ontleend deze bijbel zijn naam.
Op meer plaatsen waren wel erg volkse kanttekeningen opgenomen. Zo werd bijvoorbeeld door Luther ook verwezen bij kanttekeningen naar Tijl Uilespiegel. Tegen dit soort kanttekeningen en ook tegen de verouderde Luther-vertaling op zich kwamen de protestantse kerken steeds meer in verzet. Dit resulteerde in een uitgave waarin deze kanttekeningen vervangen werden door die van Nederlandse dominees. Nu ontstond er dus een deux aex-bijbel zonder de gewraakte deux aes-kanttekeningen. Zie bijvoorbeeld hieronder een vertaling bewerkt door P.H. Dit was Petrus Hackius, predikant te Leiden. Zie afbeelding hieronder van deze bijbel, gedrukt bij Isaac Jansz. Canin te Dordrecht. (Dit was een zoon van J. Canin, die de eerste Nederlandse bijbel in vrij Holland uitgaf.)
De basis voor deze bijbel was de zogenaamde Geneefse bijbel, aldaar in het Frans gedrukt. Dit was een vertaling uit het Latijn en Grieks door Tremelius met zijn schoonzoon Junius, ook wel Junium genoemd.
Eveneens kwam er een vertaling die ook van kanttekeningen voorzien was door dominee Doreslaar. Ook de predikant Faukelius (Faukelium), die later ook bij de Statenvertaling ingeschakeld was, gaf een door hem bewerkte bijbel uit. De basis voor hun bijbels was een vertaling door Marlorati, een Franse theoloog. Zie afbeelding hieronder van deze bijbel gedrukt bij Jan Jansz. Boeckvercooper te Arnhem in 1614. Deze Jan Jansz., ook wel Jansonius genoemd was een belangrijke drukker. Hij was zo kapitaalkrachtig dat hij ook wel belangen had in papiermolens op de Veluwe.
Katholieke bijbels
In Vlaanderen gaf Willem Vorsterman een eerste bijbel uit in de landstaal in 1528. Hoewel de katholieke kerk fel tegen het lezen van de bijbel door niet-geestelijken was, kreeg hij het toch voor elkaar dat de inquisitier Nicolaas Coppijn de bijbel van zijn goedkeuring voorzag. De bijbel werd goed verkocht en kende diverse herdrukken, tot 1545. Toen bleek dat er tussen de eerste druk en de herdrukken verschillen zaten. In de drukken van latere jaren was een grote overeenkomst gekomen met de protestantse Liesveldbijbel. Meteen werden alle uitgaven van Vorsterman verboden, evenals de kopieen die gedrukt waren door Hendrik Peetersen van Middelborch. Terwijl Liesveld ondanks het verbod van de Spaanse Inquisitie nog doorging met drukken, wat hem letterlijk de kop kostte, stopte Vorsterman direct met zijn activiteiten na het verbod van de Katholieke kerk.
In hetzelfde jaar als de onthoofding van Liesveld werd op het Concilie van Trente (en volgende jaren herhaald) nog eens duidelijk uitgesproken dat de enige ware en toegestande bijbel de Vulgaat was. Deze Vulgaat was een bijbel die door Hieronymus in het jaar 383 in opdracht van Paus Damasis vertaald was. (Het Nieuwe Testament uit het Grieks en het Oude Testament uit het Hebreeuws.) Bij zijn werk gebruikte hij ook de oudere vertaling uit het Hebreeuws in het Grieks die door een aantal Joodse geleerden uit Alexandrie was vervaardigd, de zogenaamde Septuagint.
Het Latijn was sinds die tijd het overheersende spreek- en schrijftaal van geleerden die deze taal aan universiteiten en kloosterscholen hadden geleerd. In deze taal communiceerden zij wereldwijd met elkaar.
Uit de Latijnse Vulgaat werd in een Nederlandse vertaling de Moerentorf-bijbel gedrukt in Antwerpen in 1599. Moerentorf, ook wel Moretus genoemd, was een schoonzoon van de beroemde drukker Plantijn.
Dit was de eerste Nederlandstalige bijbel die door de Katholieke Kerk goedgekeurd was en bleef.
Deze bijbel is door de Katholieken tot in de twintigste eeuw gebruikt.
De Bijbel bestaat uit 66 losse boeken/brieven die volgens 2 Timotheüs 3:16 door de God van de Bijbel geïnspireerd zijn. D.w.z. dat God d.m.v. de Heilige Geest elk van de 40 schrijvers over een periode van 1.500 jaar de woorden gegeven heeft om op te schrijven. D.m.v. dit proces heeft God de menselijke persoonlijkheid, levenservaring, cultureel achtergrond, opleiding e.d. niet buiten beschouwing gelaten. God heeft ‘gewone’ mensen van vlees en bloed bereid gevonden om Zijn liefde, genade en reddingsplan vast te leggen zodat deze door de millennia heen aan alle mensen bekend gemaakt zou kunnen worden.
De 66 bijbelboeken zijn verdeeld in twee testamenten; het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Mocht je de Bijbel nog nooit eerder gelezen te hebben, begin dan niet met Genesis (wat heel logisch lijkt), maar begin met het Evangelie van Johannes. Dit is het vierde boek in het Nieuwe Testament. De reden hiervoor is omdat Johannes in zijn Evangelie aangeeft dat hij het geschreven heeft met de bedoeling dat je gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en dat je door te geloven (eeuwig) leven hebt in Hem.
Oude Testament
Pentateuch
- Genesis
- Exodus
- Leviticus
- Numeri
- Deuteronomium
Historische boeken
- Jozua
- Richteren
- Ruth
- 1 en 2 Samuël
- 1 en 2 Koningen
- 1 en 2 Kronieken
- Ezra
- Nehemia
- Esther
Poëtische en wijsheidsboeken
- Job
- Psalmen
- Spreuken
- Prediker
- Hooglied
Grote profeten
- Jesaja
- Jeremia
- Klaagliederen
- Ezechiël
- Daniël
Kleine profeten
- Hosea
- Joël
- Amos
- Obadja
- Jona
- Micha
- Nahum
- Habakuk
- Sefanja
- Haggaï
- Zacharia
- Maleachi
Nieuwe Testament
Evangeliën
- Mattheüs
- Markus
- Lukas
- Johannes
Historisch boek
- Handelingen
Brieven van Apostelen
- Romeinen
- 1 en 2 Korinthe
- Galaten
- Efeziërs
- Filippenzen
- Kolossenzen
- 1 en 2 Thessalonicenzen
- 1 en 2 Timotheüs
- Titus
- Filemon
- Hebreeën
- Jakobus
- 1 en 2 Petrus
- 1, 2 en 3 Johannes
- Judas
Profetie
- Openbaring van Jezus Christus
Liesveldtbijbel
De Moderne Devotie is een grote stimulans geweest om de gehele Bijbel in de volkstaal te verspreiden. Onder leiding van Geert Grote werden gedeelten vertaald uit de Vulgaat (Latijnse tekst van de Septuagint, vertaald door Hironymus in 404 vanuit de Hebreeuwse grondtaal en in gebruik bij de RK-kerk). Luther kreeg nog meer invloed, hij vertaalde de Bijbel vanaf 1522 als eerste uit de grondtekst. De reformatorische bijbelvertalingen, die bijna allen op zijn vertaling teruggingen, kwamen uit Antwerpen.
In navolging van Pietersoen uit Amsterdam gaf drukker Jakob van Liesveldt in 1522 de 4 evangeliën uit. Vier jaar later drukte hij de eerste volledige Nederlandse bijbel, waarbij Luthers vertaling werd gebruikt voor het NT en de Vulgaat plus andere vertalingen voor het OT. In deze uitgave ontbrak de verzenindeling, wel waren houtsneden opgenomen uit de Lutherbijbel, gegraveerd door Lucas Cranach (in navolging van Albrecht Dürer). Voor degenen die niet konden lezen, waren de Bijbelillustraties van groot belang. De Bijbels werden door het volk gretig ontvangen en dat was een aanmoediging voor Liesveldt om meer Bijbeldrukken te verzorgen. In de volgende uitgaven werden steeds meer gedeelten van Luthers vertaling opgenomen tot in 1535 de gehele Bijbel in deze vertaling werd uitgegeven. Drie jaar later kreeg de drukker moeilijkheden met justitie. Dat leidde tot verbranden van zijn Bijbels en andere uitgaven. De laatste en beste druk van de Liesveldtbijbel (1542) is de vertaling van de gehele Lutherbijbel met de volledige kanttekeningen van Luther.
Daarop reageerde de roomsgezinde overheid met plakkaten om de uitgave van de Liesveldtbijbel te verbieden. Drukker Liesveldt werd veroordeeld, vooral om de kanttekening bij Kolossenzen 1 over genade en vergeving van de zonden door Christus Jezus. Zijn onthoofding vond plaats in 1545. Ook verbood de rooms-katholieke kerk het gewone volk om de Bijbel in hun eigen taal te bezitten en gaf Nicolaas van Winghe de opdracht in 1548 om vanuit de Vulgaat een eigen vertaling te maken. Deze werd bij drukker Moerentorf ongewijzigd uitgegeven tot ongeveer 1900. In 1556 werd in de vluchtelingengemeente te Emden de eerste gereformeerde Bijbel in gebruik genomen. De uitgave was een particuliere onderneming van de Emder uitgevers Steven Mierdman en Gilles van der Erve. Het uitgangspunt was het volk naar de Bijbel te brengen door een zo getrouw mogelijke vertaling naar de oorspronkelijke teksten, dus in het voetspoor van Calvijn. Deze vertaling liet te lang op zich wachten en daarom nam men de toevlucht tot een bewerking van de Zürichse Bijbel van Zwingli, vertaald door Jan Gheylliart, die vanuit de grondtekst was overgezet, maar ook een aantal gedeelten van Luthers' vertaling bevatte. Door de vele wijzigingen waren ze niet meer als Luthers werk te herkennen. Omdat de tekst sterk afweek van de geliefde Liesveldtbijbel, kwam er geen tweede druk.
Deux aesbijbel
In 1562 werd de Deux-aesbijbel, waarbij de predikanten Godfried van Winghen en Johannes Dyrckinus betrokken waren (beiden waren bevriend met Utenhove), uitgegeven door Gillis van der Erve. Het zou een herziening moeten worden van de Liesveldtbijbel met behulp van de Zurichse Bijbel en de Luthervertaling voor het OT. De kanttekeningen zijn overgenomen van Luther . Dyrckinus gebruikte voor het NT de grondtekst, de Franse vertaling van Calvijn met daarbij een verzenindeling en de Latijnse vertaling van Beza.
De typische naam van deze Bijbel: Deux-aes hangt samen met de kanttekening bij Neh. 3:5: de armen moeten het kruis dragen, de rijken en geven niets, deux aes en heeft niet, six cinque en gheeft niet, quater dry die helpen vry. Men moet hierbij denken aan het werpen van twee dobbelstenen. Deux aes, twee en een, is een lage worp, daarmee worden de armen bedoeld. Six cinque, zes en vijf, is de hoogste worp, slaat op de rijken. Quater dry, vier en drie, dat zijn de mensen van de middenstand, die wel helpen. De Deux-aesbijbel is de eerste geweest, die in bevrijde gebieden werd gedrukt, zie Jan Canin te Dordrecht in 1572. Hij kreeg in de jaren 1579 tot 1582 toestemming van de Staten van Holland en Zeeland, die dus toen al belangstelling toonden voor de zaak van de Bijbelvertaling.
Deze Bijbel was al spoedig geliefd bij de gereformeerden en bleef in gebruik tot de komst van de Statenvertaling in 1637. Dopersen en Lutheranen hebben eeuwenlang de Emdense Biestkensbijbel uit 1560 als basis voor hun Bijbel gebruikt. Dit was een bewerking van de Liesveldtbijbel met aanpassingen van de Luthertekst. Bij latere uitgaven werd meer de grondtaal gebruikt.
Bijbel met landkaarten
De oudste bijbelkaart zit in een bijbel die in 1538 gedrukt is door Liesvelt in Antwerpen. Het is een houtsnede kaart die gebaseerd is op een ontwerp die Lucas Cranach in ca. 1510 als landkaart maakte.
Een zeer bekende kaartenmaker in de zeventiende eeuw voor o.a. bijbels was Ds. Petrus Plancius, de bekende stimulator van de reis naar India om de noord. Deze eindigde echter met de schipbreuk en overwintering op Nova Zembla. We gaan op hem dieper in omdat zijn kaarten voor meerdere latere kaartenmakers de grondslag vormden. Plancius was geboren in 1551 te Dranoutre in West-Vlaanderen. Hij ging theologie, geschiedenis en talen studeren in Engeland en er wordt wel beweerd dat hij de exacte vakken van de beroemde geograaf Mercator heeft geleerd. In 1572 was zijn studie voltooid en werd hij predikant in respectievelijk Mechelen, Leuven en Brussel.
Bij de verovering van Brussel door de Spanjaarden in 1585 wist hij als soldaat verkleed te vluchten naar Noord-Nederland. Hij werd predikant te Amsterdam en was daarnaast ook zeer bezig met geografie. Hij had een dikke vinger in de pap bij de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in 1602. Hij examineerde de ziekentroosters (soort hulppredikanten die met de schepen van de VOC meevaarden) en gaf vanaf de kansel van de Nieuwe Kerk les aan de zeelieden van de VOC. Deze brachten tevens van verre reizen Plancius steeds op de hoogte van nieuwe ontdekkingen; hij wist Spaanse en Portugese zeekaarten te bemachtigen die in die tijd een stuk verder waren met het bevaren van onbekende werelddelen dan de Nederlanders. Van Franse en Engelse zeelieden wist hij ook hun scheepsjournalen en zeilaanwijzingen te bemachtigen. Dit alles verwerkte hij in zijn kaarten. Zijn eerste wereldkaart dateert van 1592. De graveur was Baptista Doetecomius, ook wel Deutecom genoemd, wiens naam ook op de kaart vermeld staat. De afgebeelde kaarten van zijn hand bevinden zich in een bijbel van bijbeldrukker Canin uit Dordrecht.
De wereldkaarten in de Statenbijbels uit de voorgaande decennia bestrijken de tijd midden in de grote ontdekkingsreizenperiode en geven een goed beeld van de voortschrijdende nieuwe ontwikkelingen, waardoor bijvoorbeeld zichtbaar is dat Australie aanvankelijk nog maar voor een deel is weergegeven, aangezien dit continent vanwege de gevaarlijke riffen nog niet geheel omzeild was (denk aan de stranding van het schip 'de Geldermalsenâ.
Cornelis de Houtman voer als eerste Nederlandse schipper in 1595 naar Oost-Indie« met een 2 jaar durende tocht en Olivier van Noort zeilde als 1e Hollandse kapitein in 1598 een reis om de wereld. De Nederlandse kaartenmakers ontwikkelden zich tot de beste ter wereld. Op kaarten in bijbels van telkemale latere uitgaven zien we steeds minder witte plekken met nog niet bezeilde gebieden.
Geillustreerde bijbel.
Naast genoemde landkaarten bevatten een aantal bijbels talrijke houtsnedes, etsen en kopergravures welke een inzicht geven in de Nederlandse binnenhuis-inrichting, jacht, visserij en landbouw in de jaren rond 1600-1800. We zien bijbelse taferelen ingetekend in/op/bij Nederlandse kastelen, kasteeltuinen, steden,dorpen, rivieren, bruggen, landhuiskeukens met tebehoren zoals fazanten, patrijzen, hazen, vissen, knollen, kolen met keukengereedschap zijn in de jaren 1600-1680 minutieus in gravures en etsen vastgelegd. Hieronder een gravure van 'ark van Noach', getekend door Jan van Londerseel en gegraveerd door Chrispijn de Passe, 1612. Deze bevindt zich in de Grote Prentbijbel van Reynier en Josua Ottens.
De tekenaar Jan van Londerseel noemde zich op een andere gravure die in ons bezit is Joannes Londerselius. Hij is geboren in Antwerpen in 1578 en overleed in Rotterdam voor 7 januari 1625. Waarschijnlijk heeft hij in het atelier van Abram de Bruyn zijn opleiding gehad. Deze was de vader van zijn zwager, Nicolas de Bruyn. Rond 1600 volgde hij zijn broer Ahassuerus naar Rotterdam. Daarnaast weten we dat hij in 1614 in Delft woonde. De graveur Chrispijn de Passe leefde van 1564 tot 1637 en is geboren in Arnemuiden. Hij heeft voor meerdere tekenaars de gravures gegraveerd, onder andere voor Marten de Vos en Maarten van Heemskerck.
Pas na het jaar 1680 werd Israel / Kanaan / Egypte door een Nederlandse tekenaar bezocht en zagen de illustraties er meer Oosters georienteerd uit en werden bijvoorbeeld kamelen niet meer als een paard met een bult en slangenhals afgebeeld en de piramiden niet meer als een Nederlands torenspits. Het zijn vaak houtsneden, gravures, etsen van nu nog bekende meesters zoals Christofel van Sichem, Albrecht Durer, Jan Luiken, Hondecoeter, Marten de Vos, David Vinckboom, Hendrik Goltzius, Maarten Heemskerk enz.
Er zijn afbeeldingen bij die als voorbeeld hebben gediend voor Delftsblauwe bijbeltegels voor o.a. in de open haard en andere blauwe tegels. Na de enigszins primitieve houtsneden is steeds het voortschrijden van de drukkerskunst te zien in gravures, etsen, steendrukken, Litho; de aarzelende eerste vormen van kleurendruk met in het begin nog een beperkt aantal kleuren met uitvloeiende lijnen omdat ieder vel voor iedere kleur weer opnieuw door de pers ging tot een steeds betere beheersing hiervan toe.
Piratendruk: Jacob Pieterszoon Wachter op den dam,1643 gedrukt met kennis en toelating van de achtbare Heeren de H.H. Burgemeesters en de regeerders der stadt Amsterdam. In wezen was dit verboden omdat de Statengeneraal het privilege voor 15 jaar vanaf 1636 hadden verleend aan de uitgever: de weduwe Van Wouw met haar drukker Paulus Aerts van Ravenstein.
Jehova bijbel
Klederdrachtbijbels. Deze hebben zilveren sloten, hoekstukken en een ketting waaraan de bijbel aan de arm naar de kerk werd gedragen in de klederdrachtstreken.
Rouwbijbels
Huwelijksbijbels
Bijbels van het Zendingsgenootschap (o.a. voor het toenmalig Nederlands Indie).
Keurvorstenbijbel met de portretten van de Duitse Keursvorsten afgebeeld onder andere met hun bezittingen in Nederland.
Liesveld bijbel met houtsnede van de duivel in een monnikspij bij Mattheus 4. Liesveld is later door de Spanjaarden onthoofd.
Bijzondere bijbels Er zijn bijbels bij waarin generaties lang geslachtsregisters zijn bijgehouden met soms aantekeningen over bijzondere gebeurtenissen. Bijvoorbeeld over het vergaan van een schip, een dorpsbrand, een zware orkaan die verwoestingen aanrichtte, geboortes, dopen met namen getuigen van de dienaar, van de peter, meter of overledenen, bijbel geërfd door, geschonken door, geschonken aan enz.
Hugenotenbijbel
Een Hugenotenbijbel bestemd voor de Franse hugenoten aldaar, gedrukt in Leiden in 1669 bij Lodewijk en zijn neef Daniel Elzevier in de Franse taal. Nadat de Hugenoten door de Franse koning uit Frankrijk verdreven waren en meest in Zeeland, Amsterdam en Leiden zich vestigden wilden ze kennelijk in hun nieuwe land de Bijbel in hun moedertaal lezen. Tot nu toe bestaan er Waalse gemeenten waar de Bijbel in het Frans gelezen en de dienst in het Frans gehouden wordt. Overigens was het Frans ook de taal van het Stadhouderlijk hof en de adel.
Kanselbijbels
Uilenspiegel bijbel
Deux bijbel
Petrus Hackius bijbel
Hermanum Faukelius bijbel
Tremelius bijbel
Psalmbundels in bijzondere uitgaven zoals een met ingebouwd geldbuideltje voor kerkcollectegeld.
KEUR Statenbijbel
Terwijl de bakermat van het later zo beroemd geworden geslacht KEUR eveneens in Dordrecht gevonden wordt. De grondlegger was Jacob Braat, met de drukkerij: "In de werckende hoop", die in 1662 een volledige Statenbijbel uitgaf. Zijn stiefzoon was de eerste van het vermaarde Bijbeldrukkersgeslacht KEUR; Dit bestond tenslotte uit respectievelijk
- Hendrik I
- Jacob I
- Pieter
- Hendrik II
- Jacob II
KEUR, die in 1666 hun eerste Statenbijbel uitgaven en als geslacht dit werk meer dan een eeuw continueerden. Hun eerste bijbels gaven ze uit in compagnie jmet Marcus Doornick te Amsterdam. Latere uitgaven werd tevens een neef van Marcus Doornick, te weten Pieter Rotterdam te Amsterdam, erbij betrokken. De derde generatie KEUR was inmiddels financieel zo sterk en had zo'n dominante marktspositie dat zij andere drukkers niet meer nodig hadden. De KEUR Statenbijbels waren van de allerbeste kwaliteit, voor de omslag werd zwaar rundleder aangewend, het hout was van eiken wagenschot, sterk papier met zware hennepen koorden werden de katernen in het hout vastgezet, Op het leder werden de koperen sloten vaak in de voor hen zo karakteristieke krab ofwel spinmodel opgezet. Er waren nagenoeg geen drukfouten in deze KEUR Statenbijbels aanwezig. Tot op de dag van vandaag worden nog Statenbijbels gedrukt/herdrukt naar de beste uitgave van KEUR.
Oude Testament
inhoud
Oude Testament is de naam die de eerste christenen gaven aan de bundel joodse boeken die samen de Tenach vormen, de joodse bijbel. Een testament is een verbond, en de christenen wilden een duidelijk onderscheid maken tussen het Oude verbond (dat van God met de mensheid) en het Nieuwe (dat van Jezus met de mensheid). In zijn tweede brief aan de Korinthiërs maakt Paulus voor het eerst gewag van de term Oude Testament (2 Kor. 3:14). In het evangelie van Mattheüs wordt de term Nieuwe Testament geïntroduceerd, tijdens het Laatste Avondmaal (Matth. 26:28).
In het Oude Testament wordt de geschiedenis van het joodse volk en van Israël beschreven. Centraal staat het exclusieve verdrag dat God met het joodse volk sluit. Dit verbond wordt twee maal aangegaan: via Noach na de zondvloed (Genesis 9:8-17), en via Mozes in de Sinaï (Exodus 19, 20 en 24). Later wordt het enkele malen vernieuwd.
Ontstaan
Het overgrote deel van het Oude Testament is in het Hebreeuws overgeleverd. Van een paar delen zijn alleen bronteksten in het Aramees bekend (Daniël 2:4b-7:28, Ezra 4:8-6:18 en 7:11-26 en een paar woorden in Genesis 31:47 en Jeremia 10:11).
Vooral over de geschiedenis van de eerste vijf boeken is veel gespeculeerd. Een ding staat vast: ze zijn niet door Mozes geschreven en niet als een geheel ontstaan. Maar hoe dan wel? Er zijn drie stromingen:
- met knippen en plakken samengesteld vanuit bestaande, zelfstandige teksten
- één oorspronkelijke tekst die in de loop der eeuwen is aangevuld
- de thora is uit talloze losse fragmenten samengesteld
Aanvankelijk werden de verhalen mondeling overgeleverd. Gaandeweg kregen geschreven versies meer gezag. Als de rol met zo'n geschreven versie na een aantal jaren versleten was, gingen de schriftgeleerden in conclaaf om een nieuwe versie op te stellen. Daarin werden dan de op dat moment heersende opvattingen verwerkt, aldus de auteur van Wie schreef de Bijbel? De ontstaansgeschiedenis van het Oude Testament.
De historische boeken zijn voorzover bekend geschreven rond de Babylonische ballingschap (597 - 538 v.C.) en bestrijken de periode vanaf ca. 1100 v.C. (de tijd van de rechters) tot de terugkeer uit Mesopotamië.
Indeling
De joodse Tenach bestond uit drie delen: de Thora (=wet, de vijf boeken van Mozes), de Profeten (behalve de boeken door profeten ook die over profeten: Jozua, Richteren, Samuël en Koningen) en de Geschriften (een soort restcategorie met geschiedkundige werken, poëtische boeken en het profetische boek Daniël). Deze indeling volgt ruwweg de canoniseringsgeschiedenis ervan.
De christenen besloten tot een indeling van soort bij soort: de boeken van Mozes, historische boeken, poëzie en profeten. Op grond van de lengte van de boeken worden binnen de profeten de kortere boeken vaak aangeduid met kleine profeten.
De rooms-katholieke Kerk rekent tot het Oude Testament ook de zgn. deutero-canonieke boeken Tobias, Judith, Wijsheid, Jezus Sirach, Baruch, 1 en 2 Makkabeeën en enkele hoofdstukken van Daniël en Esther. Protestanten beschouwen die boeken echter als apocrief, d.w.z. ze behoren niet tot de canon, zijn niet heilig. In de meeste hedendaagse protestantse uitgaven van de bijbel worden ze niet meer opgenomen.
Pentateuch, de wetboeken van Mozes:
- Genesis
- Exodus
- Leviticus
- Numeri
- Deuteronomium
Geschiedenis:
- Jozua
- Richteren
- Ruth
- 1 Samuël
- 2 Samuël
- 1 Koningen
- 2 Koningen
- 1 Kronieken
- 2 Kronieken
- Ezra
- Nehemia
- Esther
Poëzie, wijsheid:
- Job
- Psalmen
- Spreuken
- Prediker
- Hooglied
Profeten:
Grote profeten:
-
- Jesaja
- Jeremia
- Klaagliederen
- Ezechiël
- Daniël
Kleine profeten:
- Hosea
- Joël
- Amos
- Obadja
- Jona
- Micha
- Nahum
- Habakuk
- Zefanja
- Haggai
- Zacharia
- Maleachi
Nieuwe Testament
Het tweede deel van de christelijke bijbel. Een testament is een verbond, en de eerste christenen wilden een duidelijk onderscheid maken tussen het Oude verbond (dat van God met de mensheid, via Noach en Mozes) en het Nieuwe (dat van Jezus met de mensheid). In zijn tweede brief aan de Korinthiërs maakt Paulus voor het eerst gewag van de term Oude Testament (2 Kor. 3:14). In het evangelie van Mattheüs wordt de term Nieuwe Testament geïntroduceerd, tijdens het Laatste Avondmaal (Matth. 26:28).
Het Nieuwe Testament handelt -kortweg- over leven en leer van Jezus, een joodse leraar/profeet met revolutionaire ideeën die waarschijnlijk in de eerste decennia van de eerste eeuw leefde. Het Nieuwe Testament is geheel in het Grieks overgeleverd.
In de inleiding tot het Nieuwe Testament in de oorspronkelijke editie van de Statenvertaling wordt aan de hand van tientallen passages getoond hoe in het Oude Testament al voorspeld wordt wat in het Nieuwe Testament beschreven wordt.
Bronnen
De belangrijkste nog bestaande handschriften van het NT dateren uit de vierde eeuw: de Codex Vaticanus en de Codex Sinaïticus. Het oudste bekende christelijke handschrift bevat een paar verzen uit Johannes; het gaat om een stukje papyrus dat gedateerd wordt op ca. 130 n.C. en dat zich thans in Manchester bevindt.
Het ontbreken van originele handschriften van de evangelies zegt trouwens niets over de authenticiteit ervan. Ook van veel bekende klassieke Griekse werken bestaan geen oorspronkelijke versies meer, maar enkel kopieën, die vaak eeuwen jonger zijn.
De Codex Sinaïticus wordt tegenwoordig algemeen beschouwd als de meest oorspronkelijke, complete versie van het NT. De tekst werd voor de wetenschap ontdekt door de Duitse theoloog Von Tischendorf (1815-1874) tijdens zijn bezoeken aan het Catharinaklooster op de berg Sinaï. Hoogstwaarschijnlijk werd die versie van het NT samengesteld door geleerden in Alexandrië, in de vierde eeuw.
Die tekst was dus nog niet beschikbaar toen de Statenvertalers aan de slag gingen! Zij werkten met de zgn. textus receptus: een gebundelde Griekse tekst, die op een aantal punten afweek van de waarschijnlijk authentiekere tekst uit de vierde eeuw. Zie bij Marcus en Johannes voor enkele voorbeelden van verschillen.
De textus receptus waar de Statenvertalers mee werkten was samengesteld door Erasmus, die tussen 1516 en 1535 vijf edities had gepubliceerd, met telkens minder (druk)fouten. Erasmus verzamelde diverse Griekse handschriften en had bovendien toegang tot de belangrijkste bibliotheken van die tijd, waaronder de pauselijke bibliotheek waar de Codex Vaticanus werd bewaard. Erasmus concludeerde echter dat de Vaticanus allerlei vervalsingen bevatte — waarmee hij en passant de rooms-katholieke standaardbijbel, de Vulgaat, als waardeloos classificeerde. Op het Concilie van Trente, waar de Vulgaat in 1546 als standaard werd aangewezen, werd Erasmus' tekst tot verboden literatuur bestempeld.
Datering
De evangeliën dateren waarschijnlijk uit de periode van 60 tot 100 na Christus — oftewel minimaal 30 jaar na de dood van Jezus1. Voor historici is dat een groot gat dat de waarheidsgetrouwheid niet ten goede komt. Er zijn overigens wel aanwijzingen dat er al eerder christelijke geschriften bestonden, waarop zou zijn voortgeborduurd. De brieven van Paulus, voorzover echt, dateren uit de periode tussen ca. 50 en ca. 60. De evangeliën zijn dus geschreven nadat Paulus zijn ideeën over de leer van Jezus uiteen had gezet en nadat hij christelijke gemeenten had gesticht.
Indeling
De boeken van het Nieuwe Testament worden net als die van het Oude Testament soort bij soort geordend, en dus niet naar ouderdom. Eerst de vier evangeliën, waarin het leven en de leer van Jezus beschreven worden, en de Handelingen der apostelen. Daarna een reeks brieven: eerst die van Paulus aan christelijke gemeenschappen en leerlingen, vervolgens de anonieme brief aan de Hebreeën en tot slot een serie algemene brieven, d.w.z. gericht aan niemand in het bijzonder maar aan de gehele Kerk. Het laatste deel bestaat uit één boek, de moeilijk te begrijpen Openbaring van Johannes.
Overigens heeft het eeuwen geduurd voordat 'men' het eens was over welke boeken wel en welke niet geïnspireerd zouden zijn door de Heilige Geest. 'Men' betekent hier zowel de geestelijke als de wereldlijke bestuurders; de laatsten hadden baat bij een hiërarchisch georganiseerde kerk die één leer uitdroeg, een leer die geen ruimte liet aan de varianten waar het vroege christendom rijk aan was. Tegen het eind van de tweede eeuw bestond er consensus over de vier evangeliën, de Handelingen en de brieven van Paulus; twee eeuwen later was men in de westerse kerk tot de huidige selectie gekomen, die in de twaalfde eeuw werd verdeeld over 27 boeken.
De felle discussie over de canon het Nieuwe Testament heeft ervoor gezorgd dat 'afvallers' snel uit beeld geraakten. De apocriefen van het NT zijn dan ook veel minder bekend dan die van het Oude Testament; ze werden niet gebundeld met de canonieke geschriften. Het bekendste is wellicht het Thomasevangelie; andere 'afvallers' zijn onder meer de Herder van Hermas, de Brief van Barnabas (beide nog wel opgenomen in de Codex Sinaïticus), Didachè en 1 Clemens.
Evangeliën en Handelingen
Mattheüs
Marcus
Lukas
Johannes
Handelingen
Brieven
Van Paulus, gericht aan christelijke gemeenten:
Romeinen
1 Korinthiërs
2 Korinthiërs
Galaten
Efeziërs
Filippensen
Kolossensen
1 Tessalonicensen
2 Tessalonicensen
Pastorale brieven:
1 Timotheüs
2 Timotheüs
Titus
Brief aan Filemon:
Filemon
Meer een preek dan een brief:
Hebreeën
Katholieke (= algemene) brieven:
Jakobus
1 Petrus
2 Petrus
1 Johannes
2 Johannes
3 Johannes
Judas
Apocalyptische geschriften
Openbaring
Noot 1: Lukas 3:1 dateert het optreden van Johannes de Doper in het vijftiende jaar der regering van den keizer Tiberius; omgerekend begon dat jaar in sept./okt. 27 van onze jaartelling. Meteen daarna begon Jezus te prediken. Johannes meldt in de bijbel drie paasfeesten met Jezus, in Joh. 2:13, 6:4 en 11:55; zodoende plaatst men de kruisiging doorgaans in het jaar 30, vlak voor het derde pascha. Die datering stemt overeen met feiten uit onbetwiste bronnen: Herodes Antipas was in het jaar 30 tetrarch van Galilea, Pontius Pilatus gouverneur van Judea, en Kajafas hogepriester te Jeruzalem. Raar is wel dat uit de drie eerste evangelies de indruk ontstaat dat Jezus ruim een jaar predikte, en niet drie. Zijn geboorte wordt gewoonlijk gedateerd tussen 7 en 4 v.C. — maar uit diverse bronnen blijkt dat de volkstelling waar Lukas 2 over rept, niet eerder dan in 6 n.C. kan zijn gehouden.