Lijst Joodse gemeenschap in: plaatsnaam beginnend met R
Raalte
De joodse gemeente van Raalte ontstond aan het begin van de achttiende eeuw, maar werd pas in 1838 onafhankelijk. Daarvoor behoorde de kleine plattelandsgemeente tot de joodse gemeente van Deventer. De begraafplaats aan de Oude Molenweg werd in 1830 in gebruik genomen en vanaf 1838 was er een synagoge, waarvan de ligging echter onbekend is. In 1889 werd de synagoge aan de Stationstraat ingewijd.
Het kerkbestuur van de joodse gemeente van Raalte bestond in het begin van de twintigste eeuw uit twee leden. In de dertiger jaren heeft een vijftal joodse vluchtelingen uit Duitsland zich in de plaats gevestigd.
Verreweg het grootste deel van de joodse bevolking van Raalte is tijdens de bezettingsjaren tussen september 1942 en januari 1944 gedeporteerd en in de kampen in Polen omgekomen. Een enkeling overleefde de oorlog door onder te duiken. De synagoge werd in 1943 leeggeroofd en vervolgens als opslagplaats gebruikt. Het is niet bekend wat er met het interieur, de Tora-rollen en de rituele voorwerpen gebeurd is. Het archief van de joodse gemeente werd door de SS gestolen.
Na de oorlog is de synagoge verkocht. Het gebouw doet tegenwoordig dienst als kerk voor de Vrij Katholieken. De joodse gemeente is in 1947 opgeheven en bij die van Deventer gevoegd.
In 1985 werd aan de muur van de voormalige synagoge een plaquette onthuld ter nagedachtenis aan de gedeporteerde en vermoorde joodse inwoners van Raalte.
De begraafplaats wordt onderhouden door de plaatselijke overheid. De Meppelse stichting Beth Chaim restaureerde er in de zomer van 2000 een veertigtal grafstenen.
Aantal joden in Raalte:
1748 11
1809 3
1840 30
1869 52
1899 65
1930 46
Rhenen
In de tweede helft van de zeventiende eeuw vestigden de eerste joden zich in Rhenen. Tussen 1663 en 1782 beheerden joodse eigenaren de plaatselijke Bank van Lening. In de loop van de achttiende eeuw nam het aantal joodse inwoners toe, maar het is niet bekend of er toen al sprake was van een georganiseerde gemeente met een eigen synagoge.
In 1821 werd Rhenen een bijkerk van de Ringsynagoge Veenendaal. De godsdienstoefeningen vonden vanaf 1847 plaats in een huis aan de Grutterstraat. Korte tijd later werd in deze straat een synagoge in gebruik genomen die blijkens een gevelsteen in 1867 gerestaureerd werd. De joden van Rhenen hadden gedurende het grootste deel van de negentiende eeuw geen eigen begraafplaats en maakten gebruik van de joodse begraafplaats van Wageningen. In 1891 werd in Rhenen op de Domineesberg (bij de huidige Korenbloemstraat) een begraafplaats ingericht, waarvan joden uit Rhenen en Lienden gebruik konden maken. De grafstenen op deze begraafplaats zijn geïnventariseerd in het Stenen Archief.
In 1916 werd de joodse gemeente van Rhenen vanwege haar geringe aantal leden opgeheven en bij Wageningen gevoegd.
Gedurende de bezettingsjaren werd het overgrote deel van de joden die nog in Rhenen woonden gedeporteerd en vermoord.
Aantal joden in Rhenen en omgeving:
1809 48
1840 45
1869 23
1899 29
1930 14
Ridderkerk
De joodse inwoners van Ridderkerk vormden vanaf 1863 een zelfstandige gemeente, voordien behoorden zij tot de joodse gemeente Dordrecht. Toch werden er al sinds 1835 op een zolderkamer aan de Benedenrijweg in Ridderkerk godsdienstoefeningen gehouden.
Deze ruimte is tot 1924 als synagoge in gebruik geweest. Daarna maakten een tekort aan actief betrokken joodse mannen en het gebrek aan financiële middelen het noodzakelijk de synagoge te sluiten. Het betreffende huis aan de Benedenrijweg bestaat nog steeds.
De joodse gemeente van Ridderkerk werd in 1931 opgeheven en opnieuw bij die van Dordrecht gevoegd.
Aantal joden in Ridderkerk en omstreken:
1809 58
1840 64
1869 60
1899 55
1930 10
Rijssen
Waarschijnlijk hebben er al in de achttiende eeuw enkele joden in Rijssen gewoond. In het laatste decennium van de eeuw kregen joodse inwoners van de plaats een begraafplaats toegewezen op De Hagen.
In 1813 telde de joodse gemeenschap acht gezinnen, waarvan de kostwinners als handelaar, vleeshouwer en landbouwer werkzaam waren. De kinderen bezochten de openbare school.
Na 1813 ontstond een georganiseerde gemeente, die in 1830 een synagoge aan de Elsenerstraat liet bouwen. Acht jaar later verkreeg Rijssen de status van onafhankelijke joodse gemeente. In 1878 werd de oude begraafplaats vervangen door een nieuwe, gelegen op de Brekelt aan de Arend Baanstraat. Zeven jaar later werd ook een nieuwe synagoge gebouwd.
Aan het begin van de twintigste eeuw bestond het kerkbestuur uit drie leden en was er een godsdienstleraar voor de kinderen. Aan de Wierdensestraat in Rijssen stond een sigarenfabriek van een joodse eigenaar.
De joden van Rijssen en omgeving zijn tussen november 1942 en april 1943 vrijwel allen gedeporteerd. Slechts enkelen keerden terug uit de kampen, een klein aantal wist als onderduiker te overleven. De synagoge werd als opslagplaats gebruikt; een deel van de inventaris was naar Almelo overgebracht en bleef daardoor behouden.
Na de oorlog werd de synagoge van Rijssen verkocht. De joodse gemeente werd in 1948 opgeheven en bij die van Almelo werd gevoegd. De begraafplaats aan De Hagen is in 1949 geruimd.
De joodse begraafplaats aan de Arend Baanstraat wordt tegenwoordig door de plaatselijke overheid onderhouden.
In mei 1990 is op de begraafplaats een monument ingericht ter nagedachtenis aan de meer dan honderd Rijssense joden, die weggevoerd en vermoord werden. Aan de gevel van het pand aan de Elsenerstraat 47, waar eens de synagoge gevestigd was, is eind 1998 een gedenkplaat aangebracht.
Holten en Nijverdal
De oprichting van de Koninklijke Stoomweverij in het nabijgelegen Nijverdal, door de joodse familie Salomonson, was een belangrijke stimulans voor de economische ontwikkeling van die plaats. Ook in Holten werd door dezelfde familie halverwege de negentiende eeuw een bedrijf opgericht, waardoor het aantal joodse inwoners van de plaats aanzienlijk toenam. Een poging om een zelfstandige joodse gemeente te stichten strandde, maar wel werd in 1921 in Holten een synagoge gebouwd. Deze werd na de oorlog verkocht.
Tijdens de Duitse bezetting lag in 1942 in de omgeving van Nijverdal het joodse werkkamp Twilhaar. Nijverdal was tevens de kern van het georganiseerde verzet in Overijssel. Bij twaalf gezinnen zijn joodse kinderen ondergedoken geweest.
Hellendoorn
In Hellendoorn vormde zich in de tweede helft van de achttiende eeuw een kleine joodse gemeenschap, die in de loop van de negentiende eeuw langzaam in omvang toenam. Synagogediensten werden gehouden in een huis aan de Schapenmarkt. In de kelder van dit huis bevond zich een ritueel bad. Aanvankelijk begroeven de Hellendoornse joden hun doden in Raalte, vanaf 1852 was er een joodse begraafplaats in gebruik 'op de Nieuwstad' aan de huidige Ommerweg. Tegen het einde van de negentiende eeuw slonk de joodse gemeenschap weer. Het is niet bekend wat er met de synagoge gebeurd is.
De plaatselijke overheid draagt zorg voor de begraafplaats, waar tegenwoordig nog een tiental grafstenen zichtbaar is.
Aantal joden in Rijssen en omgeving:
1748 3
1809 57
1840 56
1869 121
1899 176
1930 207
Roermond
Roermond behoort tot de eerste plaatsen in Nederland waar gewag wordt gemaakt van joodse inwoners. Tussen 1275 en 1443 moeten er blijkens archiefstukken ononderbroken joden in de plaats gewoond hebben. Honderd jaar later wonen er weer twee joodse gezinnen in Roermond, die op last van het hof van Gelre verwijderd moeten worden. Het stadsbestuur weigert dit aanvankelijk; de afloop van de affaire is niet bekend.
Pas aan het begin van de negentiende eeuw kwamen er opnieuw joden naar Roermond. In 1821 werd de joodse gemeenschap volgens de indeling van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap bij de bijkerk Sittard gerekend. In 1828 werd Roermond een zelfstandige bijkerk en in 1850 een Ringsynagoge.
Van 1822 af werden er synagogediensten gehouden in een gehuurde kamer van een privé-huis. De joodse gemeente groeide zo snel dat in 1850 een huis aangekocht kon worden, met daarbij een stuk grond voor de bouw van een synagoge. Deze kwam te liggen aan de Hamstraat en werd in 1853 ingewijd. Het huis werd ingericht als kosterswoning en als schoolgebouw.
Mogelijk heeft de joodse gemeenschap van Roermond tussen 1828 en 1860 gebruik gemaakt van een kleine joodse begraafplaats in het dorp Linne, gelegen aan de Weerderweg. In Roermond zelf werd rond 1828, maar misschien al eerder, een joods gedeelte van de algemene begraafplaats (nu het Oude Kerkhof) aan de Herkenbosscherweg in gebruik genomen. Op deze begraafplaats werd rond 1860 een tweede joods gedeelte ingericht.
Naast een kerkbestuur en een kerkenraad waren er in Roermond verscheidene genootschappen actief, die zich ondermeer bezighielden met hulp aan joodse reizigers, verzorging van begrafenissen, ondersteuning van kraamvrouwen en behoeftige vrouwen en Torastudie. Ook was er in de plaats een joodse school.
Vanaf het laatste kwartaal van de negentiende eeuw nam de joodse gemeente van Roermond in omvang af. In de dertiger jaren zorgde de komst van een groot aantal vluchtelingen uit Duitsland voor een tijdelijke opleving van de joodse gemeenschap.
Toen de Duitse bezetter in 1941 bij de aanvang van het nieuwe schooljaar de joodse kinderen van het openbare onderwijs uitgesloot, werden in Roermond aparte joodse scholen opgezet. Deze situatie heeft tot de voltooiing van de deportaties in april 1943 bestaan. Het grootste deel van de joodse bevolking van Roermond is tussen augustus 1942 en april 1943 gedeporteerd en omgebracht in de kampen in Polen. In dorpen in de omgeving bevond zich een groot aantal joodse onderduikers.
De synagoge was vanaf 1942 in gebruik als paardenstal en is vlak voor het einde van de oorlog bij een bomaanslag verwoest.
Na de bevrijding is de joodse gemeente heropgericht; op de plaats van de oude synagoge in de Hamstraat werd een nieuw gebouw neergezet. Vanwege het geringe ledental is de gemeente in 1986 met de gemeenten Heerlen, Maastricht en Venlo gefuseerd tot de NIHS Limburg.
Het synagogegebouw wordt sindsdien niet meer gebruikt. Een gevelsteen in het voormalige schoolgebouw met de davidster en de tafelen der wet houdt de herinnering aan de verdwenen joodse gemeenschap van Roermond levend. In mei 2007 werd er op de binnenplaats van de voormalige synagoge aan de Hamstraat een monument onthuld ter herinnering aan de 133 joden uit Roermond die in de oorlog werden vermoord.
De begraafplaats aan de Herkenbosscherweg, waar het oudste joodse gedeelte zes graven, en het nieuwere gedeelte rond 90 graven telt, wordt tegenwoordig onderhouden door de plaatselijke autoriteiten.
Aantal joden in Roermond en omgeving:
1840 132
1869 139
1899 113
1930 55
1951 19
1971 16
Roosendaal
In Roosendaal ontstond in de eerste helft van de negentiende eeuw een onafhankelijke joodse gemeente, die in 1821 de status van Ringsynagoge kreeg. Het grootste deel van de leden behoorde tot één familie. In 1841 verhuisde een der leiders van de gemeente naar Breda, waardoor de joodse gemeente van Roosendaal niet langer zelfstandig kon functioneren.
Op eigen verzoek werd daarom de joodse gemeente van Roosendaal enige jaren later opgeheven en bij die van Bergen op Zoom gevoegd. Tegenwoordig valt Roosendaal onder de joodse gemeente Breda.
Aantal joden in Roosendaal:
1809 46
1840 16
1869 -
1899 5
1930 2
Rotterdam
In augustus 1610 verkregen enkele Portugees-joodse handelaars van het Rotterdamse stadsbestuur toestemming om handel te drijven in Rotterdam. Aan deze vergunning waren een aantal rechten verbonden, zoals volledige godsdienstvrijheid en toestemming voor de bouw van een synagoge en het aanleggen van een joodse begraafplaats.
Al in 1612 werd deze overeenkomst onder druk van de remonstranten herroepen, waarop een aantal joodse gezinnen uit Rotterdam naar Amsterdam vertrok. De achterblijvers vormden een joodse gemeenschap die de beschikking had over een zoldersynagoge in een privé-woning en een begraafplaats in Rubroek (later de Jan van Loonlaan). Een tweede groep Portugese joden, waaronder de stamvader van het geslacht de Pinto, kwam in 1647 naar Rotterdam.
In 1647 werd een nieuw contract met de stadsraad getekend waarin de joden alle rechten kregen, die ze ook in Amsterdam hadden. De joodse gemeenschap ontwikkelde zich daarop voorspoedig en in het huis op de hoek van de Wijnhaven en de Bierstraat werd een fraaie synagoge ingericht. Ook werd er een Talmoedschool gesticht, de Jesiba de los Pintos, die in 1669 naar Amsterdam verhuisde. De meeste van de vaak vooraanstaande Portugees-joodse families hielden zich bezig met internationale handel.
In het laatste kwart van de zeventiende eeuw is de synagoge van de Portugese gemeente enkele malen verhuisd, eerst naar de Scheepmakershaven, daarna naar De Boompjes. Toen in 1693 de oude begraafplaats vol was, zijn vrij kort na elkaar twee begraafplaatsen in Crooswijk ingericht. De laatste, gelegen aan de Oostzeedijk, werd in de loop van de achttiende eeuw overgedragen aan de Hoogduitse gemeente.
Vanaf het begin van de achttiende eeuw zette een snelle neergang van de Portugese gemeente in. Als gevolg daarvan werd deze in 1736 daadwerkelijk opgeheven. Het kleine aantal Portugese joden dat nog over was gebleven voegde zich bij de Hoogduitse gemeente.
Rond 1650 hadden de eerste Hoogduitse joden uit Duitsland en Polen zich in Rotterdam gevestigd. Ruim tien jaar later was de groep al groot genoeg om zich tot een joodse gemeente te organiseren. Al in de jaren zeventig van de zeventiende eeuw beschikte de Hoogduitse gemeente over een synagoge, een begraafplaats en een rabbijn.
De eerste synagoge werd in 1674 aan de Glashaven gevestigd. In 1702 was het pand te klein geworden en werd er vlakbij een nieuwe synagoge ingericht. Ook deze werd na ruim twintig jaar vervangen door het in 1725 ingewijde gebouw aan De Boompjes. Achter dit gebouw werd in 1784 een hulpsynagoge gebouwd, die vijftien jaar later wegens bouwvalligheid vervangen werd door een andere behuizing. Onder de synagoge aan De Boompjes bevond zich een feestzaal, erachter stond de slagerij van de joodse gemeente.
De meeste Rotterdamse joden woonden in de directe omgeving van de synagoge.
De Hoogduitse gemeente beschikte na 1737 behalve over de Portugese begraafplaatsen ook over een dodenakker aan de Dijkstraat in Kralingen. Deze is enige malen uitgebreid en tot 1895 in gebruik gebleven. In dat jaar werd de begraafplaats aan het Toepad ingericht, die tot op heden in gebruik is. Ook in het nabijgelegen Delfshaven lag een joodse begraafplaats.
Aanvankelijk stonden de Hoogduitse joden in de schaduw van hun meer welvarende Portugese geloofsgenoten. De verhoudingen veranderden, toen aan het einde van de zeventiende eeuw de Hoogduitse gemeente snel groeide en de Portugese een neergang doormaakte. De eerste statuten van de joodse gemeente werden voor zover bekend in 1725 opgesteld, de eerste joodse school werd in 1737 opgericht.
De joodse bevolkingsgroep telde aan het einde van de achttiende eeuw ongeveer 2500 zielen en was daarmee na Amsterdam de grootste in Nederland. De meeste Hoogduitse joden waren werkzaam in de kleine middenstand en handel. Als gevolg van de beperkende maatregelen van de gilden was de economische situatie van het merendeel van de joodse bevolking tamelijk slecht. Na de burgerlijke gelijkstelling van 1796 kwam daar maar langzaam verandering in. Dit was mede de oorzaak van interne conflicten in de joodse gemeenschap aan het begin van de negentiende eeuw. Bij de reorganisatie van de joodse gemeenten onder koning Willem I werd de centrale status van Rotterdam in de regio vastgelegd en werd Rotterdam aangewezen als residentie van de opperrabbijn van het ressort.
Prentbriefkaart van de synagoge aan de Boompjes in Rotterdam, ca. 1920
Tussen 1800 en 1900 werd de joodse gemeenschap van Rotterdam ruim viermaal zo groot, wat te danken was aan de economische ontwikkeling van de stad. Ook bleef een aantal joden uit Oost-Europa, dat op doortocht naar Amerika was, in Rotterdam hangen. Ondanks de verbetering van de economische toestand bleef de armoede wijdverbreid. Met deze problematiek hielden een armbestuur van zes leden en diverse sociale instellingen zich bezig.
In de loop van de negentiende eeuw nam de integratie van joden op alle terreinen van het maatschappelijk leven toe. Diverse leden van de joodse gemeenschap namen deel aan het openbare bestuur en ook op gebied van de pers, rechtspraak, onderwijs en geneeskunde namen vele joden een prominente plaats in.
Met de vestiging van joden in verschillende delen van de stad werden er nieuwe, kleinere synagogen ingewijd. Rond het midden van de negentiende eeuw ontstond er opnieuw een Portugese gemeente in Rotterdam. Deze heeft twintig jaar bestaan heeft en maakte in die periode gebruik van een eigen gebedshuis en een eigen begraafplaats in Crooswijk. In 1891 werd een nieuwe centrale synagoge ingewijd aan de Botersloot. Na een restauratie in 1939 werd ook het archief van de joodse gemeente daar ondergebracht.
De groei leidde ook tot een rijk geschakeerd joods sociaal leven. Het joodse onderwijs maakte daarvan een belangrijk deel uit; het onderwijs aan arme kinderen stond hierbij centraal. Daarnaast waren er talloze instellingen die zich bezighielden met zorg voor zieken en overledenen, armlastige passanten, wezen en ouden van dagen. Ook waren er vele verenigingen op religieus-, sociaal-, politiek-, amusement- en sportgebied.
In de tweede helft van de negentiende eeuw heersten er binnen de joodse gemeente van Rotterdam spanningen tussen de behoudende leden en de meer vooruitstrevende leden. Beide kampen brachten een eigen weekblad uit. Vanaf 1908 oefende de in dat jaar opgerichte Rotterdamse afdeling van de Nederlandse Zionistenbond een stimulerende invloed uit op een deel van de joodse gemeenschap.
De groei kwam aan het einde van het eerste kwartaal van de twintigste eeuw tot stilstand en in de periode daarna nam de joodse bevolking van de stad gestaag af. Toch werd er, naast enkele kleinere synagogen, in 1928 nog de synagoge Lev Jam ingewijd aan de Joost van Geelstraat. In de dertiger jaren kwam een grote groep vluchtelingen uit Duitsland naar Rotterdam, die voor een deel door de Nederlandse regering gehuisvest werden in een vluchtelingenkamp in Hoek van Holland.
Bij het Duitse bombardement op Rotterdam werden de in het stadscentrum gelegen synagogen aan de Boompjes en de Botersloot zwaar getroffen en verwoest. Tijdens de bezetting werden de joden net als elders het slachtoffer van talloze beperkende en vernederende maatregelen. In september 1941 werden de joodse kinderen uit het openbaar onderwijs buiten gesloten. Als gevolg daarvan werd er op alle niveaus joodse onderwijs ingesteld. Daarnaast ontstond er een uitgebreid netwerk van sociale voorzieningen. Ook het godsdienstige leven vond zover mogelijk doorgang. De deportaties van de Rotterdamse joden begonnen eind juli 1942 en waren eind juni 1943 voltooid. Vrijwel alle gedeporteerden vertrokken vanuit de verzamelplaats in de haven: loods 24. Het overgrote deel van hen heeft de verschrikkingen van de kampen niet overleefd. Ongeveer 13% van de joodse bevolking van Rotterdam en omgeving keerde terug uit de kampen of uit de onderduik.
Na de bevrijding werd het joodse leven in de stad weer opgebouwd, aanvankelijk met de synagoge Lev Jom als centrum. In 1954 werd een nieuwe synagoge ingewijd aan het A.B.N. Davidsplein. De liberaal-joodse gemeente, die samen met de liberaal-joodse gemeente van Den Haag over een begraafplaats in Rijswijk beschikt werd in 1968 opgericht.
Er zijn tegenwoordig binnen de joodse gemeente van Rotterdam verschillende verenigingen en instellingen actief. In 1981 werd in de tuin van het stadhuis een monument onthuld, ter herinnering aan de joodse slachtoffers van de bezetting. Ook aan het Plein Loods 24 staat sinds juli 1999 een herinneringsteken. De poort van het voormalige joodse ziekenhuis aan de Schietbaanlaan is in mei 2001 gerestaureerd en fungeert nu als herdenkingplaats.
Aan de Stieltjesstraat, bij de muur van Loods 24, is in april 2013 het Joods Kindermonument onthuld, een monument voor 686 Rotterdamse joodse kinderen van 0 tot 12 jaar, die in 1942 en 1943 vanuit Loods 24 naar Westerbork en van daaruit op transport naar Auschwitz en Sobibor gingen.
Aantal joden in Rotterdam en omgeving:
1674 ca. 50
1795 ca. 2.000
1796 ca. 2.500
1809 2.113
1840 2.823
1869 5.297
1899 9.019
1930 10.515
1951 780
1971 771
1998 246