Kamp Carel Coenraad
Kamp Carel Coenraadpolder
Finsterwolde
Kamp Carel Coenraadpolder te Finsterwolde was een Bewarings- en verblijfskamp van 1946-1951.
Tot in de Tweede Wereldoorlog werd buiten de dijken gewerkt. Een nieuwe polder leverde dit niet meer op, wel een aantal barakken met een bijzondere geschiedenis. Deze barakken werden in 1940 gebouwd voor de slikwerkers. Het werk op de rand van land en wad was zwaar. De mannen groeven en spitten in de rauwe slikken van ’s ochtends vroeg tot het water opkwam. Eten deden ze staand, want een plek om te zitten was er niet in het natte slik. Alleen bij regen mochten ze in de barakken schuilen. Na de oorlog ging het werk in het slik door, maar de barakken kregen een andere functie. Ze werden gebruikt als interneringskamp voor NSB’ers, geleid door oud-politieman Verdam. Die voerde een schrikbewind. In 1950 werd hij veroordeeld voor mishandeling. Het kamp werd gesloten vanwege wantoestanden.
Vanaf 1953 werden de barakken opnieuw in gebruik genomen. Dit keer voor de ‘huisvesting’ van 311 Molukkers die Indonesië hadden moeten ontvluchten omdat ze aan de kant van Nederland hadden meegevochten in de onafhankelijkheidsstrijd. Ze zouden een paar maanden blijven, was het idee. Daarom mochten ze niet integreren en moesten ze zo weinig mogelijk in contact komen met Nederlanders. Zeven jaar later waren het de bewoners die niet weg wilden uit de Carel Coenraadpolder, waarop de overheid vanaf 1960 steeds meer begon aan te dringen. December 1961 werd het kamp door dertig man politie hardhandig ontruimd. De barakken werden gesloopt en er werden snelgroeiende populieren aangeplant. In de volksmond kreeg dit vreemde landschapselement in de verder open polder de naam ‘Ambonezenbosje’.