Lijst Joodse gemeenschap in: plaatsnaam beginnend met C
Capelle
Bij de indeling van de gemeenten van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap in 1821 ontstond de Bijkerk Capelle, die behoorde tot de Ringsynagoge Tilburg. Ook de in 1795 wegens interne twisten opgeheven joodse gemeente van Waalwijk viel onder Capelle. In 1835 werd Waalwijk weer als een zelfstandige Bijkerk erkend.
In 1908 deelde het bestuur van het Synagogale Ressort Noord-Brabant aan het NIK mee dat de gemeente Capelle had opgehouden te bestaan. Daarop werd de gemeente in 1910 formeel opgeheven en werd het gebied bij de joodse gemeenteGeertruidenberg gevoegd.
Aantal joden in Capelle en omgeving:
1809 56
1840 29
1869 30
1899 21
1930 5
Coevorden
In 1697 kreeg voor het eerst een jood toestemming zich in Coevorden te vestigen en de plaatselijke Bank van Lening te pachten. Het werd hem toegestaan om in zijn huis de godsdienstige plichten te vervullen en ook werd er een stuk grond aangewezen als joodse begraafplaats. Gedurende de achttiende eeuw was de Bank van Lening veelal in handen van joodse pachters.
In 1760 woonde er een tiental joodse gezinnen in Coevorden. Tot de burgerlijke gelijkstelling in 1796 werden de rechten van de joodse ingezetenen van de plaats meerdere malen beperkt. Desondanks groeide de joodse gemeenschap vanaf het midden van de achttiende eeuw in snel tempo.
In 1768 ontstond er in Coevorden een georganiseerde joodse gemeente. De godsdienstoefeningen werden gehouden in een huis aan de Kerkstraat. Op het erf van dit huis werden de doden begraven. In 1840 werd op dezelfde plek werd een nieuwe synagoge neergezet, die in 1879 gerenoveerd werd.
De joodse gemeente van Coevorden beschikte over een godsdienstschool die ook door enige kinderen van het nabijgelegen Dalen bezocht werd. Er waren naast enige religieuze genootschappen, zoals een vereniging voor studie van de Tora, voor bedeling en voor de verzorging van de synagogale gebruiksvoorwerpen, ook een ontspanningsvereniging, een toneel- en gezelligheidsvereniging en een zionistische jeugdbeweging.
Coevorden telde twee joodse begraafplaatsen, waarvan de oudste, op het erf van de synagoge, aan het einde van de negentiende eeuw in onbruik raakte. De andere, die naast de Algemene Begraafplaats aan de Ballastweg lag, werd in 1894 ingericht. Ook in Dalen was in de achttiende en negentiende eeuw een joodse begraafplaats in gebruik. In 1997 ontstond er in Dalen een initiatief om deze begraafplaats te restaureren. Nog in hetzelfde jaar werd er een gedenksteen geplaatst. De restauratie werd in juli 2001 voltooid met de plaatsing van een hekwerk.
Gedurende de Duitse bezetting werden de Coevordense joden getroffen door dezelfde beperkende maatregelen die ook elders in het land genomen werden. In oktober 1942 werd het merendeel van hen via Westerbork naar het oosten gedeporteerd. Slechts een gering aantal joden uit Coevorden overleefde de oorlog.
Het is niet duidelijk wat er gedurende de bezetting met de inventaris van de synagoge is gebeurd. In ieder geval werd een deel van de Toramantels in Amsterdam verborgen. Na de oorlog is de synagoge verkocht en aanvankelijk gebruikt door de gereformeerde gemeente. Na een restauratie is het gebouw sinds 1976 in gebruik als streekmuziekschool. Een gedenkteken aan de muur houdt de herinnering aan de omgebrachte joodse inwoners van Coevorden in leven.
De joodse gemeente werd in 1958 officieel opgeheven en bij die van Emmen gevoegd. De oude begraafplaats op het erf van de synagoge werd geruimd, waarbij de stoffelijke resten zijn overgebracht naar de begraafplaats aan de Ballastweg. Tegenwoordig draagt de gemeente Coevorden zorg voor het onderhoud van de begraafplaats.
Aantal joden in Coevorden en omgeving:
1763 8 gezinnen
1768 13 gezinnen
1809 211
1840 225
1869 398
1899 289
1930 226
Cuijk
De joodse gemeente van Cuijk bestond al in het midden van de achttiende eeuw, blijkens het feit dat de begraafplaats aan de Smidstraat reeds vóór 1761 in gebruik was. De eerste synagoge dateert van vóór 1840 en werd in 1870 vervangen door een nieuw gebouw, gelegen aan de Maasstraat. Omdat de oude begraafplaats vol was, is er in 1870 een nieuw rustoord ingericht op de hoek van de Wilhelminastraat en de Zwaanstraat. De oude begraafplaats werd verkocht en geruimd in 1924. De stoffelijke resten werden naar de nieuwe rustplaats overgebracht.
In 1942 werden het overgrote deel van de joodse inwoners van Cuijk gedeporteerd en vermoord. Een klein deel wist door onder te duiken te overleven. Na de oorlog is het joodse leven in Cuijk niet hervat. De gemeente werd in 1947 officieel opgeheven en zeven jaar later bij die van Oss gevoegd. De synagoge doet tegenwoordig dienst als schoonheidssalon; een gedenkteken aan de gevel herinnert aan de gedeporteerde joden uit Cuijk. De begraafplaats bij de Wilhelminastraat is in 1963 geruimd, waarna de stoffelijke resten naar een afgescheiden deel van de katholieke begraafplaats overgebracht zijn. De grafstenen op deze begraafplaats werden geïnventariseerd in het Stenen Archief.
Aantal joden in Cuijk en omgeving:
1809 77
1840 162
1869 19
1899 32
1930 15
Culemborg
In 1655 wordt voor het eerst melding gemaakt van joden in Culemborg, dat in die tijd een vrijplaats was. In de loop van de achttiende eeuw worden de namen van ongeveer dertig joden vermeld in de boeken van de diverse gilden. In 1744 verwerft een vleeshandelaar als eerste jood het poorterschap. Andere handelaren, afkomstig uit allerlei windstreken, volgen hem spoedig. Zowel het stadsbestuur als de joodse inwoners probeerden voor zover mogelijk de vestiging van arme joden tegen te houden, maar die bleven desondanks komen.
De vrij aanzienlijke joodse gemeenschap van Culemborg organiseerde zich in de zestiger jaren van de achttiende eeuw. Aanvankelijk werden de doden waarschijnlijk begraven in Buren. In 1764 werd voor de joodse bewoners van het stadje een begraafplaats aangelegd aan de Westerborgwal.
Het is onduidelijk waar de eerste godsdienstoefeningen gehouden werden, maar aan het begin van de jaren tachtig van de achttiende eeuw was er al een synagoge. In 1791 werd het pand de Abdije in de Nieuwstad ingericht als synagoge. Gedurende de achttiende eeuw waren de Culemborgse joden werkzaam als winkeliers, kleermakers, handelaars, marskramers en in het geldwezen.
In de eerste helft van de negentiende eeuw groeide de joodse gemeente snel. Het hoogste ledental werd bereikt in de jaren zeventig. De gestage groei maakte de bouw van een nieuwe synagoge noodzakelijk. In juli 1868 werd naast het oude gebouw aan de Jodenkerkstraat een nieuwe behuizing in neogotische stijl ingewijd. Tot dat jaar was ook de oude begraafplaats in gebruik. Vanaf 1869 werd er begraven op een afzonderlijk gedeelte van de Algemene Begraafplaats aan de Achterweg. Daarnaast is er aan de Parkweg in het nabijgelegen Beesd een joodse privé-begraafplaats geweest.
Naast het kerkbestuur functioneerden in Culemborg ook vele genootschappen en verenigingen, o.a. voor de begrafenissen, de talmoedstudie, armenzorg en voor onderhoud van het interieur van de synagoge. Ook was er een afdeling van de Alliance Israélite Universelle, een joodse rederijkerskamer en een gezelligheidsvereniging.
Aan het einde van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw werd er onderwijs gegeven door een godsdienstleraar, die meestal ook dienst deed als voorzanger en ritueel slachter. In 1858 kreeg de joodse school de status van "armenschool" en werden de lessen in de algemene vakken gestaakt. Het leslokaal van de joodse school lag boven het rituele bad. In 1883 werd de oude synagoge opgeknapt, waarbij tegelijkertijd het leslokaal uitgebreid werd.
Naast de eerder vermelde economische activiteiten ontstonden er in Culemborg ook een uitgebreide manufacturenhandel en een sigarenindustrie, waar voornamelijk joden in werkzaam waren. De familie Wijzenbeek richtte een vlees- en worstfabriek op die aan het einde van de negentiende eeuw op het Marktveld gevestigd was. De joodse inwoners van Culemborg namen ook deel aan het sociale en politieke plaatselijke leven.
De neergang van de joodse gemeente begon in de jaren tachtig van de negentiende eeuw en zette in snel tempo door in de twintigste eeuw, onder invloed van veranderende sociale en economische omstandigheden. De activiteiten van de gemeente namen af, maar een deel van de verenigingen en genootschappen bleef tot aan de Tweede Wereldoorlog bestaan.
Gedurende de bezetting werd het merendeel van de joodse inwoners van Culemborg gedeporteerd en in de kampen vermoord. Een tiental joden dook onder en overleefde de bezetting. De synagoge werd door de Duitsers als stal gebruikt; wat er met het interieur gebeurd is niet bekend.
In 1947 werd de joodse gemeente opgeheven en bij die van Utrecht gevoegd. De synagoge is in 1982 geheel gerestaureerd en doet dienst als gereformeerde kerk. De oude begraafplaats aan de vroegere Westerborgwal is in 1959 opgeheven. Op de begraafplaats aan de Achterweg staat een gedenkzuil ter herinnering aan de vermoorde Culemborgse joden. In 1954 werd het onderhoud van de begraafplaats overgenomen door het plaatselijke bestuur.
In het begin van de twintigste eeuw woonden in Rumpt, in de nabijheid van Culemborg, een drietal joodse gezinnen. Zij hielden synagogediensten in een woonhuis in Beesd, waar ook een privé-begraafplaats was. De grafstenen op deze begraafplaats werden geïnventariseerd in het Stenen Archief.
Aantal joden in Culemborg:
1770 48
1809 98
1840 148
1869 230
1899 167
1930 66