Kamp Deventer
Links de gevangenis op landgoed Oxerhof
Geen NAD nummer
Deventer
opmerking:
Kamp Deventer bij Deventer was een Bewarings- en verblijfskamp in 1947.
Het landgoed De Oxerford in Deventer fungeerde tijdens de Tweede Wereldoorlog als woonhuis, spionnenopleidingscentrum en concentratiekamp. Oorspronkelijk was Oxerhof een kasteel dat rond 1862 in opdracht van de familie Van Doorninck werd verbouwd tot een modern landhuis. In 1931 werd het landgoed toegankelijk gemaakt voor het publiek. Voor een kwartje (jaartarief) mochten families de domeinen betreden.
In juni 1943 werd Oxerhof, Oxe 11, Colmschate, in de gemeente Diepenveen door de Leiter des Reichsgebaudedienstes voor de Sipo gevorderd. De eigenaar, de heer Dirk Bolderhey, kreeg slechts heel korte tijd zijn huis te ontruimen. Voor de duur van de beslaglegging kreeg de eigenaar de verhuiskosten betaald, een deel van opbrengsten van de (landbouw) gronden vergoed en een huurvergoeding. De schade die door het personeel werd aangebracht zou worden hersteld.
Direct na de vordering van het landgoed werd het afgesloten van de buitenwereld. Het was "aan iedere Nederlander op straffe des doods verboden het terrein te betreden". Het zou een zomerverblijf worden van politiechef Hanns Rauter. Het landgoed werd voor zijn veiligheid aangepast tot een ware vesting: dubbel prikkeldraad, landmijnen en bloedhonden moesten indringers op afstand houden. Toen Rauter uiteindelijk besloot er geen gebruik van te maken werd het een herstellingsoord voor SS’ers die aan het Oostfront gewond waren geraakt.
In 1944 werd besloten een andere bestemming aan het gebouw te geven. SS-Obersturmbannführer Friedrich Knolle, het hoofd van de Duitse contraspionagedienst had in Scheveningen de opdracht gegeven tot de oprichting van de spionnenschool op het landgoed Sorghvliet /Zorgvliet (Seehof) dat nu het Catshuis heet, aan de Adriaan Goedkooplaan 10. Een goed voor de buitenwereld afgesloten ommuurd landgoed waar leerlingen uit alle bezette gebieden en neutrale landen in het geheim hun opleiding tot speciaal geheim agent konden volgen. Aanvankelijk werden ze klaargestoomd voor missies in het buitenland. Ze werden opgeleid in sabotage, schietvaardigheid, geheimschrift, zenden en omgang in diverse vervoersmiddelen. Onder de rekruten waren Helene Louise Ten Cate Brouwer, de uit Geertruidenberg afkomstige Maria Sassen en de Belg Pierre Sweerts, ook wel "De Tarzan van Limburg" genoemd. Alle drie werden getraind voor missies in het buitenland: Brouwer in Italië, Sassen in België, Sweerts aanvankelijk in Iran en later in Spanje.
Vanwege de te verwachten geallieerde invasie op het Europese continent werd de druk gelegd op het werven van zendamateurs. Door middel van advertenties werden door Knolle’s opvolger. SS-Hauptsturmführer Heinrich Ahrens, opnieuw agenten geworven die spoedcursussen op Oxerhof kregen. Het merendeel werd echter opgeleid als marconist voor het Informations-Netz (I-Netz). Een netwerk van informanten die politieke en militaire inlichtingen van achter de vijandelijke linies verzamelden en deze doorzonden naar de Duitse militaire inlichtingendienst.
De spionnenschool in Scheveningen, Zorgvliet, verloor zo haar elitaire status als "leverancier" van professionele geheim agenten. Bovendien werd Zorgvliet in de zomer van 1944 gesloten. Met als gevolg dat een aantal volleerde spionnen en instructeurs meeverhuisden naar de nieuwe school Kühoff (Oxerhof) in Deventer. Onder meer voor verdere training en begeleiding van de nieuwe rekruten. Onder hen Helen Louise Ten Cate Brouwer, die er tot de staf behoorde. Eind 1944 werd echter de school gesloten en werd aangepast als kamp voor politieke gevangenen.
In 1944 vertrok de SD uit Den Haag om via Zeist in Deventer aan te komen. Oxerhof kreeg zijn laatste bestemming. Op het landgoed werd een "Fahrbereitschaft" (chauffeursdienst) ingekwartierd en het houten gebouwtje op het terrein werd als SD-gevangenis ingericht. Links van de oprijlaan bevonden zich meerdere houten garages en rechts ervan stenen barakken, die als verblijfplaatsen van de bewakers en van de chauffeurs hebben gediend.
Onder de gevangen bevonden zich niet alleen Nederlandse onderdanen en gevangen genomen illegalen en Joden, maar ook SS’ers of SD’ers die zich schuldig maakten aan desertie of aan gezagsondermijnende activiteiten, hulp aan onderduikers, defaitisme, plichtsverzuimen, corruptie, etc. Van twee SS’ers die zich aan de bovenstaande feiten schuldig hadden gemaakt is bekend dat ze in Oxerhof werden opgehangen: Kriminalsekretär Fritz Hillesheim en Kriminalbeambte Bell, een functionaris van de Zentrale Fahndungsstelle. Beiden werden eind 1944 en begin 1945 door het SS und Polizeigericht ter dood veroordeeld.
Tegen het einde van de oorlog waren nog een veertigtal gevangenen aanwezig. Een aantal werd vrijgelaten, maar voor 10 anderen liep het slecht af. Ze werden niet neergeschoten of geëxecuteerd, maar werden enkele uren voor de bevrijding (5 april 1945) door dronken bewakers op een beestachtige manier afgemaakt. De gevangenen werden eerst zwaar mishandeld en vervolgens in een diepe kuil levend begraven. De mishandelingen vonden plaats op de schietbaan, vlak achter de houten garages. Op enkele meters van de bosrand werd hun massagraf een dag later op 6 april 1945 door Canadese militairen gevonden.
De Gooi en Eemlander van 21 februari 1948 meldde in een bericht met als kop ‘SD slachtoffers moesten zelf hun graf graven’ het volgende: "De SD bewaking bestond uit drie Duitsers, B. Stiller, F.H. Voss en H. Reinders, en twee Nederlandse SS’ers, J. Morreau en J. Wapstra. De groep stond onder bevel van de Duitser Stiller. Hij gaf aan de tien gevangenen het commando een kuil te graven, , zogenaamd om daar autobanden in te kunnen verbergen voor de oprukkende geallieerde troepen. Later op de dag bleek echter voor welk doel de kuil gegraven was. Met tweeën en drieën tegelijk werden de tien gevangenen uit de barakken gehaald en aan de rand van de kuil neergeschoten en later daarin geworpen. Toen de terechtgestelden later werden opgegraven bleek dat in de meeste lichamen van de slachtoffers geen kogelgaten werden gevonden. Wel waren vreselijke verminkingen geconstateerd, zoals afgesneden oren en ingeslagen neuzen". Hun handen waren op de rug gebonden. Ze konden geen kant uit. Het bleek dat de gevangenen met een bijl waren "bewerkt".
De opdracht voor executie kwam van Obersturmführer H. Kolitz, chef afdeling IV van de SD, en van de Einsatzkommandos in Gelderland/Overijssel, als vergeldingsactie voor de aanslag op Rauter in de nacht van 6 op 7 maart 1945 bij Apeldoorn. Aan diverse chefs van de Einsatzkommandos in de omliggende regio’s werd het bevel gegeven om gevangenen, die op een SD-dodenlijst stonden, te executeren. In Deventer bevonden zich nog een tiental gevangen op het landgoed Oxerhof. Kriminalkommissar Werner Haase gaf vervolgens op 5 april het bevel door aan commandant B. Stiller om de tien Nederlanders van Oxerhof "umzulegen". De betrokken bewakers verklaarden tijdens hun proces dat ze de gevangenen hadden geëxecuteerd. Niets werd vrijgegeven waarom de gevangenen voor hun dood waren gemarteld.
Na de oorlog werd het landgoed niet direct aan de rechtmatige eigenaar teruggegeven. De Canadese Field Security (onderdeel van geallieerde opsporingsdienst) gebruikte tot haar vertrek uit Nederland het landgoed als speciaal ondervragingscentrum (0-3-0) voor SD-spionnen, onder wie de beruchte Anton van der Waals. Een voormalig trainee van Kühoff, de Belg Pierre Sweerts, werd hier niet als gevangene overvraagd maar ingezet als ondervrager van voormalige medewerkers van de SD en de Abwehr.