Lijst Joodse gemeenschap in: plaatsnaam beginnend met O
Oirschot
Rond het midden van de achttiende eeuw vestigde zich een slager in Oirschot. In de daarop volgende decennia nam het aantal joden in de plaats gestaag toe en werd er een joodse gemeente gevormd.
Aanvankelijk werden de godsdienstoefeningen in een privé-woning gehouden; in 1841 wordt toestemming verleend voor het vestigen van een synagoge aan de Rijkesluisstraat, die vanaf 1842 in gebruik is. In 1875 wordt er nog enig restauratiewerk aan verricht. Op de avond van Rosj Hasjana in september 1905 wordt de synagoge voor het laatst gebruikt. Daarna is het pand deel gaan uitmaken van de slagerij van Barend Meijer, aan wie het pand later verkocht wordt.
De joodse begraafplaats van Oirschot, gelegen op De Kloosters, dateert uit het begin van de negentiende eeuw. Van de momenteel nog aanwezige stenen is de oudste uit 1845.
In de laatste decennia van de negentiende eeuw liep het aantal joodse inwoners van Oirschot terug. In 1912 bestond de joodse gemeenschap nog slechts uit twee gezinnen en wordt besloten de joodse gemeente op te heffen. Deze wordt bij die van Eindhoven gevoegd. De synagoge en de inventaris werden verkocht. Uit de opbrengst werd een klein fonds gevormd voor het onderhoud van de begraafplaats. Momenteel draagt de plaatselijke overheid zorg voor dit onderhoud. Op de plaats waar de vroegere synagoge stond is een gedenksteen aangebracht.
Aantal joden in Oirschot:
1809 27
1840 30
1869 29
1899 10
1903 9
1930 4
Oisterwijk
De eerste joden, die zich in het tweede kwart van de achttiende eeuw in Oisterwijk vestigden, waren afkomstig uit de Duitse gebieden Bohemen en Moravië. Er ontstond al spoedig een kleine georganiseerde joodse gemeente.
De meeste joodse inwoners van Oisterwijk werkten als vleeshouwer of in de handel. Ook was de plaats een thuisbasis voor rondtrekkende marskramers en marktkooplieden.
De joodse begraafplaats in De Poelen, aan de huidige Hondsbergselaan, dateert van 1748. De eerste synagoge was vanaf 1758 in gebruik in een pand aan het Lindeind. Vier jaar later werd aan het Kerkeind een pand aangekocht en ingericht als synagoge. Voor de joodse bezoekers aan de jaarmarkten verzorgde een 'reis-chevre', een rondreizend genootschap, de synagogediensten.
Vanaf het begin van de negentiende eeuw verhuisde een groot deel van de joodse inwoners van Oisterwijk naar Tilburg en werd de gemeente minder belangrijk. In 1908 hield de joodse gemeente van Oisterwijk de facto op te bestaan. Er ontstond enige onenigheid over het opgaan in de gemeente Waalwijk of Tilburg. Twee jaar later werd het pleit in het voordeel van Tilburg beslist.
In 1940 verbleven er 45 joden in Oisterwijk, van wie ruim de helft de status van vluchteling had. Een aantal van hen werkte in de Oisterwijkse lederfabriek van de joodse eigenaren Adler en Oppenheimer. De meeste joodse inwoners van Oisterwijk zijn gedeporteerd en vermoord.
Na de oorlog zijn enkele families weer naar Oisterwijk teruggekeerd. Een gedenksteen voor de oorlogsslachtoffers op het terrein van de 'Lederfabriek', vervaardigd door de beeldhouwer Jaap Kaas, vermeldt de namen van zeven voormalige joodse werknemers. In 1997 werd de begraafplaats dankzij een particulier initiatief gerestaureerd.
Aantal joden in Oisterwijk:
1764 20 gezinnen
1809 89
1840 51
1869 22
1899 12
1930 11
Oldenzaal
In de Middeleeuwen hebben er al joden in Oldenzaal gewoond, zij het voor korte tijd. Pas in het midden van de zeventiende eeuw vestigt zich er opnieuw een joodse familie, spoedig gevolgd door andere gezinnen. Rond 1750 werden er synagogediensten gehouden in een huissynagoge; vanaf 1765 was er al een synagoge, waar is niet bekend. De kleine joodse gemeenschap werd kennelijk door interne conflicten geplaagd, want in 1775 vroegen vijf families aan het stadsbestuur om bemiddeling.
Na een splitsing in 1800 werd er besloten een nieuwe synagoge te stichten. Dit gebouw, gelegen in de Weestrik, later het Kerksteegje genoemd, werd twee jaar later ingewijd. Korte tijd later werd de eenheid binnen de gemeente hersteld.
De middelgrote joodse gemeenschap van Oldenzaal had in de negentiende eeuw grote invloed in de omgeving. Er was een studiegenootschap dat de Torastudie in de streek bevorderde, daarnaast was er een begrafenisgenootschap voor mannen en voor vrouwen en een fonds ter ondersteuning van armen en behoeftigen.
De oude synagoge werd vanwege instortingsgevaar in 1879 afgebroken en een jaar later vervangen door een nieuw gebouw in de Kerkstraat. De ligging van de oudste begraafplaats, die van vóór 1785 dateert, is niet bekend. Rond 1800 werd een nieuwe begraafplaats in gebruik genomen, die tussen de huidige Carmelstraat, Sparstraat en Lyceumstraat ligt.
Tot laat in de negentiende eeuw hielden de Oldenzaalse joden zich voornamelijk bezig met kleinhandel. Daarnaast droegen met name uit de Duitse grensstreek afkomstige joden in belangrijke mate bij aan de industriële ontwikkeling van de plaats.
Vanaf het begin van de twintigste eeuw nam het belang van de joodse gemeente Oldenzaal in snel tempo af. Wel vervulde de plaats zowel in het begin van de eeuw als in de tweede helft van de dertiger jaren een belangrijke rol in de opvang van joodse vluchtelingen op doortocht.
Tijdens de Duitse bezetting is het overgrote deel van de joodse inwoners van Oldenzaal gedeporteerd en vermoord. Slechts enkelen wisten onder te duiken. De synagoge werd tijdens de bezetting gebruikt als opslagplaats, maar is onbeschadigd gebleven. Ook de Tora-rollen en de rituele voorwerpen bleven behouden.
In 1948 is de joodse gemeente van Oldenzaal opgeheven en bij die van Enschede gevoegd. De synagoge werd verkocht en vervolgens in 1964 afgebroken om plaats te maken voor een nieuw stadhuis. Het interieur werd naar het bijgebouw van de synagoge te Enschede overgebracht. De joodse begraafplaats wordt tegenwoordig door de plaatselijke overheid onderhouden. In het raadhuis is een gedenkplaat aangebracht ter herinnering aan de vermoorde joodse ingezetenen van Oldenzaal.
Tot de joodse gemeente Oldenzaal behoorde ook het dorp Losser, waar zich in het begin van de achttiende eeuw joden gevestigd hebben. Er was een joodse begraafplaats, gelegen aan de Sportlaan. Deze werd in 1954 gesloten; de graven werden overgebracht naar de joodse begraafplaats te Enschedé.
Aantal joden in Oldenzaal en omgeving:
1748 33
1776 47
1795 54
1809 111
1840 129
1869 221
1899 256
1930 122
Ommen
In de eerste helft van de achttiende eeuw vestigden zich de eerste joden in Ommen en het nabijgelegen stadje Den Ham. Beide plaatsen hadden rond het midden van de eeuw een joodse begraafplaats; de oudste leesbare grafsteen vermeldt het jaar 1747.
Omstreeks 1830 werd Ommen officieel erkend als joodse gemeente, in 1853 kreeg het de status van Bijkerk. De synagoge bij de Varssenerpoort werd in 1855 ingewijd, vóór die tijd werden de godsdienstoefeningen gehouden in een privé-huis.
De gemeente beschikte inmiddels over drie begraafplaatsen, één in Ommen aan de Dr. A.C. van Raaltestraat, een kleine begraafplaats daterend uit 1840 aan de Margeler Es in Den Ham en een begraafplaats gelegen aan de Vroomshoopseweg in Den Ham. Vanaf het midden van de negentiende eeuw was er in Ommen een kleine joodse school.
De meeste joden van Ommen hielden zich bezig met het slagersvak en de handel. In het Kasteel Eerde bij Ommen werd in 1934 door de Quakers een school voor joodse vluchtelingen uit Duitsland opgericht. Er was een speciale afdeling voor landbouwtraining, als voorbereiding op emigratie naar Palestina. Leerlingen van die school deden praktijkervaring op bij Ommense boeren.
Tijdens de bezetting vielen de Duitsers in 1941 de joodse school binnen. De meeste leerlingen en leraren wisten toen nog te ontkomen. In november 1942 zijn alle joden uit Ommen naar Westerbork gedeporteerd, behoudens één gezin, dat wist onder te duiken. De gedeporteerden zijn omgebracht, de meeste in Sobibor. Tijdens de bezettingsjaren lag bij Ommen een strafkamp voor dwangarbeiders.
Na de oorlog is de synagoge verkocht en in 1951 afgebroken. De joodse gemeente werd in 1947 officieel bij die van Zwolle gevoegd. De begraafplaats wordt onderhouden door plaatselijke overheid van Ommen. Zowel op de joodse begraafplaats aan de Dr.A.C. van Raaltestraat als op het Varssenerplein, in de nabijheid van de plaats waar eens de synagoge stond, is een gedenkteken opgericht voor de vermoorde joodse medeburgers.
De joodse begraafplaats in Den Ham werd in februari 2005 opgeknapt. De grafstenen op deze begraafplaats werden geïnventariseerd in het Stenen Archief.
Aantal joden in Ommen en omgeving:
1809 23
1840 51
1869 72
1899 56
1930 32
Oosterhout
Aan het begin van de negentiende eeuw woonde er een aantal joodse gezinnen in Oosterhout. In 1822 kocht een van de de leden van de gemeenschap een stuk grond aan op de Vrachelse Heide om er een begraafplaats in te richten. Vanaf 1827 werd deze begraafplaats gebruikt door de joodse gemeenschappen van Oosterhout, Breda en Geertruidenberg. Omstreeks diezelfde tijd kreeg Oosterhout de status van Bijkerk, vóór die tijd hoorde het bij de joodse gemeente Breda.
In 1866 werd in Oosterhout aan de St. Janstraat een synagoge ingewijd, die tot 1899 in gebruik zou blijven. In dat jaar werd de synagoge verkocht en kreeg het gebouw een andere bestemming. De joodse gemeente van Oosterhout werd in 1910 opgeheven en bij die van Geertruidenberg gevoegd. De begraafplaats wordt nog steeds gebruikt door de joodse gemeente Breda.
Sinds eind 2003 zijn de begraafplaats op de Vrachelse Heide, de beheerderswoning, het metaheerhuisje en het kohaniemhuisjeeen beschermd gemeentelijk monument.
Aantal joden in Oosterhout en omgeving:
1809 2
1840 46
1869 45
1899 4
Ootmarsum
Rond 1700 nam het joodse leven in Ootmarsum een aanvang met de komst van een vleeshouwer. Deze kreeg toestemming zich in de plaats te vestigen, mits de leden van de gilden niet door zijn activiteiten geschaad zouden worden.
In de loop van de achttiende eeuw groeide de joodse gemeente van Ootmarsum gestaag. In 1821 kreeg de plaats, met inbegrip van de gemeente Denekamp, de status van zelfstandige Bijkerk. Het kerkbestuur bestond uit drie personen.
In 1843 werden in Ootmarsum een synagoge en een school gebouwd. Bij een brand in 1859 gingen beide gebouwen verloren. Een jaar later werd een nieuwe synagoge aan de Kloosterstraat ingewijd. In 1904 werd het gebouw gerestaureerd; het plaatselijke vrouwengenootschap zorgde daarbij voor de textiele aankleding en de rituele voorwerpen.
Rond 1786 werd de joodse begraafplaats op de Kuiperberg, aan de Almelose Straatweg, in gebruik genomen. De oudste bewaarde grafsteen dateert uit 1814, terwijl de meest recente in 1928 geplaatst werd.
Het regulier joods onderwijs in Ootmarsum hield aan het einde van de negentiende eeuw op te bestaan. De komst van een onderwijzer uit Hardenberg in 1914 leek het joodse onderwijs nieuw leven in te blazen, maar dat was van korte duur.
De stoffen- en damastfabriek van de familie Bendien, opgericht in 1813, speelde een grote rol in de economische ontwikkeling van Ootmarsum.
In 1924 hield de joodse gemeente van Ootmarsum op te bestaan en werd bij die van Oldenzaal gevoegd. De synagoge werd in eerst instantie verkocht, vervolgens in 1936 gesloopt.
In december 2001 werd in de Kloosterstraat een monument onthuld ter nagedachtenis aan de joodse inwoners van Ootmarsum die tijdens de oorlog zijn omgebracht. In het monument zijn een plaquette met namen en de gevelsteen van de voormalige synagoge verwerkt.
De begraafplaats op de Kuiperberg wordt door de plaatselijke overheid onderhouden.
Aantal joden in Ootmarsum:
1809 87
1840 100
1869 128
1899 101
1930 6
Oss
Al in de Middeleeuwen werd er melding gemaakt van joodse inwoners van Oss. Een echte gemeente kon zich vanaf het midden van de achttiende eeuw vormen, dankzij het tamelijk tolerante toelatingsbeleid dat de plaats voerde. In die periode verwierven de eerste joden ook het poorterschap.
In het begin van de negentiende eeuw werd in Oss aan de Varkensmarkt een synagoge ingericht in een gehuurde ruimte. Tevoren werden er al vanaf 1764 godsdienstoefeningen gehouden in privé-woningen. De bouwvallige synagoge aan de Varkensmarkt werd in 1831 vervangen door een nieuw gebouw aan de Koornstraat. Dit gebouw werd een halve eeuw later uitgebreid met een school en een ambtswoning en vormde tot aan de Tweede Wereldoorlog het centrum van het joodse leven in Oss.
Naast het kerkbestuur en de penningmeester voor het Heilige Land waren in Oss een aantal genootschappen actief op het gebied van Tora-, Misjna- en Talmoedstudie, zorg voor zieken en overledenen en onderhoud van de synagoge en haar interieur. Ook was er een toneelvereniging en een vereniging die zorgde voor de opvang van vluchtelingen.
De oudste joodse begraafplaats van de gemeente Oss lag in het naburige Geffen en is tot 1909 in gebruik geweest. Aan de Heescheweg bij Oss lag sinds 1888 een nieuwe begraafplaats.
De joodse inwoners van Oss hebben aanzienlijk bijgedragen tot de industriële ontwikkeling van de plaats. Bekende firma's met joodse oprichters zijn de margarinefabriek van Simon van den Bergh, de voorloper van de Unilever, de textielindustrie Bergoss, de exportslachterij Zwanenberg, waaruit de medische industrie Organon is voortgekomen en de exportslachterij van Hartog Hartog, het latere UNOX-concern.
In de eerste helft van de twintigste eeuw hadden verschillende leden van vooraanstaande joodse families zitting in de gemeenteraad. De joodse gemeente zette zich in de dertiger jaren in materiële en in immateriële zin in voor de vluchtelingen uit Duitsland. In diezelfde periode was in Oss een zionistische jeugdbeweging actief.
Bij aanvang van de Duitse bezetting werd de firma Organon formeel naar het buitenland overgebracht en zodoende voor overname behoed. In de herfst van 1941 werden de joodse kinderen van het openbare onderwijs uitgesloten en werd er in Oss een regionale joodse school opgericht. Deze school heeft tot in februari 1943 bestaan, met gestaag dalend aantal leerlingen.
Tussen eind augustus 1942 en begin april 1943 zijn vrijwel alle joodse inwoners van Oss gedeporteerd. In juni 1944, enkele maanden voor de bevrijding van het zuiden van Nederland, werd nog een groep joodse bejaarden en zieken weggevoerd. Een klein deel van de gedeporteerden overleefde, terwijl er ook enkelen in slaagden onder te duiken. De synagoge en de andere gebouwen van de joodse gemeente werden door de Duitsers geplunderd en zwaar beschadigd.
Na de bevrijding bleek dat de synagoge niet meer te restaureren was. De voorgevel is bewaard en is nu gemeentelijk monument. Aan de Smalstraat is een nieuwe synagoge gebouwd die in 1959 werd ingewijd. Een jaar later werd aan de Nieuwe Heescheweg een monument onthuld ter nagedachtenis van de meer dan 300 joodse slachtoffers van de nazi-terreur.
In Oss zijn nog steeds een kleine joodse gemeente en een afdeling van de Nederlandse Zionisten Bond actief. De begraafplaats wordt tegenwoordig onderhouden door de plaatselijke overheid.
Aantal joden in Oss en omgeving:
1809 73
1840 137
1869 207
1899 206
1930 260
1951 104
1971 76
1998 32
Oud Beijerland
In het midden van de achttiende eeuw vestigden de eerste joden zich in Oud-Beijerland. Aanvankelijk vonden de synagogediensten plaats in de privé-woning van een van de gemeenteleden. In 1790 werd aan de Ossenbil, de huidige Prinses Irenestraat, een begraafplaats aangekocht. In 1843 werd een nieuwe synagoge ingewijd, het gebouw deed tevens dienst als schoollokaal en omvatte een woning voor de leraar.
Naast een kerkbestuur had de joodse gemeente ook een penningmeester voor het Heilige Land. In de vijftiger jaren van de negentiende eeuw maakte een lid van de joodse gemeenschap deel uit van de gemeenteraad.
De joden van Oud-Beijerland waren handelslieden, vooral in textiel. Rond 1900 was ongeveer een kwart van de joodse bevolking aangewezen op steun. In de eerste decennia van de twintigste eeuw nam het aantal leden van de joodse gemeente zodanig af, dat er geen kerkbestuur meer gevormd kon worden. Zelfs op de Hoge Feestdagen werden er geen synagogediensten meer gehouden. Eind dertiger jaren kwam nog een klein aantal joodse vluchtelingen uit Duitsland naar Oud-Beijerland.
Tussen augustus en oktober 1942 werden de joodse inwoners van Oud-Beijerland gedwongen om naar Amsterdam te verhuizen, om vandaar naar de kampen gedeporteerd te worden. Ook enkele onderduikers deelden, na verraad, dit lot. Slecht één persoon overleefde de deportatie en de daarop volgende verschrikkingen. Een klein aantal joden wist zich door middel van dooppapieren het leven te redden.
Na de oorlog is het synagogegebouw verkocht en kreeg het de bestemming van huishoudschool. Twee gedenkstenen in de gevel herinneren aan het oorspronkelijke gebruik. De joodse gemeente werd in 1947 bij die van Rotterdam gevoegd. In oktober 1987 werd aan de Havendam een monument onthuld ter nagedachtenis aan de gedeporteerde joodse gemeenschap van Oud-Beijerland. De joodse begraafplaats wordt tegenwoordig beheerd door de plaatselijke overheid. Dankzij een initiatief van de plaatselijke scholengemeenschap 'Willem van Oranje' kon de begraafplaats in 1997 worden voorzien van een nieuw hek.
Een zilveren kidoesjbeker, die in 1889 aan Hartog (Zwi Uri) Koopman werd aangeboden ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag, werd in 2005 door de Stichting Nederlands Kunstbezit aan de gemeente Oud Beijerland afgestaan. Hartog Koopman, beheerder van de plaatselijke Bank van Koopman, was tot zijn overlijden in 1892 een prominent lid van de joodse gemeente Oud-Beijerland.
In de dorpen Buitensluis, Klaaswaal en Zuid-Beijerland woonden in de tweede helft van de negentiende eeuw een twintigtal joden, die een gezamenlijke synagoge hadden. In het dorp Mijnsheerenland verbleef in de herfst van 1939 een groepje kinderen van de jeugd-aliya uit Duitsland.
Aantal joden in Oud-Beijerland en omgeving:
1809 150
1840 291
1869 98
1899 84
1930 25