Kamp Maartensdijk
Geen NAD nummer
Maartensdijk
Arbeidsdienst voor Meisjes, Kamp IX, Huize Persijn, telefoonnummer 212 Maartensdijk
De Arbeidsdienst voor Meisjes (ADvM of ADM) begint ergens in maart 1941 met kampen in Maarssen, Barchem, Lunteren en Markelo. 10 Waarnemend Algemeen Leidster en Stafleidster A.C.W. Huigen schrijft in een uitgebreide brochure dat de circa 30 oprichtsters/leidsters hun vorming hebben opgedaan als arbeidsmeisje in Duitsland. De officiële verordening is overigens gedagtekend op 23 mei 1941.
Buitenplaats Goudestein in Maarssen was de eerste verblijfplaats van de ADM met 9 leidsters en 25 kampleden13. Kamp Doorn (landgoed Berkenheuvel) was de centrale vestiging, waar ook de staf gehuisvest was. De Kampen in Maartensdijk en Hilversum (De Hooge Dreuvik) behoorden tot de vroege kampen en in onze regio volgde ook nog Laren.
Kamp IX Maartensdijk was, zoals gemeld, gevestigd in Persijn aan de Achterweteringseweg. Landgoed Persijn is van 1721 tot 1917 in het bezit geweest van de familie van Hengst. Over de vooroorlogse periode: ‘De familie van Hengst blijft
eigenaar tot 1919. In dat jaar verkrijgt een houthandelaar het eigendom van Landgoed Persijn. Illegaal wordt een groot deel van het bos gekapt en wordt onherstelbare schade aangericht. Het is onbekend in exact welke mate, maar dat Landgoed Persijn kort voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog is leeggeroofd en uitgewoond, is evident. Dit is letterlijk van toepassing op het Landhuis. Verder worden de paardenstal, de koetsierswoning, de kassen en de orangerie gesloopt. De resterende boomgaard wordt
omgevormd tot grasland. De resterende vijverpartijen worden gedempt en omgezet naar weilanden.’ Het pand werd door de Nederlandse Arbeidsdienst met ingang van 27 januari 1942 gehuurd van de toenmalige eigenaar H. Hoogland, die destijds adres hield op Wittevrouwensingel 40 in Utrecht. De eerste bewoonsters moeten dus
ergens begin 1942 zijn gearriveerd. Op Persijn werden tegelijkertijd 42 meisjes en 7 kaderleden gehuisvest
De arbeidsmeisjes hebben dus waarschijnlijk een landgoed in slechte staat aangetroffen.
Dat werd naar buiten toe stil gehouden.
In een ronkend artikel schetst het nationaalsocialistische blad Nederlandsch Vrouwenleven uit 1943 18 een idyllisch beeld.
“Verscholen tusschen het groen en omringd door een mooi park, ligt de vriendelijke villa „Persijn”. Het eerste wat ik van de arbeidsmeisjes zag of liever hoorde was een vroolijk gezang, dat mij toen ik door de lange oprijlaan naderbij kwam, afkomstig bleek te zijn van een groep meisjes, die dezen dag binnendienst hadden en aan het aardappelschillen waren. In de vroolijke, blauwe werkjurken gestoken, met een fleurige doek om het hoofd gewonden, zag ik hen overal in het huis „Persijn” met hun verschillende diensten bezig. Zij schiepen een sfeer waarin ik voelde dat op prettige wijze gewerkt werd. (…) Het huis is middelmatig groot. Frissche, groen geschilderde kribben, twee boven elkaar, waarop het beddegoed op uniforme manier opgemaakt ligt, In de kastjes, eveneens groen gekleurd, die tusschen de slaapplaatsen staan, bewaren de meisjes hun uitrusting, hun particuliere spulletjes als postpapier, enz. Op de grootere slaapzalen, waschbakken voor algemeen gebruik. Waar deze ontbreken is er een
waschlokaal ingericht. De leidsters bewonen samen een kamer; hier geven een paar boeken en eenige foto's aan den wand een meer persoonlijk aanzien. Op den zolder is er een zeer belangrijke afdeeling, nl. de kamer waar de voorraad kleeding is opgeslagen. In een lange rij de vlotte donkergroene uniformen, op stapels de verschillende blouses die erop gedragen worden, de werkjurken, hoofddoeken, trainingspakken en onderkleeding. Rijen schoenen — werk- en uitgaansschoenen —
gympjes, klompen, sokjes voor in de klompen, de leuke schoudertasschen, het dorado voor het arbeidsmeisje die hier haar heele uniform en arbeidskleeding komt uitzoeken en voor het eerst met begrijpelijken trots in haar uniform rondstapt.”
Dagindeling van de arbeidsmeisjes ‘de arbeid’. Er wordt onderscheid gemaakt in binnen- en buitendienst. De binnendienst bestaat uit huis-, tuin- en keukendienst, naaidienst, aardappelschildienst en strijken. De buitendienst vindt plaats in de eigen kwekerij, bij boeren in de omgeving, in de huishouding bij grote gezinnen. 4 Am (arbeidsmeisjes) schrijven distributie stamkaarten uit op het Gemeentehuis in Maartensdijk. Toestemming is telefonisch verleend door Wn. Alg, Leidster Mej. Huigen
Opvallend zijn de typische infectieziekten, die horen bij het leven in een kamp of kazerne. Scabies (schurft) komt regelmatig terug, maar keelontsteking – in het
bijzonder difterie – is een grote boosdoener. Bij drie difterieuitbraken wordt het kamp
geïsoleerd. Daarnaast zijn er ook meldingen van losse gevallen van difterie, zonder isolatie van het hele kamp. Van 4 oktober tot 25 oktober 1943 wordt het kamp geïsoleerd wegens een geval van difterie (‘diphteritis’). In de weekverslagen
staat dat op 18 oktober alle (niet zieke) arbeidsmeisjes (AM) worden
overgeplaatst naar Laren (Kamp XIV). Van 24 februari tot 11 maart 1944 wordt het kamp opnieuw geïsoleerd wegens ‘diphterie’. Ook nu betekent dat feitelijk weer een
ontruiming; dit keer door alle meisjes met verlof te sturen ‘in afwachting van ontslag’. Dit
ontslag is het regulier ontslag aan het eind van de aanstelling van 5 ½ maand.
Ook Hopvrouw Jongen is van 23 maart tot 19 april 1943 met ziekteverlof. In het weekverslag staat dat ze is opgenomen in het ziekenhuis met difterie. De rapportage wordt in deze periode overgenomen door Adspirant Hopvrouw A.C. Osephius.
Op 2 mei 1943 komt er weer een nieuwe lichting van 42 meisjes, die ook tewerk worden gesteld in de buitendienst. Dit betekent het einde van de isolatie en het opheffen van alle beperkingen, met dien verstande dat in juni nog een korte periode van isolatie (zonder ontruiming) wordt ingelast wegens roodvonk, evenals in augustus wegens opnieuw difterie. Onder Overige Bijzonderheden vermeldt de kampleidster onder meer de ‘onwettige afwezigheid’ van de arbeidsmeisjes. In de rapportage van 15 november 1943 meldt zij dat er geld van een van de meisjes gestolen is. Dit zorgt voor opschudding: ‘De stemming laat te wensen over omdat er geld gestolen is van een arbeidsmeisje. Vele meisjes hebben daardoor heimwee naar huis. De dievegge is
nog steeds niet gevonden. Voor straf wordt hun (niet de broche uitgereikt, dit maakt groote indruk op hen.’ In hetzelfde verslag: ‘3 Am. zijn Zondagmorgen weggeloopen. Zijn echter tegen 11 uur s’morgens in Arnhem aangehouden door de politie. Deze meisjes vonden het verschrikkelijk dat hier in het kamp dat geld gestolen was.’
Twee weken later: ‘Woensdag 1 december heeft arbeidsmeisje Diny C(...) bekend dat zij Fl. 6.50 had ontvreemd. Daar de daderes nu eindelijk bekend heeft was het mogelijk om op 4 December de broche aan de arbeidsmeisjes uit te reiken.’
Het einde van het kamp en ontslag kampleidsters
De huurovereenkomst van Landgoed Persijn werd in eerdergenoemde brief van 13 augustus 1945 met terugwerkende kracht per 1 oktober 1944 ontbonden.
29 Het pand werd (in haast?) verlaten met achterlating van (een deel van?) de inventaris. Al eerder in 1944 vermeldt een weekverslag: ‘Ing. Van
der Vegte en Dr. Eckhart bezichtigden het kamp, daar zij interessen hadden om het huis te koopen van den Huiseigenaar Hoogland.’ Over voornoemde kopers is verder niets bekend. We nemen maar aan dat dat niets geworden is, want er bestaat een brief van het Centraal Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers aan de directeur van de Rijksgebouwendienst (26 september 1945) waarin staat: ‘Het is waarschijnlijk, dat een gedeelte van de Haagsch-Hervormde Rusthuizen, als onderdeel van de in margine genoemde Gestichten, voor den komenden winter naar den Haag terugkeert. Op het
oogenblik is dit deel in Huize ‘Persijn’, Achterweteringscheweg 10 in Maartensdijk gehuisvest, vroeger bij den N.A.D. in gebruik en nadien bezit van Uw dienst overgegaan. De in Huize ‘Persijn’ aanwezige inventaris werd blijkbaar in bruikleen aan de Haagsch. Herv. Rusthuizen, die door oorlogsgeweld het meerendeel van hun bezittingen verloren, afgestaan.’ Aangenomen mag worden dat Persijn na de bevrijding is gevorderd door de Rijksgebouwendienst.
Een handgeschreven briefje bevestigt een afspraak dat ’40 ijzeren kribben’ mogen worden opgehaald en naar Wijhe vervoerd mogen worden, mits een ontvangstbewijs wordt afgegeven aan de directeur van het Rusthuis der Ned. Herv. Gemeente.
De Stafleidster van de ADM, A.C.W. Huigen, staat opgenomen in het register ‘Ontrouw en zuivering’. In deze database zitten de namen van ongeveer 4500 personen, voornamelijk politiemensen, die op grond van het zuiveringsbesluit zijn vervolgd en zijn berispt, geschorst of ontslagen. 31 Kennelijk is ’A C W Huigen geboren 16 Juli 1903’ onder het Zuiveringsbesluit 1945 onderzocht en gesanctioneerd met ontslag. Van het ontslag is een bevestiging terug te vinden in het Nationaal Archief; de ontslaggrond
is Zuiveringsbesluit 1945; dat is een gedwongen oneervol ontslag, met terugwerkende kracht gedateerd op 18-09-1944, maar met behoud van pensioenrechten. Stafleidster Huigen was gestationeerd in Doorn, maar bemoeide zich actief met de gang van zaken in de kampen. In de weekverslagen van Kamp IX wordt ze een aantal keren genoemd bij bijzondere situaties, zoals gedwongen ontslag van arbeidsmeisjes.
Opvallend is dat ook Aspirant Hopvrouw A.C. Osephius in dit register is opgenomen. Zij neemt gedurende een periode in de weekverslagen een steeds grotere plaats in en tijdens het ziekteverlof van Kampleidster Jongen ondertekent zij ze ook. Ze verzorgt talrijke activiteiten, maar rapporteert ook enthousiast over een bezoek aan de 12e verjaardag van de NSB. Een weekrapport van juni 1944 meldt plotseling dat ‘Ads Hvr Osephius’ met buitengewoon verlof is gestuurd ‘in afwachting van ontslag’. In een volgend verslag wordt gemeld dat ze per 1 juli is ontslagen. In het Nationaal Archief is
geen ontslagbesluit gevonden.
Ook van hopvrouw Jongen bestaat een ontslagbewijs in het Nationaal Archief, maar hier is deontslaggrond het Koninklijk Besluit van 17-09-1944, de ontslagdatum is 25-09-1944.