Kamp Balderhaar
Kamp Balderhaar
Kloosterhaar
o.a. een Joodse werkkamp
Het Rijkswerkkamp Balderhaar stond aan de Verlengde Broekdijk, naast de boerderij van Nijeboer, iets buiten Kloosterhaar. Het kamp had een capaciteit van 96 bedden en werd in mei 1938 in gebruik genomen. De werklozen die er waren gehuisvest, werden ingezet voor het ontginnen van woeste grond.
Kamp Balderhaar, bij Kloosterhaar was een werkkamp dat kort voor de Tweede Wereldoorlog gebouwd werd in het kader van de werkverschaffing.
In 1939 wordt het overgenomen door de Rijksdienst voor de Werkverruiming. Tot begin januari 1942 hebben werkeloze Nederlanders in het kamp gewoond. Zij moesten woeste grond ontginnen. In het kamp was woonruimte voor 96 arbeiders.
Leider van het kamp was een kok/beheerder dhr. G. Ooms. Verder werkten er in de kampen veelal lokale krachten: een kok, hulpen in de keuken, de kantine-beheerder en de hulp en de schoonmaaksters.
In april 1942 kreeg Ooms de opdracht het kamp te ontruimen en gereed te maken voor de komst van joodse dwangarbeiders. De joodse mannen die in Balderhaar terechtkwamen, waren voornamelijk afkomstig uit de provincie en stad Groningen.
Vanaf januari 1942 tot de nacht van 2 op 3 oktober (Jom Kipoer) van dat jaar is het kamp in gebruik geweest als buffer voor Westerbork. Joodse mannen woonden in die periode als arbeider in het kamp en werden ingezet bij graafwerkzaamheden.
Op 10 juli 1942 arriveerde de eerste groep dwangarbeiders. Meinhard Gans schreef de volgende dag: 'Zoals jullie al wel gehoord zullen hebben, zijn wij vrijdagmorgen vertrokken naar de werkkampen. Wij zijn 's morgens weggegaan om tien uur over Zwolle naar Mariënberg. Vandaar zijn we verder gegaan per bus en moesten we toen nog 15 km rijden en zijn we zo op de plaats van bestemming aangekomen. Het is hier niet slecht, maar ik ben erg zenuwachtig. Nu zitten we hier met negentig mensen uit Groningen en kennen we elkaar allemaal zo'n beetje. Dat is natuurlijk wel prettig.'
De groep Groninger mannen, later aangevuld met een aantal Brabanders, trof een werkkamp aan bestaande uit twee lange woonbarakken, waarin twaalf wooneenheden, een kantine, een keuken met een woongelegenheid voor de kok/beheerder, een washok en een schillenhok.
'We zitten nu hier al langer als negen weken en begin ik verschrikkelijk te verlangen naar mijn vrijheid. (…) Dat komt wel op de zenuwen aan hoor en als je er soms niet wat bij gestuurd kreeg, dan ging je helemaal kapot. 's Morgens een bordje pap wat de halve tijd niet te eten is en ik kan er ook niet tegen met mijn maag. Nu dan heb je zo'n heel klein kugje voor naar het werk en 's avonds een bordje kool of zoo, waar helemaal geen voeding in zit. Deze brief geef ik aan iemand mee die afgekeurd is (…). De brieven worden tegenwoordig ook open gemaakt. Dus moet u mij schrijven, blijf dan neutraal en schrijft u me dan ook niets over bonnen of zoo', aldus Meinhard Gans.
Op de mistige vroege ochtend van zaterdag 3 oktober 1942 werd kamp Balderhaar ontruimd. De mannen moesten, onder bewaking van Duitse soldaten, te voet van Balderhaar naar het NS-station in Bergentheim. Daar troffen ze de bewoners van het nabijgelegen kamp Kloosterhaar, dat gelijktijdig was ontruimd.
In genoemde nacht zijn alle Joodse mannen uit de werkkampen, zo ook die uit Kamp Balderhaar, naar Kamp Westerbork afgevoerd. Hen was wijs gemaakt dat daar gezinshereniging zou plaatsvinden. De tocht naar station Bergentheim moest te voet worden afgelegd. Vandaar ging het vervoer per trein. Het werk in het kamp werd beschreven als bezighouderij. Het redelijke rantsoen werd na enige tijd aanmerkelijk kleiner omdat de bezetter het niet nodig vond om voldoende voedsel aan Joodse mensen te verstrekken.
Hun bagage werd op een platte boerenwagen gestapeld en nagebracht. Bij het station in Bergentheim hebben de mannen enige tijd moeten wachten op de trein die hen eerst naar Zwolle bracht. Vandaar uit werden ze doorgestuurd naar Westerbork.
Enige maanden na het vertrek van de joodse mannen werden in kamp Balderhaar gezinnen uit de gehele kuststreek gehuisvest. Hun woningen waren opgeëist om de aanleg van de Atlantikwall te kunnen uitvoeren.
Tussen 1943 en 1945 werden in kamp Balderhaar gezinnen die door de Duitsers in het kader van de bouw van de Atlantikwall uit hun huis in de kuststreek verdreven waren gehuisvest. Het werkkamp Balderhaar is in 1953 ontruimd en voor afbraak verkocht. Het terrein is deels verkocht aan de firma Sierink, die een zandwinning op deze locatie is begonnen.