Lijst Joodse gemeenschap in: plaatsnaam beginnend met Z
Zaandam
Aan het begin van de negentiende eeuw ontstond in Zaandam een georganiseerde joodse gemeente. Het is niet bekend vanaf welk moment zich de eerste joden in de stad en omgeving gevestigd hadden.
Aanvankelijk werden de godsdienstoefeningen gehouden in een synagoge aan het Kuiperspad. Ook de joodse school was daar gevestigd. In 1865 werd een nieuw synagogegebouw ingewijd aan de Gedempte Gracht. Het kerkbestuur bestond uit vijf leden. Daarnaast was er een penningmeester voor het Heilige Land. Vanaf 1887 had de joodse gemeente van Zaandam de beschikking over een eigen begraafplaats aan de Westzanerdijk.
De meeste Zaanse joden waren werkzaam als handwerksman, handelaar of winkelier. Ook was er sinds 1896 een essencefabriek, eigendom van Polak en Schwarz.
Zaandam was net als Weesp voor veel Amsterdamse joden een aantrekkelijke plaats om te trouwen omdat het huwen er veel goedkoper was. Daartoe moest men dan wel gedurende zes weken ingeschreven staan in het stadje.
Tegen het einde van de negentiende eeuw nam het aantal joodse inwoners van de Zaanstreek af. Deze tendens zette door in het begin van de twintigste eeuw. In de periode direct voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog vestigde een groot aantal joodse vluchtelingen uit Duitsland en Midden-Europa zich in Zaandam.
Tijdens de Duitse bezetting was de Zaanstreek actief betrokken bij de Februaristaking in 1941. De joden van Zaandam en omstreken waren de eersten die in het kader van de evacuatie uit de provincie in Amsterdam werden geconcentreerd. Vandaar werden zij via Westerbork naar de concentratiekampen in Polen gedeporteerd. Slechts een klein deel van de gedeporteerden overleefde het verblijf in de kampen. Ook wisten enkele tientallen joden te overleven door onder te duiken.
De synagoge werd tijdens de bezettingsjaren beschadigd. Het inventaris is deels vernield, deels geroofd. Zes Torarollen zijn gespaard gebleven.
Na de oorlog vormde zich aanvankelijk weer een joodse gemeente in Zaandam. De synagoge werd in 1950 en in 1974 gerestaureerd, maar moest in dat laatste jaar verkocht worden, omdat het aantal gemeenteleden te gering was geworden. Tegenwoordig is het gebouw als expositieruimte voor beeldende kunstenaars in gebruik.
In 1990 werd een monument ter nagedachtenis aan de joodse oorlogsslachtoffers onthuld in het gemeentehuis van Zaandam. Ook op de joodse begraafplaats van Westzaan bevindt zich een gedenkteken.
Bij de ingang van het nieuwe wooncomplex Maison d'Essence, gevestigd in de oude geur- en smaakstoffenfabriek van Polak en Schwarz in Zaandam werd in november 2002 een gedenksteen aangebracht ter nagedachtenis aan de joodse medewerkers in deze fabriek.
Aan de Vaartkade in Zaandam staat een bronzen kastje met boeken ter herinnering aan de schrijfster Carry van Bruggen, die haar jeugd in Zaandam doorgebracht heeft.
De website joodsmonumentzaanstreek.nl geeft informatie over de joodse bewoners van de Zaanstreek en joodse onderduikers in de Zaanstreek gedurende de Tweede Wereldoorlog.
Aantal joden in Zaandam:
1809 107
1840 144
1869 144
1899 186
1930 126
1951 24
1971 24
1998 41
Zaltbommel
In de Middeleeuwen moeten er blijkens vermeldingen in de archieven zo nu en dan joden in Zaltbommel verbleven hebben. Van een permanente vestiging was in die periode echter geen sprake.
De eerste vaste joodse bewoner van het stadje was Kosman Gompers, die in 1679 de bank van lening pachtte. Vermoedelijk uit angst voor concurrentie stelde hij de voorwaarde dat hij de enige jood in Zaltbommel zou blijven. Uit het feit dat er in 1748 een joodse begraafplaats ingericht is in een moestuin langs de stadsmuur, valt af te leiden dat deze voorwaarde op een gegeven moment vervallen is. Vanaf die tijd werden er ook openbare synagogediensten gehouden, o.a. in een privé-huis op de hoek van de Gasthuisstraat.
Onenigheid over de statuten leidde tot een scheuring binnen de gemeenschap en tot de aankoop van de begraafplaats aan de Oliemolen in 1785. In de loop van de tijd werden nog twee begraafplaatsen aangekocht: bij de Bossche Poort in 1823 en aan de Maarten van Rossumsingel in 1901.
De eerste officiële synagoge lag aan de Kloosterstraat en werd in 1804 ingewijd, tegelijk met een klaslokaal waarin de kinderen godsdienstonderwijs ontvingen. Veroudering van het gebouw en een snelle groei van de gemeente in het tweede kwartaal van de negentiende eeuw maakten de bouw van een nieuwe synagoge noodzakelijk. Dankzij subsidies van onder meer prins Hendrik en de baronnen de Rothschild kon de nieuwe synagoge in 1864 ingewijd worden.
Binnen de joodse gemeenschap fungeerde het kerkbestuur tevens als armbestuur. Daarnaast was er een begrafenisgenootschap, een vrouwengenootschap voor het onderhoud van de synagoge en een genootschap voor Torastudie. Een afdeling van de Alliance Israélite Universelle en een subcomité van het Centraal Israelitisch Weeshuis in Utrecht waren tevens in Zaltbommel gevestigd.
Kiddoesjbeker aangeboden aan de Israelitische Synagoge te Zaltbommel op 8 juli 1862
In 1826 vond de geruchtmakende overgang naar het christendom plaats van drie Bommeler families. Een telg van de familie Philips, één van de bekeerden, zou later de grondlegger van het gelijknamige concern worden.
In 1845 werd in Zaltbommel een Godsdienstige Armenschool opgericht, waar de leerlingen in zowel joodse als algemene vakken werden onderwezen. Het aantal leerlingen nam tegen het einde van de negentiende eeuw aanzienlijk af. Desondanks werd er in 1903 een nieuw schoolgebouw ingewijd.
In de twintigste eeuw bleef het ledental van de joodse gemeente in snel tempo afnemen. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was de gemeente gehalveerd ten opzichte van het begin van de eeuw.
In november 1942 werden de eerste joden uit Zaltbommel naar Westerbork gedeporteerd. De laatsten werden in april 1943 gedwongen zich in Vught te melden. Van de joodse inwoners van Zaltbommel heeft slechts een vijfde deel de oorlog overleefd. De synagoge bleef onbeschadigd. Een deel van het interieur werd gestolen, een ander deel bleef behouden en is na de oorlog aan de joodse gemeente van Den Bosch geschonken. Toen in oktober 2003 de volledig herbouwde dijksynagoge in Sliedrecht werd ingewijd, schonk de joodse gemeente in Den Bosch de uit Zaltbommel afkomstige voorwerpen aan deze synagoge.
Na de oorlog is het joodse leven niet hervat. In 1947 werd de gemeente officieel opgeheven en bij die van 's-Hertogenbosch gevoegd. De synagoge werd verkocht en is als bedrijfsruimte in gebruik genomen. In november 1969 werd een monument onthuld ter nagedachtenis van de vermoorde plaatsgenoten. In juni 1996 is het gerestaureerde mikwe aan de Minnebroederstraat heropend. Sinds 2010 heeft de Stichting Mikwe Zaltbommel de ruimte in gebruik voor exposities en als herdenkingsplek.
De begraafplaatsen worden onderhouden door de plaatselijke overheid. In augustus 2002 werd de restauratie van 130 grafstenen op de begraafplaatsen aan de Bossche poort, de Maarten van Rossumsingel en aan de Oliemolen voltooid.
Zaltbommel is bij velen bekend vanwege 'De Moeder de Vrouw' van Martinus Nijhoff, een klassieker in de Nederlandse dichtkunst. Simon Vega vertaalde 'De Moeder de Vrouw' in het Hebreeuws.
Aantal joden in Zaltbommel:
1809 109
1840 226
1869 254
1899 140
1930 71
Zandvoort
De joodse gemeente van Zandvoort kwam in het laatste kwart van de negentiende eeuw tot ontwikkeling, toen de plaats een populaire badplaats werd. In de eerste decennia van de twintigste eeuw maakte Zandvoort nog deel uit van de joodse gemeente Haarlem. In 1919 richtten joodse inwoners van de badplaats het genootschap Elia op. Met steun van de Amsterdamse vereniging Elia vond de bouw van de synagoge aan de Dr. J.G. Metzgerstraat plaats. De inwijding vond plaats in 1922. Een jaar later kreeg de joodse gemeente Zandvoort een onafhankelijke status binnen het Nederlands-Isralitisch Kerkgenootschap. Twee genootschappen hielden zich bezig met de zorg voor het interieur van synagoge en met sociale activiteiten.
Veel joden uit Amsterdam, vooral leden van het joodse proletariaat, brachten in Zandvoort hun vakantie door. Ten behoeve van de kinderen uit armlastige gezinnen werd een ziekenhuis opgericht, de Clarastichting. In de jaren dertig van de twintigste eeuw kwamen er enige tientallen joodse vluchtelingen uit Duitsland naar Zandvoort. Joodse inwoners van de plaats namen in die periode ook zitting in de gemeenteraad.
Direct na de Duitse inval in mei 1940 werd in Zandvoort een SS-eenheid gelegerd. Samen met het feit dat er een groot aantal NSB-ers in de plaats woonde droeg dit bij tot verslechtering van de situatie voor de joodse inwoners. In de nacht van 4 op 5 augustus 1940 werd de synagoge opgeblazen. In maart 1942 werden de joden van Zandvoort naar Amsterdam geëvacueerd. Vandaar volgde de deportatie naar de vernietigingskampen. Slechts enkelen overleefden de oorlog en keerden vervolgens naar Zandvoort terug.
In 1947 is de joodse gemeente van Zandvoort bij die van Haarlem gevoegd. In Zandvoort werd op 14 juli 1965 een nieuwe synagoge aan de Verlengde Haltestraat ingewijd.
In augustus 1991 is een gedenkplaat onthuld in de Dr. J.G. Mezgerstraat, op de plaats waar eens de synagoge stond.
Aantal joden in Zandvoort:
1840 6
1899 -
1930 372
Zevenaar
Vanaf de dertiger jaren van de zeventiende eeuw woonden er joden in Zevenaar. In 1640 namen zij een begraafplaats in gebruik buiten de Bleeckse Poort. De eerste joden van Zevenaar waren werkzaam als vleeshouwer en als hooihandelaar.
De joodse gemeente organiseerde zich pas in de negentiende eeuw. Aanvankelijk kwamen de Zevenaarse joden voor hun godsdienstoefeningen bijeen in het nabijgelegen Didam, vanaf 1833 hadden zij de beschikking over een synagoge aan de Grietsestraat. Tussen 1861 en 1891 werden de doden begraven op een gedeelte van de Algemene Begraafplaats aan de J. Perkstraat. Daarna werd aan de Arnhemseweg een nieuwe begraafplaats gekocht.
Naast een kerkbestuur, dat verantwoordelijk was voor de armenzorg, waren er in Zevenaar enkele genootschappen, die zich bezighielden met zorg voor begrafenissen, Torastudie en het onderhoud van de synagoge. Daarnaast was er een vrouwengenootschap en een jongerenvereniging. In 1875 werd een joodse school opgericht. Handel, vleeshouwerij en veevervoer waren de meest voorkomende beroepen onder de joden van Zevenaar.
Tegen het begin van de twintigste eeuw begon het ledental van de joodse gemeente langzaam af te nemen. De activiteit nam weer toe toen er in de dertiger jaren vluchtelingen uit Duitsland kwamen en een speciaal comité zorg droeg voor hun vestiging elders.
Tijdens de Duitse bezetting is meer dan de helft van de Zevenaarse joden via Westerbork en Vught naar Polen gedeporteerd en daar vervolgens omgekomen. De overigen wisten de bezettingsjaren te overleven door onder te duiken.
De synagoge werd bij een Amerikaans bombardement in 1945 getroffen en werd vervolgens kort na de bevrijding afgebroken. DeTorarollen en rituele voorwerpen waren tevoren naar Amsterdam overgebracht.
In 1947 werd de joodse gemeente van Zevenaar bij die van Arnhem gevoegd. Ook de Torarollen en rituele voorwerpen gingen, voorzover zij behouden waren, naar Arnhem.
De twee joodse begraafplaatsen worden onderhouden door de plaatselijke overheid. In 1990 is bij de ingang van het gemeentehuis een monument voor de joodse slachtoffers van de bezetting onthuld.
Ook in Didam vestigden zich in de loop van de achttiende eeuw enige joden. Rond 1800 was de gemeenschap uitgegroeid tot ruim 30 personen. In 1770 werd er een synagoge ingericht in de Weemstraat (nu Hoofdstraat). Dit gebouw werd in 1900 afgebroken. In Didam was vanaf circa 1762 een joodse begraafplaats, in de volksmond bekend als het 'Joode Kerckhof', waarvan de precieze locatie niet te achterhalen is.
Bij het huis aan de Hoofdstraat waar tot 1900 een kleine synagoge heeft gestaan, werd op 28 november 1999 een gedenksteen onthuld ter herinnering aan de joodse gemeenschap in Didam.
In Tolkamer is op 4 mei 2013 een plaquette onthuld met de namen van de joodse inwoners die vanuit deze plaats gedeporteerd zijn en in Auschwitz zijn vermoord: David Northeimer, Sara Northeimer-Zwarts en Harry Gustaaf Northeimer.
Aantal joden in Zevenaar:
1716 10
1809 31
1840 117
1869 113
1899 106
1930 75
Zierikzee
Vanaf het einde van de achttiende eeuw hield een kleine groep joden synagogediensten in een privé-woning aan de Oude Haven te Zierikzee. In het begin van de negentiende eeuw ontstond er een joodse gemeente en in 1825 vond de inwijding plaats van de synagoge aan de Meelstraat.
Dit gebouw werd in 1888 opgeknapt en heeft daarna tot 1920 als synagoge dienst gedaan. Tegenwoordig is het een woonhuis, maar een windvaan op het dak, in de vorm van een leeuw die eendavidster vasthoudt, herinnert aan de vorige bestemming.
Naast een kerkbestuur was er in Zierikzee een begrafenisgenootschap. In 1799 werd een joodsebegraafplaats gelegen aan de Grachtweg in gebruik genomen. De kinderen van de gemeenteleden kregen godsdienstonderwijs.
De joden van Zierikzee waren voornamelijk werkzaam in de handel en nijverheid. In de negentiende eeuw vestigde de fabrikantenfamilie Salomonson uit Almelo enkele handmatige katoenweverijen in Zierikzee. Hieraan kwam na enkele decennia alweer een einde.
Door het geringe aantal leerlingen moest de joodse school al in 1860 gesloten worden. Vanaf 1913 werden er door het teruglopen van het aantal gemeenteleden alleen nog op de feestdagen synagogediensten gehouden. De joodse gemeente van Zierikzee werd in 1922 bij die van Middelburg gevoegd.
"Voorhang, in 1875 aangeboden aan de joodse gemeente Zierikzee door het genootschap Ets Haim, ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de synagoge."
Gedurende de Duitse bezetting zijn vrijwel alle joodse inwoners van Zierikzee naar Amsterdam overgebracht. Vandaar werden zij naar de kampen in Polen gedeporteerd en daar omgebracht.
Tegenwoordig wonen er nog enkele joodse gezinnen in Zierikzee. De begraafplaats wordt onderhouden door de plaatselijke overheid. Dicht bij de begraafplaats, op de hoek van de Grachtweg en de Caustraat, staat een zuil ter nagedachtenis aan de gedeporteerde en vermoorde joodse inwoners van Zierikzee.
Aantal joden in Zierikzee:
1809 31
1840 58
1869 51
1899 28
1930 25
Zuidland
Al vóór 1800 leefden er joden in Zuidland, die officieel tot de joodse gemeente van Heenvliet behoorden. Aan het einde van de negentiende eeuw werd Zuidland een zelfstandige joodse gemeente. Aanvankelijk vonden de godsdienstoefeningen plaats in een privé-woning, maar in 1887 werd een pand aan de Breedstraat als synagoge ingericht. Een jaar later werd de joodsebegraafplaats aan de Kerkweg in gebruik genomen.
In 1911 trad er een scheuring op in de joodse gemeente van Zuidland, waarna de meeste orthodoxe leden zich bij de gemeente Heenvliet voegden. Als gevolg daarvan werden de diensten in Zuidland vervolgens in een kamer gehouden.
Het merendeel van de Zuidlandse joden was werkzaam in de textielhandel, de veehandel en de vleeshouwerij. Er waren in de plaats twee verenigingen actief: een jongeren- en een vrouwenvereniging.
Tijdens de bezetting zijn alle joden uit Zuidland in oktober en november 1942 gedeporteerd en vervolgens vermoord. Na de oorlog werd de joodse gemeente Zuidland officieel opgeheven en bij die van Rotterdam gevoegd. De joodse begraafplaats wordt sinds 1965 onderhouden door de plaatselijke overheid en is in 1991 opgeknapt. De grafstenen op deze begraafplaatsen zijn geïnventariseerd in het Stenen Archief.
Een aantal straatnamen in de plaats verwijst naar de band met Israël en de vroegere joodse medeburgers.
Aantal joden in Zuidland:
1809 11
1840 10
1869 15
1899 57
1930 18
Zuidlaren
Zuidlaren werd in 1883 een zelfstandige joodse gemeente en ruim een jaar later werd er aan de Zuiderstraat een synagoge ingewijd. Aan de voet van de hunebedden achter de Wolferdinge lag een joodse begraafplaats. De joden van Zuidlaren waren werkzaam in de handel, het slagersvak en het onderwijs. In 1925 werd de inmiddels aanzienlijk geslonken joodse gemeente opgeheven. Het gebied van Zuidlaren, Anlo en Vries kwam bij Assen; Eelde werd bij Groningen gevoegd.
Tijdens de bezetting werden verreweg de meeste joodse inwoners van Zuidlaren gedeporteerd en omgebracht. Een enkeling wist onder te duiken en zo te overleven. Het synagogegebouw kreeg na de oorlog een andere bestemming.
Het Comité Joods Erfgoed Zuidlaren beijvert zich om synagoge en begraafplaats te restaureren. De begraafplaats wordt beheerd door de plaatselijke overheid. De restauratie van de begraafplaats werd in mei 2002 voltooid.
In mei 2000 werd een herdenkingsplaquette geplaatst aan de muur van de voormalige synagoge. Deze synagoge werd in 2005 aangekocht door de Stichting Oude Drentse Kerken, die in 2007 het beheer na restauratie over heeft gedragen aan de Vereniging Behoud Synagoge Zuidlaren.
Het gebouw doet dienst als gebedsruimte voor de Progressief Joodse Gemeente Noord-Nederland - Beth haTsafon. Daarnaast is het gebouw is opengesteld voor bezichtiging en voor culturele doeleinden.
Aantal joden in Zuidlaren en omgeving:
1809 27
1840 23
1869 69
1899 82
1930 25
Zutphen
Al in de dertiger jaren van de veertiende eeuw telde Zutphen een aantal joodse inwoners. Dit was vermoedelijk te danken aan het feit dat het stadje in die periode een belangrijk handelscentrum was. De vervolgingen van joden na de pestepidemie van 1348-49 maakten een einde aan de joodse inwoning. Behoudens een enkele joodse arts, die er tussen 1567 en 1569 gevestigd was, was er tot de burgerlijke gelijkstelling in 1796 geen sprake van joodse inwoners in Zutphen. Wel mochten joodse kooplieden vóór die tijd hun waar aanbieden op de jaarmarkten.
Na 1796 ontstond er in korte tijd een aanzienlijke joodse gemeente te Zutphen. Het merendeel van de leden was afkomstig uit Duitsland. In 1797 werd een stuk land gepacht in Hooge West, op weg naar Vierakker, waar een begraafplaats ingericht werd. Na een uitbreiding in 1883 kon de begraafplaats in 1896 aangekocht worden. De eerste synagoge lag in de wijk Nieuwstad bij de Eekmolen en werd in 1797 ingewijd.
Aanvankelijk waren de meeste leden van de snel groeiende gemeente armlastig. De meeste gezinshoofden waren werkzaam in de handel of als slager. Al spoedig was er behoefte aan een nieuwe, grotere synagoge, maar door geldgebrek kon de bouw daarvan pas in 1815 voltooid worden. Het gebouw lag aan de Rosmolensteeg en is tot de inwijding van de synagoge aan de Dieserstraat in 1879 in gebruik geweest.
De joodse gemeente van Zutphen werd geleid door een kerkenraad, die bestond uit negen leden en een penningmeester voor het Heilige Land. Naast het armbestuur waren er verscheidene genootschappen, die zich bezighielden met de zorg voor armen, minvermogenden en wezen. Er was een begrafenisgenootschap, een genootschap voor Torastudie, een vrouwengenootschap dat lezingen en studiebijeenkomsten organiseerde en een vrouwenvereniging voor onderhoud en aankleding van de synagoge. Zutphen had een afdeling van de Maatschappij tot Nut der Israëlieten in Nederland en in 1908 was er een collectantenvereniging voor Palestina. De kinderen van de joodse gemeente Zutphen kregen godsdienstonderwijs op een joodse school.
In de twintigste eeuw nam de joodse gemeente van Zutphen niet in omvang af, dit in tegenstelling tot de meeste andere gemeenten in Nederland. In de dertiger jaren zorgde de komst van enkele tientallen vluchtelingen uit Duitsland nog voor een lichte groei. In deze periode was ook een zionistische beweging met een jeugdafdeling actief.
Vanaf het begin van de bezetting werden in Zutphen, net als elders, tal van anti-joodse maatregelen van kracht; een joods gemeenteraadslid werd ontslagen. Na de verwijdering van joodse kinderen uit het openbaar onderwijs in september 1941 werd in Zutphen een joodse lagere school opgezet. De massale deportaties naar Westerbork begonnen in november 1942 en duurden voort tot april 1943. Toen waren alle joden uit Zutphen verdwenen, op diegenen na die hadden kunnen onderduiken. Het overgrote deel van gedeporteerden overleefde het verblijf in de concentratiekampen niet.
De synagoge werd in 1944 door Nederlanders geplunderd, waarbij het gehele interieur vernield werd. De Torarollen waren op tijd verstopt en zijn gespaard gebleven. In 1944 richtten NSB-ers ook vernielingen aan op de begraafplaats; veel grafstenen werden uit de grond getrokken en meegenomen.
Na de oorlog werd de joodse gemeente heropgericht. De oude synagoge aan de Dieserstraat is in 1948 verkocht. In november 1949 werd op de begraafplaats een monument opgericht ter nagedachtenis van de omgebrachte medeburgers. Tussen 1954 en 1985 werden synagogediensten gehouden in een woonhuis aan de Coehoornsingel.
Na een restauratie is in 1985 de bovenverdieping van de synagoge aan de Dieserstraat weer in gebruik genomen voor bijzondere diensten. De joodse begraafplaats wordt tegenwoordig onderhouden door de plaatselijke overheid.
In oktober 2000 hebben de joodse gemeenten van Apeldoorn, Deventer en Zutphen zich formeel verenigd in de Joodse Gemeenten Stedendriehoek. Hierin speelt Zutphen een centrale rol. In het kader van het 125-jarig bestaan van het gebouw werd in 2004 de oorspronkelijke collectie zilver van de synagoge gerestaureerd.
In oktober 2013 werd de joodse begraafplaats opnieuw opengesteld, na restauratie van begraafplaats en metaheerhuis. Het pad dat naar het metaheerhuisje leidt kreeg bij deze gelegenheid de naam Meijer Groenpad, genoemd naar de jarenlange bestuurder van de joodse gemeente Zutphen Meijer Groen.
Aantal joden te Zutphen:
1798 53
1809 103
1840 411
1869 448
1899 604
1930 532
1951 79
1971 43
1998 32
Zwartsluis
Aan het einde van de zeventiende eeuw vestigden de eerste joden zich in Zwartsluis. Van een georganiseerde joods gemeente was al in het begin van de achttiende eeuw sprake. Deze gemeente kon vanaf 1722 beschikken over een begraafplaats aan de Leeuwarder ofwel Kleine Schans. Ook de joden van Meppel begroeven daar hun doden.
Het stichtingsjaar van de eerste synagoge is niet bekend, maar het gebouw was in ieder geval al in de achttiende eeuw in gebruik. Rond het midden van de negentiende eeuw stond het gebouw op instorten en in 1852 werd het verkocht. Een jaar eerder was een nieuwe synagoge annex studiehuis ingewijd. Dit gebouw lag aan de Baanstraat. Eveneens in 1851 werd een tweede begraafplaats, gelegen achter de synagoge, in gebruik genomen.
In de veertiger jaren van de negentiende eeuw werd er een godsdienstschooltje opgericht, dat in 1873 in een nieuw gebouw gehuisvest werd. De joodse gemeente van Zwartsluis werd geleid door twee bestuurders. Naast een vrouwengenootschap voor onderhoud en aankleding van de synagoge was er een vereniging ter bestudering van de Tora.
Tot het midden van de negentiende eeuw was het meest verbreide beroep onder de joodse inwoners van Zwartsluis dat van vleeshouwer en ritueel slachter. Tegen het einde van de eeuw waren de meeste joden werkzaam in de textiel.
Gedurende de Duitse bezetting zijn alle toen nog in Zwartsluis woonachtige joden gedeporteerd, op een enkeling na die kon onderduiken. Van de gedeporteerden is er één teruggekeerd, de overigen zijn allen omgekomen in de concentratiekampen. De synagoge werd gebruikt als opslagplaats van meubels uit de huizen van de gedeporteerden.
In 1948 is de joodse gemeente Zwartsluis opgeheven en bij die van Zwolle gevoegd. De synagoge werd verkocht en kreeg de bestemming van timmermanswerkplaats. In 1969 is het gebouw afgebroken. De oude begraafplaats in het dorpscentrum is geruimd, de begraafplaats aan de Baanstraat wordt door de plaatselijke overheid onderhouden. In 1984 is hier een herinneringsmonument geplaatst. De joodse school werd gerestaureerd; een plaquette herinnert aan de vroegere bestemming.
Aantal joden in Zwartsluis:
1795 35
1809 37
1840 54
1869 120
1899 59
1930 25
Zwolle
In de eerste helft van de veertiende eeuw woonde er in Zwolle een klein aantal joden, oorspronkelijk afkomstig uit Westfalen. In 1349 werd deze joodse gemeenschap vernietigd bij de vervolgingen die samenhingen met de pestepidemie.
Aan het begin van de vijftiende eeuw vestigen zich opnieuw enkele joden in Zwolle. In 1490 maakt een verbod van het stadsbestuur een einde aan hun verblijf.
In de tachtiger jaren van de zeventiende eeuw verandert de houding van de stedelijke overheid ten aanzien van de joden en krijgt een enkeling het recht zich in de plaats te vestigen. In het tweede kwart van de achttiende eeuw besloot het winkeliersgilde joden toe te laten. Vanaf 1756 stelden het huidenhandelaarsgilde en het leerlooiersgilde zich open voor joden.
Het aantal joodse inwoners van Zwolle nam in de loop van de achttiende eeuw dusdanig toe dat er een georganiseerde gemeente gevormd kan worden. In 1722 werd een begraafplaats aangekocht aan de Willemsvaart, oorspronkelijk Kleine Schans of Luurderschans genaamd. De statuten van de joodse gemeente dateren uit 1747.
Aanvankelijk vonden de synagogediensten plaats in een privé-woning. In 1746 kregen de joden het recht om hun godsdienst openlijk te belijden en huurden ze de Olde Munte als synagoge. Ruim tien jaar later schonk het stadsbestuur het gebouw de Librije aan het Broerenkerkplein, een deel van een voormalig Dominicanerklooster, aan de joodse gemeente. Na een restauratie werd dit gebouw in 1758 als synagoge ingewijd.
De joodse gemeente van Zwolle werd geleid door een bestuur dat zeven leden telde. Daarnaast functioneerden een voorzanger, een godsdienstleraar en een opperrabbijn.
Door de relatief goede economische omstandigheden oefende Zwolle grote aantrekkingskracht uit op de vaak behoeftige joden van buiten de stad. Gedurende de gehele achttiende eeuw trachtten zowel de burgerlijke overheid als de joodse gemeente de aanwas te beperken. In deze periode waren de meeste joden werkzaam in de textiel- en kledinghandel, de straathandel, de huidenhandel, de graanhandel, de potasindustrie, het verven van stoffen en kleren, de vleeshouwerij en de veehandel. Ook waren er twee joodse artsen.
Na de oprichting van de Bataafse Republiek kregen de joden van Zwolle al in 1795 in feite dezelfde burgerlijke positie als de overige inwoners van de plaats. De officiële burgerlijke gelijkstelling werd één jaar later geproclameerd.
Bij de reorganisatie van het Nederlandse jodendom en de indeling in ressorten in 1814 werd Zwolle aangewezen als zetel van het opperrabbinaat van Drenthe en Overijssel. In de tweede helft van de negentiende eeuw ontstond er veel verzet tegen reformneigingen van de toen aangestelde opperrabbijn Jacob Fränkel.
De gehele negentiende eeuw is de joodse gemeenschap blijven groeien, totdat zij aan het einde van de eeuw haar hoogste ledental bereikte. Het merendeel der joden woonde in de Waterstraat, dicht bij de synagoge en op 'het Eiland'. Beroepsmatig was men werkzaam in de kleding- en textielindustrie, de handel en de vrije beroepen. Tegen het einde van de negentiende eeuw ontstond er een joods proletariaat.
De synagoge aan het Broerenkerkplein werd in 1860 opgeknapt, hoewel die toen al te klein geworden was. In 1899 werd een nieuw gebouw ingewijd aan de Schoutenstraat, dat ook een schoollokaal bevatte. In Zwolle werd vanaf het begin van de negentiende eeuw Joods onderwijs gegeven.
De joodse kerkenraad fungeerde tevens als armbestuur. Daarnaast waren er twee penningmeesters voor het Heilige Land. Er waren ook verscheidenene genootschappen, die zich bezighielden met studie, het begrafeniswezen, liefdadigheid en zorg voor het interieur van de synagoge.
In 1887 werd aan de Watersteeg (de huidige Kuyerhuislaan in de Herfte een tweede joodse begraafplaats in gebruik genomen.
Ondanks het feit dat het ledental in het begin van de twintigste eeuw begon te dalen, bleef in Zwolle een actieve joodse gemeente bestaan. Zo werden er tussen het begin van de eeuw en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog nog verschillende verenigingen opgericht, waaronder een sport- en ontspanningsvereniging voor de jeugd en een zionistische beweging. In de dertiger jaren werd steun verleend aan een aanzienlijk aantal vluchtelingen uit Duitsland die zich in de plaats vestigden.
Tijdens de bezetting werden in de zomer van 1941 de joodse veehandelaren van de veemarkt verwijderd. Na de uitsluiting van de joodse kinderen uit het openbare onderwijs werden in Zwolle voor hen een lagere en twee middelbare scholen opgericht. Na de eerste razzia, die begin oktober plaatsvond, werd een onbekend aantal Zwolse joden naar Mauthausen gedeporteerd en daar vermoord. Tussen augustus 1942 en april 1943 vonden de georganiseerde deportaties plaats, waarbij het merendeel van de joodse inwoners van Zwolle via Westerbork naar de kampen in het oosten werd weggevoerd. Op een enkeling na vonden zij daar allen de dood. Ongeveer een kwart van de Zwolse joden wist onder te duiken en zo de oorlog te overleven.
De Duitse autoriteiten legden beslag op de synagoge en gebruikte het gebouw als opslagplaats voor de meubels van gedeporteerde joden. De Torarollen en de rituele voorwerpen waren tijdig verstopt. Van de oude begraafplaats aan de Willemsvaart werden grafstenen ontvreemd. Na de oorlog is deze begraafplaats geruimd.
Na de oorlog werd het joodse leven in Zwolle hervat. De actieve gemeente kwam op sjabbat en de feestdagen bijeen in de verkleinde synagoge aan de Schoutenstraat. Dit gebouw is in 1991 gerestaureerd. Bij de herinwijding van de synagoge werd een deel van de Schoutenstraat en de Nieuwe Markt genoemd naar Samuel Hirsch, de laatste opperrabbijn van Zwolle. In de wijk Schellerbroek werd een tiental straten vernoemd naar in de oorlog omgekomen joden.
Een in 1985 onthulde gedenksteen eert de nagedachtenis van alle gedeporteerde joodse inwoners van Zwolle. In maart 1999 werd het honderdjarig bestaan van de Zwolse synagoge feestelijk gevierd. Het gebouw wordt intensief gebruikt voor religieuze en culturele doeleinden.
De Stichting Judaica Zwolle organiseert educatieve activiteiten in de synagoge.
De Stichting Voortbestaan Synagoge Zwolle biedt informatie over de geschiedenis van de Zwolse synagoge en de geschiedenis van joden in Zwolle.
Aantal joden in Zwolle:
1753 40 gezinnen
1788 60 gezinnen
1809 343
1840 535
1869 607
1899 691
1930 595
1951 150
1971 104
1998 47