Namenlijst Joodse Begraafplaats Leerdam

 

Rond 1521 is er voor het eerst in stukken sprake van een Joodse begraafplaats nabij Leerdam. In een register met de heerlijke rechten van Floris van Egmond wordt ene Gherit op ten Joden Kerckhoff vermeld. Dat is bijzonder, want in die periode zijn er geen Joden bekend in Leerdam of zelfs in de omgeving. Ook in de decennia daarna is er in akten regelmatig sprake van een Joods kerkhof als aanduiding. Zo vaak, dat die ook gelokaliseerd kan worden aan de zuidzijde van de Bruyninxdeelsekade, aan het Recht van ter Leede. Dit stuk land wordt in de volksmond nog ‘het Jodendom’ genoemd

 

In de afgelopen eeuwen is het perceel continu in gebruik geweest, maar niet als begraafplaats. De gronden waar de begraafplaats zich moet hebben bevonden, waren rond 1830 in bezit van de Polder van Ter Leeden. Van een begraafplaats is dan al geen spoor meer te vinden. Niet bekend is ook wie er zou zijn begraven. Als er tenminste is begraven. Hoewel het onwaarschijnlijk lijkt dat het toponiem niet verwijst naar een begraafplaats, is die in meer dan 500 jaar mogelijk maar voor een enkeling gebruikt. Wie zal het zeggen?

De begraafplaatsen bij de Hoogpoort

In 1691 klaagde de Jood Joseph Moses dat er geen plek was om een overleden kind te begraven in Leerdam en dat hij het daarom buiten het graafschap moest begraven. En dat terwijl hij wel de kosten voor het luiden van de kerkklokken moest betalen. Het klagen had succes, want Moses kreeg toestemming om een eigen begraafplaats te gebruiken op een plek die de magistraat hem zou aanwijzen. Echter is er daarna geen enkele vermelding meer van een begraafplaats te vinden. Wel dat in de achttiende eeuw meerdere Leerdamse Joden in het naburige Vianen zijn begraven. Dat veranderde in 1767, toen de Joden in Leerdam (wederom) een begraafplaats kregen toegewezen. De locatie daarvoor lag op het kleine erf aan de noordzijde tussen de binnen- en de buitenpoort van de Hoogpoort aan de Horndijk. Voor het gebruik diende de Joodse gemeenschap jaarlijks een betaling te doen, terwijl als afscheiding langs de weg door hen een muur geplaatst diende te worden.

 

Al snel, in 1784, werd de buitenpoort van de Hoogpoort afgebroken, waarbij onder meer de muur aan de kant van de stadsgracht verlaagd en gerepareerd werd. De kleine begraafplaats raakte spoedig vol en in 1804 werd het verzoek gedaan om het perceel aan de andere kant van de straat te mogen gebruiken als begraafplaats. Het gemeentebestuur stemde toe, mits de Joodse gemeente jaarlijks vier gulden betaalde aan de portier van de Hoogpoort als vergoeding voor gederfde inkomsten. Dit bedrag was het dubbele van wat voor het eerste perceel werd betaald aan erfpacht. Bovendien werden de Joden ook hier verplicht om te zorgen voor een afscheiding met de straat, maar daarnaast ook de straat voor de begraafplaatsen schoon te houden.

De begraafplaats aan de zuidzijde bleef in gebruik tot 1832. Overigens werden er niet alleen Joden uit Leerdam begraven, ook overleden Joden uit Meerkerk en waarschijnlijk vonden ook een aantal Gorkumse Joden hier hun laatste rustplaats, tot Gorinchem een eigen Joodse begraafplaats kreeg in 1799.

 

Door regelgeving kwam er per 1 januari 1829 een einde aan het begraven in kerken en dienden plaatsen met meer dan 1.000 inwoners een begraafplaats aan te leggen buiten de bebouwde kom. Voor Leerdam betekende dat er niet meer begraven kon worden in en rond de Grote Kerk, maar ook dat de Joodse gemeente op zoek moest naar een nieuwe begraafplaats, aangezien de begraafplaatsen bij de Hoogpoort niet op voldoende afstand tot de bebouwing waren gelegen. De gemeente besloot nog datzelfde jaar een oud stuk Lingedijk, dat na een dijkdoorbraak en de daaropvolgende aanleg van een nieuwe dijk haar functie had verloren, in gebruik te nemen als begraafplaats.

Op het achterste deel van de begraafplaats was een deel gereserveerd voor de Leerdamse Joden. Toen de begraafplaats in 1832 in gebruik werd genomen, was er nog geen afscheiding tussen het algemene deel en het Joodse deel van de begraafplaats, maar die kwam er alsnog op verzoek van de Joodse gemeente. De gemeente Leerdam verstrekte daarvoor een subsidie, maar stelde deze pas betaalbaar in 1835. Ook moest de Joodse gemeente zelf in het onderhoud van de begraafplaats en de afscheiding voorzien.

Het perceel was klein en omdat Joden maar in een enkele laag begraven, ontstond al snel behoefte aan uitbreiding. In 1851 wees de gemeente Leerdam het verzoek daarvoor af, zoals ze herhaalde verzoeken zou blijven afwijzen in de jaren daarna. De gemeenteraad ging echter uit van het provinciale reglement op de begraafplaatsen en het begraven van lijken, waarin wordt aangegeven dat er drie of meer lijken boven elkaar begraven mochten worden. Hoe weinig kennis de Leerdamse bestuurders van de Joodse voorschriften omtrent begraafplaatsen hadden, bleek wel toen zij voorstelden om graven ouder dan tien jaar te ruimen. De zaak liep hoog op en de Minister van Binnenlandse zaken legde aan de Rabbinale Commissie van Examinatoren van de Israëlitische Godsgeleerden de vraag voor of het begraven van twee of meer lijken boven elkaar was toegestaan. Hoewel de Commissie aangaf dat dit niet toegestaan was, deed de gemeente Leerdam alsof haar neus bloedde. In 1854 gaf Gedeputeerde Staten na een klacht de gemeente opdracht om een nieuwe begraafplaats beschikbaar te stellen. Intussen had de gemeente een stuk grond achter de begraafplaats in bezit gekregen en in 1855 stemde de gemeenteraad met vier stemmen tegen drie toe om de grond beschikbaar te stellen aan de Joodse gemeente. Die diende echter wel zelf de grond in gereedheid te brengen. De grond was daarmee nog niet in eigendom van de Joodse gemeente en bovendien tekende een van de omwonenden bezwaar aan. Hoewel het bezwaar werd afgewezen, kwam de gemeente in december 1859 met een nieuw voorstel en bood het westelijke talud van de oude dijk, dat nu de berm van de toegangsweg naar de algemene begraafplaats vormde, aan als nieuwe Joodse begraafplaats, waarbij de gemeente ook voor de uitvoering zou zorgen. En zo nam de Joodse gemeente wederom een nieuwe begraafplaats in gebruik.

Namenlijst Joodse Begraafplaats

  1. .
  2. .
  3. .