Kamp Doorn
NAD nummer 314
Marinerskazerne Doorn
Doorn
In de Tweede Wereldoorlog wordt op de locatie van de huidige kazerne een kamp van de Nederlandse Arbeidsdienst (N.A.D.) gebouwd. Dit kamp krijgt de naam “Woestduin”, naar de Woestduinlaan ten oosten ervan. Het is niet bekend wanneer het kamp precies wordt opgericht. Het terrein bestaat uit elf barakken rond een exercitieplaats. Een standaard NAD-kamp had vier woonbarakken rond een appelplaats. Deze woonbarakken hadden elk drie kamers voor zestien personen. Zo’n groep van zestien personen werd een ploeg genoemd. De achtenveertig inwoners van een woonbarak vormden een groep. En alle vier de woonbarakken bij elkaar werden de afdeling genoemd. De leiding bestond uit twaalf ploegcommandanten, vier groepscommandanten en een afdelingscommandant. Deze waren apart van de manschappen gehuisvest of ingekwartierd in een naburig dorp. Naast de woonbarakken was er meestal een keuken- annex kantinebarak, een fietsenbarak, een werkplaats en een stalbarak. Alle voorzieningen waren gebouwd van geïmporteerd larikshout of douglas.
De Nederlandse Arbeidsdienst (NAD) was een eerst vrijwillige en later verplichte werkinzetdienst (Arbeitseinsatz) voor mannen en vrouwen in Nederland tijdens de Duitse bezetting van Nederland in de Tweede Wereldoorlog.
Op 27 juni 1940 richtte Seyss-Inquart namens Nederland, de Nederlandse Opbouwdienst op. Dit was een overgangsorganisatie ter ontmanteling van het Nederlandse leger die terugkwamen uit krijgsgevangenschap. Als motief voor het oprichten van de NAD gebruikte de bezetter de noodzaak van het herstel van de oorlogsschade in Nederland. Het was een verhaal dat niet door de illegale Nederlandse pers werd geloofd. Op op 15 oktober 1940 werden de Nederlandse Opbouwdienst en de NAD bij elkaar gevoegd.
Via aanplakbiljeten werden de Nederlanders in december 1940 opgeroepen om zich bij een van de 1024 aanmeldbureaus van de NAD als vrijwilliger aan te melden. Weinigen maakten van deze oproep gebruik. Er reageerden meer vrouwen dan mannen. Op 1 januari 1942 werd voor iedere Nederlander die in dat jaar 18 jaren werd en op het einde van dat jaar nog geen 23 was, de ongewapende dienstplicht ingevoerd, zowel voor mannen als voor vrouwen. In 1943 werd wat de mannen betreft ook daadwerkelijk de hele lichting van dat jaar opgeroepen. Vrouwen werden in de buurt van hun woonplaats aan het werk gezet en gingen bijvoorbeeld aardappels schillen voor de kazerne. Voor mannen werden ver van hun woonplaats kampen gebouwd. Zij werkten bij het aanleggen van wegen en kanalen en in de landbouw. Ook leerden de mannen exerceren met een schop aan de schouder. De training in de Nederlandse Arbeidsdienst was uiteindelijk erop gericht om de mannen op te leiden voor het graven van tankvallen en loopgraven aan het oostfront. Aan het einde van de dienstplicht werd de mannen een contract voorgehouden voor deze werkzaamheden. Bijna iedereen weigerde om te tekenen. Na enige rake klappen te hebben geïncasseerd kon de weigeraar huiswaarts gaan.
Na de bevrijding is het kamp weer in handen van de Nederlandse staat. Het terrein wordt ingericht als kamp voor het Korps Mariniers. Waarom men voor deze locatie kiest is niet precies duidelijk, vermoedelijk heeft het te maken met de centrale ligging in het land, de goede bereikbaarheid en de aanwezigheid van bestaande barakken en een oefenterrein. In 1946 wordt het kamp fors uitgebreid richting het zuiden en opnieuw ingericht.. De entree blijft op dezelfde plek, maar er wordt een geheel nieuwe en grotere exercitieplaats gerealiseerd. De hoofdroute over het terrein vormt vanaf de entree en lus om de exercitieplaats heen. Rond de exercitieplaats worden rijen bomen geplant. Om de exercitieplaats heen worden reeksen barakken gebouwd.
Een deel van de N.A.D.-barakken wordt hergebruikt. Ten noorden van de exercitieplaats verrijst een groot kantine-gebouw. In de noordwesthoek wordt een garage gebouwd. Bij de entree komen een bureelbarak, een keuken en een les/bioscoopbarak. In het bos in de zuidoosthoek worden een zieken- en doktersbarak gebouwd. De barakken bestaan uit langwerpige volumes van een bouwlaag onder een flauw hellend zadeldak. Een deel wordt in hout uitgevoerd en een deel in steen, ook de constructies verschillen. In 1949 wordt het kazerneterrein wederom naar het zuiden uitgebreid. Villa Landzegen ofwel het Witte Huis wordt hierdoor onderdeel van de kazerne. Op het nieuwe terrein worden tussen de bomen twee rijen legeringsbarakken en een aantal opslagbarakken gebouwd in een vergelijkbare vormgeving als de al bestaande barakken. Tevens worden twee cilindervormige Romneyloodsen en een rij Romneyhutten (als leslokalen) gebouwd. In de zuidoosthoek bevindt zich een groot open terrein dat als tentenkamp dienst doet. Op het noordelijk deel van het terrein worden in deze periode de garage, doktersbarak en onderofficieren barak uitgebreid. De keukenbarak wordt ingrijpend ver- en uitgebouwd om als keuken en eetzaal dienst te doen. Aan de infrastructuur op het terrein verandert weinig. In de decennia na deze uitbreiding worden het verkeer en parkeren steeds belangrijker. De hoofdroute wordt uitgebreid met een lus naar de zuidwesthoek van het terrein. Op diverse plekken verschijnen parkeerplaatsen. Het oefenterrein aan de noordkant wordt deels ingericht als sportveld.
Begin jaren ‘70 '80 en '90 vinden een aantal grote veranderingen plaats op de kazerne. Tot dan toe is de kazerne een thuisbasis; de mannen zijn full time aanwezig op de kazerne en oefenen op terreinen in de buurt. De kazerne veranderd in een uitvalsbasis; de mannen zijn veel op missie of oefening in het buitenland en zijn slechts vier maanden per jaar op de kazerne. Dit zorgt voor andere eisen aan de huisvesting en hebben de mannen een veel uitgebreidere uitrusting. O.a. wordt er door de jaren heen een nieuwe sporthal/sportcomplex gebouwd op het sportterrein aan de noordkant, een grote parkeerplaats met daar omheen een garage, stallingsgebouw en schoolgebouw op de zuidoosthoek van het terrein gebouwd. De hoofdroute wordt uitgebreid met een lus naar deze hoek van het terrein. De bouw van nieuwe legeringsgebouwen. In de jaren ‘90 worden nog een paar legeringsgebouwen toegevoegd. Deze nieuwe gebouwen bevatten drie of vier verdiepingen onder een plat dak en staan rond de exercitieplaats en ten noordoosten hiervan. Tot slot worden de rijen barakken op het zuidelijk middendeel van het terrein gesloopt om plaats te maken voor grote magazijnen. Begin jaren ‘90 kampt de kazerne al weer met ruimte gebrek.
Na lange discussies koopt Defensie in 1996 het noordelijk deel van het landgoed Beukenrode van de Augustinus Stichting. De westgrens van het kazerneterrein kan zo iets verschoven worden, zodat er meer parkeergelegenheid gerealiseerd kan worden en hier een nieuwe munitiebunker gebouwd kan worden. De Stamerweg moet hiervoor verlegt worden. De rest van het parkbos heeft Defensie niet nodig, dit blijft openbaar recreatiegebied. Door de bouw van de nieuwe munitiebunker kan de entree naar de noordwesthoek van het terrein verplaatsen. Er wordt een nieuwe hoofdroute over het terrein gerealiseerd die niet meer langs de exercitieplaats loopt. De laatste jaren hebben maar weinig veranderingen plaatsgevonden. Het voormalige wachtgebouw is uitgebreid en verbouwd tot ziekenboeg, er is een nieuw kantoorgebouw neergezet en er zijn portocabins gehuurd als tijdelijke kantoorruimte. Een deel van het sportveld is ingericht als parkeerplaats voor burgervoertuigen. De afgelopen 15 jaar zijn vooral veel plannen gemaakt om de levensvatbaarheid van de kazerne in Doorn te onderzoeken, deze zijn echter niet uitgevoerd. In 2013 is definitief besloten de kazerne te verhuizen naar Vlissingen.