Verzet vanuit Arnhem
Op 7 juni 1917 werd in Arnhem Alijda / Lijda Jacobs geboren.
De niet-Joodse Alijda Jacobs uit de Alexanderstraat Arnhem (haar ouderlijke woning) werkte tijdens de Tweede Wereldoorlog in de huishouding als dienstmeisje bij de Joodse familie Mogendorff aan de Frombergdwarsstraat.
In etikettenfabriek van Mogendorff aan de Utrechtsestraat 13 werkte Simon Bachrach een Joodse jongen.
Opmerking: etikettenfabriek/papierfabriek werd opgericht door Philip en Maurits Frankfort en was in de jaren zestig van de negentiende eeuw overgedaan aan Mogendorff. Michael Mogendorff (1901-1945) was met zijn broer Salomon (1904-1942) en hun vader Joseph (1873-1944) eigenaar van de NV Etikettenfabriek Mogendorff aan de Utrechtseweg.
Alijda Jacobs en Simon Bachrach werden verliefd op elkaar.
Vanaf de zomer van 1941 nam de Duitse bezetter stapsgewijs het bedrijf van Mogendorff over. Eerst kwam er een toezichthouder en in de zomer van 1942 werd de familie Mogendorff gedwongen hun bedrijf te verkopen. In dat jaar namen ook de deportaties van de Joden toe.
Tijdens de oorlog werd het pand volledig verwoest. Na de oorlog werd het bedrijf opnieuw opgebouwd. Het nieuwe kantoor van Mogendorff kwam in de jaren-60 leeg te staan. Het bedrijf werd namelijk overgenomen door de Gelderse Papierhandel. Het GAK, dat sinds 1959 in een groot kantoor aan de overkant was gehuisvest, heeft toen tijdelijk de leegte opgevuld. Dit ambtenarenapparaat begon namelijk uit haar voegen te barsten, waardoor er een nieuw kantoor moest komen op Kronenburg... (1984)
Alijda Jacobs besloot in begin van WOII in het verzet te gaan en sloot zich aan bij de verzetsgroep van Loek Visser. Die groep had zich toegelegd op het regelen van onderduikadressen, vervalsen van persoonsbewijzen en voedselbonnen, enz. Bij haar koerierswerk droeg Alijda Jacobs vaak een pistool bij zich.
Alijda Jacobs was ongeveer twintig jaar oud wanneer de Tweede Oorlog uitbreekt.
Ze werd verliefd op Simon Bachrach. Hij is een Joodse jongen uit Arnhem (1916-2011) machinebankwerker en werkt vanaf 1936 bij de etikettenfabriek van de firma Mogendorff aan de Utrechtseweg. Hij heeft het vak geleerd in het weeshuis in Utrecht waar hij op zijn dertiende - na de vroege dood van zijn vader in 1929 - met zijn broer Maurits van elf terecht kwam. Simon is de enige die met de pas aangeschafte machines van de firma kan werken en wordt door de Verwalter verordonneerd reparaties te verrichten. Hij werkt zijn opvolger in en krijgt alsnog ontslag.
Alijda Jacobs gaat zich inzetten voor Joodse onderduikers. Dit doet ze met gevaar voor haar eigen leven. Ze helpt onder andere de familie van haar verloofde Simon met onderduiken.
Simon Bachrach zelf krijgt in september 1942 een oproep om naar de werkkampen te gaan, net als zijn broer Bennie. Omdat hij daar wel nog een beetje loon kreeg en om te voorkomen dat hij op transport wordt gezet, meldde Simon zich bij het station Arnhem. De werkkampen bleken echter een val te zijn. Enkele weken later werd Simon doorgestuurd naar kamp Westerbork. In Westerbork ziet Simon en Bennie hun broer Maurits terug. Het duurt niet lang voordat Alijda weet dat Simon in Westerbork zit. Zij reist vanuit Arnhem naar Hooghalen. In Hooghalen gaan er geregeld chauffeurs het kamp in en uit met materialen. Een van die chauffeurs Geurt Kreuze zocht op het verzoek van Alijda contact met Simon. Dit deed Geurt Kreuze door een foto van Alijda Jacobs te laten zien aan Simon. En nadat hij de foto aan Simon had laten zien, wist Simon dat Geurt te vertrouwen was. Simon wilde alleen ontsnappen als zijn broers ook gingen. Het plan was dat Alijda zelf het kamp in zou gaan via de vrachtwagen. Ze zou aan de slag gaan als ‘’nieuwe secretaresse, maar nog zonder papieren.’’ Wanneer ze aangekomen is, bespreekt ze met Simon en zijn broers het ontsnappingsplan. De bedoeling was dat Simon in een overall en pet naast Geurt zou zitten als bijrijder. Men zou moeten denken dat hij een stucadoor is. Hoewel er drie SS’ers wilden meeliften slaagde het plan. Alijda en Simon werden op het station afgezet en namen vervolgens de trein naar Arnhem en doken onder in Duiven.
Toen op 3 oktober 1942 Simon Bachrach en zijn twee broers Ben Bachrach en Maurits Bachrach gevangen werden gezet in Westerbork, ging Alijda Jacobs naar Drenthe om hen uit het doorgangskamp te halen.
In en met haar eigen woorden: ‘Ik hoorde dat er geregeld chauffeurs in het kamp kwamen. Ze brachten materialen voor de barakkenbouw. Er was een kolenhandelaar bij, die me betrouwbaar leek, Gert Kreuze. (…) We maakten een ontsnappingsplan en en Simon Bachrach stond op een zaterdagmorgen om 10.00 uur bij het ketelhuis klaar. De hele zaak moest op het laatst uitgesteld worden, maar uiteindelijk ging het door. Hij had een overall van een stucadoor aan, een pet op en de Joodse ster af natuurlijk.’ Zo reden Alijda Jacobs met Simon Bachrach het kamp uit.
Alijda gaat terug naar Westerbork, bang dat er spoedig nieuwe transporten zullen vertrekken. Maurits en Bennie lukt het ook zich daaraan te onttrekken en ontsnappen op dezelfde wijze als Simon. In Duiven treffen de broers elkaar weer. Alijda weet met de hulp van Geurt in totaal waarschijnlijk acht mensen te laten ontsnappen, onder wie verschillende echtparen en de Arnhemmer Nico Menko, een vriend uit de tijd van Simons verblijf in het weeshuis in Utrecht.
Uiteindelijk gaat het mis, Geurt (1910-1945) wordt om iets anders dan de ontsnappingen in november 1942 gearresteerd en opgesloten in het Huis van Bewaring in Assen. Hij wordt als strafgevangene geïnterneerd in de kampen Amersfoort (december 1942), Vught (januari 1943), Sachsenhausen (september 1944) en Bergen-Belsen. Hij sterft daar in de lente van 1945, 34 jaar oud. Hij laat zijn vrouw Geertje (1917-1997) en drie kinderen achter.
Na de ontsnapping uit Westerbork doken Alijda Jacobs en de drie broers Bachrach onder in Overijssel o.a in Raalte.
Tijdens de Sallandse razzia die op 14 oktober 1944 gehouden werd aan de Portlanderdijk tussen Nieuw-Heeten en Schoonheten wordt Maurits doodgeschoten. Maurits wordt bij de boerderij begraven en later als Hendrik Bakker in Raalte herbegraven. Hij was samen met zijn broers Simon en Ben plus andere Joodse bewoners uit kamp Westerbork gesmokkeld door Alijda Jacobs en Gert Kreuze. (waarschijnlijk 8 personen)
Dat dankzij de heldenmoed en heldendaden van:
- Alijda Jacobs die na de oorlog trouwde met Simon Bachrach
- Gert Kreuze
- en vele anderen