Chelmno
Inhoud
- Chelmno
- lijst bewakers Chelmno
- lijst kinderslachtoffers
- bijzonderheden Chelmno
Chelmno was een nazi vernietigingskamp in Polen nabij de rivier Ner, 60 km vanaf Lodz. Het dorp Chelmno, in het district van Kolo, ligt ongeveer 14 km van de stad Kolo. De hoofdspoorlijn van Lodz naar Poznan loopt langs deze stad en is, via een zij-lijntje, met het dorp Chelmno verbonden. Lodz is op een na de grootste stad in Polen. Er woonden hier in 1939 ruim 200.000 Joden. De Duitsers gaven de stad de naam Kulmhof. Het kamp werd gebruikt voor de massamoord op Joden, die in de westelijke provincies van het door het Derde Rijk geannexeerde Polen, het Generaal Gouvernement woonden. In het begin werden hermetisch afgesloten vrachtwagens gebruikt om gevangenen met uitlaatgassen van de dieselmotor om het leven te brengen. Later werd van Zyklon B - gifgas gebruik gemaakt. Gedetineerden die het klaargespeeld hadden om aan een vernietigingskamp te ontkomen, waren de eersten die gewag maakten van het feit dat Joden op grote schaal en systematisch uitgeroeid werden. Hun verhalen van massamoord werden echter niet geloofd.
Er is heel weinig bekend geworden betreffende Chelmno ondanks het feit dat dit kamp het eerst als vernietigingskamp in gebruik werd genomen. In tegenstelling tot Belzec, Sobibor and Treblinka, maakte Chelmno geen deel uit van Aktion Reinhardt. Twee maanden voor het bijeenroepen van de Wannsee Konferenz begonnen de nazi's al met de voorbereidingen voor massamoord in Chelmno. Over het algemeen wordt Chelmno als een speerpunt beschouwd bij de implementatie van het vernietigingsplan van de Europese Joden. Het vernietigingskamp te Chelmno was een typisch dodenkamp. Een plaats uitsluitend bestemd voor het doden van de medemens, in dit geval hoofdzakelijk Joden en zigeuners. Slechts een kleine groep gevangenen werd door de nazi's aangewezen en afgezonderd om het vuile werk voor hen uit te voeren. Het geheim van Chelmno werd goed bewaard, want heel weinig mensen in Polen als in het buitenland wisten van haar bestaan af. Niemand bleek ervan op de hoogte te zijn dat massamoord het leven zou eisen van ongeveer 350.000 slachtoffers, Joodse mannen, vrouwen en kinderen, maar ook zigeuners. Deze schatting is gebaseerd op de volgende berekening. Tussen 8 december 1941 en 9 april 1943 werden ongeveer 340.000 Joden, Sinti en Roma vermoord. Na april 1943 tot de uiteindelijke opheffing van het kamp in januari 1945 kwamen 10 transporten in Chelmno aan met ongeveer 10.000 mensen die eveneens werden omgebracht. Het kamp werd gesloten en vernietigd in januari 1945.
Chelmno's eerste fase duurde van 7 december 1941 tot maart 1943. De eerste slachtoffers werden vanuit nabij gelegen plaatsen als: Babiak, Dabie, Deby Szlacheckie, Grodziec, Izbica Kujawska, Klodawa, Kolo, Kowale Panskie, Nowiny Brdowskie en Sompolno gedeporteerd. In januari begon de SS met de vernietiging van het getto van Lodz: Tussen 16 en 29 januari 1942 werden 10,003 Joden vermoord, van 22 februari - 2 april werden 34,073 Joden vermoord, van 4-15 mei 11,680 en van 5-12 september 1942 15,859. Naast de Joden uit het getto van Lodz werden, vroeg in 1943 nagenoeg alle Joden uit het Warthegau vermoord. Onder de slachtoffers in Chelmno bevonden zich ook 15,000 Joden uit Duitsland, Oostenrijk, Tsjechoslawakije en Luxemburg, 5,000 Roemenen, enkele honderden Polen, een onbekend aantal Sovjet krijgsgevangenen en 88 Tjechische kinderen uit Lidice.
Op 7 april 1943 blies de SS het landhuis en de twee ovens op. Op deze laatste dag arriveerde, geheel onverwachts, een transport met Joden, die allen aan tyfus leden. De Duitsers waren bang om besmet te worden en dwongen de slachtoffers naar de eerste verdieping van het landhuis te gaan, waarna het gebouw, samen met de Joodse slachtoffers werd opgeblazen.
Eenmaal aangekomen op het station in Chelmno moesten de Poolse Joden overstappen van dichte veewagens in open wagons, die ze naar de plaats van hun vernietiging zou brengen.
Tijdens de tweede fase van Chelmno, in juni en juli 1944, werden ongeveer 10,000 Joden uit het getto van Lodz vermoord. Himmler en Greiser hadden besloten het getto in zijn geheel op te heffen. Om die reden werd het Sonderkommando Bothmann teruggeroepen en werd het Waldlager operationeel gemaakt en twee nieuwe crematoria gebouwd.
De Joden uit Lodz werden meestal met de trein naar Kolo gedeporteerd (soms direct per vrachtwagen naar Chelmno). Van Kolo ging het per trein naar het dorpje Chelmno. Daar brachten zij de nacht door in de kerk om de volgende dag vanaf het kerkplein in groepen van ongeveer 150 personen per vrachtwagen naar het Waldlager vervoerd te worden.
In het Waldlager werden de mensen verdeeld over twee barakken, elk ongeveer 20 x 10 m. Elke barak had twee kamers, één voor de mannen en de andere voor de vrouwen en kinderen. De aankomst in deze barakken was slechts een list om geen paniek bij de gevangenen te veroorzaken. Beide gebouwen hadden een houten hek langs beide zijden, om de indruk te wekken, dat men in een doorgangs- of werkkamp was gearriveerd. Elk gebouw was genummerd en was aan de buitenkant voorzien van geschilderde teksten: "Naar het Bad", aan de binnenkant van de barakken stonden teksten als: "Naar de dokter, Barak Nummer…" etc. De SS probeerde de schijn tot de laatste minuut op te houden. Daarna moest men zich ontkleden, eerst de vrouwen en de kinderen, gevolgd door de mannen. Eenmaal uitgekleed ging men door een deur gemarkeerd met de tekst "Zum Bad" ("Naar het bad"). Achter deze deur bevond zich een 20 - 25 meter lange, 1,5 meter brede, met hout afgezette gang, die aan het einde een scherpe bocht maakte en op een laadperron uitkwam. Vanaf dat laadperron moesten de slachtoffers in de wachtende gaswagens klimmen. Deze methode was beproefd in de kampen Belzec en Sobibor en geperfectioneerd in Treblinka. Een simpele en kleinere uitvoering van deze methodiek was gemakkelijk te implementeren in Chelmno.
Lijst bewakers
- El., Karl - (Politie Schupo Lodz) Was schuldig aan transport van circa 30.000 Joodse mannen, vrouwen en kinderen uit het getto van Lodz naar KZ Chelmno, en deelname aan het laden van slachtoffers in vrachtwagens waarin zij werden gedood door middel van uitlaatgassen. (...) Mei 1941 – februari 1942.
- Bradfisch, Otto - (Politie Gestapo Lodz)
- Fuchs, Günter - (Politie Gestapo Lodz)
Waren schuldig aan deelname aan het vermoorden van de Joden uit Lodz door het hoofd van het Gestapo bureau in Lodz en het hoofd van afdeling IIB. Deportatie van vele duizenden Joden uit het getto van Lodz naar het vernietigingskamp Chelmno. Mishandeling, deels met fatale gevolgen, en het individueel doodschieten van talrijke Joden tijdens de deportaties. Het doodschieten van Joden tot tijdens de liquidatie van het getto in augustus. Vanaf 1944. Van januari 1942 tot mei 1942, in september 1942 en van juni 1944 tot augustus 1944.
- B., Heinrich Walter - (Gevangenbewaker KL Chelmno)
- Burmeister, Walter - (Gevangenbewaker KL Chelmno)
- Häfele, Alois - (Gevangenbewaker KL Chelmno)
- Heinl, Karl - (Gevangenbewaker KL Chelmno)
- H., Wilhelm - (Gevangenbewaker KL Chelmno)
- Laabs, Gustav - (Gevangenbewaker KL Chelmno)
- M., Friedrich - (Gevangenbewaker KL Chelmno)
- Me., Anton - (Gevangenbewaker KL Chelmno)
- Möbius, Kurt - (Gevangenbewaker KL Chelmno)
- Sch., Wilhelm - (Gevangenbewaker KL Chelmno)
- S., Alexander - (Gevangenbewaker KL Chelmno)
Waren schuldig aan moord op allen tezamen tenminste 150.000 Joden (Duits, Franse, Oostenrijkse, Poolse, Tsjechische) mannen, vrouwen en kinderen, tevens op ongeveer 5.000 zigeuners, die werden gedeporteerd tijdens verschillende 'herhuisvestingsoperaties' uit het getto van Lodz en directe omgeving, naar Chelmno, waar zij werden vernietigd in 'gaswagens'. Van december 1941 tot maart 1943 en van juni tot augustus 1944.
- F., Gustav Wilhelm - (Gevangenbewaker KL Chelmno)
Schuldig aan moord op alle tezamen tenminste 145.000 Joden (Duits, Franse, Oostenrijkse, Poolse, Tsjechische) mannen, vrouwen en kinderen, die werden gedeporteerd tijdens verschillende 'herhuisvestingsoperaties' uit het getto van Lodz en directe omgeving, naar KL Chelmno, waar zij werden vernietigd in 'gaswagens'. Van maart 1942 tot maart 1943.
Namen van kinderslachtoffers Chelmno
Achternaam - Voornamen - geboortejaar
- ABEK Pinkus Juda 1934
- ABRAMOWICZ Gitla 1935
- ABRAMOWICZ Abram Lajb 1933
- ADLER Mendel 1937
- ADLER Lea 1938
- ADLER Towja 1932
- ALBEK Pinkos Juda 1934
- ALBEK Wolf 1931
- ALEKSANDROWICZ Galda Pesa1941
- ALTMAN Szmul 1936
- ALTMAN Zril 1935
- ALTMAN Lajzer Fiszel 1934
- ALTMAN Szmul 1936
- ALTMAN Zril 1935
- ALTMAN Lajzer Fiszel 1934
- ALTMAN Icek Izrael 1938
- ALTMA Ita Basza 1932
- ARONOWICZ Aba 1936
- ARUNOWICZ Icek Mendel 1934
- BAJGELMAN Gerzedla 1934
- BAJLA Reszka 1939
- BAUM Towia Hanon 1938
- BAUM Marjem Gulaw 1932
- BAUM Rywka Mindla 1941
- BAUM Scheine Zysla 1941
- BECZKOWSKA Sura 1934
- BECZKOWSKI Samuel 1939
- BECZKOWSKI Haim 1938
- BECZKOWSKI Szmul Alter 1941
- BELCHATOWSKA Cywia 1936
- BELCHATOWSKA Bajla Ruchla 1938
- BELCHATOWSKA Cyrla 1935
- BELCHATOWSKA Nacha 1932
- BELCHATOWSKA Bajla Ruchla 1941
- BELCHATOWSKI Mojsze 1936
- BELCHATOWSKI Dawid Hersz 1936
- BELCHATOWSKI Szaja Berek 1931
- BELCHATOWSKI Dawid Hersz 1935
- BELCHATOWSKI Makul Wiger 1931
- BELCHATOWSKI Szaja Labj 1931
- BENJAMIN Menachem 1936
- BERCHAJA Itla 1936
- BERGER Hana 1940
- BERKOWICZ Michael Izaak 1938
- BERKOWICZ Symcha Dawid 1933
- BIENENSZTOK Dawid 1936
- BINENSZTOK Dawid 1936
- BIRENCWAJG Marjem 1934
- BIRENZWEIG Mojsze 1941
- BIZENCWAJG Tobjasz 1932
- BJGELMAN Ajzyk 1933
- BOGDANSKA Halina 1940
- BORENSZTAJN Szymsia 1937
- BRAM Mordka 1936
- BRAM Mordka 1936
- BRAM Cyrla Perla 1932
- BRANDWAJN Mendel 1934
- BRANDWAJN Szmul Jakow 1932
- BRENER Isaak Majer 1941
- BRESLER Bina 1940
- BRILANT Hema 1937
- BRUM Dewora 1937
- BRUM Miriam 1939
- BUGAJSKA Idesa 1933
- BUGAJSKA Margula 1933
- BUGAJSKI Mordechaj 1935
- BURMAN Jachweta 1939
- BURSZTYN Sura 1936
- BURSZYTYN Szprynca 1940
- C0LDSZTAJN Elazer 1939
- CHECINSKI Rywen Boruch 1941
- CHOJNACKA Ruchla Laja 1941
- CHOJNACKI Szulim Ber 1933
- CHROPOD Szaja 1934
- CIECHANOWSKA Jacheta 1940
- CIECHANOWSKI Izrael 1934
- CIMBERKNOP Wolf 1934
- CIMBERKNOP Szaja Ber 1936
- CIMBERKNOP Jechudys 1939
- CIMBERKNOPF Rachel 1938
- CWILICH Ulka 1932
- CYCYNATUS Abram Idel 1941
- CYMBERKNOP Sura 1934
- CYMBERKNOP Josef 1938
- CYMBERKNOPF Haim 1931
- CYMBERKNOPF Szaja Godel 1941
- CYMBERKNOPP Mordechaj 1941
- CYMERMAN Szymon 1940
- CYNCYNATUS Samuel 1939
- CYNDLER Cyrla 1933
- CYNGLER Mirla 1939
- CYNGLER Majer 1941
- DAWIDOWCIZ Abram 1934
- DLUZNOWKI Ita 1941
- DOBRZYNSKA Hana Hendla 1932
- DOMB Szmul Schaja 1941
- DYCHTWALD Dobra Gitla 1931
- DYKIERMAN Jachuta 1936
- DYMAND Mendel 1932
- EKSZTAJN Nacha 1937
- ERLICH Estera 1931
- ERLICH
- Abram Dawid 1941
- ERZON
- Bencioon Nuchem 1936
- ERZON
- Beneion Nuchem 1936
- FAJNER Gitla 1936
- FAJNKIND Szymon 1936
- FAJWISZ Sura 1933
- FAJWLOWICZ Malka 1931
- FELD Machla 1936
- FELD Abram 1936
- FELD Bajla 1935
- FELD Machla 1936
- FELD Abram 1936
- FELD Bajja 1935
- FELD Frajdla Rywka 1935
- FELD Salomon Dawid 1936
- FELD Idesa 1938
- FELD Estera Golda 1937
- FELD Mojsze Dawid 1932
- FELD Abram Moszek 1932
- FELD Rywka 1933
- FELD Kalman Mendel 1941
- FISZLEWICZ Jankiel 1936
- FISZLEWICZ Jankiel 1936
- FORSZPAN Jehuda 1936
- FRAJTAG Bendet 1936
- FREITAG Bluma 1941
- FRENKIEL Jakob Moszek 1937
- FRNKEIL Jcek 1933
- FUKS Majer Hil 1934
- FUKS Dewora 1935
- FUKS Szlama Hersz 1931
- FUKS Kalma Bencjon 1931
- GELBARD Sura Frymeta 1934
- GELBARD Blima Cyrla 1936
- GELBARD Hen Icchok 1940
- GELBARD Szlama Luzer 1932
- GELBARD Hersz Ber 1941
- GELBRT Alte Ruchla 1938
- GERSZT Herszt Idel 1938
- GESSEN Hana 1937
- GEZUNDHAIT Izaak 1940
- GILBERG Bajla Taube 1941
- GIZENCWAJG Lejb 1937
- GLIKSMAN Szmul Seloma 1934
- GLIKSMAN Wolf 1934
- GLIKSMAN Frajdla 1936
- GLIKSMAN Szyja Nuta 1934
- GLIKSMAN Jakob Mordka 1936
- GLIKSMAN Frajda Rebeka 1936
- GLIKSMAN Hil Dawid 1932
- GLIKSMAN Fajga 1941
- GOLDBERG Haim Icek 1935
- GOLDBERG Szlama 1931
- GOLDBERG Majer 1932
- GOLDBERSZT Pinkus 1934
- GOLDBLUM Izrael Moszek 1934
- GOLDSZTAJN Mojsza Dawid 1935
- GOLDSZTAJN Michal 1938
- GRANAS Rywka Laja 1941
- GRANEK Mordechaj 1940
- GRINBAUM Hana Blima 1936
- GRINBAUM Hersz Ropel 1932
- GRINBERG Mendla Cyrla 1935
- GRINBERG Abram 1935
- GRINBERG Abram Idel 1937
- GRINBERG Mojsze Idel 1938
- GROSMAN Berysz 1935
- GROSMAN Frajdla 1932
- GRUNWALD Eugenja 1932
- GRUSZKA Haja 1935
- GUTENBERG Marjem 1935
- GUTENBERG Rachela 1937
- GUTERMAN Mosche Hersz 1941
- GUTMAN Mordka Zelman 1934
- HAFT Estera Malka 1938
- HAFT Fajga 1941
- HANDELSMAN Haja Taube 1935
- HANDELSMAN Wolf 1937
- HANDELSMAN geen voornaam 1941
- HANKO Norma 1934
- HARTMAN Szewa 1935
- HEBER Sura Mindla 1937
- HEBER Josef 1938
- HEBER Abram Dawid 1938
- HECHT Bajla Nacha 1934
- HELMAN Nacha 1935
- HEN Jakob Matcha 1934
- HENDELES Haim Josef 1931
- HENDELES Haja Laja 1933
- HERC Herszt 1935
- HERC Frimeta 1936
- HERC Laja 1932
- HERC Gitla 1931
- HERCKOWICZ Jakob Hersz 1936
- HERCKOWICZ Isaak 1941
- HERSZKOWICZ Haja Mindla 1938
- HERSZKOWICZ Jakow Aron 1939
- HERSZKOWICZ Rajza Gitla 1941
- HOJNACKJA Dobra 1938
- HOLECKONER Szlama 1934
- HUBERMAN Szlama Mendel 1935
- HUBERMAN Laja 1936
- HUBERMAN Ruchla 1931
- HUBERMAN Ruchla 1931
- HUBERMAN Ruchla 1931
- ICKOWICZ Szlama 1937
- ICKOWICZ Adeta 1933
- JABLONSKA Hawa 1941
- JABLONSKI Rubin 1939
- JACHIMOWICZ Fajwel 1935
- JACHIMOWICZ Haja Rajzla 1941
- JAKUBOWCIZ Szmul Fajwel 1935
- JAKUBOWICZ Perla 1935
- JAKUBOWICZ Idel 1935
- JAKUBOWICZ Haim Dawid 1935
- JAKUBOWICZ Szymon 1935
- JAKUBOWICZ Jankiel Ajzyk 1936
- JAKUBOWICZ Idel 1935
- JAKUBOWICZ Mojsze Mendel 1932
- JAKUBOWICZ Rachela 1934
- JAKUBOWICZ Frajdla 1937
- JAKUBOWICZ Perla 1937
- JAKUBOWICZ Abram Izak 1938
- JAKUBOWICZ Rafal 1938
- JAKUBOWICZ Luba Zelda 1939
- JAKUBOWICZ Izrael 1939
- JAKUBOWICZ Sara Lea 1940
- JAKUBOWICZ Szymsia 1940
- JAKUBOWICZ Masza Rajzla 1940
- JAKUBOWICZ Raszka 1934
- JAKUBOWICZ Hersz Josef 1940
- JAKUBOWICZ Jakob 1931
- JAKUBOWICZ Lisa Mirla 1932
- JAKUBOWICZ Laja 1932
- JAKUBOWICZ Feiga Ita 1941
- JAKUBOWICZ Rywka 1941
- JANOWSKI Hersz 1941
- JARKOWICZ Laja 1938
- JASKOWICZ Henoch 1941
- JEROZOLIMSKI Hersz Mejer 1935
- JEROZOLIMSKI Zalman 1938
- JOAB Hersz 1937
- JOAB Abram Bencyjon 1939
- JOAB Dyna 1932
- JOSKOWICZ Hana Rywka 1934
- JOSKOWICZ Josef Gutman 1932
- JOSKOWICZ Hena 1932
- JOSKOWICZ Dobra Frajdla 1933
- JOZEFOWICZ Gitla 1930
- JUDKOWICZ Juda Majer 1932
- KAC Sura Rojza 1931
- KALMA Izrael Henoch 1939
- KALMAN Abram Mordechaj 1940
- KARLSBRIN Mojsza Nechemia 1936
- KEPMAN Jakob Jafwel 1935
- KLAJN Haja Rachela 1938
- KLAJNPLAC Rela Diwora 1939
- KLAJNPLAW Alter Hersz 1931
- KLAMAN Rebeka 1937
- KLENIEWSKA Frymetav 1940
- KLENIEWSKI Raschka 1941
- KLUG Benjamin Meszaelem 1936
- KLUG Ojzer 1937
- KLUG Ruda Pesa 1937
- KLUG Mojsze Ruwin 1936
- KLUG Mindla 1931
- KLUG Fajda Liba 1931
- KLUG Hil Elieser 1941
- KOLTON Fajga 1938
- KOLTON Moszek Zurek 1941
- KOLTOSZ Malka 1935
- KONSENS Estera Hinda 1934
- KOPLEWICZ Idel 1931
- KOPLOWICZ Szaja Jonas 1939
- KOPLOWICZ Fajga Gitla 1933
- KORN Szlama Majer 1941
- KOZIOL Szymon 1938
- KOZIWODA Fajga 1937
- KOZIWODA Miriam 1931
- KOZIWODA Mojsza 1935
- KRISZTAL Abram Icek 1938
- KRIZMAN Szelig Majer 1931
- KRIZMAN Dewora Jehudys 1937
- KRYSZTAL Alta 1936
- KRYZMAN Dwojra Mariem 1940
- KRYZMAN Sura 1932
- KRYZMAN Rywen Hersz 1941
- KUCZYNSKI Salomon 1940
- KUCZYNSKI Abram Haim 1932
- KUPCZNASER Moszek Perec 1932
- KUPERWASCZ Hersz Icek 1935
- KUS Gechart 1934
- KUSZYNSKA Haja Sara 1938
- KUSZYNSKI Abram Haim 1934
- LABERSZTAJN Pinkus 1934
- LAJB Estera Hana 1936
- LAJB Eliasz Smul 1933
- LAJB Hana Golda 1930
- LAJB Abram 1932
- LAJB Sura 1931
- LAJB Szewa Etla 1933
- LAJB Abram 1932
- LAJB Sura 1931
- LAJB Szewa Etla 1933
- LANDSZTAJN Frymeta 1932
- LECHTENSZTAJN Pesa Haja 1934
- LEJB Bejla Jenta 1941
- LENSKA Estera Gitla 1938
- LEWENHOF Dawid Hersz 1939
- LEWIN Mordechaj Josef Elaz 1939
- LEWKOWICZ Jakob Hersz 1935
- LEWKOWICZ Miriam Mindla 1939
- LEWKOWICZ Salomon 1939
- LEWKOWICZ Abram Hersz 1932
- LEWKOWICZ Fajga Lea 1936
- LEWKOWICZ Michal 1939
- LEWKOWICZ Nuchem 1941
- LIBERMAN Haja Frimeta 1934
- LIBERMAN Iska Frymeta 1934
- LIBERMAN Pojra 1939
- LIBERMAN Frymeta 1931
- LIBOROWICZ Haim Elazar 1939
- LIBROWICZ Lajb 1934
- LIBROWICZ Hersz 1935
- LIBROWICZ Mendel 1938
- LIBROWICZ Miriam 1935
- LIBROWICZ Alter 1941
- LICHTENSZTEJN Ruchla 1933
- LIPINSKA Hena Masza 1940
- LIPKOWICZ Perla 1935
- LIPKOWICZ Hawa Ita 1939
- LIPSCHUTZ Nuchym 1941
- LIPSZYC Rudta 1936
- LIPSZYC Szlama 1938
- LITMAMOWICZ Antyl 1936
- LITMANOWICZ Salomon 1936
- LOBERSZTAJN Izrael Kaim 1931
- LOBERSZTAJN Brajla 1932
- LOBERSZTAJN Schyja 1941
- LOPATA Gitla 1934
- LOPATA Itla 1936
- LOPATA Aron 1938
- LOPATA Nuta Fajwel 1932
- LUSZCANOWSKA Hana Rojza 1934
- LUSZCZANOWSKA Sara Gitla 1938
- LUSZCZANOWSKI Herszel 1935
- LUSZCZANOWSKI Szaja 1931
- LUSZCZANOWSKI Huma Brucha 1941
- LUSZCZANOWSKI Noma Gitla 1941
- LUSZCZNOWSKI Masza 1941
- MACHABANSKA Marjem Bluma 1931
- MACHABANSKA Sura 1932
- MACHABANSKI Szmul Szlama 1934
- MACHABANSKI Haja Frymeta 1941
- MAISLER Liba Ruchla 1941
- MAIT Jakob Lucher 1934
- MARCZAK Mordka Josek 1932
- MARKOWICZ Moszek 1933
- MARKOWSKI Jakob Szaja 1938
- MENDLEWICZ Michal 1940
- MIOT Estera Jacheta 1930
- MONCZYK Abram Henoch 1941
- MORGENSZTAJN Hajwet 1931
- MORGENSZTEIN Haim 1934
- MORGENSZTERN Ezril 1934
- MORTENFELD Eliasch Jakob 1941
- MOSES Udla 1941
- MOSKOWICZ Hana Ruchla 1941
- MOSZKOWICZ Hana Mindla 1934
- MOSZKOWICZ Hema 1931
- MOSZKOWICZ Ita Basza 1938
- MOSZKOWICZ Rachela 1939
- MOSZKOWICZ Mindla 1931
- MOSZKOWICZ Bina 1932
- MOSZKOWICZ Mordka 1933
- MOSZKOWICZ Dwojra 1941
- MROWKA Estera Malka 1931
- MROWKA Lisa 1931
- MROWKA Estera Malka 1931
- NAJMAN Hersz Ber 1934
- NAJMAN Nachum Wolf 1937
- NAPARSTEK Szlama 1931
- NIWINSKI Wolf 1935
- NIWINSKI Szlama Mendel 1933
- NOWAK Mojsza 1939
- NOWAK Efroim 1935
- NOWAK Estera Szajndla 1931
- NOWAK Haim 1930
- NOWINSKA Ruchla Laja 1932
- NOWINSKI Sura 1941
- NYS Dawid 1935
- OBROWSKA Szajndla 1934
- PAKENTREGER Estera Gula 1935
- PASAMONIK Sura Riwka 1931
- PELCMAN Haim Moszek 1934
- PELCMAN Josef 1931
- PELEMAN Laja 1935
- PELTA Sura Hana 1941
- PIASKOWSKA Sara 1936
- PIASKOWSKI Wolf Lajb 1935
- PIASKOWSKI Izrael 1930
- PIGULA Juda 1934
- PIGULA Wolf 1937
- PIGULA Hana 1938
- PIK Gerszon 1938
- PILA Nuchem 1934
- PILA Sura 1935
- PILA Szejwa 1934
- PILA Hersz Dawid 1936
- PILA Cywia 1934
- PILA Bendet 1937
- PILA Masza 1935
- PILA Szaja 1938
- PILA Szaja Salomon 1939
- PILA Nuchem 1931
- PLCMAN Lajbus 1937
- PODEMSKI Israel Dawid 1941
- PORBORSKA Hana 1939
- POTRKOWSKI Icek 1941
- PRZEDBORSKA Estera 1936
- PRZEDBORSKA Malka 1931
- PRZEDBORSKA Icek Fajwisz 1932
- PRZEDBORSKI Icek Fajwisz 1931
- PRZEDBORSKI Szaja Majer 1933
- PRZEDBORSKI Abram Icek 1933
- PRZEDBORSKI Frajdala 1941
- PRZEDBRSKI Mojsza Hersz 1937
- PRZEMYSLAWSKI Haim Josef 1938
- PRZYBYLSKA Rywka 1935
- PRZYBYLSKA Laja 1932
- PRZYBYLSKI Rysel Lajb 1935
- PUCKACZ Szulem 1931
- PUTERMILCH Perla 1941
- RAFALOWICZ Estera Malta 1936
- RAFALOWICZ Rajzla 1939
- REICH Maria 1939
- RESZKA Aron Haim b1931
- RINBANIN Haim Jankiel 1935
- ROTENSZTAJN Jechuda 1932
- ROTMAN Henochb 1941
- ROTSZTAJM Marjem 1936
- ROTSZTAJN Haim Mojsza 1939
- ROTSZTAJN Salomon b1938
- ROTSZTAJN Berek 1931
- ROZEN Dawid 1935
- ROZEN Sura Mindla 1933
- ROZENBLAT Haja 1940
- ROZENCWAJG Pinkus 1937
- ROZENCWAJG Zelda 1934
- ROZENCWAJG Izrael Zalma 1933
- ROZENSZTOK Kalman Benc 1935
- ROZENSZTOK Modenchaj Elazar 1937
- ROZENTAL Sura Rywka 1934
- ROZENTAL Bajla Estera 1931
- ROZENTAT Dwojra 1932
- ROZENZWEIG Szmul Abram 1941
- ROZENZWElG'Abram Elias 1941
- ROZYCKI Icek 1934
- ROZYCKI Jakob 1937
- ROZYCKI Moszek Szmul 1931
- RSESLAWSKI Nysen Majer 1936
- RUBINSZTAJN Abram Mordka 1938
- RUBINSZTAJN Josef Lajb 1940
- RZESLAWSKI Dawid Majlich 1932
- RZETELNY Szlama Zalma 1937
- RZETELNY Abram 1937
- RZETELNY Szulim Ber 1931
- SAMBERG Sura Laja 1934
- SAMBERG Abram Moszek 1931
- SAMBERG Jakob Ber 1932
- SAMBERG Szera Laja 1934
- SAT Iba Malka 1938
- SCHWARZBERG Hersz Dawid 1941
- SEIDERMAN Mala Freida 1941
- SIERADZKI Szlama 1937
- SIERADZKI Cyrel Malka 1941
- SOSNOWSKA Estera Rajzla 1931
- SOSNOWSKA Estera Rajzla 1931
- STOBICKA Hana 1936
- STOBIECKA Dewora 1939
- STOBIECKA Touba 1931
- STOBIECKI Berek 1932
- STOBIECKI Sucher Lajb 1941
- SWIERCZEWSKI Hersz 1938
- SYNARODINA Benjamin Hersz 1936
- SZAJNENSZNAJDER Hersz Lajb 1939
- SZATJER Hema 1937
- SZERMAN Jehudys 1938
- SZMIDKE Anna Urszula 1937
- SZMIDKE Erika 1932
- SZMIDT Brajna 1935
- SZMIDT Josef Bencjon 1939
- SZMULEWICZ Sura Estera 1934
- SZMULEWICZ Estera 1938
- SZMULEWICZ Mendel 1940
- SZMULEWICZ Haim Bojnop 1931
- SZMULEWICZ Dawid 1931
- SZMULEWICZ Kalma 1931
- SZMULEWICZ Zalma Jdel 1932
- SZMULEWICZ Zysla 1933
- SZMULEWICZ Sura 1933
- SZNYCER Abram Aron 1936
- SZPIGELMAN Sara 1938
- SZPIGIELMAN Abram Henoch 1931
- SZPIRO Hinda 1938
- SZPIRO Dawid Haim 1940
- SZTAJER Dawid 1935
- SZTAJER Machta 1937
- SZTAJER Tauba 1935
- SZTAJER Michal Dawid 1939
- SZTAJER Gerszon 1932
- SZTAJN Marjem Gula 1938
- SZTAJN Izrael Mojsza 1939
- SZTAJN Hendla Cywia 1939
- SZTATLENDER Hena 1934
- SZTATLENDER Eta Perla 1932
- SZULKLAPER Szlama 1941
- SZWARCBERG Cymel 1937
- SZWARCBERG Lajbus 1932
- SZWINTENSTAJN Idel Pinkus 1941
- SZYBIR Rachmil Benejon 1936
- SZYLIT Frajdla 1939
- SZYMBOWICZ Icek 1934
- SZYMKIEWICZ Haja Gold 1937
- SZYMKOWICZ Benjamin 1935
- SZYMKOWICZ Berek 1935
- SZYMKOWICZ Icek 1934
- SZYMKOWICZ Icek Zalma 1937
- SZYMKOWICZ Icek Zalma 1930
- SZYMKOWICZ Haja Golda 1937
- SZYMKOWICZ Hana Rebeka 1931
- SZYMKOWICZ Frajdla Liba 1932
- SZYMKOWICZ Jankiel 1938
- SZYMKOWICZ Sara Hinda 1939
- SZYMKOWICZ Hana Laja 1931
- TAUBE Brucha 1939
- TAUBE Mirla 1933
- TCHORZEWSKI Sura Hinda 1941
- TENER Abram Lajzer 1936
- TUBE Benjamin 1935
- TUCHMAJER Haja 1935
- UNIKOWSKA Hana 1936
- URBACH Idesa Gitla 1935
- URBACH Jakob 1936
- WAJNBERG Laja 1941
- WAJNGARTEN Salomon Natau 1937
- WAJNTRAUB Dewora 1939
- WAJS Henoch 1939
- WAJS Golda 1939
- WAJS Hejnoch Jakob 1932
- WAJSER Sura 1935
- WAJSER Mendel 1937
- WARSZAWSKA Helan 1937
- WARSZAWSKI Jakob 1934
- WARSZAWSKI Jakob 1939
- WEBER Mindla 1938
- WEBER Mordka Mendel 1933
- WEISS Fajga Lira 1941
- WEISSER Jakob Majer 1941
- WENGIER Sara Perla 1937
- WILHELM Kalma 1934
- WILHELM Bajla 1932
- WISNLEWSKA Haja 1935
- WLUKA Mindla Hadesa 1939
- WOLFOWICZ Ruchla Krajndla 1934
- WOLFOWICZ Szewa 1941
- WWIECYNSKI Dawid Hersz 1936
- ZAJDA Haja Tauba 1932
- ZARKOWSKA Bela 1937
- ZARKOWSKA Adela 1938
- ZENDEL Mendel Wolf 1934
- ZENDEL Laja 1931
- ZENDEL Laja 1931
- ZILBERSZTAJN Izrael Moszek 1934
- ZOLTY Mojsza Haim 1938
- ZUCHOWSKA Frymeta 1931
- ZUCHOWSKASura Rojzan 1933
- ZUCHOWSKI Haim Josef 1934
- ZUCHOWSKI Dawid Ber 1941
- ZWIERZYNKI Hersz Dawid 1936
- ZWIERZYNSKI Izaak 1938
- ZWIERZYNSKI Szlama 1939
- ZYBERGLAT Mindla 1941
- ZYGMUNTOWICZ Rajzla 1931
- ZYGMUNTOWICZ Majsche 1941
- ZYGMUNTOWIECZ Rajzla 1931
- ZYRBELGLAT Sara 1931
- ZYSKIND Prywa 1932
- ZYSKIND Zelda 1934
- ZYSKIND Szmul Dawid 1931
- ZYSKIND Szmul Dawid 1931
Bijzonderheden van Chelmno
Het vernietigingskamp in Chelmno werd ingericht om de Joden uit de Warthegau (de geannexeerde Poolse provincie Poznan en delen van de gewesten Bydgoszcz, Lodz, Pomorze en Warschau) te doden. In 1939 woonden er 4.922.000 mensen in deze districten, onder wie 385.000 Joden.
Gauleiter Arthur Greiser riep de Warthegau uit tot "oefenterrein" van het nationaal-socialisme, waar de nazi bevolkingspolitiek in de praktijk werd gebracht. Polen, Joden en zigeuners (Sinti en Roma) waren bestempeld als "Untermenschen", minderwaardige wezens. Discriminatie van de Polen werd gevolgd door vervolging en tenslotte uitroeiïng van de Roma en de Joden. Zij die de eerste excessen overleefden, werden gedeporteerd naar werkkampen en getto’s, waarvan het grootste was gelegen in de stad Lodz. Gauleiter Greiser kreeg uiteindelijk Heinrich Himmler's toestemming om alle Joden te doden die niet tot dwangarbeid in staat waren.
SS Hoofdkwartier in ChelmnoDit eerste nazi vernietigingskamp lag in het Poolse dorpje Chelmno nad Nerem (Duits: Kulmhof). Chelmno ligt 60 km NW van Lodz en 14 km ZO van Kolo. Kolo is ligt aan de spoorbaan Lodz - Poznan. Al vóór WO2 waren Kolo en Chelmno met elkaar verbonden via een smalspoorbaan, die liep van Kolo naar Dabie.
De nazi’s kozen een leegstaand landhuis in Chelmno (genaamd het "Kasteel") voor de uitroeiïng. Verschillende andere gebouwen op het voormalige landgoed lagen binnen een 2.5 - 3 m hoge houten omheining en dichte bebossing. De graanschuur is heden ten dage nog te zien. Uit veiligheidsoverwegingen werd de hoofdpoort tot dit terrein gebouwd als een sluis: wanneer de wachtposten de ene poort openden, werd de andere gelijktijdig gesloten
Herbert LangeHet kamp werd ingericht in november 1941, nadat vrijwel alle bewoners uit de omgeving waren verdreven. De uitroeiïng van zigeuners en Joden werd uitgevoerd door het z.g. Sonderkommando Kulmhof, ook bekend als het Sonderkommando Lange. Deze speciale eenheid was genoemd naar haar eerste commandant, SS-Hauptsturmführer Herbert Lange. Later veranderde de naam in Sonderkommando Bothmann, naar SS-Hauptsturmführer Hans Bothmann, Lange's opvolger.
Lange had al enige ervaring opgedaan in het doden van psychiatrische patiënten in Polen tussen eind 1939 en juni 1940 met behulp van gaswagens. In Chelmno waren de Joden voorbestemd om in dergelijke gaswagens te sterven.
Bij het begin van zijn activiteiten bestond het SS-Sonderkommando Lange uit ongeveer 15 leden van de veiligheidspolitie, die alle belangrijke posities in het kamp bekleedden, en 50 - 60 politiemannen van de 1. Kompanie des Polizeibataillons Litzmannstadt (Lodz) plus enkele politiemannen van de 2e compagnie, verdeeld over de secties "Transport", "Kasteel" en "Boskamp".
Het aantal reguliere politiemensen zal later gegroeid zijn tot ongeveer 100. Deze SS- und Polizeimänner bewaakten ook de hele omgeving. Volgens getuigen bezochten Greiser en Himmler Chelmno in zijn beginperiode.
Alle medewerkers van het Sonderkommando ontvingen een speciale toeslag op hun loon. Over de hoogte van die toeslag lopen de berichten uiteen. Bruno Israel getuigde dat hij een toeslag ontving van 13 RM per dag, rechtstreeks uitbetaald door Bothmann. De vroegere chef van politie in het kamp, Alois Häfele, beweerde dat de gewone politieman een extra salaris kreeg van 12 RM per dag, en leidinggevenden 15 RM. De vrouw van Josef Peham, een politiechef, vertelde dat de toeslag variëerde van 10 - 13 RM per dag. Wat ook het juiste bedrag moge zijn, de leden van het Sonderkommando verdienden hierdoor meer dan het dubbele van hun normale loon.
Begin maart 1943, aan het eind van de eerste fase van Chelmno, arriveerde Greiser samen met enkele leden van de NSDAP. Er werd een feestje georganiseerd in de "Gaststätte Riga" in Kolo (Warthbrücken), en iedere medewerker van het Sonderkommando kreeg 500 RM van Greiser (eenmalig), met de toezegging dat ieder van hen twee weken vakantie mocht komen doorbrengen op zijn privé landgoed in Berlijn. De rekening van dit feest werd gestuurd naar de NSDAP Gauleitung Wartheland.
De opdrachten van het Kommando gingen direct uit naar een groep voormalige gevangenen (hoofdzakelijk uit Fort VII in Poznan) die waren uitgekozen tijdens de euthanasie acties. Zij werkten voornamelijk, maar niet uitsluitend, in het boskamp. Deze mannen ontvingen vele privileges, vooral na afloop van de werkdag, en zij werden niet als gevangenen behandeld. Deze speciale eenheid bestond uit Franciszek Piekarski, Henryk Mania, Kajetan Skrzypczynski, Lech Jaskolski, Stanislaw Polubinski, Henryk Maliczak, Stanislaw Szymanski en Marian Libelt. Zij werkten in Chelmno tijdens de eerste fase van het bestaan van het kamp, tot de komst van Bothmann.
OverzichtskaartDe meeste Joden werden aangevoerd per trein (gewoonlijk 1.000 personen, in 20 - 22 wagons) naar het station van Kolo. Tot midden maart 1942 werden alle aangekomenen opgesloten in de synagoge van Kolo totdat er vrachtwagens beschikbaar waren om de mensen over te brengen naar Chelmno. Omdat de Duitse plaatselijke bestuurders erover klaagden dat de Joden in het centrum van de stad werden opgesloten, veranderde men dit per medio maart. Van toen af moesten de Joden overstappen op het station van Kolo, in wagons van de smalspoorbaan, die hen 6 km verder bracht naar het dorp Powiercie. Daar stopte de trein, en de slachtoffers kregen het bevel 1.5 km door het bos te lopen tot het dorp Zawadka, waar ze in een molen werden opgesloten voor hun laatste nacht. De volgende ochtend werden ze met vrachtwagens naar Chemno gebracht. Enkele andere transporten werden direct per vrachtwagen naar Chelmno gebracht, waar de slachtoffers de nacht doorbrachten alvorens te worden vergast. Volgens getuigen bezocht Christian Wirth de locatie in het voorjaar van 1942
In de tweede fase van Chelmno (1944) werden de slachtoffers direct met de smalspoorbaan van Kolo naar Chelmno gebracht, omdat de spoorbaan was gerepareerd (de houten brug over een zijrivier van de Warta tussen Powiercie en Chelmno was vernield door Poolse troepen tijdens hun terugtocht in 1939).
Het "Kasteel"In Chelmno zelf arriveerden de mensen in het Schlosslager (kasteelkamp). Tijdens de eerste fase werden de Joden na binnenkomst toegesproken door cammandant Bothmann, soms ook door zijn plaatsvervanger SS-Untersturmführer Albert Plate, Polizei-Meister Willy Lenz, Polizei-Meister Alois Haeberle of Franciszek Piekarski, ook medewerkers van het Sonderkommando. Ze waren gekleed als de eigenaar van het landgoed: hoed met veer, chique kleren, hoge laarzen en een pijp in de mond...
Ze vertelden de Joden dat sommigen van hen zouden moeten gaan werken in Oostenrijk of verder naar het oosten, de anderen hier op het landgoed. Ze zouden netjes worden behandeld en goed te eten krijgen. Om gezondheidsredenen zouden ze eerst moeten douchen terwijl hun kleren werden ontsmet. Na deze geruststellende toespraak werden de Joden naar de kleedruimten op de eerste verdieping gebracht. Daar moesten zij zich uitkleden en hun waardevolle bezittingen afgeven. Gedurende Chelmno's tweede fase verwelkomde een SS-er de Joden, op mogelijk dezelfde manier.
Voor zover niet door SS-ers achterover gedrukt, werden de zaken van waarde gestuurd naar Pabianice bij Lodz, samen met de kleding van de slachtoffers. Daar had het bestuur van het getto van Lodz een aantal warenhuizen ingericht waar de buit werd verzameld en gesorteerd. De buitgemaakte spullen (bijv. bont) werden onderzocht en dan verstuurd naar Duitsland of verkocht aan Duitsers die woonden in de Warthegau. Op 9 september 1944 bijvoorbeeld werden 775 polshorloges en 550 zakhorloges vanuit Chelmno naar het getto van Lodz gestuurd. Veel kleding was doordrenkt met bloed en ontlasting. Soms zat de Jodenster er nog op. Velen in Duitsland moeten daarom op de hoogte zijn geweest van het lot van de Joden.
Nadat ze zich hadden uitgekleed werden de mensen weer naar beneden gebracht, naar een gang waar aan de muur bordjes hingen met teksten als "naar het bad" en "naar de dokter". Daar zeiden de SS-ers tegen de Joden dat ze in een vrachtwagen moesten stappen die hen naar de badkamers zou brengen. Ze kregen stukken zeep mee. Drie Polen, die waarschijnlijk zelf ter dood veroordeeld waren, sloegen de Joden met een zweep als ze niet snel genoeg de gaswagens in gingen. Uiteindelijk kwamen de slachtoffers door een buitendeur via een houten opstap in de gaswagens. De SS-ers sloten snel de luchtdichte deuren van de gaswagen en de chauffeur (Walter Burmeister onder anderen / "The Good Old Days" - E. Klee, W. Dreeßen, V. Riess, The Free Press, NY, 1988., p. 219 - 220) zette de motor aan, maar liet hem stationar draaien. Ondertussen sloot hij de uitlaat met een slang aan op de laadruimte van de gaswagen, zodat de uitlaatgassen zich daarin konden verspreiden. Na 5 - 10 minuten vreselijk geschreeuw waren alle mensen in de laadruimte gestikt. In Chelmno werden één grote gaswagen (waarschijnlijk van het merk Magirus, voor 150 slachtoffers) en twee kleinere (een Opel Blitz en een Diamond Reo, voor 80 – 100 slachtoffers) gebruikt. Volgens getuige Israel was er nog een vierde voor de ontsmetting van de kleding. Het Sonderkommando heeft mogelijk speciale brandstof gebruikt, vermengd met vergif. De motoren van de gaswagens liepen op benzine, niet op diesel.
Na de vergassing reed de vrachtwagen naar het Waldlager (boskamp) in het Rzuchowski Woud, circa 4 km verderop. Op zekere dag vielen, onderweg naar het Waldlager, in een bocht de deuren plotseling open en tuimelden sommige lijken naar buiten. Sindsdien noemde men die bocht de "Bocht des Doods". In het Waldlager werden de lijken uitgeladen door gevangenen van het Joodse Waldkommando (boscommando). Men liet de uitlaatgassen 10 minuten lang ontsnappen, daarna moest de laadruimte worden leeggehaald. Het Waldkommando moest de lichamen inspecteren op sieraden en gouden tanden, die werden uitgetrokken. Hoewel een onbekend aantal Joden erin slaagde te ontsnappen uit het Waldkommando, waren er maar drie die het einde van de oorlog haalden: Mordechai Podchlebnik uit de eerste fase van het kamp, Mordechai Zurawski en Simon Srebnik uit de tweede... De eerste ontsnapte gevangene uit het Waldkommando die over de toestanden in het kamp berichtte was Szlamek Bajler (ook bekend als Yakov Grojanowski), die in het getto van Warschau aan Emanuel Ringelblum vertelde wat hij had meegemaakt.
Tot het voorjaar van 1942 werden de lijken begraven in vier lange massagraven. Daarna cremeerde men ze. Twee crematoria werden gebouwd, die waarschijnlijk werden aangevuld met twee mobiele veldovens. Deze werden waarschijnlijk geïnstalleerd om hun efficiency te testen. Het was in Chelmno dat Paul Blobel voor het eerst experimenteerde met diverse methoden om van de lijken af te komen, voordat hij het systeem perfectioneerde dat in gebruik was in de andere vernietigingskampen in het oosten, met inbegrip van die van de Aktion Reinhard. Ondanks alle inspanningen zijn er nog steeds resten van menselijke botten zichtbaar.
De leden van het Waldkommando werden na korte tijd gedood en vervangen door nieuw aangekomen gevangenen. Na de oorlog bevestigden bewoners van dorpen in de buurt dat er voortdurend rook oprees uit de omgeving.
Adolf Eichmann en Rudolf Höß bezochten Chelmno in de herfst van 1942.
Verklaring van Eichmann tijdens het eerste verhoor (na zijn ontvoering) in mei 1960 voorafgaand aan zijn proces, door de Israëlische politieofficier Avner W. Less:
"Eichmann: ...Toen werd ik naar Kulmhof (Chelmno) in de Warthegau gestuurd. Ik kreeg opdracht van Müller om naar Litzmannstadt te gaan en te rapporteren wat daar gaande was. Hij zei het niet op dezelfde manier … als Heydrich … niet zo grof.
`Daar gaat een actie tegen de Joden beginnen, Eichmann. Ga eens kijken. En dan rapporteert u aan mij. ' I went to Gestapo headquarters in Litzmannstadt - Ik vertrok naar het Gestapo hoofdkwartier in Litzmannstadt, dat nu weer Lodz heet – en daar werd mij verteld dat het om een speciaal team ging, ingesteld door de Reichsführer. En ze vertelden me precies waar dit Kulmhof lag. Ik weet alleen dat ik het volgende gezien heb: een ruimte, als ik me goed herinner misschien vijf keer zo groot als deze, het kan ook vier keer zo groot geweest zijn. Daar bevonden zich Joden, die moesten zich uitkleden, en dan reed er een vrachtwagen voor, die helemaal dicht was, waar vooraan de deuren open gingen, en die reed tot zowat aan de opstapplaats. En daar moesten nu die naakte Joden naar binnen. Dan werd de wagen gesloten en reed hij weg.
Less: Hoeveel mensen zaten er in die wagen?
Eichmann: Dat kan ik niet precies zeggen. Ik heb daar niet precies op kunnen letten. Ik heb daar niet de hele tijd naar staan kijken. Dat kon ik niet, nee, het was wel genoeg. Dat schreeuwen en, en, dat heeft me veel te veel aangegrepen en zo. Dat heb ik ook geschreven in mijn bericht aan Müller. Hij heeft niet veel gedaan met mijn berichtgeving. Ik reed dan achter die vrachtwagen aan – ik denk met één van die lui daar, die er de weg kenden, en toen zag ik het meest afschuwelijke dat ik van mijn leven ooit had gezien. De vrachtwagen reed tot aan een langwerpige groeve, de deuren gingen open en daar kwamen lijken naar buiten, alsof ze nog leefden, zo beweeglijk waren de ledematen nog. Ze werden in die kuil gegooid, ik zie daar nog hoe een man in burger met een tang tanden uittrekt, en toen ben ik hem gesmeerd. Ben ingestapt en weggereden en kon geen woord meer uitbrengen... Ik kon niet meer verwerken. Ik weet nog dat een arts daar, in een wit jasje, mij zei dat ik door een kijkgaatje moest kijken hoe ze daar binnen in die vrachtwagen zaten. Daar heb ik voor bedankt. Ik kon het niet, ik kon niets meer zeggen, ik moest weg. Ik ben naar Berlijn teruggekomen, heb Gruppenführer Müller verslag gedaan. Ik heb hem precies hetzelfde verteld als wat ik hier nu zeg, meer kon ik hem niet vertellen... Verschrikkelijk, zeg ik, een inferno, kan niet, het is, ik kan dit niet, heb ik hem gezegd."
Höß over zijn bezoek aan Chelmno, op 16 september 1942:
"Gedurende mijn bezoek aan Kulmhof zag ik de vernietigingsinstallaties en de gaswagens terwijl ze werden gereed gemaakt voor het doden door uitlaatgassen. De chef van het plaatselijke commando beschreef deze methode als erg onbetrouwbaar omdat het gas met horten en stoten werd geproduceerd, en dikwijls onvoldoende was om te doden."
Deportatie uit Zychlin *Deportatie uit Wloclawek *Chelmno's eerste fase duurde van 7 december 1941 tot maart 1943. De eerste slachtoffers kwamen uit plaatsen in de buurt: Babiak, Dabie, Deby Szlacheckie, Grodziec, Izbica Kujawska, Klodawa, Kolo, Kowale Panskie, Nowiny Brdowskie en Sompolno. Midden januari begon de SS met de uitroeiïng van de Joden uit het getto van Lodz: Tussen 16 en 29 januari 1942 werden 10.003 Joden vermoord, van 22 februari - 2 april 34.073, van 4 - 15 mei 11.680 en van 5 - 12 september 1942 15.859. Behalve de Joden uit het getto van Lodz waren begin 1943 bijna alle andere Joden uit de Warthegau vermoord. Onder de slachtoffers waren 15.000 Joden uit Duitsland, Oostenrijk, Tsjechoslowakije en Luxemburg, 5.000 zigeuners, enkele honderden Polen en een onbekend aantal Sowjet krijgsgevangenen, en tenslotte 88 kinderen uit het Tsjechische Lidice.
Op 7 april 1943 blies de SS het landhuis en de twee crematoria op. Op deze dag arriveerde een laatste, onverwacht transport met Joden die leden aan typhus. De Duitsers waren bang besmet te zullen raken en gaven hen opdracht naar de eerste verdieping van het kasteel te gaan. Men plaatste dynamiet in de kelder en blies het gebouw op, samen met de Joden.
Daarna werden Bothmann en zijn Sonderkommando gestuurd naar Italië / Joegoslavië om daar de partizanen te bestrijden (SS-Division "Prinz Eugen"). Een belangrijke ontdekking is een bierfles, afkonstig uit de Dreher Brouwerij in Triëst, die tevoorschijn kwam aan de achterkant van het kasteel van Chelmno bij archeologische opgravingen. Bewezen is dat tenminste één lid van Bothmann's staf in Triëst is geweest, misschien in San Sabba. Er zijn daarna op die plaats nog enkele andere flessen gevonden.
Telex van Greiser aan HimmlerDeportatie uit Sieradz *Tijdens Chelmno's tweede fase, in juni en juli 1944, werden nog eens 10.000 Joden uit het getto van Lodz vermoord. Himmler en Greiser hadden besloten tot liquidatie van het getto. Daarom werd het Sonderkommando Bothmann teruggeroepen, het Waldlager opnieuw ingericht en werden daar twee nieuwe crematoria gebouwd.
Nu werden de Joden uit Lodz gewoonlijk per trein getransporteerd naar Kolo (soms echter ook in vrachtwagens, rechtstreeks naar Chelmno). Vanuit Kolo ging men dan met de smalspoorbaan naar het dorp Chelmno. Daar brachten zij de nacht door in de kerk. De volgende dag moesten ze wachten op het plein vóór de kerk tot ze, in groepen van meestal 150, door vrachtwagens naar het Waldlager werden gebracht.
In het Waldlager werden de mensen verdeeld over twee grote barakken, elk circa 20 x 10 m. Elke barak had twee kamers, één voor de mannen, de andere voor de vrouwen en kinderen. De aankomst in deze twee gebouwen was een list om paniek onder de slachtoffers te voorkomen. Beide schuren hadden een houten schutting aan iedere kant, zodat het leek alsof de Joden inderdaad in een doorgangs- of werkkamp waren terechtgekomen. Elk gebouw was van een nummer voorzien en bovendien waren er richtingborden op geschilderd: aan de buitenkant: "Naar de Badkamer", binnen in de barakken: "Naar de Dokter, Barak Nummer…" etc.. De SS hield deze schijn van “nieuwe vestiging” op tot de laatste minuut, wanneer de slachtoffers zich uitkleedden, eerst de vrouwen en kinderen, daarna de mannen. Eenmaal naakt gingen ze door de deur waarop stond "Zum Bad" ("Naar de Badkamer"). Achter deze deur lag een gang, 20 - 25 m lang en 1,5 m breed, eveneens afgezet met een houten wand, en met een scherpe bocht aan het eind, die uitkwam op de opstapplaats. Hier klommen de Joden in de wachtende gaswagens. Deze methode was ingevoerd, beproefd en getest in de kampen van Belzec en Sobibor. Zij werd uiteindelijk perfect in Treblinka. Het kostte weinig moeite een verkorte versie van de methode, gebruikt in de Aktion Reinhard kampen, in te voeren in Chelmno.
Hierbij moet worden opgemerkt dat de dicht gecamoufleerde omheiningen in gebruik in de Aktion Reinhard kampen, verre van "perfect" waren, totdat de laatste "gang" (Duits: Schlauch) werd gebouwd in Treblinka. De allereerste gang (genaamd Schleuse – sluis), in het vernietigingskamp Belzec van juli 1942 - december 1942 was kaarsrecht; een "misser", die werd gecorrigeerd in Sobibor door een "blinde hoek". Maar de Sobibor Schleuse was weer veel te lang; daarom had de "Weg naar de Hemel" (zoals deze gangen in alle Aktion Reinhard kampen werden genoemd) in Treblinka een bocht, maar was hij niet te lang of te kort voor zijn moorddadige doel.
De overlevenden Zurawski en Srebrnik, en de gevangen genomen politieman Israel, beschreven de voorzieningen voor de lijkverbranding als volgt:
"Ze waren diep in de grond aangelegd an staken niet boven het maaiveld uit. Ze hadden de vorm van omgekeerde kegels met een rechthoekig grondvlak. Aan de bovenkant op straatniveau hadden de ovens afmetingen van 6 x 10 m en ze waren 4 m diep. Aan de onderkant, waar de as werd verzameld, waren ze 1.5 x 2 m. Het roosterwerk was gemaakt van rails. Een luchtkanaal naar de askuil verzekerde de toevoer van lucht en maakte het afvoeren van as en beenderresten mogelijk. De zijkanten van de oven waren gemaakt van vuursteen en cement. In de oven waren kruiselings lagen brandhout en lijken: om een goede verbranding te bevorderen was er ruimte vrijgelaten tussen de lijken. De oven kon 100 lijken tegelijk verwerken, maar als de brandstapel inklinkte, werden aan de bovenkant nieuwe lijken toegevoegd. De as en beenderresten werden verwijderd uit de askuil, fijngestampt met vijzels en aanvankelijk in speciaal daarvoor gegraven greppels geworpen; maar later, vanaf 1943, werden ze in het geheim ’s nachts per kar gebracht naar Zawadka, en daar in de rivier gegooid."
Om de liquidatie van het getto van Lodz te bespoedigen, werden de daar resterende 70.000 Joden gedeporteerd naar Auschwitz.
In september 1944 werden de crematoria in het Waldlager ontmanteld. Het Sonderkommando en het Waldkommando waren nog ter plaatse, bezig met het verbranden van de lijken in de massagraven. Alle installaties werden half december 1944 gesloopt, maar Bothmann en zijn mannen waren nog in afwachting van nieuwe orders. Die kwamen echter niet, waarop Bothmann besloot zelf het Sonderkommando Kulmhof te ontbinden. Hij wilde het restant van het Waldkommando doodschieten. Toen kwamen echter de Joden, die opgesloten zaten in een graanschuur, in opstand. Twee nazi’s werden doodgeschoten en twee gevangenen (Srebrnik en Zurawski) ontsnapten. De overige Joden werden geëxecuteerd en de graanschuur werd in brand gestoken. Het gebied werd verlaten op 17 januari 1945 in verband met de nadering van het Rode Leger.
Tenminste 152.000 mensen stierven in Chelmno. Alle getuigen bevestigen dat als regel ongeveer 1.000 Joden per dag werden getransporteerd naar Chelmno, de slachtoffers die in vrachtwagens uit de directe omgeving aankwamen niet meegerekend.