Neusustrum
Op 1 september 1933 werd Neusustrum opgericht met plaats voor 1.000 gevangenen. Het kamp werd in april 1934 ontbonden als concentratiekamp en kreeg een nieuwe functie als strafkamp.
Tussen 1937/1938 werd Neusustrum uitgebreid naar een capaciteit van 1.500 gevangenen. Het kamp hield homoseksuelen, Poolse krijgsgevangenen, militaire strafgevangenen en Joden vast die dwangarbeid moesten verrichten. In 1942 werden 60 Joden en 1.651 Poolse krijgsgevangenen vanuit Neusustrum gedeporteerd. De kamp bewakers behandelden de geïnterneerden zeer slecht waardoor vele door uitputting of mishandeling omkwamen. Begin april 1945 werden de resterende gevangenen naar kamp Aschendorfermoor overgebracht.
Neusustrum werd tot 1950 doorgebruikt onder de naam: Justizstrafanstalt Lingen zur Unterbringung von Gefangenen. Kort daarna werd het kamp afgebroken. Tegenwoordig is er bijna niks meer van het kamp over.
“Na Dachau verrezen andere beruchte kampen o.a. Bergen-Belsen,Buchenwald, Mauthausen en Neuengamme met hun martelkamers, waar Nazi-geleerden mensen als proefdieren gebruikten, Auschwitz en Sobibor in Polen met hun gaskamers, waar miljoenen Joden zijn omgebracht. Namen als Auschwitz, Dachau en Sobibor zijn een begrip geworden. Maar vlak over de grens in Duitsland, ter hoogte van de provincies Drenthe en Groningen lagen vanaf 1933 tot het einde van de Tweede Wereldoorlog vijftien concentratie-,straf-en krijgsgevangenkampen ‘De Emslandkampen’.“
“De Emslandkampen waren bedoeld om de gevangenen als dwangarbeiders het veen te laten ontginnen. De bewaking werd in de meeste gevallen uitgevoerd door de S.A. en de S.S. Moord en mishandeling waren aan de orde van de dag. Er moesten ook taken verricht worden gericht op het breken van de geest, zoals loopgraven graven terwijl er tegen de hoofden van de gevangenen werd geschopt en vervolgens moesten dezelfde gevangenen de loopgraven weer dichtgooien.“
“In het kamp Neusustrum (kamp vijf) behandelde men de mensen ‘erger dan beesten’ zoals de beschuldiging in 1950 tegen de toenmalige kampleider luidde. De gevangenen moesten het zware werk in het veen zonder technische hulpmiddelen verrichten; ontwateringssloten graven, wegen en straten aanleggen en het veen afgraven. Ze maakten lange dagen en kregen weinig rust. Niet alleen in het veen, ook het leven in het kamp was barbaars. De gevangenen werden opgejaagd, gemarteld en door opgehitste honden gebeten tijdens het appèl of tijdens het exerceren. Alles werd hen afgenomen, tot het hemd aan toe. Niets mocht herinneren aan het privéleven in vrijheid. Voor de gevangenen werd het heel belangrijk om hun geestelijke bagage in hun hart te dragen, die kon niemand hen afnemen net als onderlinge trouwe vriendschap.”
“Vanaf 1939 werd het Zuidelijke deel van de Emslandkampen gebruikt als krijgsgevangenkampen voor soldaten uit Polen, Frankrijk en Rusland. Vooral de Russen werden zeer slecht behandeld. De voedselvoorziening werd tot ver onder het bestaansminium verlaagd. Het waren toch maar Russen, die volgens de Nazi-leer tot een minderwaardig ras behoorden. Van de ruim 30.000 omgekomen gevangenen waren zeker 26.000 Russische krijgsgevangenen.”
“In de grensstreken werd de bevolking zeer direct geconfronteerd met de aanwezigheid van de concentratiekampen, omdat ze zo vlak bij de grens lagen. Niet alleen was een enkel kamp vanuit Nederland te zien, maar ook werden de gevangenen tot dicht bij of zelfs aan de grens te werk gesteld. ‘s Avonds kon je vlak over de grens de verlichting van concentratiekampen zien. Er ontsnapte nog al eens gevangenen. Voordat de oorlog begon werden deze gevangenen bij de Nederlandse grens opgevangen door onze douane en dan werden ze terug gestuurd. Duitsland was toen nog een ‘bevriende’ natie en die moest je tot vriend houden. Alleen de communistische organisatie ‘De Rode Hulp’ heeft altijd steunacties uitgevoerd om de vluchtelingen zo goed mogelijk te kunnen helpen.