Beroeps- en bijnamen uit de middeleeuwen
Inhoud:
-
Beroepsnamen
-
Bijnamen
-
Beroep-bijnamen
Beroepsnamen:
- A
- Abbas Abt
- Appelman Appelverkoper
- Armigero Wapendrager
- Asart, Asarts Kansspeler, dobbelaar
- Aurifaber Goudsmid
- B
- Backer(e), Backre, Bacre, Bake Bakker
- Baeliu, Baliu Baljuw
- Baetselere, Bascheleer, Batchelere, Batselere, Batsheleer Jong edelman
- Balspeler Balspeler
- Bardemaker, Bartmacre Barbier
- Beghina, Beghine, Begine Begijn
- Bindere, Bindren Binder of kuiper
- Blandere Brouwer van mede
- Blase, Blasere, Horenblaser(e)Trompetter
- Blawers Blauwverver
- Bleckere Viller / wolbereider
- Bode, Bodeken, Bodeliere, Bollart, Boman Boodschapper, gezant
- Boeterman, Boterman Koopman in boter
- Bonevent(e) Koorknaap
- Botlar Schenker
- Bouier, Boueri Koewachter
- Brassator, Brassere Brouwer
- Broedere Monnik
- Brouwere Brouwer
- Butter Hersteller
- C
- Calsidemakere, Calsieder Stratenmaker
- Cam scerppere Kamslijper
- Cammaker(e), Cammere Kammaker
- Candelarius Kaarsenmaker
- Canonicus Geestelijke
- Capellanus Kapelaan
- Cardemacre, Cardemakere, Kardemaker Kaardenmaker
- Carmer(e),Karmers Karmeliet
- Carpentarius Timmerman
- Casselaer Metselaar
- Castellana Kasteelheer
- Cauersijn Geldwisselaar
- Causemakre, Cousemaker(e), Cousemakre, Cousmacre, Cousmaker, Cousmakre Kousenmaker
- Cellarius Kelderknecht
- Clareit makere Bereider van claret (honingwijn)
- Cledecoepers, Cledercuts Koopman in kleding
- Cleensmeets Fijnsmid, slotenmaker
- Clerc, Clerke, Clerck Klerk
- Clericus Klerk
- Clocghietere, Clocghitre Klokkenmaker
- Coc, Cock Kok
- Cocwachter(e), Kocghewachter Bewaker van een kogge
- Cokemester(e) Meesterkok
- Coleman Groenteboer
- Coman, ChomanKoopman
- Comes, Comitus Graaf
- Commandator Commandant
- Conreidere Leerbewerker
- Corenman Korenkoper
- Costre Koster
- Couer, Cuparij, Cuper(e), Cupre Kuiper
- Covelare Monnik
- Cultellifici Messenmaker
- D
- Damman Ambtenaar
- Dapifero Misdienaar
- Decanus Decaan
- Deckere,Sdeckers Dakdekker
- Deken Deken
- Demersman Marskramer
- Desmet Smid
- Dhardere Herder
- Dhelmmakere Helmmaker
- Dhudeuettere Leerbewerker
- Dorewachter, Durwardere Deurwaarder
- Dresche Graandorser
- Drossaet Hofbeambte
- Ducissa, Ducisse Hertogin
- Dux Hertog
- E
- Edelinc Edelman
- F
- Faber, Fabrica Handwerksman
- Fermentator Gister
- Formator Molenaar
- Forneys makere Ovenmaker
- Fysikere van Ardenborg Arts
- G
- Gansebrader Ganzenbrader
- Gardianus, Guardianus Wachter
- Ghorter Gruitmeester
- Gortemakere Gortmaker
- Goudsmede, Gousmet, Goutsmet Goudsmid
- Graeuwerkere, Grauuerkers, Grauwerke, Grauwerker, Grawerkere Bontwerker
- Graue Graaf
- Grauinne Gravin
- Gruter(e), Gruters Leverancier van gruit
- Gughelare Goochelaar
- H
- Hoefman Hovenier
- Hoetman Hoedenkoper
- Hoiman, Hoyeman Hooier
- Houdewerkers, Hudeuettre, Hudevettere Leerbewerker
- Hout(e)man Houtkoper
- I
- Iagher Jager
- Investitus Investiet
- K
- Kersemaker, Kersmacre, Kersmakere Kaarsenmaker
- Ketelboetre Ketellapper
- Ketelere, Ketelter Ketelmaker
- L
- Lakenboetre Kleermaker
- Lammerin Bewerker van lamsvellen
- Lanthere Landeigenaar
- Lapide Steenhouwer
- Leen cnecht Leenman
- Leimplackere, Leemplackere Leemplakker
- Lepelare Lepelmaker
- Linemacre, Linemakere Touwslager
- Lombard(e)(n), Lonbarden, Lumbardo Geldwisselaar
- Lopere Boodschapper, gezant
- M
- Maetselar Metselaar
- Magister Meester
- Maiere, Maior, Maire, Meyer Meier, pachter van een hoeve
- Mandemaker Mandenmaker
- Marscalc Maarschalk
- Martelmans, Marcelmans, Mers(e)man, Merserighe Marskramer
- Medeblandre Bewerker van meekrap
- Melstre, Melter, Meltre, Mouter Mouter
- Mesmaker, Mesmakere Messenmaker
- Mestelgier Boodschapper, gezant
- Metre Laken- of korenmeter
- Miles, Milites Ridder
- Mostardmakere, Mostartmaelre Mosterdmaker
- Moel, Moelnare, Molen, Molimakere, Molnare, Molnerre Molenaar
- Moenc Monnik
- Molendinarius Molenaar
- Mombare, Monbare Voogd, zaakwaarnemer
- Monachus Monnik
- Monter Muntmaker
- N
- Naeldemakere, Naeldemakers Naaldenmaker
- Notario ducis Notaris (in dienst van hertog)
- O
- Ongheldere Ontvanger van het ongelt
- P
- Paleman Palenmaker
- Pape, Papinge Wereldlijke geestelijke
- Parchamenarius Perkamentmaker
- Peister die dieren voedert
- Pellificis Bontwerker
- Pelsere Bontwerker
- Pentier Bakker
- Phisicus Arts
- Piscatoris Visser
- Pistor, Pistoris Bakker
- Plebanus Plebaan
- Poertre, Poiters, Portere, Poytre Poorte
- Portwarder Poortwachter
- Pottere, Pot makere Pottenbakker
- Preceptor Preceptor
- Prepositus Proost
- Presbiter(o) Priester
- Procuratori Procurator
- Proefst, Proefts Proost
- Provisori Geestelijke of ambtelijke waardigheid
- R
- Raat, Raeds, Raet Raadsman
- Rechtre Rechter
- Rector Rector
- Ridder(e), Riddre Ridder
- Riemakere Riemmaker
- Rietmakere Rietmaker
- S
- Sacerdotis, Sacerdos Priester
- Sadelaer Zadelmaker
- Scabinus Schepen
- Scachtre Maker van pijl- en speerschachten
- Scankart Schenker
- Sceerre Scheerder (barbier of lakenscheerder)
- Scepene Schepen
- Scepmakere, Sceppere, Sceppre, Scro(e)dere Kleermaker
- Scermer, Scermre Strijder
- Schulte, Scoete, Scote(n), Scotte, Scoute, Sculte(t) Schout
- Scildere Schilder
- Scipmans Schipper
- Scluter, Sluter Portier, gevangenbewaarder
- Scolmester Schoolmeester
- Scomaker, Scosuttere Schoenmaker
- Scotelare, Scotellere Schotelmaker
- Scrivere Schrijver
- Scultetus, Sculthetus, Scultinc Rechter
- Slikeman Slik aanbrenger
- Smeder, Smet, Smit Smid
- Snider(e) Kleermaker
- Steenbiclere, Steen bichlers Steenhouwer
- Svende Landbouwer
- T
- Tapijtmacre Tapijtmaker
- Tauernier HerbergierT
- auwere, Touwere Leerbewerker
- Temmerman, Timermans, TimmermanTimmerman
- Textoris Wever
- Thieghelere Steenbakker
- Tintemakere Tentenmaker
- Tolnar(e), Tolner(e), Tolnerre Tolbaas
- Toyart Tuier (schepen vastleggen)
- Trusere Trosser (laden, pakken)
- Tscriuers Schrijver
- V
- Valkenare,Velkenere Valkenier
- Vector Vrachtschipper
- Verwere Verver
- Viltre Vilter
- Viscopere Viskoper
- Visscehre , Visscere Visser
- Vladebackere, Vladebacre Vlaaienbakker
- Vleesaure, Vleeschaure, Vleischouwer, Vleschouwer, Vleshouwere Slager
- Voghelare Vogelaar
- Volre Voller
- W
- Wachtere Wachter
- Waldacker Metselaar
- Wanre Wanner (hij die koren want)
- \Wart Waard
- Weuere Wereldlijke geestelijke Wever
- Weuere Wever
- Wlslagre Wolslager
- Wortman Wortmaker
- Z
- Zwertvegher Wapensmid of polijster van zwaarden
Bijnamen
- A
- Aec Haak
- Alfsteen Halve steen
- Auonde Avond
- B
- Baers Baars
- Baligant Deugniet, nietsnut
- Ballinc Banneling
- Bange, BangheB ang
- Bara Bedrog, goochelspel
- Bards, Bart Baard
- Barlebaens Duivel
- Barvoet Barrevoets
- Bastart Bastaard
- Battenman Bottenman
- Bec Bek Bein Been
- Bie, Bye Bij Bier Bier
- Bigordel Geldtas aan gordel
- Blaubloeme Korenbloem
- Blauoets Blauwe voet
- Blessard Met een bles
- Blideleuen Blij leven
- Bloeme, Bloemart, Blome Bloem
- Blonde Blonde
- Bobel Bobbel
- Boec, Buc, Buce, Buch, Buec Bok Boel Minnaar
- Boene, Bone Boon
- Boghart Boomgaard
- Bonghe Trommel
- Borluet, Borlut, Borlutte Lawaaimaker
- Borsdraghere Beursdrager
- Bove Boef, knecht
- Brebart Brede baard
- Brede, Breede Brede Broem Schuim
- Brune, Bruneel, Burne Bruin
- Brusch, Bruus Struikgewas / Schuim
- Buk, Buke, Bux, Buyc Buik
- Busseel, Butel, Buthiel, Butzeel, Butzel, Butziel Wijnzak / Mythologisch dier
- C
- Cabellau, Cabelliau Kabeljauw
- CaenEend
- Calf Kalf
- Callart, Calle Babbelaar
- Calvesnack Kalf-happer
- Calvus Kale
- Canis Hond
- Canne Kan
- Capoen Kapoen
- Catere Kater
- Cauwen Kinnebak
- Cleenheere Klein heer Cleine Klein
- Clinkart Gouden munt / Straatsteen
- Clove Kloof
- Cnif, Cnijf Mes
- Cnode Knoest, Knokkel
- Coc, Coquus Haan
- Cockine Leegloper
- Codde, Colueken, Coluen Knots, kolf
- Coe Koe
- Colsebyle Kousenbillen
- Commer Lastig
- Compere Doopvader
- Coninc Koning
- Coram Hart
- Corbeel Zwartharig
- Cornuit, Cornute Pummel
- Craie, Craiman, Craye Kraai
- Crane Kraan
- Criec, Crick, Kriec Kers
- Croenekin Krans, Kroontje
- Croic Kreuk
- Croppes Die zich volpropt
- Crudepenninx, Crudepen Vrek (die zijn penningen kruidt)
- Crul, Crulleboye, Crulleken Krul
- Cum Macula Met de vlek
- Curthals Korthals
- D
- Dicbier, Dicbir, Dickbier Dikbier
- Die niene verloech
- Die nooit lachte
- Doncker Donker
- Donevoet Stijve voet
- Dreet Scheet
- Droeue Somber
- Dronkine Dronkenman
- Duckard, Duker, Dukinghe, Dukinc Duiker, duikvogel
- Durcant Wegkruiper, achterbaks
- Duue Duif
- Duvel Duivel
- E
- Euer Everzwijn
- F
- Fi(e)renblais(e), Fierenblayse, Fierenblase, Fierenbras, Firenbrais Sterke arme
- Froes Kikker
- G
- Ghoede Goede
- Gole Drinkebroer
- Goude Goude
- Groete Visgraat
- H
- Haec Haak
- Hanen Haan
- Heldecop Boei-kop
- Heurkint Hoerenkind
- Heyli(e)ghevrouwe Heilige vrouw
- Hoedekine, Hoeuedekin Kaarsstompje
- Hoeft Hoofd
- Hoen, Hoens, Hons Kip
- Hoesterlinc Oosterling
- Hoghen, Hoeghen Hoge Hont(e), Huntekin Hond
- Huuchals Huikhals (soort mantel)
- Hyseriin, JserineIjzer Innighe Vroom
- I
- Iude, Jeude, Jode, Joede, Jude Jood
- J
- Junghe Jonge
- Juvene Jonge
- K
- Keghelaere Kegelspeler
- Keiser, Keyser Keizer
- Kenode, Knode, Knuts Knoest, Knokkel
- Kics Kijken
- Kiekin, Kiekiins Kuiken
- Kint Kind
- Kort(e)Korte
- L
- Lancgeroch, Lancroc, Langerox, Langheroc Lange rok
- Langen, Langhe Lange
- Lecker Lekker
- Ledeghe Vrij (zonder werk, vrijgezel)
- Lettele, Luttelman
- Klein Lodderken, Loddernie Losbol, wellusteling
- Loeuin Wolf
- Longus Lange
- Lozere Sluwe
- M
- Maenschin Maneschijn
- Maerke Mark
- Magnus, Manghenus Grote
- Makerreel Makreel
- Markolf Ekster
- Masc Vlek
- Mey Levenslustige (meimaand)
- Midach Middag
- Mie Loon
- Minne, Minneman Beminde
- Moer Zwarte Moes, Mues Spijs
- Mol Mol
- Muil, Mulart, Mule Pantoffel
- N
- Naghel Nagel
- Napbrekere Napbreker
- Neue, Neve Neef
- NigerZwarte Oer Beer
- O
- Oge Hoog
- Olipot Oliepot
- Ome(n), Oem, Omekine Oom
- Onlost Onlust
- P
- Panne(n)Pan Pannekins Pannetje
- Paus Paus
- Pauwe, Paue Pauw
- Pertshoeft Paardekop
- Peteman Gouden munt
- Pinart Kleine munt
- Pipe Pijp
- Pluckerose, Plucrose Rosenplukker
- Pluuier Pluvier
- PratrePrater
- Pryckert Praler, ophef maker
- Putoc(h), Putocke Vissoort
- Q
- QuadeKwaad Quic Kwik, Snel
- Quistwater Waterverkwister
- R
- Rape Raap
- Raven Raaf
- Regis Koning
- Reigher Reiger
- Rike, Riken Rijk
- Rin, Rinvisch, Rijnvisch Rijnvis
- Roden, Roede(n)
- Rode Rouer, Rowerus Rover
- Rouvoet Ruige voet
- Ruffo Rode Sage(s) Wijze
- S
- Salm Zalm
- Scakart Schaakspeler
- Scamel Eerbaar, ingetogen
- Scamps Schamper, spotter
- Scarlaken Scharlaken
- Scelwart, Schelewart, Schille Schele
- Scenkel(e), Scinkel Schenkel
- Scoreel Eekhoorn
- Screvel Treuzelaar
- Senum Oude Slabbart Gulzigaard
- Sloet Slot
- Sluke Veelvraat
- Smicke, Smiec Smeulen
- Smout Vet, Olie
- Snauel Snavel
- Snep, Snepart, Snepore Babbelaar
- Sonderland Zonder land
- Spiegel Spiegel
- Spiker Spijker
- Spirinc, Sprinx, Spirinx Spiering Spriet
- Stang, Staak
- Stael Staal
- Stamelarit, Stamelare, Stamelart Stotteraar
- Steenard, Steenaert, Steene, Steneken Steen
- Stippekender Stiefkind
- Stir Stier
- Stoc Stok, Boomstam
- Stoep Stoep
- Stoerm, Storhem Storm
- Stopelkin Struikelaar
- Strich
- Strik
- Strument Stromend
- Stuucs Duw, Por
- Suardt, Svarten Zwarte Svaif Zwaaf] Svancken Zwaan
- T
- Tant Tand
- Tater(e)Tartaar, zigeuner
- Tay Taai
- Thuin Tuin
- Toreel Torentje
- Tuc Trek
- Tunne Ton
- Turc Turk
- U
- Ulf Wolf
- V
- Vaelspaen Vale lepel
- Vaken Slapen
- Valant Duivel
- Valecappe Vale kap
- Valke
- Valk
- Vekenstyl Stijl/paal van een hek
- Verkins Kind
- Vetten Vette Viltkin Vilten hoed
- Vinke(n), Vincs Vink
- Vint Snel / Kousenmaker
- Virtichponde Veertig pond
- Visc Vis
- Visevase
- Beuzelpraat
- Vlieghe Vlieg
- Voet, Voit Voet
- Vogel Vogel
- Vos, Vosse, Vosseken Vos
- Vraet Vreter Vrie Vrije Vriend,
- Vrint Vriend
- Vrode(n), Vroede(n)Wijze
- Vromoeds Vrolijk
- W
- Weder Ram
- Weis Weeskind
- Widoeghe Wijde ogen
- Wilde Wilde
- Witte(n) Witte
- Wittebart Witte baard
- Wittebloem Witte bloem
- Wittebroet Witbrood
- Z
- Zalm Zalm
- Zassen Saksen]
- Zieken Zieken
- Ziele Ziel
- ZonneZon
- Zuakart Lenig, beweeglijk
- Zuarte Zwarte
Beroep-bijnamen
- A
- Ankere Anker / ankersmid
- B
- Bake Varkensvlees / varkensboer
- Bennes Mand / mandenvlechter
- Bicken Steen / steenhouwer
- Boeter, Botere Boter / koopman in boter
- Bokel, Buekel Schildknop, gesp / gespenmaker
- C
- Cabus, Cabuys Kolenteler of bijnaam: koolhoofd
- Cant, Kant Kant / kleermaker
- Case Kaas / kaasmaker
- Claustro Kloosterorde / monnik
- Clenke Klink / klinker
- Cordinge, Cordinghe Koord / touwslager
- Coren Koren / korenkoper
- Cotoen Katoen / wever, katoenkoper
- Cousen, Kaus Kousen / kousenmaker
- K
- Kembart, Kember Kambaard / barbier
- L
- Lepele Lepel / lepelsnijder
- M
- Marteel Hamer / smid
- P
- Pael Paal / palenmaker
- Palin Paling / palingvisser
- Platea Schotel / schotelmaker
- Poste Deurpost / timmerman
- Pots Pot / pottenbakker, ketellapper
- Puls Polsstok om vis op te jagen / visser
- Q
- QuareelsTegel / tegelbakker
- R
- Riim Riem / riemenmaker
- S
- Schelkini Belletje / belleman
- Scop Schop, schep / schepper
- Scute Schuit / schipper
- Slic, sclix Modder, slik / aanbrenger of opruimer
- Sloeue, Slieve Sloof / timmerman
- Spaen, Spanekijn, Spanekine Houten lepel / lepelmaker
- Steimpel Stempel / stempelsnijder
- Strael Straal, pijl / pijlenmaker
- W
- Wacghe Waag / waagmeester
- Warmoes Groente, moeskruid / groenteboer
- Wauel(s)Wafel / wafelbakker
- Wort Wort / wortmaker